SCHRIFT HARTEN UIT HET LEVEN VAN NAPOLEON TOEN Napoleon op St. Helena gevangen zat, heeft hij door graaf de Las Cases zijn herin neringen op schrift laten stellen. Daaraan hebben we 't te danken, dat ook menig aardig voorvalletje uit 't leven van den machtigen keizer bekend gé worden is. De keizer aldus verhaalt de graaf in zijn „Her inneringen" hie'd er van zich onder de Parijse bevolking te begeven, nagenoeg in zijn eentje, dij kwam dan op de marktplaatsen, door de voorste den, de bevolktste wijken der hoofdstad en trachtte uit te vissen hoe de mensen over zijn regering dachten. Op zekere dag bezocht de vorst de „hallen" van Parijs, de overdekte loodsen, waar de levensmiddelen worden aangevoerd. Daar werd hij aangeklampt door 'n groentevrouw, die niet be paald op haar mondje bleek gevallen. „Sire" zei ze „wanneer gaat U nou eindelijk de vrede sluiten?" „Moedertje, verkoop jij je groenten nou maar en laat mij mijn zaken doen; ieder z'n meug!" ant woordde Napoleon en hij had de lachers uit de hele kring op zijn hand! 'n Andere keer wande'de de soldaten-keizer door de drukke voorstad Sint Antonius. 'n Ontzaggelijke menigte drong, rumoerde, ruziede om den vorst „Gaan de zaken echt zo slecht?" verstoutte zich iemand uit de hoop te vragen. „Ik zou niet durven beweren, dat ze er schitterend voorstaan!" antwoordde Napoleon. „Maar wat staat ons dan te wachten?" „Ja, kijk eens hier, als ik geen hulp krijg, zal Ie vijand misschien Frankrijk binnen dringen. Ik heb óók geen millioen armen! Ik kan óók niet alles in m'n eentje doen!" ONS PRINSESJE OP DE ARMEN VAN HAAR VADER De mooie jurk, die het Prinsesje hier aan heejt, werd vroeger al door zes andere Prinsesjes gedra gen. Deze jurk moet dus al heel oud z\jn. „Maar wij zullen u wel bijstaan!" riepen talrijke stemmen. „Dat verandert! Dan zal ik den vijand nog wel tot staan kunnen brengen en onze eer behouden!" „Maar wat moeten wij dan doen?" „Dienst nemen bij het leger en vechten!" „Dat zal wel gaan, maar we stellen eerst enkele voorwaarden!" „Noem op!" „We trekken vast niet over de grens!" „Accoord!" „En we willen alleen maar in de keizerlijke garde dienen Keizer Napoleon DE EERSTE FOTO'S VAN PRINSES BEATRIX Natuurlijk heb je die al lang gezien. In onze krant van Maandag werden ze alle afgedrukt. En reken maar dat die foto's bekeken zijn! Door vaders en moeders, door broers en zusters, maar ook door alle jongens en meisjes. Toch zullen jullie 't wel leuk vinden in je eigen Kinderkrant ook een paar van deze leuke foto's te zien. Vele jongens en meisjes bewaren hun Zondagsblad trouw. Aan 't einde van de jaargang laten ze dan alle nummers inbinden. En dan hebben ze een prachtig boek. Ik ken een meisje, dat al drie jaargangen heeft en op dat'bezit wat trots is. En nu is 't zo heel aardig later de eerste foto's van ons Prinsesje nog eens te kunnen bekijken. Daarom neem ik ze hier op. „Dik in orde!" Onmiddellijk kwamen papier en schrijfgereedschap voor de dag en werden er twee duizend nieuwe leden voor de garde ingeschreven! Onder 'n ge weldig spektakel bereikte Napoleon het paleis der Tuileriën (afgebrand in 1871). De schildwachten dachten minstens, dat er 'n opstand uitgebroken was en sloten onverwijld de hekken achter den keizer. Tijdens een boottocht op de Rijn gebruikte de keizer, vergezeld van Marie Louise, zijn gemalin, een ontbijt in het boerderijtje van een landbouwer. De vorst liet den eenvoudigen man bij zich aan tafel komen en gaf hem verlof zijn liefste wensen kenbaar te maken. Ja, maar dat durfde het boertje nou toch heus niet. Dat leek hem al heel erg on bescheiden. Napoleon schonk hem 'n paar glazen wijn in en eindelijk