Onze eerste Oranje-Koningin
HEDEN EN VERLEDEN
FEESTNUMMER van 3ë Vijf SamenwerEen3e CHristelijKe Dagbladen biz. g
DE VADER
DES VADER-
LANDS
Rijkdom want: dit Koningskind is niet alleen
de weelde van het jonge geziri, dat het „overmits
den gehuwden" van ons huwelijksformulier reeds
in zijn écrsten jaarkring doorleefde. Dit kind is
een nationale weelde, want het kunnen er niet veel
zijn, die den moed zouden hebben, dezen vreugde
dag onaandoenlijk te passeeren. In de gesteldheid
van bijna alle volksgeledingen is nu plaats voor
een lofzang, al^al deze ongelijk geïntoneerd zijn.
Voor hen, die geleerd hebben te leven bij het licht
van de gratie Gods, waarbij ook de koningen van
Nederland regeerden, zal die lofzang zijn geïnspi
reerd op de lofzangen Israëls, ja ook omdat die
zoo treffend den achtergrond van hun vreug
de vertolken, maar ook, omdat in de geschiedenis
van Israël de beteekenis van een'bijna afgesneden
zaak zoo pijnlijk helder weerspiegeld is.
Nog niet lang geloden doorleefden we de herin
nering aan de geboorte van den Koning, Wiens
heerschappij meer dan één land, immers de gan-
sche aarde omvat. Zóó ver was de verwachting op
een Koning weggezakt, dat zelfs bij Zijn geboorte
geen lofzang van de aarde opklonk, en de engelen
uit den hemel moesten afdalen, om Zijn glorie te
verkondigen. En als dap een paar eenzame ouden
met bevende lippen een lofzang aanheffen, dan put
het volk des Heeren van dezen dag er zijn loflied
uit en zingt:
Lof zij den God van Nederland,
Den Heer, die aan ons volk gedacht,
En door Zijn liefderijk bestel
Den wensen van heel een volk volbracht.
Een trouwe gade, een liefhebbende moeder
Een van de best
geslaagde afbeel
dingen van Prins
Willem I
DE 12de Oct. 1837 was de sterfdag van Frede-
rika Louisa Wilhelmina, Prinses van f ruisen,
Koningin der Nederlanden, gemalin van Willem I.
Koningin Wilhelmina zoo noemde ons volk
Onze eerste Koningin was ze niet. Immers Willem I
al was hij de eerste Oranje, die als Koning over een
herboren Nederland den schepter zwaaide, was,
strikt genomen, onze eerste Koning niet.
De eerste maal, dat ons volk kennis maakte mót
het monarchale regeeringsstelsel was, toen de
machtige keizer der Franschen, Napoleon I, zijn
broeder Lodewijk naar Holland zond om er als ge
kroonde perfect te dansen naar de pijpen van zijn
keizerlijken gebieder.
Lodewijk Napoleon was dus onze eerste Koning;
zijn gemalin, de wufte Hortense, onze eerste
Koningin. Heeft de welwillende maar zwakke
Lodewijk tijdens zijn korte regeeringsperiode de
sympathie van ons volk weten te verwerven, Hor
tense is voor haar nieuwe onderdanen steeds een
vreemdelinge gebleven. Ze wenschte het ook niet
anders.
Hoe geheel anders was zij, die, al mag zij dan
EEN VERGELIJKING DIE TOT GROOTE DANKBAARHEID STEMT
'A LS de klokiken luidien over een blij volk als het
onze nu, vermenigvuldigen zich in veler hart
'de gecfachten. De gemiddelde Nederlander kent zijn
historie, en als een nationale gebeurtenis van den
eersten rang," gelijk God er ons thans een te be
leven gaf, stad en land doet jubelen, treden er
velen terug in de stilte der binnenkamer, om de
knie te buigen voor den Almachtige, die opnieuw
de bijna afgehouwen tronk van Oranje's stam-
Koningln Emma met Prinses Wilhelmina
na den dood van Koning Willem IIL
boom deed ontkiemen. Dan slaan zij de historie
bladen op, gewijde en ongewijde, om te herlezen,
hoe groot Gods goedertierenheden zijn over de
genen, die Hem vreezen ja, hoe Hij óók Zijn zon
doet opgaan over hen, die den levensweg wel zon
der eeuwigheidslicht meenen te kunnen vinden.
