VOOR DE JEUGD Het vreugdevuur van Hoogebiezen NU JUICHT HEEL HOT LAND FEESTNUMMER van 9e Vijf SamenwerEenHe ChristelijEe Dabladen blz. 15 ERGENS in Nederland ligt een dorp. Het is geen dorpje, daarvoor is het te groot. Het is ook geen stadje, daarvoor is het te klein. Pc naam van dit dorp is Hoogebiezen. Hoogebiezen is van oud tot jong zeer Oranje gezind Dat hoort ook zoo. Maar zoo is het te verklaren, dat reeds maanden, voordat de blijde gebeurtenis in het Prinselijk gezin te venvachten was, de hooge hceren van het dorp de hoofden bijeen slaken, teneinde een feestviering op touw te zetten. Hoogebiezen waardig. Ha maandenlange discussies in 1937, was ten slotte begin Januari 1938 het programma zoo goed als in kannen en kruiken. Behalve volks spelen op den middag van de groote dag zou nicn zich 's avonds vermaken met het afsteken en schitterend vuurwerk Er moest nu eens niet op een paar centen gekeken worden, pe bespreking van dit punt bracht den Notaris, de heer Secuur, secretaris der nooit benoemde feestcommissie, op een pracht-idee, dat hem in de oogeh der dorpelingen tot een genie maakte. Hij kwam op het oude, voor Hoogebiezen echter nieuwe idee, op den avond van den grooten dag een vreugdevuur van enormen omvang te ont steken. Dat zou een punt van het programma zijn, voor ieder dorpeling vermakelijk en toch zou het hoegenaamd niets kosten. ras nog niet alles. Pe lieer Secuur kreeg nog meer goede invallen. Hij stelde namelijk tevens voor het materiaal voor dit vuur door de dorpsbewoners zelf bijeen te laten brengen, op het stuk gemeentegrond, even voorbij de varkenshokken van boer Stevens. Pit voorstel vond bijval bij alle comité-leden en ook droeg het de goedkeuring van den Burge meester weg, vooral toen deze vernam dat. hij, werd uitgenoodigd, na een korte rede, het vreug- ir te ontsteken. Later werd het plan nog wat aangevuld. Precies zeven uur zou men gezamenlijk vanaf het raadhuis naar het terrein trekken, zooveel moge lijk voorzien van fakkels. 'Als een loopend vuurtje ging het verhaal door het dorp. Ieder vond het een reusachtig plan. Pat kwam natuurlijk vooral, doordat oud en jong, rijk en arm, zonder onderscheid, eraan kon meewerken. Heeds den volgenden morgen vroeg begon het lieve leven. Wie zou de eerste brandstof op het terrein deponeeren? Jan. de kruidenier dacht, dat hij het wel zou Precies half zeven 's morgens liep hij over den weg, torsend een tot de laatste draad toe ver sleten kinderstoel. Vijf zijner spruiten hadden daar gebruik van gemaakt en de jongste was al zes geweest. Nu kon het ding wel weg. Iloe verbaasd was de goede man, toen hij op het terrein reeds* een driepootige tafel en een be hoorlijk aantal kisten en planken aantrof. Ze waren hem al vóór geweest. Op den terugweg kwam Jan zijn buurman tegen, die op een kruiwagen een wrak van een leun stoel en een konijnenhok vervoerde. „Goeie morgen, buurman, ik ben al geweest", riep Jan hem al uit de verte toe. „Nou, 'k zal wel eens gaan kijken, wat jij ge bracht hebt", zei buurman en sjokte welgemoed verder. En zoo ging het maar door. Die dagen zag men bijna altijd eenige dorpelingen op weg naar de groote houtmijt. Zelfs de oudste inwoonster van het dorp, de 93- jarige Mietje, bracht haar deel. Zij offerde één barer stoven. Ook de burgemeester wilde niet achterblijven. Hij liet zijn tuinman de kerstboom brengen,* die dit jaar in zijn huis gebrand