Eerste Kamer plaats, alwaar Baron Schimmelpen-
ninck van der Oye als Voorzitter fungeerde.
Op Zaterdag 1 Mei 1909 had de aangifte voor den
burgerlijken stand plaats, welke door Prins
Hendrik persoonlijk werd gedaan. Hiertoe waren
in het paleis verschenen de Minister van Buiten-
landsche Zaken, Jhr. R. de Marees van Swinderen,
en de Minister van Justitie, Mr. A. P. L. Nelissen,
als getuigen, terwijl Wethouder H. de Wilde (de
vader van den tegenwoordigen Minister van Fi
nanciën), bijgestaan door den hoofdambtenaar,
den heer J. C. Meys, de inschrijving verrichtte.
In Den Haag werd de boodschap van het blijde
gebeuren door herauten, elk vergezeld van twee
trompetters en gekleed in Oud-Hollandsch costuum
met een mantel van Oranje-fluweel en op den
hoed een groote Oranje-veer, op verschillende
plaatsen in de stad verspreid. Na een fanfare op
de groote bazuinen met geborduurde vaandels
lazen de herauten de volgende boodschap voor:
Ingezetenen!
Met groote vreugde maakt het Feestcomité de
blijde boodschap bekend, dat H.M. de Koningin
door Gods goedheid bevallen is van een Prinses.
Geheel de burgerij van 's-Gravenhage deelt van
harte in de gevoelens van vreugde, die dit feit bij
het Nederlandsche volk opwekt. Dankbaar erkent
het den zegen, die aan het Koninklijk Huis en aan
het Vaderland is geschonken.
Moge deze blijde gebeurtenis strekken tot ver
sterking van den eeuwenouden band tusschen
Nederland en Oranje.
Leve de Koningin!
Leve de jonge Prinses van Oranje!
Bij de geboorte van Prinses Juliana werd het
Oud-Hollandsche gebruik van een tractatie op
beschuit met muisjes in eere gehouden.
In Den Haag werd deze traditioneele tractatie voor
duizenden arme kinderen geheel bekostigd door
het echtpaar Tjaden-Modders. Daar men toen nog
Koningin Emma met Prinses Wilhelmina
na den dood van Koning Willem III
BOVEK-HAIUMNXVEID
ten dienste van de lezers der vijf
samenwerkende Christelijke Dagbladen
CORRESPONDENTIE
G. K. K. te Zwijndrecht. U krijgt 12 Everlasting.
J. S. te Brunssum. Saldo 390 pt. 150 Rivieren ge
noteerd.
M. v. d. B. te Gorcum. Dank voor de cadeauzen
ding Bussinkplaatjes.
Dames P. te Eist. U sloot geen porto in. Voor
waar wij wonen, zie art. 8. Vim verzonden.
J. C. v. A. te Dordrecht. Voor Klaverblad en To
renkraai, zie art. 8. Die bon is omgeruild. Totaal
184 D. E. gezonden.
Mej. J. S. M. te Rotterdam. Saldo 1150 pt.
B. v. d. N. te Strijen. Boerderij en waar wij wonen
nemen we niet meer aan, zie art. 8. Alles verzon
den, er was voldoende porto ingesloten.
D. J. H. te Eae. Per K. punt geven we 2 pt. K.-
plaatjes worden momenteel niet gevraagd.
J. O. te Hilversum. 22 Keg en 100 van Delft en
172 pt. genoteerd.
S. L. te Oud-Beijerland. A kunt U zenden a 8 pt
Mevr. de Wed. P. H. te Haarlem. 54 Keg gen. Wat
waardeloos was kwam retour.
M. F. te Loosduinen. Kanis en Gunnink-plaatjes
vragen we nu niet. Punten kunt U zenden a 2 pt.
per stuk.
