EEN PRINSES GEBOREN! IN DE OMGEVING VAN 'T KROONDOMEIN SOESTDIJK Welkom, Oranjekind! De afstamming van de Prinselijke baby MAANDAG 31 JANUARI Ï938 EERSTE BT7AD PAG. a Een gelukkig Vorstenhuis en een juichend volk Wat God aan Nederland in Oranie schonk Een sfeer van stil geluk doortrilt de kamers van het paleis te Soest dijk, waar dankbaarheid jegens God Die het wel maakte met Moeder en Kind en vreugde over de voorspoedige geboorte van een lang begeerde Oranjetelg, onderdak von den en heerschappij voeren. Buiten echter hangen rumoer en luidruchtige drukte aan alles, waar aan zij zich hechten kunnen: aan het haastig gedoe der journalisten, post- personeel en gedetacheerde militai ren, die voor verspreiding van het nieuws hebben te zorgen: aan de vaste en tijdelijke bewoners van het vriendelijke dorp, die met een „Heil de jonggeborene'' elkaar begroe ten: aan de volksmenigten in ver schillende plaatsen, die op bulletin, radio, sirenen of saluutschoten wachtten, om een nationaal feest te Vieren. Waarom dit alles? Zonder twijfel omdat men blij is mèt het gezegende gezin; doch daarin steekt niets bij zonders, dat komt dagelijks voor. Eén klein kind kan geheele families gelukkig maken. Maar dat is gansch wat anders dan de nationale bewe ging, welke thans niet te keeren is, Hier is door Gods bestel, of men het erkent dan wel loochent, iets bijzonders. Geen bijzonder kind „in en van zich zelf", maar hier zijn aparte verhoudingen; een ongewone gebeurtenis vond plaats. Om de wieg van een prinses van den bloede, mogelijk troonopvolg ster, schaart zich niet alleen de naas te familie, doch in gedachten staat heel het volk er om heen.Want voor zoover de toekomst en het welzijn van een volk aan een mensch hangt, is het van zoo eminente beteekenis, wie er ligt in de vorstelijke wieg. Wij mogen ons hierbij noch aan over-, noch aan onderschatting schuldig maken, maar ooit te ver geten, wat God Nederland in .Oranje schonk, ware snoode on dankbaarheid. Daarom kunnen ook zij, die wars zijn van alle vorstenvleierij en voor alles nuchter willen blijven, zoo in tens verheugd zijn met de geboorte van déze prinses uit het roemruchte stamhuis. Wij weten, wat Oranje was en deed; wij ervaren, wat onze regeerende Vorstin voor ons land en volk is; wij hebben onze Prinses om haar gaven van hart en yerstand, om haar eenvoud en zorg voor ar men, zwakken en lijdenden, lief; zou dan onze hoop ook niet gevestigd zijn op Haar kind? Bij dit alles komt dan nog als bij zondere factor de schaduw, welke er tot voor enkele dagen lag over het jonge huwelijk; de angstige vraag, welken invloed het sensatio- neele ongeval zou hebben op het gestel der jonge „Moeder in hope". Daarom, nu God alles zoo wel ge maakt heeft, is er spontane vreug de en innige dank in de harten van allen, die vaderland en vorstenhuis lief hebben. God zij daarvoor op 't hoogst geprezen. Het is goed, dat de Kerken alom de gemeenten opriepen, om in des Heeren Huis den Heere dank te brengen. Want juist daardoor wordt het heuglijk feit opgeheven uit de sfeer van het alledaagsche en ordi naire en gezet in het licht, waarin het behoort te staan. Dan valt on middellijk alle menschvergoding weg en alle aandacht wordt bepaald op de leiding Gods. Een Christen mag niet onverschil lig staan tegenover de levensvreug de en aan volksfeesten moesten wij misschien wel wat beter kunnen meedoen. Want ze behoeven niet over te slaan in brooddronkenheid en Oranjelol. zoodat er. vooral in vroeger tijd. wel eens terecht critiek op uitgeoefend werd. Ongetwijfeld is er de laatste jaren in dit opzicht aanmerkelijke verbetering gekomen en we zijn daar blij mee. Nochtans zou onze feestviering wel zeer kil en onvolkomen zijn, wanneer ze niet geheiligd