Zoo deed Hij eertijds, zoo doet Hij nog. Want heel
ons volk deelt nu in den zegen der bestendiging
ivan het Huis -van Oranje.
Ook bij de wieg van dit Koningskind gaan de ge
dachten terug naar pas voorbije en verderaf gele
gen nationale dagen. Als in Maart 1934 Nederland
moet staan bij de baar van een Landsmoeder, zoo-
als»het er weinige gehad heeft, is er oprechte droef
heid bij allen. En als dan in Juli de Prins der Ne
derlanden van gade en kind wordt weggenomen,
zien we in de Kerk van Delft twee Koninklijke
vrouwen schrijden achter de baartwee vrou
wen, en wij weten, dat in dit beminde tweetal het
Huis van Oranje zijn laatste telgen heeftzoo
lang het God behaagt.
Als in 1890 koning Willem III tot zijn vaderen
verzameld wordt, daalt de laatste mannelijke af
stammeling uit het Huis van Oranje-Nassau ten
grave. En weer zijn het twee vrouwen, die Neder
land omringt met liefde en mededoogen: een jonge
weduwe en een 10-jarige dochter, de twee laat-
Maar nog verder voert de herinnering ons terug
naar het jaar 1650. De pas 24-jarige Stadhouder
Willem II, op de jacht in Gelderland, wordt door
de pokken aangetast en sterft na een kortstondig
ziekbed. En zie, weer zijn het twee vrouwen, die
als laatste telgen van het Huis van Oranje over
blijven: de moeder van het kind Willem III, die
5 dagen na het sterven van zijn vader zou geboren
worden en de grootmoeder Amalia van Solms.
Deze terugblik op historische dagen, van zoo
ingrijpende beteekenis voor vaderland en vorsten
huis, gaven wij niet alleen, omdat de vergelijking
met het verleden zoo treffende overeenkomsten
aantoont. Maar ook, omdat er zulk een verheu
gend verschil is op te merken.
.Toen <ie vader van Stadhouder Willem III zoo
Jong reeds van zijn gemalin werd weggerukt, was
er, hoewel het volk 't gemis van een prins van
Oranje als een nationaal ongeluk beschouwde, een
staatsgezinde partij, die juichte. „De prins is doot,
mijn gaef vergroot, geen blijder maar, in tachtig
jaar", zoo stond op een briefje geschreven, dat in
een kerkezakje te Amsterdam werd gevonden.
Denken we hier nu eens even naast die nationale
ontsteltenis, toen op den morgen van 29 Novem
ber j.l. de mare rond ging: Prins Bernhard heeft
een ernstig auto-ongeluk gehad. En als dan al
lengs de bulletins zóó werden, dat men zich los
kon maken van de bange voorgevoelens, die een
autobotsing als deze rechtvaardigde, was er alom
in den lande blijdschap over het behoud van dit
zoo jonge en beminde leven.
Er is nog een ander verschil met de dagen van
1650. De historieschrijvers melden ons van Maria,
de moeder van Willem III en van zijn grootmoeder
Amalia van Solms, dat „hun oneenigheid de belan
gen van hun jongen pupil zeer geschaad heeft"
(van Buuren). Of: „de Prinsessen, moeder en groot
moeder, niet eensgezind" (Groen van Prinsterer)
En nu: een moeder en grootmoeder, die één zijn in
hun blijdschap om het herbloeiend leven in den
Oranjehof, een tweetal vrouwen, dat, wel verre van
de belangen der jonge Oranjetelg te willen schaden
eensgezind dit jonge leven zullen omtuinen met
liefde en zorg.
