Dr H. Colijn en Mr J. A. de Wilde aan het woord WALDORP-STOFZUIGERS - DEN HAAG ZATERDAG 15 JANUARI 1938 DERDE BEAD PAG. g Eerste-Kamer-camera Het parlementaire stelsel is meer gebaat bij het inwinnen van het oordeel van de voormannen, zegt Dr Colijn Onze onafhankelijkheid is hel brengen van offers waard Zitting van Vrijdag Het is te begrijpen, dat waar, zooals we reeds eenige malen constateerden, de oppo sitie in de Eerste Kamer, al dan niet loyaal, niet in staat bleek, tegen het Kabinet en zijn formatie bezwaren in te brengen, die niet reeds door leden van de Tweede Ka mer waren geopperd, de minister-president' in zijn rede ter beantwoording, evenmin 'opmerkingen, althans over de formatie, heeft kunnen maken, welke het karakter van nieuwheid vermochten te dragen. Zulks 'ligt uiteraard'niet aan de bekwaamheid "ran den formateur, doch alleen aan den aard van de opmerkingen. Slechts enkele oorspronkelijke punten werden aangeroerd. De rede van Dr. Colijn trof wederom door helderheid en zeggingskracht. Daarmee willen we niet zeggen, dat de tegenstanders van de huidige formatie tevreden zullen zijn gesteld. Doch wel zullen deze tegenstanders langzamer hand dienen te gaan beseffen, dat zij bij hun oppositie zijn uitgegaan van een praemissic aan de juistheid waarvan gerechte twijfel veroorloofd is. Dit geldt met name de twee voorwaarden, die de heer Colijn bij de formatie zich had gesteld en die hij bovendien in al zijn be treffende redevoeringen had neergelegd, nl. de versteviging van de christelijke grond slagen van ons volksleven, en daarnaast het bereiken van een zoo breed mogelijke basis. De tegenstanders nu leggen vollen nadruk op het tweede criterium en wenschen dus niet toe te geven, dat verwezenlijking daar van, dank zij de houding van de vrijzin nigen. blijkbaar slechts kon worden bereikt met loslating van de eerste maatstaf, het uiting geven van verknochtheid aan de christelijke grondslagen van ons volksleven, een voorwaarde overigens waarvan men mocht aannemen dat ze door de vrijzinnigen ten volle kon worden aanvaard. Intusschcn blijft de formateur nog hopen op medewer king van niet in het Kabinet van hun voor mannen aantreffende groepen aan de ver wezenlijking van de plannen en voorne mens. die de regeering heeft. In het politiek debat van de laatste da gen, aldus de heer Colijn, kwam dikwijls tot uiting een verwarring omtrent de verhou ding tusschen kerk en politiek. Men dient toch te begrijpen, dat het in het staatkun dig leven gaat om een staatkundige belij denis, waarvan men al of niet dient te loeren dat zij zich moet baseeren op de Wet Gods als richtsnoer voor het leven. Met name van het A.R. verkiezingsprogram kan worden gezegd, dat het'nlèts inhield, wa&r- Vri'ee vrijzinnige christenen zich niet zouden kunnen vereenigen. En van verschillende vraagstukken, zooals echtscheiding en Zon dagsrust, kan men gevoegelijk staande houden» dat verbetering in de regeling ervan wordt gewenscht. ook door hen. die niet behooren tot de drie rechtsohe partijen. Weliswaar is het niet de taak van de regee- aan anderen het geloof op te dringen, doch wel moet de overheid optreden als hoedster van de geestelijke zegeningen. Scherp, maar juist sprak de heer Colijn ten aanzien van de rede, door den heer De Zeeuw uitgesproken. Deze had immers ge tracht een wig te drijven tusschen Roomsch Katholieken en Protestanten. Het was spre ken als van een stoker, aldus de heer Co lijn, en het woord „ophitsen", dat de minis ter bezigde, was niet misplaatst Merkwaardig was hetgeen de heer Colijn opmerkte omtrent het standpunt, door den heer Slotemaker