Mevr. L. B.N. te Lisse. We noteerden 129 Rivie
ren bons voor de 1292 pt. U berekende Rivieren
op 4 pt. terwijl ze 10 pt. zijn. Voor D. E. schoten
dus geen pt. n<"<r
Z. K. H. Prins Hendrik
niet op zulk een massa-tractatie was ingesteld,
moest een en ander langen tijd tevoren worden
gereed gemaakt. Hierbij was het gevaar niet denk
beeldig, dat de lekkernij op den dag der uitdeeling
bedorven zou zijn, doch gelukkig kon de Haagsche
Keuringsdienst, toen het heerlijke oogenblik een
maal was aangebroken, constateeren, dat de ge-
heele voorraad in prima conditie verkeerde en uit
stekend van smaak was. De uitdeeling werd een
waar succes en het moet voor den heer en me
vrouw Tjaden wel een groote voldoening zijn
geweest, toen zij al die stralende kindergezichtjes
om zich heen verzameld zagen.
De uitbundigheid van het Nederlandsche volk i3
bij de geboorte van Prinses Juliana wel bijzonder
groot geweest en daartoe was dc.n ook alle reden.
Over het uitblijven van een troonopvolger na het
huwelijk van onze geliefde Koningin, waardoor
ons Oranjehuis dreigde uit te sterven, maakten
velen in den lande zich ongerust. Toen dan ook
na bijna acht jaren het groote nieuws bekend
werd, dat er een Koningskind werd verwacht en
die verwachting in April 1909 in vervulling ging,
kende de vreugde geen grenzen.
Maar de geestdrift van 1880 en 1909 is nog niet
verstorven.
Weer wacht een geheel volk op de verwezenlijking
van zijn zoetste hope.
En als die hope door 's Heeren goedheid straks in
vervulling mag gaan dan "al opnieuw blijken,
dat als 't Oranje geldt, de spreekwoordelijke
bedaardheid van den Hollander wordt wegge
vaagd door een geestdrift, die de bedding waarin
de vreugde van een volk zich in normale tijden
beweegt, verre overschrijdt.
Nu volgen de voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
plaatjes.
2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 ct.
(aan postzegels).
3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
4 Van éér soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pt. per maand aangevraagd
worden.
5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij
ven tot een volgende zending.
6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door
de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken.
7 Vraagt U van een album speciale nummers,
dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer.
8 Verkade Klaverblad, van Houten, Wascholine,
Coelingh, Patria, Pette en Dobbelman nemen
we niet meer aan.
Wil s.' .p. gratis ruilformulier zenden aan:
Woonplaats:
Naam:
Adres*
Datum:
Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd
worden.
De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe
lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4,
H-O 6, Droste 20, Hagzeeels 10, Hille 8, Holi. Zw.
V'eegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok-
"°ep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4,
Patria deel I 10, deel II 15, Pette 6, Pleines 3 Rade
maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine 2.
Wie helpt aan: v. Rossum, Ark beschuitbons, Kwat
ta winkelierstrooken, Haas en van Brero.
Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex
bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys,
Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand,
Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van
Sickesz, Pax.
Na 31 Januari worden van Paul Kaiser geen
Benito-bons, maar alleen Paula-bons aanvaard.
Wie helpt aan een groote partij Hag en Van Ros-
sum-bons?
ALBUMRUIL
1. De heer J. Quist, Amersf.weg 109 Hilversum
heeft Dobbelman Japan (compl.) en twee exempl.
Indische Cultures (compl.) Te ruilen voor andere
albums, of te koop voor 1.50.
2. Een lezeres biedt te koop aan de volgende
compl. Verkade albums: Bosch en Heide, Mijn
Aquarium, Bloemen i.o. tuin en Kamerplanten
a 1.50 per stuk, franco huis. Te zamen voor 5.
Te bevragen by De Ruilbeurs.
Ons Postadres is:
DE RUILBEURS, HARDINXVELD.