Ook in de vergelijking met 1890 is er een verblij
dend verschil. Toen twee vrouwen, van wie de
jongste, een kind' van 10 jaar, nog geenerlei grond
slag voor de toekomst kon bieden. Maar in 1934
een tweetal van wie de jongste den 'huwbaren leef
tijd bereikt had en van wie ons volk in verlan
gend wachten de blijde tijding beidde, waarmee
het in September 1936 verrast werd: Prinses Julia
na verloofd met den toen nog onbekenden, spoedig
zoo beminden Prins Bernhard. Weinige maanden
later werd het huwelijk voltrokken en nauwelijks
is een jaar voorbij, of:
„Neêrland groeit weer,
„Neêrland bloeit weer,
„Neêrland's rijkdom is hersteld".
Koningin Wilhelmina", gemalin
van Koning Willem I
tijdkundig gezien niet onze eerste Koningin heeten,
toch voor ons volksbesef wel de eerste was. Wil
helmina, de overgrootmoeder onzer Koningin, onze
eerste Ora n,j e- Koningin noemen, dat recht kan
zelfs de meest nauwgezette historiekenner ons
niet ontzeggen.
Veel weet het Nederlandsche volk thans niet meer
van deze stille en bescheiden figuur onder de
Oranje-Vorstinnen. Een reden te meer om in deze
dagen van nationale jubel nog eens te herinneren
aan haar veel bewogen leven, te herdenken deze
edele, vrome vrouwe.
Frederika Louisa^Wilhelmina van Pruisen, was do
dochter van Koning Frederik Willem II, den broer
van de in onzen Patriottentijd zoo bekend gewor
den Prinses Willemijn. Wie den naam hoort van
Prinses Willemijn, de kloeke, wilskrachtige gema
lin van onzen laatsten Stadhouder, denkt terstond
aan Goejanverwellesluis. Ja, dan weten we het
weer: de door de Patriotten zoo smadelijk beje
gende Vorstin schreef haar broer om haar genoeg
doening te willen verschaffen. De Pruisen kwamen
in het land om Willem V in zijn waardigheid te
herstellen. Welnu, de Pruisische Koning, die het
toen voor zijn beleedigde zuster opnam, was de
vader van het 17-jarig prinsesje, dat in October
1791 de gemalin werd van Erfprins Willem, oud
sten zoon van den Stadhouder. Een huwelijk
dus van neef en nicht.
Hoe schoon scheen ce toekomst voor het jonge
paar, toen ze zich op het „Oude Hof" te 's-Graven-
hage thans Koninklijk paleis vestigden. Wat
al feesten ter hunner eer. Hoe snel won het lieftal
lige prinsesje met haar fijne gezichtje en haar be
vallige manieren de harten van zeer velen. Ze
trachtte zoo spoedig en zoo goed mogelijk de Ne
derlandsche taal te leeren en slaagde daarin
wonderwel.
Den zesden December van het volgende jaar was
het wederom een feestdag voor de Stadhouder
lijke familie. Een feestdag, zooals het Oranjehuis
het in geen eeuwen had mogen vieren. Prinses
Wilhelmina schonk het leven aan een zoontje en
als de Stadhouder'de heuglijke tijding verneemt,
maakt zich een wonderbare ontroering van hem
meester. Hij valt op zijn knieën en terwijl zijn
gelaat straalt van blijdschap en dankbare aandoe
ning, dankt hij God voor den zegen van hem de
geboorte van een kleinzoon te doen beleven een
zegen, die geen der Prinsen uit zijn Huis ooit te
voren had ontvangen.
Maar nauwelijks twee jaren zijn sinds den geboor
tedag van den kleinen Willem voorbijgegaan, of
het Oranje-huis beleeft zijn zwaarsten, zijn don
kersten dag. Het onheilsjaar 1795 is aangebroken.
De revolutionaire legers uit Frankrijk naderen
onze grenzen, de Patriotten zien hun heilzon da
gen, zij verbeiden hun Fransche vrienden vol onge
duld. De Stadhouder spreekt het uit: „God heeft
een twist met Nederland". Er blijft voor Oranje
geen andere weg, dan die voert naar den vreemde.
En op een kouden Januaridag liggen de visschers-
schuiten gereed om Neerlands kostbaarste bezit
weg te voeren naar het vreemde land. Voor Oranje
is hier geen plaats meer.
