VERHAAL
HARTEN
cloot*
RIEK
m s li -
WW.
+J*
m m mm
m m 3
m
m m
m
mm
p
fM.
WÊ L 1 PÜ
m
*r. m.
::Pm
K
u e
m
m
üi
f§
m
E
m
m
B
j0
o s
b
h
m
m
fl
m
13 b8
§8?
m
'pt
boven-nardinxveid
DIEREN IN DE WILDERNIS
Naar 't Engelsch van Gordon Casserly
KUTTA, de jonge wilde hond, hapte naar een
vlieg. En het was gelukkig voor hem, dat
hij mis hapte, want het was heelemaal geen vlieg,
maar een wesp, die door haar steek de hand van
een man voor dagen kon verlammen. Maar hc-t
hondje wist niet, aan wat voor gevaar hij ontko
men was. Hij Verveelde zich erg, en hij verlangde
naar iets, waar hy mee spelen kon.
Om hem heen lagen een massa honden in de
schaduw van de Indische wildernis te slapen. Ze
waren zoo ver mogelijk onder de struiken weg
gekropen, want het was gloeiend heet.
Alleen de jeugdige energie van een hondje van
zes weken oud, dat heel erg verlangt naar een
speelkameraad, kon deze hitte verdragen. Kutia
vond, dat het leven heel erg vervelend was. Maar
toen zag hij plotseling een schaduw over het gras
voortglijden. Een groot grijs, bruin gestreept beest
kwam aansluipen. Het was een hyena, zoo groot als
een wolf, met sterkere klauwen dan een tijger,
maar met minder moed dan een muis.
Met vlugge, zenuwachtige bewegingen sloop hij
langs de slapende honden. Er kwam een wild licht
in z'n oogen, toen hij het kleine hondje zag, dat
opgekrabbeld was, en nog niet wist. of hij tegen
den vreemdeling moest brommen, of hem na moest
loopen, om te kijken, of hij spelen wou. De hyena
had honger, en het jonge diertje, dat nu vriendelijk
kwispelstaartend op hem af kwam, zou een lekker
hapje zijn. Maar de hyena keek naar de andere
honden, en kwam tot de conclusie, dat het beter
voor hem was, geen slapende honden wakker te
maken. Zoo vlug mogelijk ging hy er vandoor.
Dat was verstandig van hem. Een ander, vee! dap
perder beest, had al geruimen tijd naar het hondje
zitten kijken, en het was tot dezelfde conclusie ge
komen. En toch was deze panter dol op hondjes
om ze op te eten. Maar ze wist, dat ze desnoods
tien of meer van die kleine beesten aan kon, maar
niet honderden van hen. Ze wist dat deze troepen
wilde honden de meest gevreesde dieren uit de
Indische wildernis zijn. Zelfs een tijger loopt voer
hen weg, en hy mag nog blij toe zjjn, als ze hem
laten loopen.
En daarom ging ook deze panter een andere prooi
opzoeken. Het kleine hondje wist niet van de ge
varen die hem bedreigd hadden. Hij wist ook niet,
dat hij tot zulk een gevreesd ras behoorde. Hij
voelde zich vriendelijk gestemd tegenover de heele
wereld. Het eenige, waarnaar hij verlangde, was
een speelkameraadje.
Van de vriendjes, die hij op ging zoeken, wilden de
eerste twee zelfs hun oogen niet open doen. Zo
deden niets anders dan slaperig brommen.
Maar de derde, Jungly, vloog woedend op, toen hij
in z'n slaap gestoord werd. Jungly maakte altyd
ruzie met de jonge hondjes uit zijn eigen en andere
lamilies maar speciaal Kutta had hij nooit uit
kunnen staan. Hij wilde niet met hem spelen',
alleen maar vechten wilde hij.
De andere honden van den troep keken geërgerd
op toen ze door het lawaai, dat de vechtende
diertjes maakten, in hun slaap gestoord werden.
Een groote hond rees op en scheidde de twee.
Kutta, die niet haatdragend was, liep kwispelstaar
tend op de andere jonge hondjes af, maar Jungly
vergat het eerste gevecht met Kutta nooit. Hij
bleef voor goed de vijand van Kutta.
