RIEK
m
m m..n.
m
W/A V:.
u m i
m
m
m
m
vm
i m p
p li
i s i
0 K
m
m
mm
m
m
m
m
m
m
i d
Alb
^^VERHAAL
DE ROEP VAN EEN MOEDER
Door G. VAN BUREN
ALS men den grintweg volgt tot „de Hoogo
brug", ziet men links „de Hooge kamo'
liggen. Vanaf de brug stuwt de beek het water
in rechte lijn op de plaats aan en verdwijnt als
het ware onder de oude saksische behuizing. Het
was of men hier, dwars door bosch en veld, een
opening had gemaakt om de boerderij wat lucnt
te geven en haar bewoners in de gelegenheid te
stellen een blik op den grintweg te werpen.
Eertijds was dat uitzicht op „de Hooge kamp" dan
ook a'zoo niet geweest.
Toen slingerde de beek, slechts half zoo breed
als nu, zich in de richting van de boerderij. Toen
bogen de oude boomen zich diep over het zacht
voortkabbelende water, toen werden de oevers
gedrapeerd met meterhooge kamperfoelie en „de
uitweg" naar „de Hooge kamp" volgde het beekje
in al zijn grillige kronkelingen. De boomen be
schaduwden beekje en weg en de weelderige
ondergroei maakte het geheel tot een stukje na
tuurschoon bij uitnemendheid. Aan het einde van
deze lustwarande zag men eensklaps „de Hooge
kamp" liggen, omgeven door een muur van
levend groen.
„De Hooge kamp" „was een onwies mooi spul"
zeiden de buurtbewoners.
En meester, die hier graag toefde, zeide dat hier
Siuyters was geïnspireerd toen hij het uitzong:
Ik kies de beemden en 't geboomt,
Daar 't versche water lieflijk stroomt,
Daar zit ik neer, om wat te rusten,
Of ga al wandelend mij verlusten.
En zie in vreugd mijns herten dan
Het schoon gebouw des hemels an.
Ja, zoo was het eertijds geweest, tot voor enkele
jaren nog, totdat de crisis kwam, de crisis, die
zooveel slachtoffers maakte en ook in deze onge
repte schoonheid met schendende hand ingreep.
Er werden objecten gezocht voor werkverschaf
fing. Men herinnerde zich dat die kronkelende
beek een belangrijke factor was voor de afvoer
van water, dat de vele bochten die afvoer niet
weinig belemmerden en toen kwamen er mannen
van de Heide-Maatschappij, later een leger werk-
loozen, „de Hooge kamp" werd vol rumoer,
maanden lang. Toen werd de rechte, breede beek
en het grootsche uitzicht geboren, toen werd „de
Hooge kamp" uit zijn beslotenheid verlost, ja Je
wazig-groene uitweg van weleer kwam vol zon
en licht, maar de lustwarande was verdwenen.
„Dat is tenminste een goede zijde van de crisis,"
zeiden de buurtbewoners, die alleen oog hadden
voor een goede waterafvoer.
Maar de meester was niet meer te bewegen één
voet op „de Hooge kamp" te zetten.
Langzamerhand was men aan dat gezicht op de
boerderij gewend en thans kwam die doorkijk
zelfs heel goed vaif pas.
Niemand van de buurt- of dorpsbewoners kon
thans den grintweg passeeren zonder een blik op
de hofstede te werpen. Ja, enkelen werden er
zelfs heen gezonden om even te kijken. „De luiken
zijn nog open," klonk het dan even later 1
Wat de reden van deze belangstelling was?
Op „de Hooge kamp" had het bevel geklonken:
„Bereidt uw huis, want gij zult sterven"^
Janna Vermeer, of liever gezegd „de vrouw van
„de Hooge kamp"" lag op haar ziekbed en dat
zou, menschelijkerwijs gesproken, haar sterfbed
worden.