Eerst vertrekken de vrouwen: Prinses Wilhelmi
na, de gemalin van den Stadhouder, trotsch en
fier in haar houding ook in dit bange uur; haar
schoondochter volgt haar, de Erfprinses, volgzaam
en deemoedig zich buigend,.wanneer 's levens stor
men gieren rondom haar jonge leven. De jonge
Prinses houdt haar tweejarig kind beschermend
tegen haar borst gedrukt. Droefgeestig klept de
kerkklok van Scheveningen, zwijgend en ontroerd
feiet de visschersbevolking het vertrek der vorstin
nen aan.
Oranje in ballingschap, zwervend en trekkend,
negentien zorgvolle jaren lang. En het jonge prin
sesje zij is nu immers ook een Oranje zo
zwerft mee, dan hier, dan daar, ze wacht en hoopt
en bidt.
Haar echtgenoot, die in zooveel opzichten naar
zijn moeaer aardt, is rusteloos in het plannen ma
ken, in het connecties zoeken, die hem misschien
te eeniger tijd van nut kunnen zijn. Meer dan de
berustende Willem V voelt de Erfprins zich ge
roepen te werken voor en te waken over de belan
gen van zijn Huis. Menigmaal verlaat hij zijn
gemalin om te strijden in de legers, die den trot-
schen Corsicaan bekampen. Veel geluk hebben de
wapenen.den jongen Willem niet gebracht. Eens
wordt hij verwond, een andere maal behoort hij
zelfs tot de krijgsgevangenen van Napoleon.
De Erfprinses weet weinig af van de staatkundige
verwikkelingen dier dagen. Willem zal er met
haar niet over spreken, ze zou domme vragen stel
len en nog dommere antwoorden geven. Over
vraagstukken de politiek betreffende kan de Erf
prins zich beter met zijn moeder onderhouden. Zijn
vrouw is slechts vrouw, wil niet meer zijn dan
trouwe gade en innig liefhebbende moeder. Maar
op dat beperkte terrein, besloten door ae muren
van haar woning, schitteren haar echt vrouwelijke
deugden met wonder-warmen gloed.
Hoe groot is haar zorg voor haar kinderen. De
kleine Willem, die ze zoo teeder beschermde in de
gure visscherspink, is niet meer haar eenige. In
Februari 1806 werd haar een tweede zoon geboren,
Wijlen H.M. de Koningin-Moeder
Wijlen Z.K.H. Prins Hendrik
Koning Willem l
prins Frederik, drie jaar later mag ze een dochter
tje in haar armen sluiten. Moederweelde verzacht
ae bitterheid van de ballingschap.
Moederweelde maar Prinses Wilhelmina heeft
ook ondervonden, wat Moedersmart beteekent.
Eens vertoefde zij in Danzig, toen haar dochtertje,
wier teeder gestel niet opgewassen bleek tegen de
ontberingen en vermoeienissen v^p een trekkend
leven, ernstig ziek werd. Geneesheeren raden haar
aan naar Berlijn te reizen, waar betere geneeskun
dige hulp te verkrijgen zal zijn dan in Danzig.
Maar de Prinses van Pruisen mag in haar geboor
teland niet vrij gaan, waarheen zij wil. In een
klein stadje wordt het Prinselijke gezin het veroer
reizen belet door een Franschen gouverneur.
Welk een beproeving voor het beangste moeder
hart. Tranen noch smeekingen echter baten. Ja,
zoo vertelt Johanna Naber in haar boek „De Vor
stinnen van het Huis van Oranje-Nassau", men
schroomt zelfs niet de doorluchte Vrouwe persoon
lijk te beleedigen. Toch, ondanks alles, blijft de
houding der Prinses waardig; later zal de gouver
neur van haar moeten verklaren: Dat hij in die
vrouw meer dan menschelijke grootheid heeft aan
schouwd".
Maar het talmen in het kleine stadje is noodlottig
geworden. Het onvermijdelijke moet gebeuren. De
teederste moederzorgen kunnen het kinderleven
niet meer behouden. De kleine Prinses Pauline
sterft in Moeders armen.