Dikwijls begon hij opnieuw een gevecht met Kutta,
maar Kutta overwon telkens weer. De laatste keer,
dat ze samen vochten, was Jungly den dood nabij.
Van toen af zorgde Jungly, dat hy uit de buurt
bleef van zyn vijand.
De jaren gingen voorbij. De oudere honden stier
ven en werden door den troep achter gelaten, als
prooi voor de roofvogels. Maar de levende dieren
moesten eten, en ze trokken verder door de wil
dernis. overal dood en verwoesting brengend. Door
alle dieren werden ze gehaat en gevreesd. Zelfs
tijgers en panters gingen voor hen uit den weg.
Op iederen regel bestaan uitzonderingen. Zoo
leefde er in een beschaduwd ravijn Bagh, een jonge
sterke tijger, die zichzelf als de koning van de
wildernis beschouwde. Niemand had hem tot nu toe
z'n heerschappij durven betwisten. Toevallig
waren de honden nog nooit in z'n gebied gekomen,
en hij wist niets van hun ras af.
Groot was dus zijn woede, toen hy op zekere «lag
door hem onbekende geluiden wakker gemaakt
werd, en hij een stuk of tien kleine beesten bezig
zag met een hert, dat hij den vorigen dag gedood,
en nog maar half opgegeten had.
Hij lichtte zijn kop op en staarde door het gordijn
van bladeren, dat hem verborg. Hij kon bijna niet
gelooven, dat het waar was, wat er daar voor z'n
oogen gebeurde. Maar het was een feit die on
bekende beesten waren z'n middagmaal aan 't op
eten. Op zoo'n misdaad stond slechts één straf. Ze
moesten sterven.
Zonder geluid te maken sloop hij naar hen toe.
Toen sprong de groote kat. Snel als het licht grepen
z'n geweldige klauwen links en rechts en twee
honden vielen met verbrijzeld lichaam neer. Nog
twee vielen er over hen heen en de rest vluchtte
jankend weg. Bagh sprong hen achterna, maar
toen hij op het open veld kwam, schrok hij terug
voor de hitte van de verzengende zonnestralen. Eec
tijger haat die hitte. Grommend liep hij terug naar
de koele schaduw en hy strekte zich uit naast net
karkas om de wacht te houden. Hij snoof den eeur
van versch bloed op en met een luie beweging van
een van "zijn pooten trok hij een van de stervende
honden naar zich toe en verscheurde hem.
Hij was nog bezig den hond te verslinden, toen hij
ongewone geluiden hoorde, vreemde kreten, die
hem herinnerden aan de kleine roovers, die hy
afgestraft had. Hij lichte zijn met bloed bevlekten
kop op en luisterde in de grootste verbazing.
Spoedig zag hij zich var. alle kanten omringd door
een leger van die kleine beesten. Hun jankende
kreten wilde honden blaffen niet klonken
eigenaardig dreigend voor hem. al kon de gevrees
de tijger niet gelooven, dat deze ondermaatscbe
dieren het zouden wagen hem aan te vallen. Ze
varen eigenlijk niet waard, dat hij op ze lette,
maar toch ging hij recht op staan en hij gromde
tegen hen. Toen kwamen ze niet meer dichterbij,
maar ze vluchtten ook niet in grooten angst weg,
zooals hij verwacht had.
Zij liepen naast hem
maar buiten zijn bereik
Inplaats daarvan gromden ze met ontbloote tanden
terug. Bagh keek naar hen in stomme verbazing.
Nooit tevoren hadden andere beesten dan die van
zijn eigen soort hem durven weerstaan. Dreigend
ging hij op hen af. De honden vóór hem weken
terug, maar een hond achter hem sprong vooruit
en beet naar zijn achterpooten.