had. Maar al spoedig bleek, dat niet ieder over het noodige oordeel des onderscheids beschikte en er werd veel materiaal gebracht, dat bij verbran ding een zeer onaangename geur zou hebben verspreid. Om zooiets te voorkomen zond de Bur gemeester er veldwachter Bulders heen, die het goede van het onbruikbare scheidde en van toen af aan al wat aangebracht werd aan een nauw keurig onderzoek onderwierp. Zoo gebeurde het meermalen, dat iemand ook op den terugweg met een afgedankt stuk huisraad zeulde. Een dergelijk tafereel vormde een dank baar object voor de plaagzieke schooljeugd, die zonder het toezicht van den veldwachter en reeds ondei den invloed van hel naderende feest, soms tot bandeloosheid verviel Maar niettegenstaande dat alles werd de hoop steeds grooter. De vreemdste dingen zag men er, te veel en soms te dwaas om op te noemen. Maar dat gaf in dit geval heelemaal niets. Eindelijk was de groote dag daar. De nieuwe Oranjetelg was geboren. De vreugde in Hooge biezen was overweldigend. Op de middag van de nationale feestdag waren volksspelen gehouden en allen hadden zich vermaakt Maar met span ning zag men uit naar het hoogtepunt van den avond: het geheimzinnige vreugdevuur. Precies zeven uur waren zoo goed als alle dor pelingen voor het raadhuis aanwezig, gewapend met fakkels, die een spookachtig licht verspreid den en overal geheimzinnige schaduwen deden verschijnen. Men wachtte nog op den burgemeester, die na zijn feestrede het vuur plechtig zou ontsteken. Ha, daar was hij. „Leve de burgemeester!" riep er een en daar ging de stoet, de burgemeester voorop. Onder het zingen en roepen van „Leve de Konin gin! Leve de Prins en de Prinses!" enz. enz. werd de weg naar het terrein afgelegd. Ieder die maar ©enigszins in aanmerking kwam, kreeg een beurt. Zelfs de notaris, die het plan het eerst ge opperd had, werd niet vergeten. Alleen de burgemeester zong niet mee. Hij zei in zichzelf de met zooveel zorg en moeite samen gestelde rede nog eens op, die hij zoo dadelijk zou uitspreken. Hij als burgervader moest toch een goed figuur maken Op het terrein was door den dorpstimmerman een aardig spreekgestoelte neergezet. De burge meester beklom het met statigen tred en allen schaarden zich nu om hem heen, nieuwsgierig wat het zou worden. Veldwachter Bulders stond al klaar met een speciaal doosje lucifers bij ©en plek van de hoop, die extra met petroleum was overgoten. De bürgemeester schraapte zijn keel en het werd stil. Daar begon hij: Geachte burgers en ingezetenen van Hooge biezen. Op dezen voor heel Nederland zoo blijden dag, nu aan den ouden Oranjestam weer nieuw leven is ontsproten, is het voor mij, als Uw burgemeester een groote eer en vreugde, zoo dadelijk de door U allen met zooveel liefde en offervaardigheid bijeengebrachte stapel te mo gen ontsteken. Ik zal dit doen met het schoone symbool voor oogen Plotseling hield de burgemeester op. Een kreet van ontzetting ontsnapte zijn mond. Verbaasd staarde de menigte hem aan. Maar spoedig begreep men wat er gebeurd was. Vanuit de hoop brandstof kwam een knetterend Herinnering aan de blijde bruidstijd; December 1936. geluid en voor men van zijn verbazing bekomen was, sloegen groote vlammen naar buiten. Hulpeloos stond daar de burgemeester op het spreekgestoelte. Wie had dat gedaan? Maar waar men ook zocht, van de daders was geen spoor te bekennen. Maar al gauw was men de