de Bruine vroeger ingeno men ten aanzien van de verhouding tus schen godsdienst cn staat. Hij deelde mede, van den heer Slotemaker te Bruine te heb ben gehoord, dat deze eerst in 1918 naai* de stembus ging en zijn standpunt inzake deze beginsel kwestie sindsdien grondig heeft herzien. Even opvallend was de be- kecring van den heer Colijn zelf ven aanzien van de methode van de Kabinetsformatie. Ging hij vroeger nog bij de formatie mot de fracties zelf te rade en stelde men als het ware een notarieele akte op, waarin de punten vair overeenstemming waren neergelegd, sindsdien heeft de heer Colijn leeren inzien, dat het parle mentair stelsel meer gebaat is bij een direct inwinnen van het oordeel van de voormannen uit de partijen, zoodat men aan deze partijen zelf niet direct gebon- Inzake de spellingkwestie merkte de heer Colijn op, dat hij moest erkennen, hoe eiken dag weer blijkt, dat de staatsrechtelijke methode, in 1934 door de regeering in dit vraagstuk gevolgd, niet deugt De regeering beraadt zich dan ook op een betere oplos sing, die mogelijk eveneens den heer Wolljer zal bevredigen. Na Dr. Colijn is de beurt aan den Mi nister van Financiën, Mr. J. A. de Wild e. Deze merkt op, dat we met ons natio naal vermogen meer dan 700 milliocn zijn achteruit gegaan. Bezorgdheid voor de toekomst is er dus bij den Minister van Financiën en de andere ministers. Ze moet er zijn ook bij de Staten-Gene- raal en zoovele gemeenten. Waar moet het naar toe? Onze belasting druk is al zeer zwaar. Het zou een aanee- name taak zijn. na te gaan, welke belasting het eerst verlaagd kan worden. Maar zoo ver zijn we nog lang niet. Er is heel wat noodig om de oogen van het publiek te ope nen, dat direct allerlei wenschen uit als er wat ruimere middelenstaten komen. Verhooging der uitgaven is' onmogelijk. Het is de vraag of we niet aan het begin staan van een periode, waarin verdere dras tische versobering van den staatsdienst noodzakelijk is. Alle energie van ieder moet er op gericht zijn, te voorkomen dat we op een gegeven oogenbük niet meer verder kunnen. Het zwaarst zou een dergelijke toe stand hen treffen, die direct of indirect in komsten trékken van den Staat: ambtena ren, gepenskxnneerden en ook de werkloo- zen, aangewezen op steun van derden of zelfs van den Staat. Spr. weet niet, hoe de gang van zaken precies zal zijn. Maar onze verplichtingen zullen in 1940 zeker met eenige honderden millioenen gestegen zijn. We moeten eigen lijk een streep zetten onder het verleden. Maar de eischen van de defensie alleen al zullen ons dwingen. Daarbij komen de stor tingen in de fondsen. De financieele reali teit moeten we onder de oogen zien; gehei men heeft de Regeering daarbij niet. We zullen niet kunnen ontkomen aan verzwaring van belasting. Spr. ziet er zwaar tegen op, maar het is noodzake lijk. Als de dienstplichtwet er is, en in andere eischen voorzien moet worden, moet in de middelen tot dekkingjtvorden voorzien: door óf afsnijding van stuk ken van den staatsdienst, óf verzwaring der belastingen. eif Uh ZAALBERG deke □ekeru^ Een echte ZAALBERG deken kost f iQ*- Mr J. A. de Wilde Doch te ontgaan is het niet: onze on afhankelijkheid moet op den voorgrond staan. Een volk dat daarvoor niet alle offers wil brengen, is niet meer waard een volk te zijn. De el'ende in vele huisgezinnen is groot. Er zijn jaren, waarin 300 millioen voor on dersteuning wordt uitgegeven. Er is veel ellende, en er zijn ook nog vele gelukkigen. Er is nog geld en de Slaat is credietwaar- dig. De ellende van andere landen kennen we hier nog niet, de ellende bijv. van den oorlog. Onder