Alleen een vlugge sprong redde den tijger van de
beleediging, door zoo'n nietig beest gewond te wor
den. Met een woedenden kreet vloog hij zijn aan
valler achterna. Maar zijn blinde woede deed hem
in een doornstruik terecht komen, terwijl z'n aan
valler verdween. En toen hij zich zelf weer vrij
maakte, deed een scherpe pijn in zijn staart hem
omkijken, nog net op tijd om te zien dat een jonge
hond z'n staart losliet en weg sprong. Van woede
over deze verschrikkelijke beleediging, vloog Bagh
nu op de eene groep na de andere van zyn verach
telijke tegenstanders af. Maar nooit kreeg hij er
één te pakken en altijd weer moest hij zich snel
omdraaien om zich voor een aanval van achteren
,te beschermen. Eindelyk ging hij op een open plek
in het ravijn staan en wachtte, tot zyn vijanden
nader kwamen.
Maar de wilde honden waren veel te slim om zoo'n
geweldigen tegenstander te na te komen als nij
nog niet uitgeput was. Zij draaiden om den tijger
heen, maar zorgden altijd buiten zijn bereik te
blijven.
Zulk een tactiek was teveel voor Bagh. Vol
schaamte en woede keerde hij zich om en liep
langzaam het ravijn in. Het was héél erg, dat hij
z'n nederlaag moest erkennen, en het slagveld aan
zulke vijanden overlaten, maar wat kon hij anders
doen? Hoe kon hij vechten als ze hem telkens ont
weken? Zoo ging hij weg en liet het karkas van
het hert als buit achter.
Maar, alweer tot zijn groote verbazing, ze waren
niet tevreden met hun overwinning. Bagh reali
seerde zich niet, dat er een bloedschuld betaald
moest worden. Een paar halfwassen honden renden
Korte inhoud van het voorgaande
Op het landgoed „Licht en
Schaduw" woont Jonkheer van
Lode tot Ravenhof, gepension-
neerd kolonel van het Neder-
landsche leger, met zijn vrouw,
zijn zoon Karei, die officier ia
en zijn dochter Lucie, die ver
liefd is op Charles van Oven, een
notaris-zoon.
Een van de mannen van Kareis'
escadron. Brandwijk, heeft van
een ziek paard een trap tegen
zijn buik gekregen en is aan ae
gevolgen overleden. Het slacht
offer wist niet, dat het pand
ziek was, doch Karei was daar
wel van op de hoogte, lij had
reeds order gegeven het dier tn
de ziekenstal te plaatsen.
Een broer van het slachtoffer,
Wim, die twee jaar ouder is. is
onderwijzer. Deze wil de wereld
in. Hij verlooft zich met de doch
ter van den post-directeur en
wordt na sollicitatie benoemd in
een academiestad. Aan het einde
van den eersten dag maakt hij
kennis met zijn collega's.
40
4)
„U is hier voor tijdelijk?" informeert
de veertiger.
„Voorloopig weL"
„Dus u wordt later vast?"
„Dat hoop ik. Beloofd is er niets."
„Dat gebeurt wel," verzekert een an
der. „Binnen een half jaar is hier een
vacature."
„Of twee!"
„Of drie!"
Ze roepen door elkaar en lachen.
Wat beteekent dat? Willen ze hier
vandaan? Is de baas zoo lastig? Of is
het wat anders?
Hij krijgt mij niet weg, als ik niet zelf
wil, denkt Wim en hij neemt zich op
nieuw voor, zóó te werken, dat er niets
valt aan te merken. Dan volgt de vas
te benoeming van zelf. Vacatures in
zicht, dat gaat goed. De klas krijgt hij
er wel onder.
Welgemoed en hoopvol eindigt hij zijn
eerste werkdag.
In de volgende weken begint Wim de
situatie te begrijpen. De veertiger heeft
maar één acte, de gewone lagere. En
hij kan geen orde houden. De baas zit
hem voortdurend achter de veeren.
Dat doet hy trouwens iedereen. En ze
reageeren allen verschillend, de een
wordt zenuwachtig, de ander onver
schillig, een derde pleegt lijdelijk ver
zet.
Het Hoofd ziet dit, maar hij kan niet
anders. Het is zijn aard. Hij rrtoet re-
geeren. Hij kan niet alleen zijn. Dan
is hij onrustig en niet in zijn element.