schrik te boven. Dan moest het maar zonder de rede van den burge meester. Het Wilhelmus werd ingezet en weldra was de vreugde weer even groot, zoo niet grooter dan tevoren. Toen kon de teleurgestelde burgemeester niet anders doen dan zich onder zijn volk mengen en meezingen. Het ging hem echter niet van harte. Het was ook zoo heel anders gegaan dan hij verwacht had. Zoo spoedig hij de kans schoon zag, verdween hij stilletjes naar huis. Hij nam zich plechtig voor de daders, die de oorzaak waren geweest, dat hij zoo voor spot had gestaan te vangen en te straffen. Deze gepaste wraak heeft de goede burgemeester echter nooit* kunnen nemen, om de eenvoudige reden, dat de daders onvindbaar waren. Slechts twee in het dorp waren er, die er meer van wisten. Dat waren Kees van boer Stevens en Dirk van de kruidenier. Die hadden een uurtje tevoren achter de groote stapel een klein vreugdevuurtje gestookt. Dit vuur hadden de jongens blijkbaar verzuimd uit te trappen en zoo was het langzaamaan langs een uitstekende lat bij het hout voor het groote- menschen-vreugdevuur gekomen. Dit was niet weinig vergemakkelijkt, doordat de olieboer van zijn opdracht de stapel met petroleum te begie ten een ruim gebruik gemaakt had. Behalve de vaders en moeders van de twee deugnieten is niemand er ooit iets van te weten gekomen. De leugdjaren van Prinses Juliana en Prins Bernhard NU de Prinses pas de moeder is geworden van een klein kindje, is het wel aardig, iets te weten uit de tijd toen zij zelf klein was. Prinses Juliana was in haar jeugd een echte kleine guit, het „Zonneschijntje" van haar Vaaer en Moeder. Toen ze nog geen tien maanden was, kon ze op eigen benen staan. Tussen Vader en Moeder in deed Juliana haar eerste stapjes. Al spoedig volgde ook haar eerste rijtoertje. Maar ze kon niet altijd meedaar was ze nog te klein voor. zekere dag moesten de Koningin en Prins Hendrik een officiële rijtoer door Den Haag ma ken. Juliana kon nu niet mee. Dat beviel haar niet erg en op een gegeven ogen blik wist ze aan de handen van haar gouvernante te ontsnappen. Ze rende naar de brede glazen teuren bij de ingang van het paleis en drukte haar neusje tegen de ruiten. De menigte, die op het plein verzameld was.jen zo juist de Koninklijke familie had toegejuicht, ontdekte plotseling het Prinsesje voor de ruiten. Toen werd er na tuurlijk gezwaaid en gejuicht. De Prinses vond dat wel leuk en ze begon ook te lachen. De vrolijkheid nam steeds toe, en de Prinses begon te dansen van plezier. In het paleis begreep men cr niets van. De .Koningin was toch al lang weg; kiek van Juliaantje. waarom juichten die mensen dan nog. Een lakei keek eens uit het raam, maar hij kon de oorzaak van de grote vreugae niet ontdekken. Daarop liep hij naar de ingang van het Paleis en toen begreep hij het. De Prinses sprong telkens vrolijke kreten de lucht in en zwaaide met haar zakdoekje naar de mensen. De lakei maakte or echter een eind aan en nam de kleine mee naar binnen. Natuurlijk deed de Prinses, zoals alle andere kinderen, wel eens iets dat eigenlijk niet mocht Als 't haar dan verboden werd, schreide of owong niet. maar maakte dikwijls een grapje over het geval. Eens wilde ze in een hoekje van de kamer, waar in haai- Ouders be>zoek hadden, water hebben om ergens in te schenken. Dat mocht echter niet van de gouvernante. „Nee, Prinses, dat kan niet!", zei deze Doch Juliaantje