Hoe moeilijk de jaren van ballingschap voor het
Oranje-Huis ook zijn, hoe vele ook de teleurstel
lingen, toch blijft het de hoop koesteren eenmaal
in Nederland terug te keeren. En al heeft de Prin
ses Wilhelmina zich steeds verre gehouden vaü
het staatkundige terrein, op echt vrouwelijke wij'ze
heeft zij doen blijken van haar inzicht in de bijzon
dere verhouding tussdhen Oranje en Nederland-
Dat die twee gescheiden waren, kon niet zijn
voor altijd. Oranje en Nederland hoorden immers
bij elkaar! Dat heeft ook de Prinses begrepen. Haar
kinderen, ook zij, die in den vreemde geboren zijn,
beschouwt de Prinses als echte Nederlanders. Ze
leert haar kinderen daarom reeds vroeg de taal
van het land, waar Oranje thuis hoort. Door die
moederlijke daad heeft ze uiting gegeven van haar
geloof in een terugkeer naar het land der vaderen-
En Prinses Wilhelmina's geloof is niet beschaamd
De Novemberdagen van 1813 brengen Nederland
zijn onafhankelijkheid terug en het kon immern
niet anders ook Oranje keert weer.
Als spoedig daarna Willem I den koningstitel aan-
yi^dt, °Ver de VereeniSde Nederlanden, dan ia
Wilhelmina onze eerste Oranje-Koningin.
Welk een verandering. De donkere ballingschaps
nacht is voorbijgegaan, het licht is weergekeerd
én voor Oranje én voor Nederland. Maar ook op
de troon blijft deze Vrouw de eenvoud zelve. Haar
huis blijft haar wereld, naar haar gemaal en haar
kinderen gaan haar eerste zorgen uit. Niets kan
haar tegenhouden om, als haar oudste zoon bij
Waterloo ernstig wordt verwond, zich naar het
leger te spoeden en zelf de verpleging van haar
Willem op zich te némen.
Koningin Wilhelmina weert van haar hof schier
elke vorstelijke pracht en praal. De middelen
waarover zij te beschikken heeft, besteedt ze bijna
uitsluitend om leed te lenigen, behoeftigen te
steunen. Kort voor haar sterven zegt ze nog: „Nu
heb ik alles uitgedeeld, waarover ik beschikken
kon, maar ik hoop spoedig weer te ontvangen en
dan zal ik opnieuw zorgen".
'ovensjaxen van haar leven zijn niet do
gelukkigste. Het jaar 1S30 brengt ons den opstand
der Belgen, Koning Willems Koninkrijk wordt ge-
halveerd en de vorst, die niet berusten wil in het
verlies van zijn Zuidelijke onderdanen, moet ook
nog de liefde en de genegenheid van de Noord-
Nederlanders derven.
De Koningin weet wél, hoe moeilijk het haar echt-
zicJ te schikken in de gewijzigde om
standigheden. Vader Willem is koppig; schikken
en plooien, hij kan het niet. Hartelijkheid en sym
pathie, hij ondervindt ze zoo weinig meer. 't Wordt
kil om onzen eersten Koning. Alleen in de familie
kring ontspannen zich zijn verbeten trekken. Wil-
helminas trouwe zorgen vermogen soms de rimpel
van s Konings gelaat vooreen wijle te verdrijven.
Den Ken October 1S37 ging deze vrome Landsmoe
der de eeuwige ruste in. Haar gemaal, haar kin-
deren en kleinkinderen weenden om het verlies
van een zoo lieve Vrouwe en Moeder Het Neder-
andsche Volk rouwde met de Koninklijke fami
lie mee.
(n den grafkelder te Delft rust zij naast den man
wiens moeilijk, ivissclvaliig. leven zij deelde
Een groote. schitterende figuur op het weieldtoo-
neel was zij niet, deze eerste Koningin der Ne-
derlanden Een rol in het staatkundige leven heeft
zij niet gespeeld. Maar groot was zij als trouwe
gade, als innig-liefhebbende moeder, als barm
hartige, als stille troosteres.
TH. EEHDMANS.