biddend opzien tot God moe ten we alles doen om ons \olk buiten den oorlog te houden. Naast de nieuwe uitgaven voor de defen sie, moeten Regeering en Staten-Generaal er naar streven, de uitgaven niet te verhoo- gen. Dal is moeilijk, men wil vooruit. Dik wijls is dit begrijpelijk, maar het kan niet altijd. Er moet toch gestreefd worden naar een sluitend budget, in rijk en gemeenten, al is dit niet het eenige en hef einddoel. We moeten trachten, de jaarlijksche uitga ven te doen bestrijden uit de jaarlijksche inkomsten. Aan tal van verlangens moet dan wel weerstand v.orden geboden. Spr. hoopt, met alle groepen der Sta ten-Generaal zooveel mogelijk te kun nen samenwerken. Het is ons aller be lang. dat de Nederlandsche Staat be schikt over normale financiën, opdat hij zijn roeping jegens God en het volk kan vervullen. Minister de Wilde weet al sprekend steeds te overtuigen door de openhartigheid en eerlijkheid, waarmede hij de moeilijkhe den niet ontloopt, doch veeleer scherp on der het oosr ziet. Zijn tegenstanders onthou den hem dan ook de hem toekomende waar deering niet. Toch gaat de waardeering zeker niet minder uit jegens het door hem! gevoerde beleid. Het valt niet mee, als op volger te moeten fungeeren, van iemand* die zich in de moeilijkste jaren een uiter mate goed financier betoonde. Maar het ziet er alleszins naar uit, dat de gelden op dezelfde vertrouwenwekkende wijze zullen worden beheerd aJs in de afgeloopen jaren het geval was. Het ging den Minister aan het hart, dat de financiën een ruimere voorziening van het onderwijs en sociale instellingen en wet gevingen niet mogelijk maken. Des te meer worde er, zei hij. gestreefd naar die maat schappelijke verbeteringen, die zonder gel delijke onkosten tot stand worden gebracht. „Zulke maatregelen zijn goud waard", in terrumpeerde Prof. Diepenhorst sne dig en juist. Eenige replieken De heer Van Lanschot (r.-k.) be strijdt de redevoeringen van de heeren Kra nenburg en De Zeeuw, welke laatste de fi guur vertoonde van den teleurgestelden minnaar. Als De Zeeuw de passie preekt, boer pas op je kippen. Spr. noemt de houding van de soc. demo craten jegens de Roomsch-Kathoüeken „hin derlijk volgen". Toen de heer De Zeeuw verwees naar an dere landen, noemde hij Frankrijk niet. Daar gaan de soc.-democraten met de c munisten samen, liggen voor hen op de knieën, daar hebben we het beroemde volks front. en allerlei gezellige toestanden als gevolg ervan Het N.V.V. onderhoudt de in tiemste betrekkingen met de internationale. De heer De Zeeuw (s. d.) repliceert. Van de regeeringstafel is spr. stoker ge noemd. De heer Colijn heeft vroeger zelf verklaard: samengaan met Rome, dat nooit. Spr. begrijpt van den grondslag van het kabinet en de houding jegens de vrijzinnige ministers ook nu nog niet;. Zouden de hee ren Oud en Colijn elkaar in de vier jaar an hun samenwerking nog niet hebben ke en kennen? Zelfs al had de heer Oud een erkeerde rede gehouden, hadden beiden lkaar dan nog bij de formatie niet kunnen Het samengaan van communisten en so ciaal-democraien in Frankrijk is belangrijk, maar heeft met onze verhoudingen niets te maken, aldus de heer De Zeeuw. De heer Kranenburg (v.-d.) is en was overtuigd van de goede trouw van den kabi netsformateur bij zijn aanbod jegens de vrij zinnige ministers. De Minister is nog over tuigd, dat zij wel met zijn program kondon medegaan. Maar de leiders der rechtsche partijen spreken andei's, bij de breede basis zouden h.i. de Christelijke beginselen op drift gaan. Dus hebben de linksche minis ters gelijk gehad in hun weigering, in den koers mede te gaan. De heer De Bruijn (r.