KLEUTERS
Verlegen Wimp je
TWEE ZUSJES UIT LOGEREN
door B. v. d. PLAATS
8)
RIETJE knikte. Ze vond de hof zo vreselijk
groot dat je er wel in verdwalen kon.
Ze moest maar aldoor naar Grietje kijken. Die
zag er zo leuk uit. Ze had een zwarte jurk aan
met korte mouwen, en een bonte schort voor. Ze
had zwarte kousen aan, en klompen.
„Waarom heb je geen schoenen aan, en sok
jes?" vroeg Riet.
„Daarom niet."
„Kun je daar goed op lopen? Laat mij ook es
proberen?"
Grietje legde de beide boekjes even in het gras
en trok haar klompen uit.
„Hier", zei Riet, „doe jij mijn schoenen maar
„Dat kan niet. Daar kan ik niet in met mijn
„O, die klompen zijn mij veel te groot! Au,
wat doet dat zeer. Doen ze jou geen pijn?"
„Nee, ik loop er alle dagen op. 's Zondags heb
jk ook schoenen."
„Kun je er ook hard op lopen?"
„Jawel."
Rietje trok met een pijnlijk gezicht haar schoen
tjes weer aan. Toen moest Jet proberen. Maar
Jet kon er ook niet op lopen.
„Dat komt omdat ze te groot zijn", zei ze. ,,Ik
zal aan tante Heieen vragen of wij ook klom
pen mogen hebben, hè Riet?"
„Je bent op 't Huis", zei Grietje", en dan mag
je toch geen klompen aan hebben."
„Maar als we 't vragen, wel."
„Bij ome Drikus kan je ze kopen. Ze zijn niet
duur. Die heeft ze ook met mooie gouden stre
pen er op."
„Dan vraag ik die. 't Mag vast wel."
„Hebben jullie alle dagen zulke mooie jurken
aan?" vroeg Grietje.
„Voel de mijne es, hoe fijn dun", zei Riet. „Het
is mijn Zondagse geweest. Vind je hem mooi?"
„Ja, erg mooi. Die witte bloemetjes zitten er zo
leuk bovenop. Voel de mijne es."
„Och, wat dik."
„Er zit ook nog een borstrok onder."
„Waarvoor?"
„Voor 't kouvatten, zegt moeder."
„En heb je 't dan niet warm?"
Grietje streek eens met de hand over haar voor-
hoofd. „Niet erg", zei ze, „maar dat dunne goed
mag ik niet an."
Jet was een eindje vooruit gelopen. Ze wilde
wel dat er nog een groot meisje was om mee
te spelen. Dan konden ze wilde spelletjes doen:
krijgertje en hardlopen, of hinkelen
„Zullen we eens doen wie het hardste lopen
kan?" riep ze tegen de andere twee.
„Ja, van hier tot aan de vijver", zei Grietje.
„De vijver? Hoe kom je daar dan?"
„Hier al maar recht door. Mijn vader is er aan
't grasmaaien."
ZOEKPLAATJE
w/M&tór \z. y
Kleine Piet speelt blindemannetje en moet pro
beren zijn broertje Jan en zusje Lientje te vinden.
Wie zoekt er mee?
Ze gingen naast elkaar staan. Het pad was maar
net breed genoeg. Een, twee, drie
Ze liepen zo hard ze konden. Jet nam grote
sprongen en Rietje vlugge kleine stapjes. Griet
je zwaaide haar benen zo ver de lucht in, dat je
bij elke stap de onderkant van haar klompen
kon zien. In de ene klomp zat een gat. Daar
keek haar zwarte kous doorheen.
Jet won het. Voor het grasperk hield ze stil.
Grietje liep door tot vlak bij het water. „Ik heb
gewonnen!" riep ze, „waarom blijven jullie daar
staan?"
„We mogen niet bij het water komen van
tante."