In Griekenland verscheen een nieuwe serie van
13 waarden, met allemaal verschillende voorstel
lingen o.a. de 7 Drachmen: Paulus, predikend te
Athene. Ter gelegenheid van de benoeming van
den Kroonprins van Roemenië tot 2e luitenant
verscheen aldaar het hieronder afgebeelde blok
van vier verschillende zegels.
Ruilbeurs:
Allereerst een mededeeling over de boekjes. Na
toezending van 25 cent aan postzegels, zenden wij
franco vijf boekjes, in elk boekje is plaats voor
160 postzegels.
Correspondentie:
G. D. te Rotterdam. Wij schreven U in onder no. 9.
Mej. B. v. R., Utrecht. Wij schreven U in onder
no. 10. Heelemaal geen bezwaar. Zend U maar wat
U heeft.
C. v. d. H., Sassenheim. Wij schreven U in onder
no. 11.
H. L. Den Haag. Wij schreven U in onder no. 12.
H. D., Vlaardingen. Wij schreven U in onder no. 13
De zegels die U over heeft, plakt U maar in boek
jes en zend ze dan aan de ruilbeurs.
L. P. v. d. W., Rotterdam. Wij schreven U in onder
no. 14. Uw vraag over de boekjes is reeds beant
woord. Op de rest van Uw schrijven hopen we
nader terug te komen.
A. v. O., Rotterdam. Wij schreven U in onder no. 15
C. J. de J., Alblasserdam. Wij schreven U in onder
no. 16. Zie verder antwoord aan no. 10.
W. V., Rotterdam. Wij schreven U in onder no. 17.
Uw boekje heeft een waarde van frs 57.15. Wilt
U in het vervolg de zegels per land bij elkaar
plakken?
H. H. de K., Veenendaal. Wij schreven U in onder
no. 18.
Chr. O., Hontenisse. U is ingeschreven onder no. 19.
Mej. R. S., Terneuzen. U is ingeschreven onder
no. 20.
D W., Rotterdam. U ir ingeschreven onder no. 21.
Volgende week hopen we alle voorwaarden nog
eens te publiceeren.
M. v. d. Zw., VI. Ambacht. U is ingeschreven on
der no. 22. U kunt nu reeds een boekje inzenden,
waar U dan tevens de 25 cent bij kunt voegen.
Een catalogus kunt U bestellen bij den boekhan
del. De prijs is 4.50.
P. B., Noordeloos. U is ingeschreven onder no. 23.
Ons postadres is: Postzegelruilbeurs. Voorstraat
ICS zwart, Dordrecht.
32
hande soort spelletjes, zooals alle soorten jeugd
overal doen.
Maar Frits had die middag wel wat nuttigers te
doen dan voetballen op de groote aloon-aloon.a)
Met een geheimzinnig gezicht probeerde hij van
zijn moeder een kwartje af te troggelen.
„Ik heb het is beslist nóódig, toe, nou, moeder,
zoo kassian!"
„Wat kassian?" vroeg mevrouw Berkhage. „Waar
wil je dat kwartje voor gebruiken. Wil je vliegers
koopen?"
„Nee, heusch niet, moe, ik koop er echt niks voor,
het is erg goed, waar ik 't voor doe. Maar ik ver
tel het toch niet, vanavond zal ik het aan u
vertellen, maar heusch, het is heel goed, toe, geef
't nou?"
Moeder was er niet zoo erg zeker van, of het wel
paedagogisch verantwoord was, haar zoon z'n zin
te geven. Künkel zou waarschijnlijk zeggen. „Nee",
en mevrouw Berkhage zei: „Goed dan, maar van
avond vertellen, hoor Frits!"
Dadelijk na het middageten ging Ds. Berkhage met
zijn gast naar het nieuwe zendings-ziekenhuis,
waar Dr. Steen den heelen middag zou blyven om
eenige oog-operaties te verrichten.