Hij wil menschen rondom zich, om ze
naar zijn hand te zetten en instructies
te geven. Ze noemen hem de kleine
Mussolini. Het heeft den veertiger op
den duur zoo angstig gemaakt en zoo
krachteloos, dat hij eerst het Hoofd en
nu alle menschen ontvlucht, vreezend,
dat ze hem regeeren willen en geen
kracht in zich voelend tot verweer.
Opstandige gevoelens beginnen te woe
len in Wims gemoed. Maar hij be
dwingt ze. Ook uit het optreden van
den baas wil hij leeren, hoe liet zelf
te doen, als hij later hoofd is.
De klas valt hem niet mee. 't Zijn
stadskinderen. Gezag erkennen ze niet.
De jongens zijn brutaal, de meisjes
geslepen. De eerste dag zag hij hun
spottende blikken, die dadelijk ont
dekten, dat de nieuweling geen heer
Op den duur imponeert hun toch zijn
stevige boereiïfiguur, zijn doortastend
optreden en vooral de greep van zijn
sterke boerenknuist.
Hij werkt goed. Het Hoofd heeft niets
aan te merken. Eigenlijk tot zijn spijt
Als hij instructies geeft, zwijgt Wim
en luistert, knikt of zegt kort: „Ja,
mijnheer."
Dat is goed. Maar die oogen bevallen
hem niet Die veranderen te snel van
uitdrukking. En zijn gelaatskleur dade
lijk rood of bleek. Hy heeft genoeg
menschenkennis om te concludeeren,
dat dit jonge mensch een hartstochte
lijk gemoed heeft, dat achter diens be-
heerscht uiterlyk een vulcaantje
smeult, dat hij een zelfstandig oordeel
en een eigen wil heeft.
Hij ziet, hoe de onderwijzer Brandwijk
alleen aanneemt, wat hem goeddunkt
en de rest negeert.
De aanwijzing herhalen baat niet
Brandwijk doet als altyd. Hij luistert
ernstig, knikt en zwijgt of zegt: „Ja
meneer" en handelt vervolgens naar
eigen inzicht.
Dit irriteert. Daar komt een botsing
van. Daar is hij inwendig bang voor.
Bij een botsing vallen scherven, voor
al met zoo'n hard voorwerp als die
Brandwijk.
Het hoofd geeft instructies als altijd
en doet alsof er niets is. Wim even
eens. Zoo wordt het een kracht
meting, een zwijgend duel.
Voor Wim is het sport, maar voor
het hoofd wordt het ernst. Want de
anderen hebben de kamp ontdekt en
volgen die be'angstellend als toe
schouwers bij een match.
V.
Notaris Van Ooven is een godvree-
zend man. Een steun voor zwakken,
een helper der armen. Zijn geloof
leeft, dus het is actief. In het cen
trum van zyn leven staat de leven
de Christus.
Zoo wordt hij ouder, maar zyn hart
blijft jong, ruim en verdraagzaam.
Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpcnboomstraat 6,
Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres.
Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint.
Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk
S dagen na plaatsing.
BEKERWEDSTRIJD
Correspondentie
A. v. D. Het vervallen vraagstuk no. 5 is zon
der schijf 28 als volgt op te lossen 32—27, 50—44,
37—31, 42x31, 48—42, 46—41, 35—30, 27—22,
22x4, 2520, 4x16. Opmerking van Abr.
Breukel.
A. B. e. a. Dank voor Uw opmerkingen. Zal ze
nauwkeurig nazien. Of eindstand van no. 2 ge
wonnen is? Vermoedelijk remise. Laten de in
zenders hiermede rekening houden.
R. J. S., Zie boven. Dank voor schrijven.
B. v. d. P. Zal Uw stand nazien.
Klinkenberg, Leiden. Gelieve beker aan ons bu
reau te Leiden af te geven, met verzoek doorzen
ding naar Den Haag. Voorbaat dank.
WEDSTRIJDVRAAGSTUK No. 11
Auteur: A. vanDommelen
46 47 48 49 50
Zwart: 5, 6, 9—11, 13—19, 23, 24, 29.
Wit: 22, 25—28, 30, 32, 34—38, 40, 41, 45.