kwam het boertje met zijn wensen voor de dag. Ze werden keurig opgeschre ven en alle vervuld! Dit grapje kwam den keizer op drieduizend gulden te staan! Ook in Holland heeft iets dergelijks plaats gevon den in de jaren der inlijving (18101813), wanneer precies vertelt Las Cases niet. Napoleon nam deel aan 'n zeilpartijtje en begon een gesprek met den man aan het roer. „Wat zou je schip wel kosten?" vroeg hy belang stellend. „Je schip? Het is geen eens van my! Was dat maar waar, dan was ik goed af?" „Nou, dan geef ik het je cadeau!" antwoordde de keizer. De man aan het roer bleef echter heel kalm verder sturen .„Men hield zijn kille onverschilligheid voor de natuurlijke onaandoenlijkheid van het land..". Maar dat was het nu eens niet, al hebben wij, Nederlanders, weinig uitbundigs over ons. Want de schipper redeneerde: „Dat is me 't cadeautje wèl! Hij kan makkelijk zeggen, dat de schuit van mij is. Het schip is toch zeker niet van hèm?" Toen den keizer dit ter ore kwam, stuurde hij da delijk generaal Duroc (gesneuveld in 1813) naar den eigenaar var. het jacht om het te kopen. Pas toen de schipper de kwitantie in handen had, ge loofde hy in zijn buitenkansje. Zijn vreugde steeg tot verrukking, hij deed gekke dingen van blijdschap! „Zo ziet men" knoopte de keizer aan dit voorval vast „dat de verlangens der mensen niet zo bui tensporig zijn als men wel eens gelooft en dat het gemakkelijker is hen gelukkig te maken dan in het algemeen wordt verondersteld!" 'n Andere keer, kort na zijn kroning tot koning over Italië, bezocht Napoleon de omstreken van Lyon, waar hij in zijn eentje de Tarare-berg be steeg. Daar stootte hij op een grote menigte, die hoopte den keizer te kunnen begroeten. „Wel moedertje, waarom sta jij hier te wachten?" vroeg de vorst. „Wel, de keizer komt hier immers voorby!" „De Keizer? En daarvoor sta je hier? Den dwinge land Lodewijk XVI hebben jullie onthoofd en een anderen tyran ervoor geruild: Napoleon! wat schiet je daar mee op?" „Toch is er veel verschil, meneer!" zei het be daagde vrouwtje. „Die Lodewijk XVI was alleen maar koning voor de deftigheid; wij hadden hem niet gekozen! Maar Napoleon is een volkskeizer, 70 DE GOUDEN LIJN Ik, uw knecht, nu vrees den Heere van mijne jonkheid af. 1 Koningen 18 12b. ZIEDAAR wat de vrome Obadja aangaande zich zelf tot den Profeet Elia zegt, wanneer deze hem opdraagt om den goddeloozen koning Achab mede te dcelen, waar hij den Profeet kon vinden, tegen wien de koning vertoond was, om dat hij hem voor een beroerder Israels hield. Obadja reikt zich zelf dit schoon getuigenis met uit om eigen lof te zingen. Hij heeft er alleen het belang van 's Heeren Koninkrijk bij op het oog, zooals men dit in den Bijbel na kan lezen. Wij kunnen deze bijzonderheden laten rusten. Het is ons ditmaal alleen te doen om de Godsvrucht van Obadja, die zijn gansche leven geduurd heejt, hoewel het booze tijden waren, die zeer velen tot afval van den levenden God verleidden. Obadja hield onder alle verzoekingen echter stand, óók toen hij in 's konings eigen Paleis tot een aan zienlijken dienst geroepen werd. Het goddelooze milieu waarin hij zich aan het hof bevond, werkte niet mee, maar tegen om hem in 't geloof te doen volharden. In weerwil van die ongunstige om standigheden is hij bewaard gebleven bij de vreeze des Heeren. En dit is mede toe te schrij ven aan het vrij zeldzame feit, dat hij den Heere van de jonkheid af gediend had. Vroege Godsvrucht is een onschatbare zegen, in dien zij door de jaren heen volgehouden wordt, en zich niet laat breken en wegspoelen door den stroom des ongeloofs, die in de wereld meestal de overhand heeft. Bij de Engelsche marine loopt een roode draad door eiken kabel, die op de schepen gebruikt wordt. Ingeval van diefstal wordt de kabel terstond herkend aan den rooden draad, die over de gelieele lengte zichtbaar is. En zoo moet de gouden lijn der genade door de gansche lengte van ons leven loopen, van de prille jeugd aan tot aan den ouderdom toe,het vormt dan een gesloten eenheid, één onverbrekelijk geheel, een schoon en sterk leven. In tal van levens ontbreekt de gouden lijn geheel en al. Er is dan ook geen samenhangende eenheid in. 