\)oié
DINGEN
ILBEURS
dOVEN-HARDINXVELD
.--v. I-
jH
Wat is nu eigenlijk de
werking van een bril
AJLVORENS ik u die verklaar, gevoel ik me
toch verplicht het een en ander van de
geschiedenis van den bril te vertellen.
In de Egyptische graven, die wel veel weg had
den van een toko (te oordeelen naar de veelsoor
tige artikelen, die den doode werden medege
geven) zijn ook een soort brilleglazen gevonden
van groen smaragd. Ze dienden echter alleen bij
vermoeide en ontstoken oogen om den invloed
van het schelle licht te weren. De groene kleur
was dan ook een weldaad voor het oog en werkte
genezend. Daarom is de natuur ook groen en ge
voelen zich veel menschen aangenamer in de
bosschen dan op het zoo fel belichte strand.
Vandaar dat de goedkoope zonnebrillen door de
kleur, die zij aan het landschap geven, zoo gauw
vervelen. Daarom zijn zonnebrillen van Crooks
glas zoo aangenaam, omdat ze wel het felle licht
dempen, maar de kleuren in de natuur ongerept
laten.
De eigenlijke uitvinder van de bril was de Ara
bier Alhagan, die omstreeks het jaar 1000 leefde.
Nu weet u, dat van oudsher het Venetiaansche
glas (en nog) beroemd is. Al heel vroeg verstond
men daar de kunst niet alleen om glas te maken
en te slijpen, maar ook om kleurloos glas te
maken. Er ontstond nu in Venetië een uitgebreide
brillenindustrie.
Men begon met het slijpen van een enkel glas
omrand door been of hoorn en voorzien van een
steel, die men dan als het huidige z.g. vergroot
glas in de hand hield. Ik moet hier de bemerking
inlasschen, dat men tegenwoordig vergrootglaz3n
kan koopen, die toelaten een heele boekregel te
lezen zonder het glas te moeten verplaatsen, om
dat bij de randen van dit glas de letters niet een
verdraaid beeld vormen.)
Al spoedig vervaardigde men een bril met twes
glazen en nu is het wel eigenaardig om te be
merken, hoelang het duurde, voor men de glazen
op eenvoudige wijze kon verbinden en dit stel
kon laten rusten op neus en ooren, de door de
natuur als het ware aangegeven rustpunten.
Dat zien we veel meer in de wereld gebeuren.
Eeuwen geleden werd de theepot al warm ge
houden op de damp van een ketel kokend (in
Zeeland zegt men „kokendig") water en hoelang
daarna werd pas het bereiden van spijzen „au
bain mari" ingevoerd?
Men begon nu eerst de beide geslepen glazen te
verbinden door een scharnier en als men las,
moest men dit apparaat boven zijn neus zoolang
vasthouden. Nu zijn alle dingen, die erg lang moe
ten vastgehouden worden, criant vervelend. Denk
maar eens aan een kluwen wol, die ge even op
de handen zult ophouden en die dan in de klit
geraakt. Vandaar dat men dan ook al spoedig
naar middelen zocht om dat „moeten vasthouden"
te coupeeren.
Men begon met een veerenden stang aan het
montuur vast te maken en die veer dan onder
zijn muts of hoed vast te hechten.
Later bevestigde men de glazen aan lussen, die
men dan om de ooren bond. Allerkomiekst was
het zeker wel om te zien, hoe men die lussen ver
ving door koorden, die men om de ooren liet han
gen en dan strak hield door het van onder
aanhangen van gewichten, die den lezer dan op
den buik bengelden, zoo'n beetje herinnerend aan
een ouderwetsche stoeltjesklok met haar beide
neerhangende gewichten.
In Spanje gold de bril als teeken van waardig
heid. Hoe hooger men op de maatschappelijke
ladder geplaatst was, hoe grooter de afmeting der
brilleglazen zijn mocht. Daarom loopen er zeker
zooveel menschen met „wagenraderen" op hun
reus. Volgens de overlevering zou de Ruyter, die
nu niet direct voor een kleintje vervaard was,
van die brillen verschrokken zijn. Als dat waar
is, zou hij voor de tegenwoordige gasmaskers be
slist wel op de vlucht zijn gegaan, wat niet direct
zijn gewoonte was.
Napoleon was hinderlijk bijziende maar vond het
beneden zijn waardigheid een bril op te zetten.
Vindingrijk als hij echter was, had hy in de knop
van zijn wandelstok een kijkertje laten fabricec-
ren. Geen mensch kwam natuurlijk op de gedach
te, als hij de knop van zijn wandelstok zoo eens
ongemerkt tegen zijn neus hield, dat hij dan
bezig was het terrein te verkennen om des te
zekerder zijn slag te slaan.
Ten slotte de werking van de bril zelf. Laat ons
nu eens aannemen, dat de lens 65 dioptrieén
sterk is bij het zien naar den horizon en dat men
die moet krommen tot 70 om op den juisten af
stand een boek te lezen.
Gesteld dat de persoon in kwestie b.v. 45 iaar
oud is en zijn ooglens niet verder dan tot 69
dioptrieën kan krommen, dan komt hij dus één
dioptric te kort om het gezicht van een jeugdig
persoon te evenaren.
