Eerste Kamer plaats, alwaar Baron Schimmelpen- ninck van der Oye als Voorzitter fungeerde. Op Zaterdag 1 Mei 1909 had de aangifte voor den burgerlijken stand plaats, welke door Prins Hendrik persoonlijk werd gedaan. Hiertoe waren in het paleis verschenen de Minister van Buiten- landsche Zaken, Jhr. R. de Marees van Swinderen, en de Minister van Justitie, Mr. A. P. L. Nelissen, als getuigen, terwijl Wethouder H. de Wilde (de vader van den tegenwoordigen Minister van Fi nanciën), bijgestaan door den hoofdambtenaar, den heer J. C. Meys, de inschrijving verrichtte. In Den Haag werd de boodschap van het blijde gebeuren door herauten, elk vergezeld van twee trompetters en gekleed in Oud-Hollandsch costuum met een mantel van Oranje-fluweel en op den hoed een groote Oranje-veer, op verschillende plaatsen in de stad verspreid. Na een fanfare op de groote bazuinen met geborduurde vaandels lazen de herauten de volgende boodschap voor: Ingezetenen! Met groote vreugde maakt het Feestcomité de blijde boodschap bekend, dat H.M. de Koningin door Gods goedheid bevallen is van een Prinses. Geheel de burgerij van 's-Gravenhage deelt van harte in de gevoelens van vreugde, die dit feit bij het Nederlandsche volk opwekt. Dankbaar erkent het den zegen, die aan het Koninklijk Huis en aan het Vaderland is geschonken. Moge deze blijde gebeurtenis strekken tot ver sterking van den eeuwenouden band tusschen Nederland en Oranje. Leve de Koningin! Leve de jonge Prinses van Oranje! Bij de geboorte van Prinses Juliana werd het Oud-Hollandsche gebruik van een tractatie op beschuit met muisjes in eere gehouden. In Den Haag werd deze traditioneele tractatie voor duizenden arme kinderen geheel bekostigd door het echtpaar Tjaden-Modders. Daar men toen nog Koningin Emma met Prinses Wilhelmina na den dood van Koning Willem III BOVEK-HAIUMNXVEID ten dienste van de lezers der vijf samenwerkende Christelijke Dagbladen CORRESPONDENTIE G. K. K. te Zwijndrecht. U krijgt 12 Everlasting. J. S. te Brunssum. Saldo 390 pt. 150 Rivieren ge noteerd. M. v. d. B. te Gorcum. Dank voor de cadeauzen ding Bussinkplaatjes. Dames P. te Eist. U sloot geen porto in. Voor waar wij wonen, zie art. 8. Vim verzonden. J. C. v. A. te Dordrecht. Voor Klaverblad en To renkraai, zie art. 8. Die bon is omgeruild. Totaal 184 D. E. gezonden. Mej. J. S. M. te Rotterdam. Saldo 1150 pt. B. v. d. N. te Strijen. Boerderij en waar wij wonen nemen we niet meer aan, zie art. 8. Alles verzon den, er was voldoende porto ingesloten. D. J. H. te Eae. Per K. punt geven we 2 pt. K.- plaatjes worden momenteel niet gevraagd. J. O. te Hilversum. 22 Keg en 100 van Delft en 172 pt. genoteerd. S. L. te Oud-Beijerland. A kunt U zenden a 8 pt Mevr. de Wed. P. H. te Haarlem. 54 Keg gen. Wat waardeloos was kwam retour. M. F. te Loosduinen. Kanis en Gunnink-plaatjes vragen we nu niet. Punten kunt U zenden a 2 pt. per stuk. Mevr. L. B.N. te Lisse. We noteerden 129 Rivie ren bons voor de 1292 pt. U berekende Rivieren op 4 pt. terwijl ze 10 pt. zijn. Voor D. E. schoten dus geen pt. n<"<r Z. K. H. Prins Hendrik niet op zulk een massa-tractatie was ingesteld, moest een en ander langen tijd tevoren worden gereed gemaakt. Hierbij was het gevaar niet denk beeldig, dat de lekkernij op den dag der uitdeeling bedorven zou zijn, doch gelukkig kon de Haagsche Keuringsdienst, toen het heerlijke oogenblik een maal was aangebroken, constateeren, dat de ge- heele voorraad in prima conditie verkeerde en uit stekend van smaak was. De uitdeeling werd een waar succes en het moet voor den heer en me vrouw Tjaden wel een groote voldoening zijn geweest, toen zij al die stralende kindergezichtjes om zich heen verzameld zagen. De uitbundigheid