-k.) zegt, dat de Minister-President tracht zooveel mogelijk ieder te bevredigen. Doch ten aanzien van de ordening is dit niet mogelijk. De heer v. Vessem (n.s.b.) zegt, dat spr.'s opvatting, dat de uitslag der verkie zingen een overwinning beteekent voor de N.S.B., noch door de Rogeering noch in de Kamer is bestreden. Spr.'s beschouwingen gingen niet van Karei V tot Mussert, maar van Karei V tot Colijn. daar is eenig ver schil tusschen (gelach). M i n i s t p r C o 1 ij n is overtuigd, dat er naast de defensie nog geen geld beschik baar is bijv. voor de leerlingenschaal. Maar als er geld mocht komen, zou spr. de keu; laten vallen in de eerste plaats op ouder domsvoorziening, wat sociale verbeterin gen betreft. De voorsfelline van den heer Kranenburg van de kabinets formatie kan spr. ook nu niet deelen. Er was geen verschil met de lei ders der rechtsche partijen, dorh bij .snr was er wel vertrouwen dat de vrij aangezochten het program van spr. konden deelen. De jegens den hepr De Zeeuw gebezig de woorden „ophitser", „stoker" enz. kan spr. niet door andere vervangen; hij trachtte toch de anti-rev. van de R.- Katholieken te verwijderen. De Minister van Financiën, de heer D e Wilde, dupliceert. Spr. heeft niet gezegd, dat er naast de defensie geen andere belan gen zijn, doch dat deze een unieke plaats thane inneemt. De algemecne beschouwingen worden ge sloten. Departement van Alqemeene Zaken De heer Van Vessem (n.s.b.) ontwik kelt enkele bezwaren tegen het instellen van dit departement, Het is toegedacht aan den voorzitter van den Minister-raad. Als deze als zoodanig niet wordt herkozen, wat na elk jaar zou moeten geschieden, zou h;j moeten aftreden. De heer De Zeeuw (s.-d.) bestrijdt deze opvatting. Spr. ziet hier niet anders dan dat er een gemakkelijker werkwijze in het staatsbestuur komt. De Ministers hebben veel te doen; nu is er een leider aan het ka binet. die niet zoozeer door andere bezig heden wordt afgeleid. De Minister van Algemecne Zaken, d« heer Colijn zegt, dat ieder die de practijk kent, weet, dat sedert 1870 het ambt van voorzitter van den Minister raad opgedragen is geweest aan den ka binetsformateur. Bij ervaring weet spr. dat dit de practijk was. Als het jaar om was, had er niet een nieuwe verkiezing voor het voorzitterschap plaats. De heer De Savornin Lohman (c.h.): „Wij hebben er niets mede te ma ken". Minister Col ij n zeide het ook alleen uit beleefdheid. Voor spoedeisohende aange legenheden is de nieuwe vorm bevorderlijk. De Minister-President moet niet begraven worden onder de zorgen voor zijn eigen ka binet, soms zelfs twee kabinetten. Het begrootingshoofdstuk wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Rijk van inhoud is het nummer van het Zondagsblad, dat onze lezers vandaag bij hun krant ontvangen. Van de artikelen noemen wij: Crisis in de harten, het boeiende ver volgverhaal door K. Jonkheid. De Schipper s-dominee, een ontroerend stukje werkelijkheid, door P. A. de Rover. George Gardon Lord Byron, die vóór 150 jaar geboren werd, door J. P. Prins. Het trotsche kasteel der Prinsen van Oranje, door Jan Ressing, journalist te Parijs. Bespreking van het nieuwe boek van Gera Kraan-van den Burg: Brandende har ten, door P. J. Risseeuw. Lodewijk van Nassau, een van de Nederland sche Macabeeën, die deze week vier eeuwen geleden geboren werd. Voorts de vele vaste rubrieken: Bin nen- en Buitenlandsch Overzicht, Meditatie, Ruilbeurs, Postzegelbeurs, Damrubriek, Kruiswoordraadsel, Kin derkrant met verhalen,, plaatjes, versjes, raadsels enz. enz. Volg hat voorbeeld van honderdep lezers