hield vol; ze wou zo graag gaan morsen. Doch weer hoorde ze: „Het k&n niet en het mèg niet!" Nu begreep de Prinses wel, dat het hopeloos was en ze zocht haar troost bij een pop, aan wie ze zuchtend vertelde: „Ja, het kèn wel, maar het mèg niet". Juliana heeft altijd veel van bloemen, planten en dieren gehouden. Daarom was voor haar het jaarlijkse bezoek van de Koninklijke Familie aan Artis zo'n groot feest. Zij was gewoon de dieren zelf een naam te geven. Zo noemde zij de flamingo's „ooievaars met blote Doordat zij ieder jaar terug kwam kreeg z© lang zamerhand kennisjes onder alle dieren. Een paar jonge marmotjes kregen eigen namén van de Prinses: „Spierwitje", „Bruinoog" en „Zwart oogje". Zij kon maar niet begrijpen, dat de vissen niet praten kunnen. Zij vond het juist zulke mooie oieren en daarom was het een teleur stelling voor haar. Een ogenblikje stond ze er ernstig over na te denken en toen had ze een oplossing gevonden. „Dan praten ze zeker op een andere manier met elkaar", zei ze. De Koningin en de Prins lieten hun dochtertje zoveel mogelijk de genoegens, die ook andore kinderen hebben. Zo heeft de Prinses ook leren schaatsenrijden, op een van de bevroren Haagse grachten. Op 24 Januari 1914 was ze druk bezig zich achter een slee te oefenen, geholpen door Grootmoeder, terwijl de Koningin hara mceholde. Later verscheen ze op de banen van de Haagse IJsclub om te midden van alle mensen onopge merkt te rijden. Toen zij viel, bleek het dat men haar wel degelijk had herkend, want van alle kanten snelden mensen toe om haar overeind te helpen. Maar de Koningin hield ze allemaal tegen. „Neen, neen, zij moet zelf maar leren opstaan". En het ging best. Speelgoed had de Prinses natuurlijk in overvloed. Maar ae Koningin heeft er wel voor gezorgd, dat zij, ondanks dit alles, geen „bedorven kindje" werd. Toen de oorlog uitbrak was Juliana vijf jaar, zo dat ze cr nog niet veel van begreep. Toch merkte zij wel, dat de Koningin iets had, dat haar be zorgd maakte. Zo moet zij eens gevraagd hebben: „Waarom huilt Moeder tegenwoordig toch zo vaak?" De Koningin heeft altijd het Prinsesje zo op gevoed, dat ze zich een gewoon meisje zou voelen en niet gaan oenken, dat ze een bijzonder persoontje was. Daarom bracht St. Nicolaas haar ook jaarlijks een bezoek en kreeg zij allerlei aardige cadeautjes. Ze was daar altijd heel blij mee en beloofde elk jaar trouw voortaan heel zoet te zijn. Ook het Kerstfeest was een hoogtepunt in haar leven. De Koningin had haar zelf de Bijbelse geschiedenissen verteld, zoals dc Koningin-Moe der haar weer gedaan had. Een dag vóór Kenst mis werd het Kerstfeest in het Paleis gevierd en op de Eerste Kerstdag mocht Juliaantje het feest bij Grootmoeder gaan vieren. Dat was een dubbel feest, want Juliana hield erg veel van Groot moeder. Prinses Juliana als schoolmeisje. Zij was ook de eerste, die de Prinses het A.B.C heeft geleerd, uit hetzelfde boek, dat zij voor haar eigen Dochter Wilhelmina gebruikt had. Nu de Prinses zo ijverig het A.B.C. leerde, vond de Koningin, dat de tijd gekomen was, dat de Prinses naar school ging. Naar een gewone school gaan, is voor een Prinses moeilijk en om haar nu alleen les te laten nemen vono de Koningin ook niet goed. Toen werd er wat anders verzonnen. Er kwam een hofschooltje. Door de Koningin werden veertien kinderen uitgenodigd, die tege lijk met de Prinses in het Paleis zouden