PALEISWACHTTE SOESTDIJK
WANNEER
KOMT NOU
PRINSJE OF
PRINSESJE?"
(Deze foto heeft
al in de gewone
krant gestaan,
macCr we zetten
haar ook in de
Kinderkrant.
Want over vele,
vele jaren hopen
we om dit leuke
plaatje nog eens
hartelijk te kun
nen lachen.)
Klein W imp je is verlegen
Dat kun je zo maar zien.
Hij durft haast niet te kijken
Verstopt zich bovendien
En kijk, hij steekt zijn vinger
Daarbij nog in de mond.
Och, och, dat arme W imp je.
Wat kijkt hij bang in 't rond.
Klein. Wimpje, domme jongenI
Waarom kruip jij toch weg?
Toe, wees een flinke kerel!
Geef vlug een handje, zeg!
ROEL DASMUS
O, maar hier mag je wel! Waar het drassig is.
daar mag je niet, want dan krijg je natte voe
ten. Hier pluk ik altijd bloemen, voordat va
der het gras maait. Kom maar gerust."
De beide zusjes liepen voorzichtig door het hoge
gras. Ze waren ook nog lang niet aan de wa
terkant. Als Grietje hier mocht, mochten zij het
ook wel.
„Kijk es", zei Grietje, „deze witte, dat bennen
mooie."
„Hoe heten die?"
„Dat weet ik niet. Maar dat zijn paardebloe
men."
„Die dikke gele, o ja. Die groeien bij ons in
het stadspark ook in het gras."
„Daar weet ik wel een spelletje mee."
„Een krans vlechten zeker? En dan om je hoofd
„Nee, wat leuks, met water."
„Toch niet in het water? Want dat mogen wij
niet."
„Nee, met een kopje water. Ik zal wel wat
halen."
„Ik ga mee, dan help ik dragen."
Rietje bleef alleen in het hoge gras. Het stond
vol prachtige bloemen: witte, gele en rode. Er
waren ook lange rode pluimen. Als je die af
stroopte, had je allemaal rode korreltjes in je
hand. Ze tilde haar jurk aan twee punten om
hoog en legde telkens de korreltjes er in. Ze
wilde een hele schoot vol hebben.
Jet en Grietje waren hard naar huis gelopen.
Grietje pakte twee kommen van de keukentafel.
Die hielden ze buiten onder de pomp: Jet moest
heel lang pompen voor er water uit kwam. Maar
toen ging het opeens zó hard, dat het over hun
voeten spatte.
Ze dronken allebei een slokje uit hun volle kom
Hoe heten deze dieren?
en toen droegen ze hem voorzichtig in beide han
den naar de vijver.
„Kijk", zei Jet, „daar liggen je boekjes nog, in
het gras."
„O, ja, ik moet nog lezen. Elke dag vier lekjes.
Alleen 's Zondags hoeft het niet. Dan mag je
niet leren."
„Ik zal ze wel meenemen, en dan gaan we daar
in het gras zitten lezen".
„Maar eerst gaan we dat leuke spelletje doen."
Ze zagen Rietje plat op de grond zitten. Alleen
haar donkere hoofd kwam boven het gris uit.
Ze liet de rode korreltjes als zand tussen haar
vingers door glijden in haar schoot.
Jet en Grietje gingen naast haar zitten. Er golf
de wat water over de rand heen, van de schok.
Maar er bleef nog genoeg in om het spelletje te
Grietje plukte een paardebloem en brak de steel
er af. Toen rafelde ze aan beide kanten de steel
een eindje uit, en legde hem in het water. Er
kwamen prachtige krulletjes aan.
(Volgende week verder)
Uil >- ft I
1*1*1
ZATERDAG 22 JANUARI
JAARGANG 198
De Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant
Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche
Courant en Dordtsch Dagblad
Donderdagavond
BUITENLAND
HET nieuwe parlement van de Unie der Sovjet
republieken, een creatie naar de nieuwe
grondwet van Stalin, is dezer dagen te Moskou,
in het centrum van het uitgestrekte Russische
land, bijeen geweest. Het vormt de officieele ver
tegenwoordiging van de omstreeks vijftig of zestig
verschillende volken en stammen, die onder het
regiem van Lenin's heilsleer trachten te leven.