werd door ons naderen voor Gods troon. Daarom rijst allereerst in onze harten de bede op om herstel voor de jonge Moeder, om zegen op het hoofd van Haar kind, om welzijn voor heel het Koninklijk Huis: daar na. of God ons bij voortduur onder het gezegende regiem van Oranje een stil en gerust leven wil doen leideh in het land, dat Hij ons ten erve gaf en welks kroon rust op het hoofd van vorsten, wier stamvader met den Potentaat der potentaten een vast verbond maakte. WOLVENJACHTEN EEUWEN HER De lang gevreesde, nu getemde waterwolf Jo v. d. Stap H. W. de Wolff Het paleis 'te Soestdijk. waar de blijde gebeurte nis plaats, vond. DEZER dagen wandelende langs de Praamgracht een der grenzen van het meer particuliere gedeelte van het Kroondomein Soestdijk zagen wij een hertenpaar. Het waren noe jonge dieren van lichtbruine kleur cn blijkbaar niet schuw, want 't autoverkeer over den druk ken weg naar Utrecht deerde hen niet Behalve deze beide typische boschdieren worden er in dc omgeving nog eenige aange troffen. Men zegt hier vrij algemeen, dat de in de Soestdijker bosschen verblijf hou dende herten de nazaten zijn van herten, die indertijd ontsnapt zijn aan een door Ko ning Willem fll georganiseerden drijfjacht. Deze vorst heeft het vroeger bestaande hertenkamp doen overbrengen naar Het Loo. Sommige der dieren waren den drij vers evenwel te vlug af en mede hieruit is de aanwezigheid van een kleine kolonie te verklaren. Bewoner der wildernis Wat tegenwoordig vrij zeldzaam is was vroeger algemeen. De bosschen van Soestdijk. Baam en omgeving boden aan herten, reeën, hazen en konijnen veilige verblijfplaatsen. Toen in 1651 de Rijn dijk bij den Grebbeberg doorbrak en de geheele lager gelegen streek in dit ge deelte van ons land tot aan de Zuider zee toe onder water werd gezet, moes ten de hazen ook een goed heenkomen zoeken ,,Er wierden veel haasen in de boonion gevangen", een meevallertje naast de enorme schade, die zulk een overstrooming telkens weer veroor zaakte. Behalve de hier en daar nog alt:jd voor komende herten, ziet men ook een enkele maal een ree- Hazen en konijnen komen veelvuldiger voor. Vroeger maar dat is lang geleden waren zwijnen hier niet zeldzaam. Er zijn zelfs tijden geweest, dat wolven de «treek, vooral in den winter, onveilig maak ten. De kronieken van Baam en Soestdijk melden bijv., dat in 1431 de stad Utrecht de edelen uitnoodigde voor een wolvenjacht. Dergelijke jachtpart/jen kwamen toen veel vuldig voor. Men moest ze wel organisee- ren, omdat mensch noch dier voor deze bloeddorstige roovers veilig was. Ook na de middeleeuwen zijn wolvenjach ten uitgeschreven. Er werd in 158S zelfs een premie van f 30 uitgeloofd voor ieder, die een doodgeschoten wolf ter bevoegdei plaats kon toonen. In 1592 riepen de Staten van Utrecht da bevolking op voor een al gemeene wolvenjacht. Het volgend jaar moest men er weer op uit en werd de premie verdubbeld. Blijkbaar was de jacht individueel en gemeenschappelijk te ris kant om voor f 30,zijn leven te wagen. Nog in 1646 werd voor een dooden wolven- reu f 100.— voor een gevelde wolvin f 120 betaald. Eerst nadat Prins Willem III in 1674 Soestdijk had aangekocht, de jacht meer ge organiseerd werd en men de bosschen ge leidelijk cultiveerde, bleven de ongure die ren weg. Niet opeens, maar langzamerhand. Wie met name in den zomer van het rusti ge schoon der bosschen geniet, kan zich moeilijk de onveiligheid van eeuwen terug voorstellen- In die tijden waren beroovingen van eenzame reizigers evenmin zeldzaam- Historie van overstroomingen Het lage land rondom Baam en Soestdijk is over wijden omtrek vele malen geteis terd door watervloeden. Het kleine riviertje de Eem, door de oorspronkelijke bewoners in de l4de eeuw