van het Nederlandsche volk i3 bij de geboorte van Prinses Juliana wel bijzonder groot geweest en daartoe was dc.n ook alle reden. Over het uitblijven van een troonopvolger na het huwelijk van onze geliefde Koningin, waardoor ons Oranjehuis dreigde uit te sterven, maakten velen in den lande zich ongerust. Toen dan ook na bijna acht jaren het groote nieuws bekend werd, dat er een Koningskind werd verwacht en die verwachting in April 1909 in vervulling ging, kende de vreugde geen grenzen. Maar de geestdrift van 1880 en 1909 is nog niet verstorven. Weer wacht een geheel volk op de verwezenlijking van zijn zoetste hope. En als die hope door 's Heeren goedheid straks in vervulling mag gaan dan "al opnieuw blijken, dat als 't Oranje geldt, de spreekwoordelijke bedaardheid van den Hollander wordt wegge vaagd door een geestdrift, die de bedding waarin de vreugde van een volk zich in normale tijden beweegt, verre overschrijdt. Nu volgen de voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en plaatjes. 2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 ct. (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van éér soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt. per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij ven tot een volgende zending. 6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer. 8 Verkade Klaverblad, van Houten, Wascholine, Coelingh, Patria, Pette en Dobbelman nemen we niet meer aan. Wil s.' .p. gratis ruilformulier zenden aan: Woonplaats: Naam: Adres* Datum: Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd worden. De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4, H-O 6, Droste 20, Hagzeeels 10, Hille 8, Holi. Zw. V'eegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok- "°ep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4, Patria deel I 10, deel II 15, Pette 6, Pleines 3 Rade maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine 2. Wie helpt aan: v. Rossum, Ark beschuitbons, Kwat ta winkelierstrooken, Haas en van Brero. Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys, Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand, Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van Sickesz, Pax. Na 31 Januari worden van Paul Kaiser geen Benito-bons, maar alleen Paula-bons aanvaard. Wie helpt aan een groote partij Hag en Van Ros- sum-bons? ALBUMRUIL 1. De heer J. Quist, Amersf.weg 109 Hilversum heeft Dobbelman Japan (compl.) en twee exempl. Indische Cultures (compl.) Te ruilen voor andere albums, of te koop voor 1.50. 2. Een lezeres biedt te koop aan de volgende compl. Verkade albums: Bosch en Heide, Mijn Aquarium, Bloemen i.o. tuin en Kamerplanten a 1.50 per stuk, franco huis. Te zamen voor 5. Te bevragen by De Ruilbeurs. Ons Postadres is: DE RUILBEURS, HARDINXVELD. In Griekenland verscheen een nieuwe serie van 13 waarden, met allemaal verschillende voorstel lingen o.a. de 7 Drachmen: Paulus, predikend te Athene. Ter gelegenheid van de benoeming van den Kroonprins van Roemenië tot 2e luitenant verscheen aldaar het hieronder afgebeelde blok van vier verschillende zegels. Ruilbeurs: Allereerst een mededeeling over de boekjes. Na toezending van 25 cent aan postzegels, zenden wij franco vijf boekjes, in elk boekje is plaats voor 160 postzegels. Correspondentie: G. D. te Rotterdam. Wij schreven U in onder no. 9. Mej. B. v. R., Utrecht. Wij schreven U in onder no. 10. Heelemaal geen bezwaar. Zend U maar wat U heeft. C. v. d. H., Sassenheim. Wij schreven U in onder no. 11. H. L. Den Haag. Wij schreven U in onder no. 12. H. D., Vlaardingen. Wij schreven U in onder no. 13 De zegels die U over heeft, plakt U maar in boek jes en zend ze dan aan de