Geen bijzonder ziektegeval hield de belangstelling
gaande. De leeftijd, van de zeer sterken had zij
bereikt, ziekte of ongeval was haar vreemd ge
bleven, armoede had zü niet gekend en thans
wist zij zich omringd door liefhebbende kinderen.
Haar schoonzoon, thans op de boerderij, trad ge
heel in de voetstappen van haar overleden man.
Ook kwam de dood hier niet als een koning der
verschrikking. Haar leven was een leven van
teere godsvrucht geweest, haar sterven kon haar
slechts gewin zijn. En de dominee had Zondag
morgen de gevoelens van de gemeente vertolkt,
toen hij bad om „een ruime ingang voor deze
moeder in Israël".
Een moeder in Israël!
Daar lag de oorsprong van alle belangstelling!
Janne van „de Hooge kamp" was de drempel
der verdwijning genaderd, althans wat haar
lichaam betrof en heel de gemeente vertoefde in
den geest aan haar sterfbed.
Zelfs de meester zocht „de Hooge kamp" weer op.
En dan was er nog een bijzondere reden, waarom
men heenblikte naar „de Hooge kamp", althan3
wat de ouderen betrof.
Als straks de familie zich zou scharen om haar
sterfbed, dan zou er één worden gemist. Eén. de
jongste, die jaren reeds weg was, die de ouderen
zich slechts vaag herinnerden. Dat gemis had in
dertijd een donkere schaduw geworpen over het
sterfbed van haar man en hoe zou het thans gaar?
Zeker, er werd nimmer over den afwezige ge
sproken, de kleinkinderen wisten zelfs niet dat
er nog een Albert Vermeer bestond. Maar dat het
moeilijk voor Janna zou worden, dat begreep men.
Zou één, die zóó kon liefhebben, haar eigen kind
vergeten?
Toen de boer van 't Goorhuus den grintweg pas
seerde, blikte hij eveneens naar „de Hooge kamp".
Meer echter uit gewoonte. Haast nog beter dan de
eigen familie wist hij hoe het daar gesteld was.
Toen zijn arbeider vanmorgen in de vroegte op do
boerderij kwam, was hij eerst al op „de Hooge
kamp" geweest. Vóór acht uur had hy de vrouw
zelf nog bezocht. Hij wist, dat het einde daar
naderde en dat het gemis van Albert zich nu
deed gevoelen, ja, meer nog dan toen de boer
van „de Hooge kamp" heenging.
De boer van 't Goorhuus was op „de HoogQ
kamp als kind in huic.
Hij was van denze'.fden leeftijd als Albert, samen
hadden ze school gegaan, doch later waren hun
wegen uiteen geloopen. Dat was geweest toen
Albert zich meer en meer overgaf aan spel en
drank. Toen waren de conflicten op „de Hoogo
kamp" gekomen, hadden zich onrustbarend ver
menigvuldigd, totdat Albert van „de Hooge kamp"
uit het dorp was verdwenen en er nimmermeer
een voet had gezet, ondanks al die jaren. Albert
had niets meer van zich laten hooren, maar de
boer van 't Goorhuus wist dat hij nog leefde cn
nog in het land was. Als wethouder kwam hij
veel op 't gemeentehuis en zoo wist hij dat, niet
lang geleden, daar nog een geboorte-extract voor
A'bert was aangevraagd.
Deze dingen overdacht hij toen hij in de richting
van het dorp reed.
Gisterenavond was hij onverwacht in de zieken
kamer op „de Hooge kamp" gekomen. In één oog
opslag had "-hij toen het groote verdriet gezien.
Zacht had hij toen gevraagd: „Jannameu, is het
om Albert"? Ja, het was om Albert! Met horten
en stooten had Jannameu verteld. Nimmer was
er over Albert gesproken, al die jaren lang.
Maar er was geen dag voorbij gegaan of zij had
aan hem gedacht, had voor hem gebeden. Zij
had hem nog zoo graag gezien voor zij heenging,
had er om gebeden en nu viel het haar zoo moei
lijk om te zeggen: „Uw wil geschiede". „Heb ilc
teveel gevraagd, Gait Jan?" had Jannameu ge
klaagd.