't*Zijn levens, die niet door één bepaald be ginsel beheerscht worden, zij zijn uit brokstukken van allerlei aard te zamen geflanst, al naar het valt: een beetje pret, een beetje verstrooiing, een beetje werk, soms ook dager, van droefheid en rouw. Maar al die ervaringen worden niet door één heilige gedachte gedragen. Zij staan los naast elkaar. Het leven is een optelsom van willekeurige gebeurtenissen: een veelheid, waarin alle éénheid ontbreekt, een levenslijn van stippels of strepen, inplaats van een doorgetrokken lijn, waarin Gods hand op alle punten te ontdekken is. Zulke levens zijn uiteraard zwak. Zij kunnen geen weer stand aan de vijandige machten bieden, die zich telkens voordoen, zij vormen geen soliede geheel. Eenigszins anders ts het gesteld, wanneer de vreeze des Heeren er na jaren van beginselloos heid als een heerschende en leidende macht op later leeftijd binnengetreden is. Wij spreken dan van een late bekeering, waarvoor wij den Heere óók te prijzen hebben. Het is immers een verras sende zegen, dat een mensch, zelfs oud geworden, toch nog wedergeboren, bekeerd en geloovig kan worden. Het aantal der geloovigen. die pas op gevorderde jaren den greep van Christus in hun ziel gevoeld hebben, is groot. Zij staan volstrekt niet op den tweeden rang. Er zijn er onder als Paulus, die door dubbelen ijver in 's Heeren dienst uitmunten, als om de verloren jaren in te halen. Desniettemin vertoont hun leven geen ongebroken eenheid: het begin was donker en onvruchtbaar in 't heilige, en het einde is den Heere en Zijn dienst toegewijd. E*rst was er de zwarte lijn der zonde. Later pas de gouden lijn der genade. Zij bevestigen de spreuk, dat het einde van een dag beter dan zijn begin kan zijn. Maar toch is het leven van een Obadja, die den Heere van der jonkheid af vreesde, veel rijker en schooner, het vertoont van den aanvang tot het einde één gouden lijn, die alle dagen, maanden, jaren saam- bindt, en aan alle perioden een stillen goudglans verleent. Ongetwijfeld is het een zonderlinge beschikking van Gods genade, dat de Heere den mensch óók vergunt op zijn altaar slechts de overgeschoten levensbrokken als een welbehagelijke offerande néér te leggen. Maar begeerlijker is het niettemin het volle leven aan zijn dienst te mogen wijden. Het Hosanna, dat de kindermond Christus toe zingt onder het zwaaien met palmtakken, ontroert het diepst. Uit den mond van zulke kinderen grondvest God sterkte. Een geheel leven, door weven met de vreeze des Heeren, geeft het schoonste en helderste geluid van zich. 't Is als een klok, die uit één gietsel gegoten is, en met bezielenden klank Gods lof en heerlijkheid uit zingt. Voor ouders en opvoeders der jeugd ligt in Obad- ja's geschiedenis een wenk om de kinderen van jongsaf te gewennen aan de vreeze des Heeren. Zij kunnen ze niet bekeeren, de Heere kan dit alleen, maar zij kunnen ze wel, evenals die Moe ders uit het Evangelie reeds vroeg met Jezus in contact brengen, Hem biddend, dat Hij hen „aan raken" moge,de lichtste aanraking met zijn liefderijke hand laat altoos iets achter, dat zegen aanbrengt. In dien weg