Frits sloop heimelijk weg en holde het dessapaadje
af op zoek naar den blinden jongen. Na lang speu
ren vond hij hem, kruislings zittend op de rand
van een sawah-paadje e* zoo maar wat voor zich
heen fluitend. Frits ging naast hem zitten en zei:
„Ik was er gisteren ook bij, toen die meneer vroeg
of je beter wilde worden. Nu heb ik een mooi
plannetje. Ik zal je naar het ziekenhuis brengen,
dan kan die knappe meneer weer maken, dat je
kan zien. Ga je mee?"
„Mijn vader heeft het verboden", zei de jongen
toonloos.
„Maar je wilt zelf toch wel?"
„Ja, mijnheer, ik wil zelf wel."
„Nou, ga dan mee. We gaan in een dogcar 3) en je
bent gauw terug, zonder dat ze 't merken. En je
vader zal vast blij zijn als je weer kan zien. Wat
geeft het nou, of je later een pak slaag krijgt, als
je maar niet blind meer bent. Ga maar gerust
Het Javaantje zat eenige oogenblikken in gedach
ten verdiept. Toen zei hij: „Ziet u iemand in de
buurt?"
„Nee, er is niemand".
„Goed, dan ga ik met u mee. Past u op, dat -de
mand mij ziet. Ik dank u wel". Zijn lichtlooze
oogen keken Frits aan.
Frits nam de hand van den blinde, en deze schrot,
verlegen door zooveel eerbewijs. Vlug trok Frits
hem voort, naar den grooten weg. Niemand zag
hen.
Zoo gauw Frits een voertuig zag, riep hij hard:
„Dogcar, dogcar!!"
De wagen kwam op een sukkelgangetje naar hen
toe. Snel stegen ze in. Frits beloofde den koetsier
het heele kwartje, als ze gauw bij het ziekenhuis
zouden zijn, waarop deze plotseling klaar wakker
werd en zijn talenten ontplooide. Voor het zieken
huis stegen Ze uit. Weer liepen blank en bruin
hand in hand over den weg, de ingang t zieken
huis tegemoet.
Kortaf vroeg Frits aan de zuster, waar Dr Steen
was.
„In de operatie-zaal".
„Waar is-die?"
„Ga maar mee".
Ze liepen door de gangen en stonden stil voor een
witte deur. De zuster klopte aan en ging binnen.
Even later kwam Dr. Steen eruit. Hij had een
witte jas en gummi-handschoenen aan, en voor
z'n gezicht hing een doek, die hij af deed.
„Wel notabene!" riep hij verbaasd uit, „hoe heb je
hem hier gekregen, Frits?"
„Ik heb hem ontvoerd", antwoordde deze plechtig.
„Wilt u hem opereeren?"
Dr Steen schoot in de lach.
„Heel graag, m'n jongen! Ik bewonder je vlotte
werkwijze. Wil je misschien hier buiten zoolang
wachten? Langer dan een half uur zal het wel
niet duren, denk ik".
Hij streek Frits over zijn haar en trok het
Javaantje mee naar binnen. Frits zag een glimp
van een blinkende kap en stangen en ging toen
tegen de muur geleund, zitten wachten. Hij maak
te een zeer spannende en onrustige tijd door. Ein
delijk kwam de dokter naar buiten.
„Dokter, dokter", sprong Frits op, „hoe is 't?"
„Luister es, Frits", zei Dr. Steen, „het is gelukt
Het jongetje is niet blind meer, hij kan zien!"
„O, dat is fijn, dat is fyn!" danste Frits, „dank u
wel, dokter!"
„Maar hij moet hier nog een dag of twee blijven,
onder behandeling, begrijp je? Hij mag niet direct
in 't felle licht. Hy krijgt een groene kap op en
oogwatertjes.cn al die dingen, begrijp je?"
„Ja, dokter", zei Frits angstig, „maar ik beloofde,
dat hij gauw terug zou zijn!"
„Aan wie heb je dat beloofd?"