Vooralsnog blijft het inderdaad een probeersel,
en aan den heilsstaat is men nog lang niet toe.
De bijeenkomst van dit parlement moet een merk-
woordig bont schouwspel hebben opgeleverd, zoo
men bedenkt dat de mannen en vrouwen, waaruit
het is samengesteld, zijn bijeengebracht uit noord
en west, oost en zuid, van de Poolsche grenzen tot
de kusten van de Noordelijke IJszee," en van den
Kaukasus tot aan het eiland Sachalin, waar de
Japanner de naaste buurman is. Allerlei exotische
kleederdracht mengde zich er tusschen de grauwe
plunje van het groote stads-proletariaat, en in de
rijen toonde zich menig plat Mongoolsch gelaat,
dat met zijn schuinen oogopslag als van een zekere
verwondering scheen te getuigen. Bijna overbodig
is het, op te merken, dat de geografische verschil
len tusschen al deze „volksvertegenwoordigers",
hoe groot ook overigens, in het niet moesten
zinken bij het onderscheid der beschavings-
niveau's. Voor dit gemêleerde gezelschap, dat voor
een niet gering deel andere moedertalen spreekt
dan het Russisch, en derhalve met de officieele
welsprekendheid wel eenige moeite zal hebben
gehad, heeft Molotof een groote rede gehouden.
Molotof is wat wij de minister-president zouden
noemen; in Rusland is zijn officieele titel voor
zitter van den raad van volkscommissarissen. Wij
zullen zijn rede hier niet in bijzonderheden be
spreken; het resumé is niet anders dan een lofzang
op de Russische vooruitgang, uitgedrukt in cijfers
en nog eens cijfers. De huidige Rus is naar het
schijnt dol gelukkig met dergelijk dor materiaal
en geneigd om het telkens weer te applaudiseeren.
Dit is ook vrijwel het eenige, wat hij in zijn lang
niet rooskleurige omstandigheden doen kan. Kon
de man in de straat zich in statistieken en getallen
kleeden, gelijk de Russische propagandist zulks
met zijn betoogen doet, hij zou de beste gekleede
man in Europa zijn. Gelijk men weet geniet nog
tot op heden de Britsche minister van buiten-
landsche zaken Eden deze plezierige reputatie.
Het „vredelievende Rusland", gelijk alle mogelijke
communistische woordvoerders het gaarne betite
len, laat op het gebied van zijn bewapening
merkwaardige geluiden hooren. Dit althans willen
wij uit de rede van den Russischen premier aan
stippen. „Wij bezitten, zoo ve-klaarde Molotof,
tha.is vier oorlogsvloten, te weten de Oostzee-
vloot, de Zwarte Zeevloot, de Noordelijke IJszee-
vloot en de Stille Oceaanvloot. Dat is niet gering
voor een land, vooral daar onze vloten ook in
rechtstreeksche verbinding staan met eenige
oceanen. Toch konden wij pas de laatste jaren
den bouw van die oorlogsvloten ter hand nemen.
Zij zijn reeds alle vier zoodanig in omvang toe
genomen, als betamelijk is voor een groote mo
gendheid als de Sovjet-Unie. Zoodra wij echter
een aantal nieuwe werken voltooid hebben, zullen
Wij beginnen onze vloten in sneller tempo en met
grooter schepen uit te breiden. Thans stelt Itaiië
den eisch, onbeperkt in de geheele Middellandsche
Zee zijn gang te mogen gaan, wat de Sovjet-Unie
wegens de zeer groote belangen, welke zij in dit
gebied heeft, niet onverschillig kan laten...."