en bewaar voortaan ook uw losse nummers om ze aan 't einde van den jaargang te laten inbinden. RUBRIE^ De nieuwe burgemeester van 's Gravenzande Wordt 20 Januari geïnstalleerd Officieel wordt ons medegedeeld, dat de installatie van den nieuw benoemden burgemeester Mr. F. M. A. Schokking zal plaats hebben op Donderdag 20 Ja nuari a*s. De burgerij wordt beleefd verzocht zooveel mogelijk te vlaggen, zoodat het dorp een feestelijk aanzien zal hebben. IlSl'M I 1875 en 415.5 M. 8.55 VARA. VPRO. 12.00 AVRO. 5.00 VPRO. 5.30 K. 8.0012.00 AVRO. 8.55 Gramofoon- iek. 9.00 Sportnieuw». 9.05 Tuinbouw tjr. 9 30 Gramofoonmuzlek. 9.40 Lezing i Staat en Maatschappij". 10.00 Z> school 19.30 Nederd. Hervormde Kerk- st. 12.00 Causerie ..Al» het hart luistert' Filmpraatje. 12.30 Orgelspel. 12.51 5.30 Kinderuurtje 6.4 5 Sportnieuws ANP. Gr; 6.00 Community-Singing. 6.39 Sportpraatje. i ANP. Mededeeling Lcht". 8 00 Berlch- aal. 9.35 Omroeporkest en solist 10 30 Gramofoonmuzlek 11.00 Berich ten ANP. Hierna: AVRO-Dansorkest. 11.40— 12.00 Gramofoonmuziek. ILVERSUM IT 301.5 M. 8.30 NCRV. 9.30 KRO. 5.00 NCRV. 7.45—11.30 KRO. 8 3» Morgen wijding. 9.39 Gramofoon muziek 9.45 Hoog- ♦mis 11.45 Gramofoon muziek. 12.15 KRO-or- kest. (Van 1.00—1.20 Boekbespreking). 2.00 Vragenbeantwoordlng. 2.45 Gramofoonmuz. 3-05 Causerie over het a.s. Internationaal Eucharistisch Congres. 3 20 Gramofoonmuz. 3 30 Roermondsch Mannenkoor en Gramo- foonmuziek. 4.10 Graiiofoonmuzlek. 4..n Ziekenlof. 4.55 Sportnieuws. 5.00 Gewijde muziek (Gr.pl.). 5.20 Gereformeerde Kerk dienst. Hierna: Chr. Gemeengde Zangver. „Looft den Heer". 7.45 Sportnieuws. 7.50 Causerie „De a.s. Bidweek". 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.25 Berichten. 8.30 Radiotooneel. 9.00 Gramofoonmuzlek. 9.30 KRO-orkest en de KRO-Boys. 10.30 Berich ten ANP. 10.40 Epiloog. 11.00—11.30 Esp»- AIJIO-I*Altis 1648 M. 11.50 Orgel. 12.50 Or kest. 4.20 Radiotooneel. 5.20 Orkest. 7.50 Or kest. 8.35 Zang. £.50 Ensemble. 11.20 Oi EUI.EN 456 M. 7.35 Orgel. 10.35 Solisten. 11.2# Orkest 12.25 Orkest 3.20 Orkest en Plans- duo. 5.35 Concert 6.39 Orkest en koor. 7.50 Orkest 9.50 Orkest ROITWICH ir.00 M. 12.50 Orkest 1.50 Sextet* 2.40 Orkest. 4.40 Orkest 5.40 Trio. 6.35 De clamatie. 6 50 Sextet 7.20 RadiotooneeL 7.50 Orgel. 8.20 Kerkdienst 9.25 Orkest 10.20 Zang. 10.50 Epiloog. Rl'SSRL 322 en 484 M.: 322 M.: 10.35 Orgel* 11.50 Plano. 1-.50 Orkest 3.05 Viool en Piano. 3.35 Pianoduet en Accordeon. 4.20 Or kest. 6 20 Radiotooneel. 6 40 Orkest 7.20 Orkest. 8.20 Symphonie-orkest. 484 M.: 10.20 Orkest 12.20 Orgel en riool* 12 50 Zigeuner-orkest. 2.29 Zang. 2.50 Duet ten. 3.20 Orkest 8.20 Gevar. programma, 11.00—12.20 Orkest 1AAXDAG 17 JANUARI ILVEHSUM I 1875 en 415.5 M. Algemeen Pro« gramma, verzorgd door de VARA. 10.00— G.r&mofoonmuzlek. - 'e. 10 40 11.30 Orgelspel. 12.00 Gramofoonmuzlek. 12.30 VARA-Orkest 1.151.45 Gramofoon muzlek. 2.00 Haagsch Klavier-kwartet. 2.3», Declamatie. 3.05 Orgelspel. 3.30 Vervolg kwartetconcert. 4.00 „Fantasia". 4.30 Voor, de kinderen. 5.00 Gramofoonmuzlek. 5.1S „The Ramblers". 6 00 Amateurs-uitzending. 6.30 Muzikale causerie en gramofoonmuzlek* 7.10 Biologische lezing. 7.30 Planovoordracht 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.93 Berichten ANP. 8.10 „De Stem des Volks". Utrecht. Utrechtsch Stedelijk Orkef HILVERSUM II 301 M. NCRV-TTItZendlnr. I.OO Schriftlezing. meditatie, gewijde muziek: (Gr.pl.). 8 39 Gramofoonmuzlek. 9.30 Geluk- Berichten. 12.15. jfoonmuzlek. 12.30 Stlchtsch Salon- 2.00 Voor de scholen. 2.35 Gramo- luzlek. 3.00 Voor tuinllefhebbera. 3.40 ïfoonmuziek. 3.45 Bijbellezing. 