„Aan hemzelf".
„En heeft iemand uit de dessa je gezien?"
„Nee, ik geloof van niet".
„Nou, weet je wat", fluisterde Dr. Steen geheim
zinnig, „we houden hem nog een poosje stiekum
hier. Ze weten toch niet, dat hij in 't ziekenhuis is.
En overmorgen mag hij weer naar huis. En dan
zijn ze allemaal natuurlijk veel te blij, dat hy weer
kan zien. Dan zyn ze heusch niet boos! Afgespro
ken? Vertel het maar gauw thuis, aan je vader,
hoor, dag Frits, je bent een kranige kerel!"
„Ja dokter",, gaf Frits beleefd toe, „en ook aan
moeder, dag dokter, dank u wel!"
De twee samenzweerders drukten elkaar de hand.
J) kassian zielig.
-) aloon-aloon grasveld.
3) dogcar tweewielig wagentje.
Een sterri uit de oudheid
Een onzer lezers vraagt plaatsing van het volgen
de stukje, dat hij vele jaren geleden uitknipte en
al dien tijd trouw bewaarde, 't Is een beschrijving
van het uiterlijk van den persoon van den Heiland.
Of dit stukie in alles waar en juist is, valt moei
lijk uit te maken, maar ongetwijfeld stellen er
ook vele andere lezers belang in.
Het oude uitknipsel is van den volgenden inhoud:
Het volgende is eene copio van een handschrift,
nu in het bezit .van Lord Kelly en in zijn bi
bliotheek te vinden. Dit handschrift is afge
schreven van een oorspronkelijken brief van
Publius Lentullus te Rome. Het was de ge
woonte van het Romeinsche gouvernement om
den Staat en het volk van Rome bekend te
maken met alle belangrijke zaken, die in hunne
I OUD-HOLLANDSCH
GEESTELIJK LIED
Mijn suchten ende mijn kermen,
siet aen, ghenadich God!
Eylaes, wilt mijns ontfermen,
al heb ick uw ghebot
Versmaet soo menighe uren,
ick wil mij beteren gaen:
Die doet mijn herte treuren:
O Jesu, siet mij aen!
Den tijt heb ick verloren,
die ghij mij hebt verleent!
Naer u en wilde ick niet hooren,
in sonden was ick versteent,
Seer traech ben ick tot deughden
al heb ick goet vermaen:
Oorspronck der eeuwiger vreuchden,
O Jesu, siet mij aen!
Al ben ick vol van sonden,
wilt myns ghedachtich sijn;
Uw deucht is sonder gronden,
die sonden sijn al myn.
'k Erken 't, al isset seer spade,
wilt my toch niet versmaen;
Aen u roep ik ghenade:
O Jesu, siet mij aen!
provincies plaats vonden. In de dagen van
Liberius Caesar schreef Publius Lentullus, pre
sident van Judea, den volgenden brief aan den
Senaat met betrekking tot den Zaligmaker:
Er is in deze dagen een man van groote deugd
onder ons verschenen, genaamd Jezus Christus,
die nog onder ons woont en die door de Heide
nen erkend wordt voor een profeet der waar
heid, maar zijne eigene discipelen noemen hem
den Zoon van God. Hij wekt de dooden op en
geneest alle soorten van ziekten.