en vroeger zoo gunstig be schouwd voor een nederzetting, heeft de be volking dezer steden veelvuldig parten ge speeld In die lang vervlogen tijden was het l^go land geheel onbeschermd voor het woeste water, dat bruisend en kolkend kwam aan snellen als hevige stormen woedden. Van beide zijden dreigde steeds het gevaar: de Eem was niet bestand tegen het opkomende wate.c van, de Zuiderzee, en .van, de groote rivieren had men aan de landzijde voort durend watersnood te vreezen Allerheiligen (1 November) bracht meer malen de grootste onheilen over de bevol king en Februari stormen brachtpn dan nieuwe ramiien. Later heeft men geooogd de groote ri vieren door dijken te bedwingen, maar ook dpze voorziening hielo toen niet veel. want dikwijlsbezweken de dijken. Zoo brak in 't jaar 1651 de Grebhebere in de naaste omge ving van Rhenen en Wageningcn door en zette alle? onder water. Veel vee verdronk en ook tal van menschen kwamen jammer lijk in de voorstuwende golven om. Terwijl de noodklokken alom angstig klepten, moes ten de „huisluiden" zich bergen op zolders cn daken. Vergeleken met vele verdronken medeburgers waren zij nog de gelukkigen, die althans het veege lijf konden redden. Vooral het water van de Zuiderzee h^eft de bevolking veel leed veroorzaakt. Keer op kegr werden de menschen ver rast en altijd betreurde men slachtof fers. Du meest ernstige rampen zijn veel al slechts geboekstaafd. Op 16 April 1702 bezweek de Spakenburgerdijk, en door de kracht der golven verdronken menschen en dieren en spoelden huizen weg Zelfs het sterke kasteel „Huis ter Eem" was op den duur tegen het water niet bestand- Langzamerhand werd het geheel vernield. Op 25 Februari 1825, om uit den ouderen tijd maar niet meer te noemen brak de Eemdijk op niet minder dan 19 plaatsen door met alle verschrikkelijke gevolgen. De laatste overstroom ing dateert van Jart, 1916. In den nacht van den 14den op den 15den bezweek de Eemdijk, die voortdurend versterkt was en waarop men zijn hoop ge bouwd had Menschen zijn toen niet omge komen, maar vele ingezetenen van Baam, Soest en het Eemland herinneren zich nog heel goed welke ontzettende verwoestingen toen zijn aangericht. Vele huizen in deze streek zijn veilig heidshalve dan ook op hoogten gebouwd, omdat men hierdoor mocht de nood ooit weer aan den man komen m>t best be veiligd is voor den Waterwolf, dien men nu aan alle kanten geheel getemd acht Uif de Vorstenhuizen Lippe en Nassau Een oude en roemrijke stamboom Lippe en Nassau, deze twee Duitsche Vorstenhuizen, waaruit prinses Juliana en prins Bernhard zijn ontsproten, zijn beide ontstaan omstreeks 1100. VAN MOEDERSZIJDE Het Huis Nassau stamt af van een vóór 1124 overleden graaf van Laurenburg (aan de Lahn), wiens beide zonen Ruprecht en Adolf de burcht Nassau bouwden. Stichter van de dynastie Nassau, de eerste graaf van Nassau, was Walram I (omstreeks 11461198), een zoon van Ruprecht. Twee kleinzonen van Walram I regeerden tot 1255 het graafschap Nassau. In dat jaar verdeelden zij het graafschap: Otto koos het gebied benoorden de Lahn (Siegeo, Herborn in Dillenburg) en Walram kreeg de gebieden ten zuiatn van dit riviertje (Idstein en Weuburg). De Ottomsche linie steeg in den loop der eeuwen aanzienlijk in macht door verwerving van aieuwe bezittingen. In de veertiende eeuw verwierf zij het machtige graafschap van Vianden (leen van den hertog van Luxemburg) en verschillende zeer aanzienlijke Nederlandsche heerlijkheden, toen Engelberg 1, graaf van Nassau, Diez en Vianden (13801442) Johanna van Polanen, erfdochter van Breda huwde. Toen Reinier van Nassau-Breda in 1544 kinderloos stierf, liet hij al zijn bezittingen, waaronder het prinsdom Oranje, bij testament na aan den oudsten zoon van