4.4S' voordracht en gramofoonmuzlek. 5.1S de kinderen. 6.15 Gramofoonmuzlek. Ï.15 Gramofoonmuzlek. 9.39 „De cul- eele taak der radio", causerie. 10.10 Es- iten ANP. 10.15 Hollandsche Kamermu- tvereenlging. 10.45 Gymnastiekles. 11.0# •volg concert. 11 3012.00 Gramofoon- ziek. Na afloop: Schriftlezing. M. 11.05 Orgel. 11.50 Orkest* 12.50 Orgel. 1.35 Sextet. 2.40 Viool en plano* 3.29 Ofkest 4.05 Orgel. 5.20 Orkest 6.40 Zang. 7.20 BBC-orkest. 8.05 Voordracht 8.50. RadiotooneeL 10.25 BBC-orkest 11.20 Band* RADIO-PARIS 1648 M. 12.20 Orkest 3.05 Piano. 3.20 en 4 20 Zang. 4.35 Cello. 5.29 Orkest 8.3» Zang. 8,50 Concert en radiotooneeL HEULEN 456 M. 7.50 Orkest 11.20 Orkest 12.35 Svmphonle-orkest 1.35 Schrammelensemble. 3.20 Orkest 6.30 Concert 9.09 Piano. 8.50 Orkest en Planoduo. RRUSSEL 322 en 4S4 M. 322 M.: 12.50 Orkest* 5.20 Orkest 8.50 Orkest 484 M- 12 50 Orkest. 5.20 Orkest 6 35 Orkesfl 7.00 Concert 8.20 Orkest. 8 50 Declamatie* 9.20 Concert. 9.35 Radiofantasie. 10.90 Con- ItEl'TSCHL ANDSEND ER 1571 M. 7.20 Orkest*' 8.20 Reportage. 8.35 Vlooi en plano 3-601 Trio. 10.20 Orkest. Op het Departement van Binnenlandsche Zaken heeft Minister van Boeyen gister een conferentie gehouden met de elf Commissarissen der Koningin. Na afloop wandelde het hooge gezelschap door Pen Haag naar Hotel de Oude Doelen. «/- waar de lunch gebruikt werd Feuilleton KLOMPEN-TEUN Door C. MOSTERT Op zijn klotsende, kloppende klompen stapt Klompen-Teun door het dorp. In het dorp wónen drie Tennissen. Teunis van Arie's, Kromme Teun en Klompen-Teun. Die naam heeft hij natuurlijk te danken aan zijn klompen, want op schoenen ziet men hem nooit. Klompen-Teun is niet jong meer; de zes tig al gepasseerd, maar hij is nog kras. Met een oude pet scheef op het hoofd en een verschoten jas aan, sjokt hij maar door. „Een stokkie had tie nog niet neudig". Hij was ook niet arm en rentenierde zoo oen beetje. Een klein eigen huisje met een stukje grond, waarop aardappelen en groen ten groeiden en zoo scharrelde hij met zijn vrouw rond Ook al was hij een beetje zon derling. Op klompen liep hij altijd, nooit zag men hem anders. Drie paar had hij altijd in ge bruik. Eén paar mooi wit geschuurde voor den Zondag, één paar geschuurde voor in de week en één paar vuile voor in den tuin. Schoenen? Hij kon er gewoon niet op loo- pen. Toch had hij er wel een paar. maar die waren gekocht op den vooravond van zijn bruiloft. Alleen tijdens naar het stadhuis en kerk gaan, had hij ze aangehad. Zoodra hij weer thuis was gekomen, had hij ze Weer uitgetrokken. Als Klompen-Teun 's Zondags naar de kerk ging. ging hij op zn klompen. Daar hadden een vast plaatsje achter de deur. Vroeger stond het daar vol klompen, maar aangezien het dorp dicht bij de sfed ligt waren de boeren ook van die halve stads- mensohen geworden en liepen 's Zondags op schoenen. Er waren er zelfs die op hal ve of liever gezegd op lage sohoenen liepen. „Die mederne dingen heuren niet in een kerk", zei hij dan, terwijl hij met de vuist van zijn rechterhand in de palm van zijn linker sloeg. In ieder geval, er stonden tegenwoordig nog maar twee eenzame klompen achter de Als Klompen-Teun ze dan met een ern stig gezicht uittrok, dacht hij dikwijls aan de woorden: „Trek de schoenen van je voe ten, want, de plek waarop je staat is hei lig", en zoo slofte hij dan geruischloos de kerk in. Toch hadden die klompen van Teunis meer waarde dan dat men zoo zou denken. Ze deden niet alleen dienst ais voetbedek king. maar waren tevens „wekker", Dat komt zoo. Aan het andere eind van het dorp woonde Klompen-Teun z'n zoon, en aie zoon werkte in