En de boer van 't Goorhuus, die ook ouderling
was ,had tal van woorden zien voorbijtrekken.
Een kind van zooveel gebeden kan niet verloren
gaan. Zijn arm is nog onverkort. God is niet al'een
een Hoorder maar ook een Verhoorder der ge
beden. Maar Gait Jan van 't Goorhuus had ge
zwegen. Samen hadden ze daar gezeten met het
groote verdriet en thans hoorde hij nog de klaag
stem: „Heb ik teveel gevraagd, Gait Jan?"
Bij zijn thuiskomst had zijn vrouw gerept van de
radio. Als ze hem eens rondriepen. Daarvoor was
hij thans onderweg, dat wilde hij bespreken met
den Burgemeester.
„Aan Albert Vermeer, nader adres onbekend,
wordt medegedeeld dat zijn moeder stervende is.
Overkomst dringend gewenscht. Het bericht w*.s
onderteekend door den Burgemeester van Oud
doorn."
Toen men den naam van het dorp hoorde, keken
de bewoners verrast op en luisterden intens naar
de herhaling van den omroeper. Liet „de vrouw
van de Hooge kamp" zich geen Vermeer schrie-
ven? Ja, dat zou de jongste van "de Hooge kamp"
in haar slaapkamers rustend doorge
bracht, om 's avonds geen vermoeide
oogen of betrokken gelaat te krijgen
en ten slotte in haar zetels te hangen
als een verlepte roos in een vaasje.
De zoon van den generaal studeert
economie. Zijn levenstaak wil hy vin
den in de politiek, of nog liever op een
vas'e zetel in een Departement. Dat
Hij spreekt welverzekerd en beslist.
„Dat slap en e'lendig défaitisme is ge
lukkig van de baan. De nationale op
leving dringt door tot alle lagen der
bevolking."
Deze woorden treffen het hart der
militairen. Een goedige oude buldog
met vergenoegd gezicht draait voor
zichtig zijn dikke hals in den stijven
gouden kraag en keert zich glim
lachend naar den spreker. Hij is ma
joor, doch hoopt nog flauwtjes op den
generaalsrang. Zijn soldaten noemen
hem De Zeehond.
Een collega van ge'ijken rang, doch
veel jonger en met een bijnaam, die
lang niet zoo gemoedelijk klinkt, bromt
met zwaren stem: „Ik zou dat slag
volk wel eens in mijn knuisten wil
len hebben."
Ieder die het hoort is overtuigd, dat
de positie van dat slag niet benijdbaar
zou zijn.
„De geest onder de soldaten is niet zoo
slecht," zegt een kapitein, een veerti
ger. „maar de opruiers doen het hem.
Eén man kan een heele compagnie
aansteken."
„Er zijn er wel, die zich niet laten
aansteken," antwoordt een col'ega. „Op
mijn compagnie heb ik wel standvas
tige kerels. Het zijn christelijke lui.
„Zoo gaat het in de burgermaatschap
pij ook," vervolgt een heer in civiel.
Hij is papierwarenfabrikant. ..Bij mij
op de fabriek zijn de christelyken al
tijd het handelbaarst."
„Ik ben heelemaal niet christelyk,"
verkondigt de majoor, wiens bijnaam
verzwegen wordt, „en de principes van
64
het christendom acht ik voor onze ver
lichte tijd absoluut onhoudbaar, maar
toch zie ik in de christelijkheid van
die gewone menschen iets heel nuttigs.
Zelden zijn ze onhande'baar. Zoodoen
de is die christelijke groep een steun
pilaar voor het leger en voor de be
staande maatschappij."