WEDSTRIJDVRAAGSTUK No. 12
Auteur: J. de Bree
M B S n r
46
47
48
49
50
Zwart: 1, 8, 9, 13, 17, 21, 26, 27, 38.
Wit: 23, 24, 28, 36, 37, 40, 47, 48, 50.
Inzending der oplossingen van alle 12 problemen
kan geschieden uiterlijk 14 dagen na het verschij
nen van deze rubriek. Abonné's zoowel als
lezers kunnen inzenden. Verzoeke in te
zenden per briefkaart, alleen de zetten van wit.
Duidelijk naam en adres vermelden s.v.p.
VRAAGSTUK No. 1003
Auteur: J. Ho f w e g e n, Rotterdam
4
IJ
1fl i:.j f:1
3
fl
3 m
L p>! i 'J
rr jp pp
ra' WH
s
OPLOSSING:
Wit Zwart
1. 33—28 36x47
2. 38—32 47x19
3. 32x5 en wint.
Zéér geestig!
VRAAGSTUK No. 1004
Auteur: H. N. J. Winter, Madioen (N. O. Indië)
1,3
ÉÉI SÉ
m
8
kJ
'Zm
SP
11
5"
fl
mm
46 47 48 49 50
Zwart: 9, 10—13, 15, 18, 19, 21, 24.
Wit: 20, 28, 29, 33, 36—40.
OPLOSSING:
Wit wint als volgt:
29—23! 35—30, 33x24 36x18 24x4 4X47!
Bijzonder fraai!
VRAAGSTUK No. 1005
Auteur: D. D o u w e s, Utrecht
IP hp
''Ijl'
pP
gr
8
s s
g
Ej
g§
S8^
OPLOSSING:
Wit Zwart
1. 22—17 40x49
2. 16—11 7x16
3. 43—39 49x32
4. 27x38 12x21
5. 38—32 27x38
6. 39—33 38x29
7. 30—24 ad. lib.
8. 25x5!
Deze auteur is op de goede weg. Hij zal zeker
i goede bekende worden in de problematiek.
Let i
Zwart: 4, 8, 9, 10, 13, 15, 17, 27, 36.
Wit: 23, 24, 29, 33, 38, 39. 40, 41, 42.
ten dienste van de lezers der vijf
samenwerkende Christelijke Dagbladen
THANS doorkruipt G. J. Nij'and met ons de
provincie Noord-Brabant, in een nieuwe uit
gave van Jb. Bussink te Deventer.
In alle opzichten is dit album „af".
Vanaf de prachtfoto der St Jans Kathedraal te
's-Hertogenbosch, wordt ons oog geboeid tot aan
de schilderachtige heide-opnamen.
Nadat eerst een en ander is verteld over bevol
king en geschiedenis, volgt een uitgebreide be
schrijving over de geheele provincie, die alleszinr
de moeite waard is om te lezen.
Dit album is No. 11 in Bussink's „Mijn Land"-serie
en kost, evenals de vorige exemplaren, 60 cent.
CORRESPONDENTIE:
G. H. W. te Lutterade. 84 Hagzegels genoteerd.
Mej. L. G. v. R. te Tinte. Zie art. 6. Ze waren
30 pt. per stuk. U kreeg er 16 in totaal.
G. G. de H. te Harderwijk. 15 Ufa-nummers wor
den t.z.t. gezonden.
Mevr. W. P. de T. te Rotterdam. 68 Rivieren ko
men spoedig.
Joh. P. te den Haag. Neen, IJzendijkpIaotjes
nemen we niet aan. 57 Rivieren genoteerd.
Mevr. W .v. B. te Hazerswoude. U krygt 1C9
Sickesz.
Mej. M. K. te Scheveningen. Dank u!
Mevr. v. D. te Rotterdam. Wilt u 18 Droste zenden
daarvoor?
Douwe B. te Wormer. Je krijgt 30 Niemeyer-bons.
A. G. M. te Rijswijk. 500 Kwatta 699 pt. ge
noteerd. Pette Indiaantjes zijn waardeloos. Zie
art. 8. Stereo kunt u zenden.
M. te Utrecht. Kanis en Gunnink plaatjes nemen
we niet aan. 109 W.W.W. gezonden.