school gaan. Dat was een vrolijk troepje Was dc Koningin er sterk voor, dat Juliana gewoon als andere kinderen zou worden opgevoed, Juliana zelf wilde niet, dat een van de andere meisjes haar voor liet gaan, omdat zij de Prinses was. Zij kon daar soms wel boos en verdrietig om worden. Met het leren ging het best. Vooral geschiedenis en letterkunde vond ze fijn. Ze hield veel van verhalen, vooral over bloemen, planten en dieren. Een van haar liefhebberijen was verzen voorlezen. Dat kon ze ook goed. Eens was Willem Royaards wegens ziekte plotseling verhinderd een feest, dat de Koningin in Den Haag gaf, met gedichten op te luisteren. Toen creed de Prinses dit in zijn plaats, tot groot ge noegen van alle gasten. Dat getuigt van kunnen en van durf. Al vroeg kon Juliana aardige brieven schrijven. Eens had ze een brief geschreven, die de Ko ningin eerst echter wel eens wilde lezen. Er •moost hier en daar wat in veranderd worden. Toen dit gebeurd was, liet de Prinses hem weer lezen en nu vond de Koningin hem helemaal goed. Voor Juliana hem in de enveloppe stak, schreef zij er al lachende, vlug iets onder. Maar haar Moeder zag het, en wilde ook dat zien. En wat zag ze? Onderaan de brief stond „Goedge keurd bij Koninklijk Besluit!" Omdat de Prinses, toen ze heel klein was, al aardig kon zingen, liet de Koningin haar ook goed zangonderricht geven. Dit werd opgedragen aan de bekende kunstenares Catharina van Rennes. In deze lessen had de Prinses altijd veel plezier. Op haar elfde jaar begonnen de vioollessen en zo werd het aantal vakken, jvaarin de Prinses zich moest bekwamen, steeds groter. Toch bleef er nog genoeg tijd voor ontspanning over. Dan ging zij in de tuin ponny-rijden of varen op de vijver. Af en toe werd het leren onderbroken voor een uitstapje. De Koningin-begreep, dat het Neder landse volk het Prinsesje ook wel eens wilde zien. Zo legde zij zelf in 1920 te Utrecht de eerst© steen van het Jaarbeursgebouw. Ook bij de vier- honderdjarige herdenking van de inneming van Den Briel was de Prinses tegenwoordig. Zo iets vond ze erg prettig. Zo ging voor haar de lagere schooltijd voorbij. In 1920, toen Prinses Juliana elf jaar was, had zij de lessen voor de lagere school doorlopen, en werd het hofschooltje opgeheven. Nu zou zij privaat lessen krijgen, die haar zouden bijbrengen, wat op de Middelbare scholen wordt geleerd. Zij had altijd goede cijfers gehad op de lagere school, ondanks de vele grapjes, die zij had uit gehaald. Nu was het grootste- gedeelte van haar kinderleeftijd voorbij en moest zij zich gaan be kwamen om later met ere Koningin te zijn van ons Nederlandse volk, een volk van meer dan 70 millioen zielen. Jullie zien wel, dat de Koningin de Prinses een verstandige opvoeding gegeven heeft. Juliana zal bij de opvoeding van haar eigen Kindje best nog eens wat van haar afkijken of haar om raad vragen. En we hopen maar dat ons nieuwe Prinsenkind even eenvoudig zal blijven als Prinses Juliana altijd gefeest is. Van de jeugd van Prins Bernhard is niet zo veel bekend als van die van Prinses Juliana. Dat komt natuurlijk, omdat niemand toen kon vermoeden, dat de kleine Prins nog eens Prins der Nederlanden zou worden. Hijzelf helemaal niet Hij wilde maar het liefst soldaat worden, zoals hij zijn Vader steeds zag. Want deze moest in dc wereldoorlog bijna voortdurend naar het front De Vader van Prins Bernhard was een vroom