Er zit ook een jonge dokter
De vorige dokter ter standplaats van
notaris Van Ooven was een bejaarde
man. Alle volwassenen en bijna ieder
kind kende hem. De helft der bewo
ners zijn met hulp van zijn handen
geboren, twee geslachten na elkaar. En
van wel drie generaties heeft hij de
dooden geschouwd. Ten slotte is hij
zelf gestorven.
Toen heeft een dankbaar volk een ge-
denkteeken op zijn graf geplaatst.
En zijn praktijk, voor'oopig waarge
nomen door bevriende collega's, is per
advertentie ter overname aangeboden.
Zijn opvolger is deze pas-afgestudeer
de doctorandus. Hij had relaties met
de familie Van Lode. Dit gaf den door
slag bij het besluit tot overname. Ert
als vriend van den huize is hij aan
wezig bij het souper ter eere van
Kareis promotie en verloving. Hij
luistert rustig naar de gesprekken en
hoort er niets opvallends in. Zijn op
voeding leerde hem de positieve op
vatting omtrent Schrift en belijdenis.
Zijn inzichten zijn daar op gebouwd,
zijn levensbeschouwing is van jongs
af gevestigd. Dat de christelijke groep
in dit gezelschap wordt aangeduid a's
een steunpilaar van het leger en de
maatschappij, streelt hem als een per
soon] yke lofspraak.
„Wat denkt u van de Nationaal Socia
listische Beweging?"
Het is de jubilaris in eigen persoon,
die deze vraag deponeert in de kring
van het gezelschap.
„En van Nationaal Herstel?" vult een
ander aan.
„Die N.S.B. vertrouw ik niet."
„Waarom niet? Het is hoog tijd, dat
het volk of wat zich het volk nopmt,
eens wat minder praats krijgt. Zijn
wij, beroepsofficieren, altijd niet be
schouwd als een soort parasieten? Is
mij niet meer dan eens het sche'd-
woord Landopvreter nageschreeuwd?"
De belangstelling klimt. Toch is er
een voorzichtig afwachten.
Nu mengt zich de jonge dokter in 't
gesprek.
„Het gaat niet om de positie van mili
tairen of burgers, maar om het natio
naal bestaan. En dat niet alleen naar
buiten, maar ook van binnen. Is t'.e
kerk veilig bij de N.S.B.? En de jeugd?
Het onderwijs?
Charles van Ooven zit er ook. En de
oude heer en mevrouw Van Lode tot
Ravenhof, de ouders van Jonkhesr
Karei. Ze hebben een "plaats der eere,
maar de gesprekken gaan vrijwel langs
hen heen. De gastheer wil zijn voor
naams e gasten meer in 't middelpunt
brengen en richt zich juist tot den he*r
Van Lode, als de stem van Charles
klinkt.
Char'es heeft maar half geluisteri.
Zijn gedachten zijn een oogenblik
vastgehouden door de woorden van
den majoor. Steunpilaar van het leger
en van de bestaande maatschappij. Is
dat alles? Gij zijt het licht der wereld,
las hij vanmiddag in den Bijbel. En
ook: Gij zijt het zout der aarde. We
reld en aarde. Hij denkt wéér: wereld
en aarde. Is Christus' Gemeente het
schijnend licht, dat de wereld bewaart
voor verdwalen en het zout, dat het
bederf op aarde afweert? Of alleen een
steunpaal van het leger en de be
staande maatschappij? Tweederangs
hu'pdienst?
De woorden van den dokter hebben
hem wakker geroepen. „De kerk7"
vraagt hij, „de kerk? Het nationalisme
overstroomt de wereld, en de kerk
wordt meegezogen. Zondag hoorde ik
een predikant in zijn nagebed danken
voor de nationale opwaking en ik ver
wachtte onmiddellijk daarop de bede
om een geestelijke opwekking, die vol
gen mocht, maar dat gebed bleef ach
terwege. De geest van den tijd geeft
den toon aan en de goden dezer eeuw
hebben de leiding."
„Wie bedoelt u met de goden dezer
„Mercurius, Mammon, steenkool, staal
en petroleum. En hun oppergod i3
Mars."