zijn oom Willem den Oude, graaf van Nassau. Deze oudste zoon was eveneens Willem geheeten en geboren in 1533 op den Dillenburg. Will ems levenstaak werd: de zelfstandigheid der Nederlanden op de Spaansche monarchie te bevechten. De tak der Oranjes stierf in de mannelijke linie uit met Willems achterkleinzoon in 1702, toen de koning-stadhouder overleed. De titel „Prins van Oranje" ging in 1702 over op een afstammeling van Jan den Oude, die de tweede zoon van Willem den Oude was. Diens zoon, prins Willem IV, werd de eerste stadhouder van de Zeven Vereenigde Nederlanden en diens kleinzoon de eerste koning van Nederland, die in 1814 uit Engeland naar Nederland overstak en door de aanvaarding van den koningstroon het koningschap in Nederland instelde. De Ottonische tak van het huis Nassau stierf in 1890 in de mannelijke lijn uit, toen koning Willem III overleed. Diens dochter, H. M. Koningin Wilhelmina, is de laatste loot van den tak Oranje-Nassau. Door het huwelijk van de Koningin met hertog Hendrik van Mecklenburg, uit welk huwelijk prinses Juliana in 1909 werd geboren, behoort prinses Juliana tot het huis Oranje-Nassau-Mecklenburg. DE VIJF PEETMOEDERS VAN DE PRINSES Juliana, Louise, Emma, Marie, Wilhelmina zijn de namen van de Nederlandsche kroonprinses. Haar eerste peetmoeder is Juliana van Stolberg, de echtgenoote van Willem den Oude, ook wel Willem den Rijke geheeten, omdat hij rijk aan kinderen was. Prins Willem I, de strijder voor Neerlands onafhankelijkheid en Jan de Oude, beiden hierboven genoemd, waren twee harer zonen. De naam Louise dankt H. K. H. aan Loois de Coligny, de dochter van den vurig protestantschen admiraal Gaspard de Coligny, die in den Bartholomeüsnacht gedood werd. Louise de Coligny was een van de gemalinnen van prins Willem I. Emma en Marie waren de namen van de beide grootmoeders van prinses Juliana onderscheidenlijk van moeders- en vaderszijde en Wilhelmina heet H, K. H. naar haar moeder, de tegenwoordige koningin. VAN VADERSZIJDE De eerste voorvader van het huis Lippe is Edelherr Bernhard I, die omstreeks 1123 geleefd heeft en behoorde tot de kleine Westfaalsche riddergeslachten, waaruit langzamerhand dynastiehuizen groeiden. Na de „Edelherren zur Lippe" verschenen de graven zur Lippe in de geschiedenis (15281652). De grafelijke tak Lippe-Biesterfeld dateert van 1762. Van 18971918 heeft deze tak regeerende functie gehad en den troon van Lippe bezet. Friedrich (17061781) was de eerste uit het Lippische geslacht, die den naam Biesterfeld verwierf. De stamvader van de tegenwoordig nog bestaande vorstelijke linie LippeBiesterfeld bezat in het vorsten dom Lippe geen regeeringsmacht. Die macht berustte bij het huis Lippe- Delmold. De regeeringsfunctie kreeg eerst graaf Ernst zur LippeBiesterfeld (1842—1904) en wel in 1897. Hij overleed in 1904 en werd opge volgd door zijn oudsten zoon, Leopold. Graaf Ernst was niet dan na hevigen tegenstand van den tak SchaumburgLippe op den troon ge komen. Het geschil tusschen beide huizen, de zgn. Lippische troon- strijd, werd beslist door het Reichsgericht in 1905, bij welke beslissing de nakomelingen van graaf Ernst tot de opvolging in de regeering van het vorstendom Lippe gerechtigd werden verklaard. Door deze beslis sing was de grafelijke tak LippeBiesterfeld tot den vorstelijken rang verheven. De broer van dezen Leopold was Bernhard, die een jaar jonger was en in Pruisischen militairen dienst zou treden. Deze Bernhard huwde in 1909 Armgard Kunigunde Alharda Agnes Oda von Cramm. Uit hun huwelijk werden twee zonen geboren. De eerste was graaf Bernhard Leopold von Biesterfeld, geboren te Jena in 1911 en sinds 1916 prins zur LippeBiesterfeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 2