G. D. te Papendrecht. U vroeg 57 Vim, maar be
rekende de punten foutief. 41 Vim gezonden.
G. T. te Schoonhoven. 61 Rivieren -f 14 Kwatta
genoteerd. U rekende Rivieren op 4 pt., ze zijn
30 pt.
A. J. V. te de Krim. 55 Kwatta genoteerd. U
zond halve Leverszeepbons, zoodat het punter.-
aantal veel minder was dan u dacht. Zie art. 6.
M. J. de R. te Hillegersberg. U kreeg 162 Paula-
bons. Voor W.W.W. zie art. 8. Ook Erdal, Heuf en
Silfhout accepteeren we niet. Wilt u wat voor ons
waardeloos is retour (ook de Cactussen-serie,
waarom we niet vroegen) dan gelieve u 7'/2 cent
te zenden.
J. H. S. te Veenendaal. Saldo 1665 pt. Erdal-
pelikanen zijn verloopen. Formu'.ier gezonden.
Album-opgave doorgegeven.
Mevr. B.-N. te Lisse. Uw aanvraag is veranderd
in 215 D-E. Wanneer u Klokzeepbons hebt, kunt
u ze altijd zenden; we hebben ze dringend noodjg.
A. B. te Slikkerveer. Uw aanvraag is doorge
geven. Is 't al in orde?
PAUL C. KAISER-BONS
Vanaf heden wordt door ons geen enkele Kaiser-
bon aangenomen, die als vervaldatum 1 Januari
1938 heeft.
Nu volgen de voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
plaatjes.
•2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 cL
(aan postzegels).
3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
4 Van éér soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pt. per maand aangevraagd
worden.
5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij
ven tot een volgende zending.
6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door
de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken.
7 Vraagt U van een album speciale nummers,
dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer.
8 Verkade Klaverblad, van Houten, Wascholine,
Coelingh, Patria, Pette en Dobbclman nemen
we niet meer aan.
Wil s.' .p. gratis ruilformulier zenden aan:
Woonplaats:
Datum:
Voorloopig mogen- geen Klok-bons aangevraagd
worden.
De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe
lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10. Dobbelman 4,
H-O 6, Droste 20, Hagzeeels 10, Hillc 8, Holi. Zw.
V'eegsch. 3, Paul Kaiscr 6, Klaverblad 5, Klok-
zeep 15, Kwatta 3. Lever's zeep 20, van Nelle 4,
Patria deel l 10, dpel II 15, Pette 6, Pleines 3 Rade
maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine 2.
Wie helpt aan: v. Rossum, Ark beschuitbons, Kwat
ta winkelierstrooken, Haas en van Brero.
Verder nemer^ we aan: Pleines duifmerken, Sodex
bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys,
Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand,
Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van
Sickesz, Pax.
Na 31 Tanuari worden van Paul Kaiser geen
Benito-bons, maar alleen Paula-bons aanvaard.
Wie helpt aan een groote partij Hag en Van Ros-
sum-bons?
ALBUMRUIL
Ons Postadres is:
DE RUILBEURS, HARDINXVELD.
Chinecsche hoffelijkheid
De hoffelijkheid der Chineezen gaat zéér ver. De
linkerhand is de hand der eere; de gast vat die
aan en neemt de rechter van zijn gastheer. Deze
laatste mag niet gaan zitten eer zijn gast zit; staat
de gast op, dan volgt de gastheer dat voorbeeld.
Het is in strijd met de beleefdheid iemand aan te
manen nu eir.deUjk eens zijn schulden te betalen;
hóógstens mag men den schuldenaar een bedrag
ter leen vragen dat zoo hoog is als de schuld, die
hy heeft te voldoen. Spreekt men tegen een
hooggeplaatst Chinees, dan mag men hem niet aan
kijken; liever vestigt men de oogen op 'n knoop
van zijn gewaad of zoo. Iemand van hoogeren rang
aan te zien, geldt voor zeer brutaal. Wie een bril
draagt, moet die dadelijk afzetten bij een gast of
voor een meerdere, al is hij verder nog zoo bij
ziende!
45