Aller dbgen richten zich op den zon
derling, die zoo onverwacht een dis
sonant laat hooren in dit harmoniëo-
rend gezelschap van uitsluitend wel
denkende menschen.
De hoofden der ouderen fronsen zich,
de blik der jongeren is vragend oC
teekent spot.
De gastheer maakt gebruik van do
stilte en keert zich opnieuw tot den
heer Van Lode, die rustig in een laag
stoeltje zit, rechterarm en hand losies
op de leuning. Zijn vrouw zit naast
hem, twee flinke welverzorgde men
schen ,hij bejaard, zij wat jonger.
„U doet zeker niet mee met den ko
menden oorlog, meneer Van Lode?"
Mevrouw schrikt. De komende oorlog?
„Neen, dat laat ik over aan mijn
Het gezelschap glimlacht goedkeurend.
„Uw oudste zoon is al goed op weg.
Zijn eerste promotie is vroeg afgeko
men," prijst de gastheer.
„En daarbij verloofd met een jonge
dame van zoo illustre familie!" com
plimenteert de kolonel terug.
„Hoe gaat het uw jongsten zoon, me
vrouw? Hij is immers ongesteld ge
weest?"
„Dat is gelukkig weer in orde, mijn
heer Van Waldermondt," knikt me
vrouw met haar liefste glimlach, maar
haar hart bonst. Haar zoon! Oorlog!
„Ja," vervolgt de kolonel, „die is weer
in orde. Volgend jaar kan hij zijn mi
litaire loopbaan beginnen. Hij wordt
officier, zooals u weet."
(Wordt vervolgd/.
Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpenboomstraat 6,
Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres.
Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint.
Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk
S dagen na plaatsing.
CORRESPONDENTIE
B. L. te R., A. R. te L. e.a. heb ik per brief ge
antwoord, voor zoover dit moge'ijk was. Over
oplossingen wordt geen correspondentie gevoerd.
J. L. te H. e.a. Vraagstuk no. 2 is inderdaad re
mise. De oplossing kan dus zoo worden ingezon
den en wordt als correct aangenomen.
BEKERWEDSTRIJD
Oplossingen kunnen worden ingezonden uiterlijk
16 Februari a.s.
Daarna binengekomen worden ze niet meer ge
accepteerd.
J. H. te R. Vraagstuk no. 992 is volgens inzender
A. v. Dommelen incorrect daar het volgende even
eens wint: 38—33, 4540, 33—29, 35X3. Indien
zwart de dam afneemt volgt (2227), 4843 en
wint een 2e schijf en de partij.
Klinkenberg, Leiden. Beker reeds afgezonden?
D .v. d. P. te G. Kan niet geplaatst worden.
UIT ONZEN LEZERSKRING
VRAAGSTUK no. 1006
Auteur: H. N. J. Winter, Madioen
L^p
p
j
ii i§
3 S
S P
B
ill
ff ff ff
B
46
47
48
49
5U
~wart: 6—10, 13, 16, 20, 24, 30, 35—37.
Wit: 21—23, 27—29, 33, 39, 45, 47—49.
Wie kan ons helpen aan de oplossing van dit
vraagstuk? Wij zijn deze kwijtgeraakt.
VRAAGSTUK no. 1007
Auteur: D. D o u w e s, Utrecht
12 3 4 5
0 Cl B S
g S i
'AU.
46 47 48 49 50
Zwart: 9—13, 15, 18, 19. 23, 24, 30, 40.
Wit: 21, 25, 31—34, 38, 39, 45, 47, 48, 50.
VRAAGSTUK no. 1008
Auteur: J. H o f w e g en Rotterdam
2
ma m<.
Lwart: 6, 8, 10, 19, 21—25, 27, 29.
Wit: 16, 30, 33, 35, 37—40, 44, 45, 50.