Stormachtig applaus heeft, het kan moeilijk
anders, deze passage uit Molotofs rede begroet.
Geschiedt het ook zoo niet in de parlementen van
andere zich meer en meer bewapenende landen?
Er zijn hier dingen,die ernstig te denken geven.
Rusland, dat te land reeds over een millioenen-
leger beschikt, is blijkbaar bezig, zich ook ter zee
op breede schaal te gaan versterken. Naast de
imperialistische expansie van Japan in -China,
welke van dag tot dag voortschrijdt, ook al lezen
wij niet in elk dagbladnummer omtrent nieuwe,
grootsche vorderingen op het Aziatische vaste
land, is deze Russische machtsvorming er een.
die op den duur een zware bedreiging voor de
westersóhe godsdienst en cultuur kan worden. De
laatste Dardanellen-conferentie heeft aan de
Russische Zwarte Zee-vloot den toegang tot de
Middellandsche wateren gewaarborgd en haar
daardoor tot in het hart van ons werelddeel ge
bracht. Genoegzaam bekend is, hoe de landen
rond de Oostzee een wassende beduchtheid aan
den dag leggen voor de Sovjet-marine in het
hooge onorden. Er toont zich hier het begin van
een „omarming", welke in de toekomst noodlottig
zal kunnen blijken. De wereld raakt uit haar
oude evenwicht, en bij de verdeeldheid en de on
derlinge nijd, welke Europa verscheuren, kan men
slechts met een beklemd hart afwachten, wat uit
dit alles zal kunnen gaan groeien. Het stormsein
„Weest op uw hoede!" is reeds van overlang ge-
heschen, doch wie hebben genoegzaam rust en
bezinning, om daarop nog te kunnen letten?
Een beeld van groote verwarring heeft Frankrijk
opgeleverd tijdens de regeeringscrisis, die zoo
moeilijk te bezweren bleek. Het kabinet-Chau-
temps werd tot heengaan genoopt door de interne
meeningsverschillen in het volksfront, waar twee
erlei these tegenover elkander stonden. Bonnet,
Chautemps en het meerendeel der radicaal-socia
listen toonden besef te hebben voor de vertrou
wenscrisis, welke de Fransche financiën teistert.
Zij volhardden bij den eisch naar versobering
van het openbare leven, o.a. te bereiken door het
vermijden van nieuwe, niet gedekte en evenmin
gemotiveerde uitgaven. Tegenover hen stonden
rood en ultra-rood, die nog steeds erop uit zijn, den
toch reeds moeizaam verkregen socialen vrede
door allerlei nieuwe experimenten ten koste van
het bedrijfsleven telkenmale opnieuw aan te tasten.
Mocht de kapitaalvlucht, waaraan o.a. de ver
zwakking van de positie van de franc is te wijten,
blijven doorgang vinden, dan zouden zij deze wil
len afdammen door een wissel-controle, een kunst
middel, dat nog nimmer heilzaam is gebleken.
Chautemps moest dus heengaan; hij had niet lan
ger achter zich de oude volksfront-meerderhied.
President Lebrun heeft daarop Bonnet, den be
kwamen radicaal-socialistischen minister van
financiën hij zich ontboden, en hem de reddering
van den boedel opgedragen. Bonnet heeft het ook
geprobeerd .doch moest zijn poging tot kabinets
formatie aldra opgeven. De socialisten ontpopten
zich als zijn verklaarde vijanden, bleken zelfs niet
bereid zich eventueel van stemming te onthouden.
Zij verklaarden ronduit, zich tegen hem te zullen
keeren. Toen kwam Blum aan bod, de man van
de sociale desordre en van de befaamde pauze.
Hij zou dan wel trachten een meerderheid te
vormen ,met behulp van de communisten, de radi
calen en de meest links georiënteerde rechtsche
elementen. De zaak werd een eclatante mislukking
boerin inform eeren heel belangstellend bij de paleiswacht te Soestdijk naar het