ruilbeurs. L. P. v. d. W., Rotterdam. Wij schreven U in onder no. 14. Uw vraag over de boekjes is reeds beant woord. Op de rest van Uw schrijven hopen we nader terug te komen. A. v. O., Rotterdam. Wij schreven U in onder no. 15 C. J. de J., Alblasserdam. Wij schreven U in onder no. 16. Zie verder antwoord aan no. 10. W. V., Rotterdam. Wij schreven U in onder no. 17. Uw boekje heeft een waarde van frs 57.15. Wilt U in het vervolg de zegels per land bij elkaar plakken? H. H. de K., Veenendaal. Wij schreven U in onder no. 18. Chr. O., Hontenisse. U is ingeschreven onder no. 19. Mej. R. S., Terneuzen. U is ingeschreven onder no. 20. D W., Rotterdam. U ir ingeschreven onder no. 21. Volgende week hopen we alle voorwaarden nog eens te publiceeren. M. v. d. Zw., VI. Ambacht. U is ingeschreven on der no. 22. U kunt nu reeds een boekje inzenden, waar U dan tevens de 25 cent bij kunt voegen. Een catalogus kunt U bestellen bij den boekhan del. De prijs is 4.50. P. B., Noordeloos. U is ingeschreven onder no. 23. Ons postadres is: Postzegelruilbeurs. Voorstraat ICS zwart, Dordrecht. 32 hande soort spelletjes, zooals alle soorten jeugd overal doen. Maar Frits had die middag wel wat nuttigers te doen dan voetballen op de groote aloon-aloon.a) Met een geheimzinnig gezicht probeerde hij van zijn moeder een kwartje af te troggelen. „Ik heb het is beslist nóódig, toe, nou, moeder, zoo kassian!" „Wat kassian?" vroeg mevrouw Berkhage. „Waar wil je dat kwartje voor gebruiken. Wil je vliegers koopen?" „Nee, heusch niet, moe, ik koop er echt niks voor, het is erg goed, waar ik 't voor doe. Maar ik ver tel het toch niet, vanavond zal ik het aan u vertellen, maar heusch, het is heel goed, toe, geef 't nou?" Moeder was er niet zoo erg zeker van, of het wel paedagogisch verantwoord was, haar zoon z'n zin te geven. Künkel zou waarschijnlijk zeggen. „Nee", en mevrouw Berkhage zei: „Goed dan, maar van avond vertellen, hoor Frits!" Dadelijk na het middageten ging Ds. Berkhage met zijn gast naar het nieuwe zendings-ziekenhuis, waar Dr. Steen den heelen middag zou blyven om eenige oog-operaties te verrichten. Frits sloop heimelijk weg en holde het dessapaadje af op zoek naar den blinden jongen. Na lang speu ren vond hij hem, kruislings zittend op de rand van een sawah-paadje e* zoo maar wat voor zich heen fluitend. Frits ging naast hem zitten en zei: „Ik was er gisteren ook bij, toen die meneer vroeg of je beter wilde worden. Nu heb ik een mooi plannetje. Ik zal je naar het ziekenhuis brengen, dan kan die knappe meneer weer maken, dat je kan zien. Ga je mee?" „Mijn vader heeft het verboden", zei de jongen toonloos. „Maar je wilt zelf toch wel?" „Ja, mijnheer, ik wil zelf wel." „Nou, ga dan mee. We gaan in een dogcar 3) en je bent gauw terug, zonder dat ze 't merken. En je vader zal vast blij zijn als je weer kan zien. Wat geeft het nou, of je later een pak slaag krijgt, als je maar niet blind meer bent. Ga maar gerust Het Javaantje zat eenige oogenblikken in gedach ten verdiept. Toen zei hij: „Ziet u iemand in de buurt?" „Nee, er is niemand". „Goed, dan ga ik met u mee. Past u op, dat -de mand mij ziet. Ik dank u wel". Zijn lichtlooze oogen keken Frits aan. Frits nam de hand van den blinde, en deze schrot, verlegen door zooveel eerbewijs. Vlug trok Frits hem voort, naar den grooten weg. Niemand zag hen. Zoo gauw Frits een voertuig zag, riep hij hard: „Dogcar, dogcar!!" De wagen kwam op een sukkelgangetje naar hen toe. Snel stegen ze in. Frits beloofde den koetsier het heele kwartje, als ze gauw bij het ziekenhuis zouden zijn, waarop deze plotseling klaar wakker werd en zijn talenten ontplooide. Voor het zieken huis stegen Ze uit. Weer liepen blank en bruin