Koolhoven F.K. 46 (Zit het artikel over luchtvaart op biz. 66)
VRAAGSTUK no. 1009
Auteur A. van Dommel en, Rotterdam
1 2 3 4 5
nn
t/m
8
8
m
m
s
p
8
8É
P
Si S
S
8 lü
8 8
Q'
§f§ §gf
77#//,
51
S
46 47
üf
48
fl
49
50
-wart: 2, 7, 8, 9, 12, 13, 15, 18—20, 25.
Wit: 24, 27, 28, 30, 32—34, 38, 43, 47, 50.
VRAAGSTUK no. 1010
Auteur: K. Chattelon Abbekerk
m m, H
j*/
Zwart: 4. 8, 9, 14, 15, 18, 20, 23, 27, 31, 35.
Wit: 25, 29, 33, 34, 36, 38—40, 47, 48, 50.
(Uit: Westfriesch Dammers-weekblad, Januari '38)
VRAAGSTUK no. 1011
Auteur: L. Te van, Amiens
Uit: „La Grognard" (2-l-'38)
IS
n
3
«8
B
P
B
B
I
i
13
BH
s
Li
i
B
S
uil
i
8
Ui
46 47 48 49 50
Zwart: 7, 15, 1820, 25, 37.
Wti: 28, 30, 34, 39, 40, 45, 47.
Ziehier een serie aardige vraagstukken. Ditmaal
is aan het oplossen geen prijs verbonden, doch ik
hoop, dat de „keurbende" tóch zal inzenden!
BOVEN-HARDiNKVEU*
ten dienste van de lezers der vijf
samenwerkende Christelijke Dagbladen
WIE helpt ons aan: Pleines Ufa Nr 5, 39, 107v
164, 176, 178, 182, 186, 188, 189, 200, 207,
255, 261, 275, 276, 282, 288, 297, 305. 311.
Klaverblad, Leven der Zee: No. 127.
Dobbelman, Japan: No. 1, 3, 7.
Riem-Vis: 78, 93, 188 t/m. 196, 200 t/m 253, 257,
259 t/m. 270, 272 t/m. 277.
Nu volgen de voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 ct.
(aan postzegels).
Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
Van éér soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pt. per maand aangevraagd
worden.
Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij
ven tot een volgende zending.
Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door
de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken.
Vraagt U van een album speciale nummers,
dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer.
Verkade Klaverblad, van Houten, Wascholine,
Coelingh, Patria, Pette nemen we niet meer
aan.
Wil s.' .p. gratis ruilformulier zenden aan:
Woonplaats:
Naam:
Adres'
Datum:
De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe
lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4,
H-O 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holi. Zw.
Vecgsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok-
zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4,
Patria deel I 10, deel II 15, Pette 6, Pleines 3 Rade-
maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine 2.
Wie helpt aan: v. Rossum, Ark beschuitbons, Kwat
ta winkelierstrooken, Haas en van Brero, OranjD
Stamboom bons.
Verder temen we aan: Pleines duifmerken, Sodex
bcr.s, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys,
Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand,
Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van
Sickesz, Pax.
CORRESPONDENTIE:
Mej. A. V. te Vlaardingen. 47 Everlasting gen.
Mej. A. v. O. te Gouda. We zullen 80 geldige
bonnetjes zenden.
A. d. O. te Oegstgeest. 32 Rivieren genoteerd.
C. J. K. te den Haag. Van Bloemen in onzen
tuin en Texel volgen nog enkele platen.
Mevr. L. B.-N. te Lisse. Ill D.E. genoteerd. Vim
bonnen zijn zeer welkom a 20 punt per stuk.
Mej. M. K. te Scheveningen. U was juist aan de
beurt.
Mej. S .L. te Oud-Beierland. Te goed 564 pt.
Voor Waar wij wonen, zie art. 8. Wat wilt u
terug? De s'agzin is gezonden.
M. F. te Loosduinen. Dank u!
Postadres:
DE RUILBEURS, HARDINXVELD
.GD