zullen zij geheiligde, sterke levens kweeken, die tegen vele schokken bestand zijn, e:i niet voor de eerste de beste verzoeking bezwijken. Levens, die, van stille Godsvrucht doorademd en bezield, een krachtig geheel vormen, waardoor veel meer te bereiken is, dan met levens, die uit ongelijksoortige lappen saamgelapt zijn, en, o, zoo gemakkelijk in flarden gescheurd worden. Obadja's voorbeeld is hier leerzaam. Hoe is het mogelijkdat deze man, die van jongs- aan den Heere van harte gevreesd en gediend had, een verantwoordelijk ambt in het paleis van een goddeloos koning als Achab bekleedde? Hij was er hofmeester, die over al het koninklijk bezit ge steld was. Hij heeft dien hoogen post zeker niet „om" zijn vroomheid, maar „ondanks" zijn vroom heid verworven. Klaarblijkelijk had dit sterke leven 's konings algeheele vertrouwen gewonnen, 't Was een onbedoelde hulde aan de Godsvrucht van Obadja. De overtuiging sprak er uit, dat we trouw is en door alles heer. blijft aan den levenden God, óók een onwankelbare trouw aan zijn aardschen heer zal bewijzen God eert die Hem eeren! Wij zien ook thans nog de godvruchtigen telkens tot hooge positie verheven worden: wie nedenq voor Hem knielt, wordt heel vaak door Hem uit het stof verhoogd en naast Prinsen en wereta- grooten geplaatst, om daar zijn Naam te belijden. Obadja deed dit laatste ook. Hij verloochende zijn geloof niet, toen hij aan 't Hof was. Hij verborg zelfs honderd Profeten van den éénig waarach- tigen God in een spelonk en spijzigde ze van zijn eigen tafel, toen de dagen voor de Godvreezendcii zoo boos waren. Hij was een trouw dienaar van den afgodischen koning.en daarbij een steun pilaar van het Koninkrijk Gods. Het zij ons aller bede, dat ook ónze kinderen van der jonkheid af aldus den Heere mogen vreezen, en bovenal dat het jonge Prinsenkindeke zoo moge opgroeien tut heil des volks èn ter verheerlijking Gods! Korte inhoud van het voorgaande Op het landgoed „Licht en Schaduw" woont Jonkheer van Lode tot Ravenhof, gepension- neerd koltfnel van het Neder- landsche leger, met zijn vrouw zijn zoon Karei, die officier is en zijn dochter Lucie, die ver liefd is op Charles van Ooven, een notaris-zoon. Ook Johan de jongste zoon, moet officier worden. Zijn moeder heeft echter liever, dat hij een ander beroep kiest. Het gaat den laatsten tijd niet goed met Johan. Hij wordt som ber en lusteloos. Het onderzoen van dokter en psychiater levert niets op. Als Charles van Ooven en Lucie zijn getrouwdgaat Johan bij hen logeeren. Tijdens een wandeling met Charles be kent Johan hem, dat hij steeds achtervolgd wordt door de angst dat hij sterven zal. G) „X A /AAROM denk je, dat je ster- V V ven zult, als je niet ziek bent? De dokter heeft tweemaal geconsta teerd, dat er niets bij je hapert." „Wat baat dat? Het gebeurt toch. .Vroeg of laat gebeurt het. Enne.... wat dan? Daar ben ik zoo bang voor." „Heb je bijzondere reden om bang te zijn?" „Bijzondere reden? Nee, dat niet. Maar ik ben toch een zondaar. Dat hoor ik overal." Nu begrijpt Charles. Het is de schrik des Heeren. Angst voor eeuwigheid en oordeel. Hier is werk voor hem. Hy moet immers getuigen! „Ik ben blij, dat je 't me zegt, Johan. Hetzelfde, wat jij nu doormaakt, heb ik ook doorgemaakt. Precies hetzelfde. Zoo bang als jij nu bent, ben ik ook geweest." Geïnteresseerd kijkt Johan op. Dit woord doet zijn verdorde belangstel ling weer opleven. „Jij ook?" „Ik ook. Net als jij. Maar ik ben er van genezen en ik zal jou ook den weg wijzen." Verwachtend kijkt Johan hem aan Charles gaat verder. Hij vertelt van zichzelf. Van zijn vrees, zijn angst voor het oordeel, zijn zoeken, hopen en weer wanhopen. Ook van de rijkdom, gevonden in het Evangelie. De heer lijke woorden van Christus, de ryke beloften. Die in den Zoon gelooft, he°ft het eeuwige leven. Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. „Bid God en lees op vaste tyden de Schrift, iederen morgen en iedere a middag". „Ik ben zoo moe, ik kan niet meer. Ik heb al zoo veel gepiekerd." „Je moet niet piekeren, je moet Gods beloften gelooven en gevolg geven aan zijn noodiging: Komt herwaarts tot Mij, die vermoeid en belast zyt. Jij bent vermoeid en belast. Lees de Evangeliën van Mattheus en Johannes. Begin daar dadelijk mee. Niet pieke ren. Dat baat niets." Ze praten nog langer. Johan kan het niet gelooven. Het is te mooi en te eenvoudig. En toch is het zoo. Het is hem een openbaring. Hij ziet weer toekomst. Hij krijgt weer hoop. Hij zal Charles' raad opvolgen. Zijn gemoed is kilogrammen lichter. Ze gaan theedrinken op „Licht en Schaduw". Johan is vermoeid en bleek, maar toont belangstelling voor de ge sprekken. A's ze weg zijn, zegt mama: „Ik ge loof, dat het met Johan beter gaat, maar hij moet zich vooral flink voeden." IX Generaal Baron van Waldermondt d'Al- cino bewoont een deftig heerenhins aan een der breede lanen in een bui tenwijk van de Residentie. Het huis is feestelijk verlicht. De schuifdeuren van suite en serre staan open. Tientallen bloemstukken op le grond, op tafels en schoorsteenmantels, palmen en bloeiende planten verande ren de benedenruimte in een feestzaal. Een lange tafel staat gedekt met schit tering van kristal en zilver, vleesch - en vischcouverts, wijnglazen in verschil lende kleur en vorm, voor Rijnwijn by de visch, Bordeaux bij vleesch en ge vogelte, zoete Grieksche en Spaansche wijnen voor de dames en wijde boka len geslepen kristal op hooge voet voor Champagne, als straks by het dessert toast en toespraak trachten zullen, de geesten te doen fonkelen als de wijn. Geleide'ijk stroomen de gasten binnen. Jonge en schijnjonge dames, schitte rende toiletten, ontbloote halzen, ju- weelen in zilver en platina, kostbaar heden in goud. Officieren in fijn la ken, gouden kragen, onderscheidings- teekenen, rinkelende sporen. Heeren in civiel, rok, ridderorden, smettelooze fronts, aristocratische gezichten, ge soigneerde handen, gouden ringen met zegelsteen. Het middelpunt van alles is de dochter des huizes, jong, slank en vlug, don ker van oogen en blank van huid, waartegen de fijne zwarte wenkbrauw geestig afsteekt. Haar donker haar, hoewel vakkundig geonduleerd, ver toont nog hier en daar de natuurlijke neiging tot krullen, haar gezicht is overtogen met een zuidelijk waas. Het Portugeesch-Joodsch bloed, door va ders grootmoeder in de familie ge bracht, demonstreert zich nog in haar uiterlijk. Ze viert vandaag haar verloving. Het is een dubbel feest. De jonge man, die haar hart verwierf, is officier bij de cavalerie en deze week van tweede luitenant bevorderd tot eerste. Aan het eind der nieuwe étappe zal hij rit meester zijn. Zijn naam is Jonkheer Karei van Lode tot Ravenhof. Rechts en links van het stralende paar zitten de twee families, verderaf de andere gasten. Bedaarde oude heeren bespreken do Beurs, de stand en soliditeit van bin nen- en buitenlandsche aandeelen. Men oordeelt algemeen, dat obliga- tiën solider zijn, omdat daarop niet kan worden afgeschreven en by even- tueele débacles de houder van aandee len altijd achter 't net vischt. De dames monsteren e'kaar met cri- tische blikken, verborgen achter een geforceerd lachje. Ze bewegen zien bedachtzaam, om onvoordeelige pose3 te mijden. Ze hebben den namiddag 63

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 13