hand in hand over den weg, de ingang t zieken huis tegemoet. Kortaf vroeg Frits aan de zuster, waar Dr Steen was. „In de operatie-zaal". „Waar is-die?" „Ga maar mee". Ze liepen door de gangen en stonden stil voor een witte deur. De zuster klopte aan en ging binnen. Even later kwam Dr. Steen eruit. Hij had een witte jas en gummi-handschoenen aan, en voor z'n gezicht hing een doek, die hij af deed. „Wel notabene!" riep hij verbaasd uit, „hoe heb je hem hier gekregen, Frits?" „Ik heb hem ontvoerd", antwoordde deze plechtig. „Wilt u hem opereeren?" Dr Steen schoot in de lach. „Heel graag, m'n jongen! Ik bewonder je vlotte werkwijze. Wil je misschien hier buiten zoolang wachten? Langer dan een half uur zal het wel niet duren, denk ik". Hij streek Frits over zijn haar en trok het Javaantje mee naar binnen. Frits zag een glimp van een blinkende kap en stangen en ging toen tegen de muur geleund, zitten wachten. Hij maak te een zeer spannende en onrustige tijd door. Ein delijk kwam de dokter naar buiten. „Dokter, dokter", sprong Frits op, „hoe is 't?" „Luister es, Frits", zei Dr. Steen, „het is gelukt Het jongetje is niet blind meer, hij kan zien!" „O, dat is fijn, dat is fyn!" danste Frits, „dank u wel, dokter!" „Maar hij moet hier nog een dag of twee blijven, onder behandeling, begrijp je? Hij mag niet direct in 't felle licht. Hy krijgt een groene kap op en oogwatertjes.cn al die dingen, begrijp je?" „Ja, dokter", zei Frits angstig, „maar ik beloofde, dat hij gauw terug zou zijn!" „Aan wie heb je dat beloofd?" „Aan hemzelf". „En heeft iemand uit de dessa je gezien?" „Nee, ik geloof van niet". „Nou, weet je wat", fluisterde Dr. Steen geheim zinnig, „we houden hem nog een poosje stiekum hier. Ze weten toch niet, dat hij in 't ziekenhuis is. En overmorgen mag hij weer naar huis. En dan zijn ze allemaal natuurlijk veel te blij, dat hy weer kan zien. Dan zyn ze heusch niet boos! Afgespro ken? Vertel het maar gauw thuis, aan je vader, hoor, dag Frits, je bent een kranige kerel!" „Ja dokter",, gaf Frits beleefd toe, „en ook aan moeder, dag dokter, dank u wel!" De twee samenzweerders drukten elkaar de hand. J) kassian zielig. -) aloon-aloon grasveld. 3) dogcar tweewielig wagentje. Een sterri uit de oudheid Een onzer lezers vraagt plaatsing van het volgen de stukje, dat hij vele jaren geleden uitknipte en al dien tijd trouw bewaarde, 't Is een beschrijving van het uiterlijk van den persoon van den Heiland. Of dit stukie in alles waar en juist is, valt moei lijk uit te maken, maar ongetwijfeld stellen er ook vele andere lezers belang in. Het oude uitknipsel is van den volgenden inhoud: Het volgende is eene copio van een handschrift, nu in het bezit .van Lord Kelly en in zijn bi bliotheek te vinden. Dit handschrift is afge schreven van een oorspronkelijken brief van Publius Lentullus te Rome. Het was de ge woonte van het Romeinsche gouvernement om den Staat en het volk van Rome bekend te maken met alle belangrijke zaken, die in hunne I OUD-HOLLANDSCH GEESTELIJK LIED Mijn suchten ende mijn kermen, siet aen, ghenadich God! Eylaes, wilt mijns ontfermen, al heb ick uw ghebot Versmaet soo menighe uren, ick wil mij beteren gaen: Die doet mijn herte treuren: O Jesu, siet mij aen! Den tijt heb ick verloren, die ghij mij hebt verleent! Naer u en wilde ick niet hooren, in sonden was ick versteent, Seer traech ben ick tot deughden al heb ick goet vermaen: Oorspronck der eeuwiger vreuchden, O Jesu, siet mij aen! Al ben ick vol van sonden, wilt myns ghedachtich sijn; Uw deucht is sonder gronden, die sonden sijn al myn. 