In houding is hij eenigszins groot en schoon,
met een zeer eerbiedwaardig gezicht, zoodat
zij, die hem zien, hem beiden liefhebben en
vreezen mogen; zijn haar heeft de kleur van
rijpe kastanjes, glad tot zijn ooren, van waar
het meer los en krullend rondom tot op zyn
schouders hangt. In het midden van zijn haar
is een scheiding, op de manier van de Nazi-
reners. Zijn voorhoofd is effen en fijn gevormd,
zijn aangezicht zonder vlek of rimpel, schoon
en liefelijk roodachtig; zijn neus en mond zoo
gevormd, dat er niets op aan te merken valt;
zijn baard dik, van dezelfde kleur als zijn haar,
niet zeer lang, maar gevorkt (dat is naar weers
zijden weggekamd zijn uitzicht is onschuldig
en zeer verstandig; zijn oogen grijs, helder en
vlug. In het bestraffen is hij vreeselyk, in het
waarschuwen beleefd en openhartig, in gesprek
ken aangenaam, gemengd met ernst. Niemand
herinnert zich hem te hebben zien lachen, maar
velen hebben hem zien weenen. In evenredig
heid van lichaamsdeelen zeer voortreffelijk,
iijn handen en armen fraai gevormd om te
aanschouwen. In het spreken is hij zeer gema
tigd, zedig en verstandig.
Een man wegens zijn bijzondere schoonheid
overtreffende de menschenkinderen.
een betere betrekking te hebben. Dus
bestudeert hij de advertentiekolommen
en schrijft sollicitatiebrieven.
Maar het vlot niet best met de sollici
taties. De meesten blijven onbeant
woord. Telkens schrijft hij weer, tel
kens moet hij het hoofd van zijn
school hiervan in kennis stellen en
moet hij op diens informeerend vra
gen antwoorden, niets te hebben ge
hoord.
Soms krijgt hij bericht, dat in de va
cature is voorzien en één keer heeft
hij gehoord, dat de benoeming van
een ander te voren vaststond en het
bestuur slechts pro forma heeft ge
adverteerd om den protégé gelegenheid
te geven, op gewone wijze te sollici-
teeren en langs gebruikelijke weg de
benoeming binnen te krijgen.
Dat was niets voor Wim. Geagiteerd
heeft hij gepraat. Tegen zijn moeder,
die zwijgend en hoofdschuddend luis
terde, daarna meelevende en kalmee-
rende woordjes sprak en verder heel
den dag teleurgesteld en bezorgd bleef
kijken. Tegen Cor, die zijn ergernis
deelde en al weer van meening was,
dat daar werk van gemaakt moest
worden en tegen haar vader, die on
doorgrondelijk lachte en niets zei.
Maar toen kwam er een hoopvolle
verrassing. Twee heeren stapten zijn
lokaal binnen voor een proefles, een
schoolhoofd en een bestuurslid. Ze
bleven anderhalf uur en vertrokken
met een forsche handdruk, lachende
gezichten en de mededeeling, dat hij
er van hooren zou. Dat gebeurde ook
inderdaad, toen hij bericht ontving,
dat in de laatstgehouden bestuursver
gadering in de vacature voorzien was.
Nu zit hij weer achter de krant en
overweegt een nieuw geval. Er wordt
een onderwijzer gevraagd voor tijde
lijk met mogelijkheid van benoeming
voor vast. Mogelijkheid, dus geen ze
kerheid. Wat doen? Een vaste positie
in de waagschaal stellen voor een on
zekere?
Hij zou er niet aan denken, als de
plaats, de school en de salarisregeling
hem niet aanlokten. En dan de mo
gelijkheid van een benoeming voor
vast. Die is er toch. Als dat eens ge
beurde. Dat zou een reuzepromotie we
zen. In een stad, nog wel een aca
demiestad!
Maar als het niet gebeurt? En dan na
vier of zes maanden buiten betrek
king? Thuis loopen en niets doen.
Studeeren? Dat kost geld. En weer
leven op vaders kosten. Moeder zou
het niet erg vinden. En zijn verloving
dan? Het half jaar uitstel is over zes
weken voorbij.
Hij heeft nog tijd. Sollicitatiën wor
den ingewacht vóór de twintigste van
de volgende maand. Rustig overden
ken dus.
Een paar dagen loopt hij te twijfelen.
Dan praat hij voorzichtig met een col
lega van een andere school. Niet doen,
kerel, veel te onzeker. Zoo iets is goed
voor beginners, die nog geen benoe
ming hebben.