de stad. Daar werkte hij op een fabriek, waar meer te verdienen was dan in het dorp. Het was een goede jongen, die getrouwd was met een beste vrouw. Eén ding was echter jammer van hem, hij kon 's morgens moeilijk opstaan. Daardoor ver sliep hij zich dikwijls en dat was een doorn in het oog van Klompen-Teun. Aan lang 6lapcn of verslapen had hij een hekel en daarom ging hij iedere morgen kijken of Jan al op was. Iodere morgen precies zes uur sloeg de deur bij de „ouwe" dicht en vijf minuten later ging de deur bij de „jonge" open en riep zijn zware stem. ..Bin je der uit. Jan?" waarop dan prompt, het „Ja!" of ,,'k Bin bezig!" volgde. Dan sjokte Klompen-Teun weer teurg of als het mooi weer was liep hii achterom langs het kanaal naar huis. Zoo ging het nu al jaren. Maar juist die eerste vijf minuten na zes uur deden zijn klompen dienst als „wek- AJs men ln den vroegen morgen op klom pen door een stille dorpsstraat loopt, maakt dat veel geluid en van veel geluid worden' eenmaal menschen wakker. Zoo kon het gebeuren, dat er in verschillende huisjes die Klompen-Teun gepasseerd was. moeders uit het bed stapten en tot vader, zoon of dochter riepen: „Kom ie er uit, Klompen- Teun is al voorbij". Klompen-Teun wist dat heel goed en daarom was hij er wat grootsch op en stapte die eerste vijf minu ten met opzet zoo hard als hij kon. Ook waren er natuurlijk andere menschen. die al gewoon waren aan het klots, klots, en er gewoon doorheen sliepen. Tooh is er eens een morgen geweest, dat ongeveer het heele dorp wakker is gewor den, om zes uur. Of nu Klompen-Teun zelf niet goed uit geslapen was of te veel aan zijn klompen dacht, maar juist halverwege z'n huis en dat van Jan. struikelde hij over een stoepje. Hij viel, klauterde op handen en voeten en keek om zich heen of er ook iemand hem had zien vallen. „Nee. gelukkig geen mensch". Maar, o schrik, daar kwam 'rij tot de ontdekking, dat er aan zijn linkervoet geen klomp meer zat. Hij stond met zijn kous op straat en aan weerskanten daar van lag een halve klomp. „Finaal in tweeën", mompelde hij en keek beteuterd rond. Goede raad was duur. Terug om an dere te halen kon hij niet. want dan zou hij te laat bij Jan komen. Daarom pakte hij de twee stukken hout onder zijn arm en liep door. Dat was een ongewoon geluid. Nu ging het klot,klots,klots. De men schen. die meestal lagen te wachten op het regelmatig geklop, sprongen verschrikt uit bed en gluurde door de spleet der gordijnen naar buiten. Ook de menschen, die anders doorsliepen werden nu door dat vreemde gestamp wakker en kwamen voor het raam kijken. Klompen-Teun liep door en kwam als een „manke man" bij zijn zoon aan en inplaats van het „Bin je der uit?" begon hij nu te mopperen over zijn kapotte klomp, Jan moest er om lachen en gaf hem zijn klompen te leen, waarop hij weer terug slofte en thuis kwam met een groot gat in zijn sok Maar het werd kouder en Klompen-Teun kreeg last van koude voeten als hij in de kerk zat. Een paar maal was hij reeds van plan geweest zijn klompen aan te houden en zoo op zijn teenen naar binnen te gaan, maar dat durfde hij toch niet. Nu liep hij al een poosje met de gedachte rond eens met den dominee te gaan praten en dan te vra gen of hij er zonde mee zou doen zijn klom pen aan te houden. „Want as tie kouwe voeten had, kon die toch ook niet luiste ren". Zoo kwam het, dat er op een keer heel zacht aan de bel van de pastorie getrokken werd en Klompen-Teun werd binnen ge- .,En Teunis, (dominee noemde hem r.ooit geen Klompen-Teun) ga zitten kerel en vertel eens op, wat je beweegt, naar mij toe te komen". „Ja, kaik is dominee, ik wou is vragen, wat vind U erger, dat er iemand mit kouwe voeten in de kerk zit en daarom niet kan luisteren, of dat er iemand mit klompen an in de kerk zit en wel luistert". Dominee begreep de situatie en glim lachte. Even was het stil in de groots kamer en Klompen-Teun keek dominee met een vragend gezicht aan, zooals een hond met schuine blik zijn meester aan kan sta- „Maar Teunis waarom koop je dan geen schoenen?