'k Erken 't, al isset seer spade, wilt my toch niet versmaen; Aen u roep ik ghenade: O Jesu, siet mij aen! provincies plaats vonden. In de dagen van Liberius Caesar schreef Publius Lentullus, pre sident van Judea, den volgenden brief aan den Senaat met betrekking tot den Zaligmaker: Er is in deze dagen een man van groote deugd onder ons verschenen, genaamd Jezus Christus, die nog onder ons woont en die door de Heide nen erkend wordt voor een profeet der waar heid, maar zijne eigene discipelen noemen hem den Zoon van God. Hij wekt de dooden op en geneest alle soorten van ziekten. In houding is hij eenigszins groot en schoon, met een zeer eerbiedwaardig gezicht, zoodat zij, die hem zien, hem beiden liefhebben en vreezen mogen; zijn haar heeft de kleur van rijpe kastanjes, glad tot zijn ooren, van waar het meer los en krullend rondom tot op zyn schouders hangt. In het midden van zijn haar is een scheiding, op de manier van de Nazi- reners. Zijn voorhoofd is effen en fijn gevormd, zijn aangezicht zonder vlek of rimpel, schoon en liefelijk roodachtig; zijn neus en mond zoo gevormd, dat er niets op aan te merken valt; zijn baard dik, van dezelfde kleur als zijn haar, niet zeer lang, maar gevorkt (dat is naar weers zijden weggekamd zijn uitzicht is onschuldig en zeer verstandig; zijn oogen grijs, helder en vlug. In het bestraffen is hij vreeselyk, in het waarschuwen beleefd en openhartig, in gesprek ken aangenaam, gemengd met ernst. Niemand herinnert zich hem te hebben zien lachen, maar velen hebben hem zien weenen. In evenredig heid van lichaamsdeelen zeer voortreffelijk, iijn handen en armen fraai gevormd om te aanschouwen. In het spreken is hij zeer gema tigd, zedig en verstandig. Een man wegens zijn bijzondere schoonheid overtreffende de menschenkinderen. een betere betrekking te hebben. Dus bestudeert hij de advertentiekolommen en schrijft sollicitatiebrieven. Maar het vlot niet best met de sollici taties. De meesten blijven onbeant woord. Telkens schrijft hij weer, tel kens moet hij het hoofd van zijn school hiervan in kennis stellen en moet hij op diens informeerend vra gen antwoorden, niets te hebben ge hoord. Soms krijgt hij bericht, dat in de va cature is voorzien en één keer heeft hij gehoord, dat de benoeming van een ander te voren vaststond en het bestuur slechts pro forma heeft ge adverteerd om den protégé gelegenheid te geven, op gewone wijze te sollici- teeren en langs gebruikelijke weg de benoeming binnen te krijgen. Dat was niets voor Wim. Geagiteerd heeft hij gepraat. Tegen zijn moeder, die zwijgend en hoofdschuddend luis terde, daarna meelevende en kalmee- rende woordjes sprak en verder heel den dag teleurgesteld en bezorgd bleef kijken. Tegen Cor, die zijn ergernis deelde en al weer van meening was, dat daar werk van gemaakt moest worden en tegen haar vader, die on doorgrondelijk lachte en niets zei. Maar toen kwam er een hoopvolle verrassing. Twee heeren stapten zijn lokaal binnen voor een proefles, een schoolhoofd en een bestuurslid. Ze bleven anderhalf uur en vertrokken met een forsche handdruk, lachende gezichten en de mededeeling, dat hij er van hooren zou. Dat gebeurde ook inderdaad, toen hij bericht ontving, dat in de laatstgehouden bestuursver gadering in de vacature voorzien was. Nu zit hij weer achter de krant en overweegt een nieuw geval. Er wordt een onderwijzer gevraagd voor tijde lijk met mogelijkheid van benoeming voor vast. Mogelijkheid, dus geen ze kerheid. Wat doen? Een vaste positie in de waagschaal stellen voor een on zekere? Hij zou er niet aan denken, als de plaats, de school en de salarisregeling hem niet aanlokten. En dan de mo gelijkheid van een benoeming voor vast. Die is er toch. Als dat eens ge beurde. Dat zou een reuzepromotie we zen. In een stad, nog wel een aca demiestad! Maar als het niet gebeurt? En