Zoo hangt hij in hét onzekere. Hij wil
wel graag, maar hij durft niet. Wat nu
toch doen?
Kan hij God niet vragen om licht en
leiding? Kan hij niet bidden?
Neen, hij kan niet bidden. Alleen
maar gebeden zeggen. Op school en
thuis op vastgestelde tijden. Maar een
factor in zijn leven, die gebed heet,
kent hij niet. Daar gelooft hij niet
aan. Theoretisch wel, mar practisch
niet, hoewel hij zich zulks niet bewust
is. Dus tot bidden komt hij niet. En
met zijn ouders praat hij niet. Ook niet
met Cor, althans niet over zijn sollici
taties. Een kruiwagen moet hij heb
ben. Die heeft hij niet, dat is het 'm.
Een kruiwagen zou hem helpen.
Op de laatste dag voor de vastgestel
de datum gaat zijn sollicitatie in de
bus. Nu maar afwachten. Hij be
schouwt het als een lot in de loterij.
Het bestuur heeft intusschen al een
vrachtje sollicitatiebrieven binnen ge
kregen, maar het hoofd van hun
school vindt er niet veel keus bij. Op
het laatste moment komt het schrij
ven van Wim. Toevallig is de naam
Brandwijk hem niet onbekend. Zou
dat wat wezen?
Het bestuur maakt geen haast.
Ze laten het Hoofd informeeren en
verwachten rapport en advies. Een
proefles is niet noodig.
Drie weken later is er een brief voor
Wim. Hij is benoemd. Hoera, be
noemd! Voor tydelijk. Stil, daar niet
over praten. Dat hoeft niemand te we
ten. Hij zal wel zorgen, dat het voor
vast wordt.
De verloving gaat door. Heel het dorp
hoort, dat die jongen van Brandwijk
verloofd is met een dochter van den
postdirecteur. Wat een brani. Zijn
vader is ook maar boer!
Zondags gaat Wim uit de kerk met
Cor mee koffiedrinken. Maar hij gaat
thuis eten en komt 's middags terug.
De volgende Zondag is Cor de heele
dag bij de Brandwijks. De twee fami
lies hebben het feit aanvaard. Een
dóódsimpel geval immers.
IV.
Als Wim Brandwijk op de bestemde
dag 's morgens tien vóór negen zijn
nieuwe betrekking komt aanvaarden,
is het Hoofd al druk in de weer.
Wobrdenrijk en bewegelijk betrippelt
hii de lokalen, de gangen en de trap.
Hij geeft Wim ontelbare aanwijzin
gen, te veel om te onthouden. In iedere
zin komt het woordje ik voor. Dit wil
ik zus. dat wil ik zoo. Hier houd ik
van, daar houd ik niet van. De colle
ga's, die Wims lokaal passeeren, kij
ken door de openstaande deur naar
binnen. In sommige oogen leest hij
spot, in andere vrees. Het Hoofd geeft
nog steeds instructies en inlichtingen.
Aangaande de kinderen, de lesuren,
het speelkwartiertje. Ten slotte nadert
hij de dingen, die Wim al lang ge
zien heeft. Dat de leermiddelen in de
kast liggen, het lesrooster rechts naast
het bord hangt, de bovenramen ge
opend en gesloten kunnen worden,
't Wordt gelukkig negen uur. Het
Hoofd is niet ambulant, hij gaat les
geven in de hoogste klas. Maar vóór
twaalf uur krijgt Wim hem nog drie
maal bij zich.
Om vier uur maakt hij pas rustig ken
nis met de collega's. Er is een veer
tiger bij, die schrikachtig kijkt en snel
spreekt. De anderen zijn jong. Het ge
zelschap bestaat uit tweeërlei men-
schen, onverschillig lachende en ner
veuze. Er hangt over het geheel een
sfeer van nervositeit.
(Wordt vervolgd)
29