** „Schoenen 'dominee, schoenen?** schrikte Teunis op, „maar dan krijg ik nog veul kouwere beenen. 'k Heb het wel is gepro beerd. thuis mit me trouwschoenen, die heb ik toen expres één uur angehouwe om te zien of et ging, maar me voeten deden zoo'n zeer en ze wieren zoo koud, dat ik ze weer gauw uitgegooid heb", „Ja, maar Teunis er bestaan nog andere schoenen. Van die overschoenen met een gesp. Die zijn gevoerd van binnen en heerlijk warm. Als je nu eens zoo'n paar koopt en je neemt ze een maatj'e grooter dan je trouwschoenen, dan geloof ik vast, dat het wel gaan zal". Klompen-Teun ging weer naar Huls. Hij had dominee beloofd er eens over na te denken. Nog éénmaal kwam hij op zijn klompen naar de kerk. Maar het was bar koud en na een half uurtje waren zijn voeten als stukjes ijs. Die Maandag daarop stapte hij de schoe nenwinkel van de Geus binnen. Bijna iede re dag ria het bezoek aan dominee was hij langs de schoenenwinkel geloopen en had dan steeds even in de etalage gekeken. Daar lagen ze; die bedoelde dominee na tuurlijk. Zwarte glanzende schoenen, netjes naast elkaar gezet, een beetje voorover, zoodat je er nog een eindje in kon kijken ook. Van binnefl waren ze wit gevoerd. Eindelijk had hij zijn besluit genomen. Een dame hielp hem en liet hem verschil lende maten aanpassen; te groote en te kleine. Klompen koopen ging veeli ge makkelijker. Er stonden er dan een heel rijtje naast elkaar op de grond en daar stopte je dan je voet maar in, totdat je de „goeie" gevonden had. Maar tenslotte had hij ook een paar schoenen gevonden, waar zn voet vanzelf in gleed en die wilde hij houden. Klompen-Teun ging naar huis met eert pakje onder zijn arm. De doos had hij daar gelaten, want aan zoo'n doos konden de menschen direct zien wat er in zat en dat wilde hij niet. i Zondags ging hij, zooals gewoonlijk, vroeg naar de kerk, dus weinig menschen kwa men hem tegen. Zoo nu en dan moest hi| even naar zijn beenen kijken of z'n schoe nen er nog wel aanzaten, want hij hoordQ zichzelf bij-ia niet loopen. In de kerk geko men, ging hij eerst achter de deur om zijn: klompen uit te doen. Stilletjes lachte hij om de vergissing en sloop naar zijn plaats* Maar toen hij allang zat en andere men schen kwamen, keken ze eerst naar het leege plekje achter de deur en zeiden: „Zoo* Klompen-Teun is er nog niet". Maar in de kerk gekomen, zagen ze hem toch zitten. Dan keken ze schuin naar zijn beenen en werden de nieuwe schoenen gewaar. Tegen! hun buurman of buurvrouw fluisterde za dan: „Klompen-Teun heeft schoenen aan**, waarop dan prompt een lachend knikjo volgde. Maar Klompen-Ten had dien morgen geert koude voeten en hij kon weer luisteren ert zingen. i Nooit had Hij geweten, dat er schoenen bestonden, die geen pijn veroorzaakten ert waarin zijn voeten niet koud werden. Alleen trok Klompen-Teun zijn schoenen aan als het tegen kerktijd liep. Zoodra hij thuis was .werden ze weer uitgedaan en: opgeborgen. i Door-de-weeks bleven zijn klompen handhaafd, want waarschijnlijk zouden ee heel wat menschen te laat zijn opgestaan, als Klompen-Teun eens op een morgen, met zijn schoenen aan. Jan zou gaan wek-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9