dan na vier of zes maanden buiten betrek king? Thuis loopen en niets doen. Studeeren? Dat kost geld. En weer leven op vaders kosten. Moeder zou het niet erg vinden. En zijn verloving dan? Het half jaar uitstel is over zes weken voorbij. Hij heeft nog tijd. Sollicitatiën wor den ingewacht vóór de twintigste van de volgende maand. Rustig overden ken dus. Een paar dagen loopt hij te twijfelen. Dan praat hij voorzichtig met een col lega van een andere school. Niet doen, kerel, veel te onzeker. Zoo iets is goed voor beginners, die nog geen benoe ming hebben. Zoo hangt hij in hét onzekere. Hij wil wel graag, maar hij durft niet. Wat nu toch doen? Kan hij God niet vragen om licht en leiding? Kan hij niet bidden? Neen, hij kan niet bidden. Alleen maar gebeden zeggen. Op school en thuis op vastgestelde tijden. Maar een factor in zijn leven, die gebed heet, kent hij niet. Daar gelooft hij niet aan. Theoretisch wel, mar practisch niet, hoewel hij zich zulks niet bewust is. Dus tot bidden komt hij niet. En met zijn ouders praat hij niet. Ook niet met Cor, althans niet over zijn sollici taties. Een kruiwagen moet hij heb ben. Die heeft hij niet, dat is het 'm. Een kruiwagen zou hem helpen. Op de laatste dag voor de vastgestel de datum gaat zijn sollicitatie in de bus. Nu maar afwachten. Hij be schouwt het als een lot in de loterij. Het bestuur heeft intusschen al een vrachtje sollicitatiebrieven binnen ge kregen, maar het hoofd van hun school vindt er niet veel keus bij. Op het laatste moment komt het schrij ven van Wim. Toevallig is de naam Brandwijk hem niet onbekend. Zou dat wat wezen? Het bestuur maakt geen haast. Ze laten het Hoofd informeeren en verwachten rapport en advies. Een proefles is niet noodig. Drie weken later is er een brief voor Wim. Hij is benoemd. Hoera, be noemd! Voor tydelijk. Stil, daar niet over praten. Dat hoeft niemand te we ten. Hij zal wel zorgen, dat het voor vast wordt. De verloving gaat door. Heel het dorp hoort, dat die jongen van Brandwijk verloofd is met een dochter van den postdirecteur. Wat een brani. Zijn vader is ook maar boer! Zondags gaat Wim uit de kerk met Cor mee koffiedrinken. Maar hij gaat thuis eten en komt 's middags terug. De volgende Zondag is Cor de heele dag bij de Brandwijks. De twee fami lies hebben het feit aanvaard. Een dóódsimpel geval immers. IV. Als Wim Brandwijk op de bestemde dag 's morgens tien vóór negen zijn nieuwe betrekking komt aanvaarden, is het Hoofd al druk in de weer. Wobrdenrijk en bewegelijk betrippelt hii de lokalen, de gangen en de trap. Hij geeft Wim ontelbare aanwijzin gen, te veel om te onthouden. In iedere zin komt het woordje ik voor. Dit wil ik zus. dat wil ik zoo. Hier houd ik van, daar houd ik niet van. De colle ga's, die Wims lokaal passeeren, kij ken door de openstaande deur naar binnen. In sommige oogen leest hij spot, in andere vrees. Het Hoofd geeft nog steeds instructies en inlichtingen. Aangaande de kinderen, de lesuren, het speelkwartiertje. Ten slotte nadert hij de dingen, die Wim al lang ge zien heeft. Dat de leermiddelen in de kast liggen, het lesrooster rechts naast het bord hangt, de bovenramen ge opend en gesloten kunnen worden, 't Wordt gelukkig negen uur. Het Hoofd is niet ambulant, hij gaat les geven in de hoogste klas. Maar vóór twaalf uur krijgt Wim hem nog drie maal bij zich. Om vier uur maakt hij pas rustig ken nis met de collega's. Er is een veer tiger bij, die schrikachtig kijkt en snel spreekt. De anderen zijn jong. Het ge zelschap bestaat uit tweeërlei men- schen, onverschillig lachende en ner veuze. Er hangt over het geheel een sfeer van nervositeit. (Wordt vervolgd) 29

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15