man, die zijn zoon steeds is voorgegaan in een christelijke levenswandel. Van zijn moe der zei een van zijn vrienden: het is een wijze, verstandige, hoogst ontwikkelde vrouw, voor wie ieder de grootste eerbied moet hebben. Onze Prins komt dus wel uit een goed, en nobel ge- Gelukkig heeft hij zijn afkomst niet verloochend. De leider van het filiaal der I. G. Farbenindus- trie, waar hij werkzaam is geweest, verklaarde dat hij zelden zo'n sympathiek mens had ont moet als onze Prins, zo eenvoudig en toch buiten gewoon intelligent, in één woord een goed, braaf, oprecht mens. Zo is het mogelijk geweest, dat de Prins, toen hij in September 1936 plot seling zijn intrede in ons land deed", stormender hand alle harten heeft veroverd Toen de blijde tijding pas bekend was, vroeg ieder zich af, hoe de nieuwe Prins er wel zou uitzien. Zou hij lang zijn of kort, mager of dik, blond haar hebben of donker, vriendelijk zijn en eenvoudig, of statig, ouderwets, en deftig. Nie mand wist er iets vein. Het is wel gebleken, dat iedereen heel tevreden is geweest met de keus van Onze Prinses. De uitstapjes, die het Verloofde Paar maakte, waren ware zegetochten. Wat was de vreugde, die de komst van Prins Bernhard ons gebracht had toch groot. Twee Vorstelijke vrouwen waren al leen achtergebleven En nu kreeg Prinses Juliana een verloofde en de Koningin een aanstaande schoonzoon. De Prinses en de Prins houden veel van elkaar, zodat Juliana naar waarheid kon zeggen „Wij zijn zo gelukkig". Wij gunnen het hen ook van harte. Zaterdag 12 September was een nationale feest dag. Overal werd gevlagd en gejuicht. Ieder wilde den nieuwen Prins wel eens zien. Het is immers voor een Nederlander niet denkbaar, dat er een lid van het Koninklijk Huis zou zijn, dat hij nog niet met eigen ogen gezien heeft. En als men hem gezien had, werd de vreugde nog groter. Want door Prins Bernhard, en meest door zijn eenvoud, is het Koninklijk Huis nog dichter bij het volk komen staan. De Prins is immers een tijd lang ook gewoon kantoorbedien de geweest. Ook het feit, dat hij zelf zijn auto bestuurt, viel, vooral onder de automobilisten, zeer in de smaak. Ieder vond het jammer, dat juist onzen Prins in November een zo ernstig auto-ongeluk overkwam. We hopen maar, dat hij spoedig helemaal hersteld zal zijn. Wat zullen ze dan gelukkig zijn, de Prinses en de Prins met het kleine kindje en ook de Koningin, dio nu Grootmoeder is geworden. Wat hebben wij toch reden om God te danken voor zo'n'Koninklijk Huis. Als wij eens in de landen rondom ons gaan kijken, waar men een president, of nog erger een dictator heeft, zijn we wel blij, met ons Oranjehuis, dat zo met het hele volk meeleeft. Maar ook het volk leeft dan weer met de Koninklijke familie mee, eerst in de rouw over Koningin Emma en Prins Hen drik en dan in de vreugde hij de verloving, het huwelijk en nu de geboorte van het nieuwe ;id der geliefde familie. Wij hopen maar, dat het Prinsenkind net zo'n kleine guit zal worden als Prinses Juliana was, en het „hart van goud" van Prins Bernhard zal blijken te hebben geërfd. Eén ding weten we. Het kleine Kindje kan nu reeds rekenen qp de trouw en liefde Van het hele volk, en natuurlijk vooral van de kinderen. Oranje boven! 1 Leve het nieuwe Prinsenkind!! Prinsen Juïiana maakt ie Middelburg een rondedansje met Zeeuwsche meisjes

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 25