Plaatsen we nu voor zijn ooglens een bril van
een sterkte van een dioptrie, dan beschikt hij dus
over 69 -f 1 of wel 70 dioptrieën en valt dus Lel
beeld van de letters precies op de gele vlek.
Als men dus gemeenlijk om de vijf jaren een
„sterkeren bril" moet hebben, -dan beteekent di^
dat de lens zich tengevolge «iet verlies aan
elasticiteit maar b.v. tot 68 dioptrieën kan krom*
men en men dus een sterkeren bril van 2 diop
trieën noodig heeft.
Er zijn wel vooral jeugdige personen, die een
uilenbril dragen, omdat ze dit interessant of flat-
teerend vinden of wel omdat het een goede mas»
keering is, als ze roode of ontstoken oogleden
hebben of wel omdat het aan sommige gezichten
een strenger uitzicht verleent. Och ja: de men
schen zoeken nu eenmaal te schijnen, wat ze niel
zijn en te doen, wat ze niet doen kunnen.
Zoo is de wereld.
Ten slotte dit: Er is wel geen uitvinding, die zo®
ver strekkende gevolgen heeft als de bril, daa*
deze het fundament is geweest van vele optisch®
instrumenten als verrekijkers, mikroskopen, foto
grafie-apparaten, projectielantaarns en wat dies
meer zij.
Mooi-land. G. K. A. NONHEBEL.
NAAST onze bestaande Ruilbeurs te Hardinx-
veld willen wij van nu af ook aan de post
zegelverzamelaars onder onze lezers de gelegen
heid geven, door onderlingen ruil hun verzame
lingen op een goedkoope wijze uit te breiden,
door het instellen van een postzegelruilbeurs.
Wij stellen ons voor deze beurs in te richten
als volgt:
Iedere deelnemer plakt zijn voor ruil bestemde
zegels in boekjes. Onder elk zegel moet worden
vermeld nummer en waarde volgens den laatsten
IJ vert-catalogus.
Deze boekjes worden gezonden aan de Postzegel
ruilbeurs. Heeft men geen catalogus ter beschik
king, dan kunnen de boekjes ook zonder prijsno-
teering worden ingezonden, de Postzegelruilbeurs
zorgt dan voor het invullen.
De ingezonden boekjes worden op geregelde tijden,
b.v. ééns per maand, aan elk der deelnemers ter
inzage gezonden. Ieder deelnemer kan dan uit
nemen hetgeen hij wenscht. De opengekomen
plaats van elk zegel moet worden gewaarmerkt
met naam of stempel.
De in te zenden zegels moeten van goede kwa
liteit zijn, niet vuil, beschadigd of zwaar ge
stempeld.
Ieder deelnemer betaalt by aanmelding een
inleggeld van 25 cent.
Van het uit ieder boekje afgenomen bedrag
wordt 10 pet. ingehouden voor dekking van de
te maken onkosten, zooals porti, drukwerk, enz.
Aan ieder deelnemer wordt een lijst verstrekt
waarop hij het bedrag van zijn inzendingen en
afnamen moet noteeren. Elk half jaar moeten
deze lijsten worden ingezonden aan de Postzegel
ruilbeurs ter vergelijking met de boekhouding.
Een eventueel debet- of creditsaldo moet dan
worden verrekend tegen een vasten koers van
drie cent per franc.
Wij hopen, dat vele philatelisten zich zullen aan
melden voor deelname, want hoe grooter het
aantal deelnemers is, hoe meer succes er te ver
wachten is. Daarom, verzamelaars, meldt u dus
spoedig aan.
Het postadres is: Postzegel-ruilbeurs, Voorstraat
166zwart, Dordrecht.
ten dienste van de lezers der vijf
samenwerkende Christelijke Dagbladen
DOOR het zoek raken van een brief, is er een
kleine stagnatie ontstaan in onze rubriek. In
het Jaareinde-blad verscheen nl. geen correspon
dentie. We laten nu de correspondentie van beide
weken volgen:
E. H. L. te Middelharnis. Waardelooze bons gingen
retour.
R. J. M. te Brunssum. Alles verzonden. Nee, voor
T. is nu geen liefhebber meer. Geen enkele Patria-
bon nemen we aan, wel kunt U ze vragen. De ze
gel is retour gezonden. Voor H. gaven we 5 pt.
J. S. te Brunssum. 525 pt. over.
M. v. d. B. te Gorinchem. U zondt 342 pt. Wat wilt
'J ervoor terug?
J. S. te Utrecht. Dat no. stond onder de adverten
tie van A. de B., hij hoorde daar dus bij.
A. W. te Ridderkerk. 75 Haas en van Brero volgen
nog.
A. G. M. te Rijswijk. Saldo 1359 pt. U sloot geen
Winter in het park
porto in. Kaiserplaatjes nemen we niet aan, even
min Dobbelman. Zie art. 8. Droste kunt U zenden.
Een album advertentie kost 20 cent.
P. V. te Ottoland. We ontvingen de zending, maar
U vulde niet de soortnaam in, die U terug wenscht.
W. L. te Klundert. 36 Duifmerken gev.
G. K. K. te Zwijndrecht. U kreeg voor alles Ever-
lasting-bons.
P. T. te Wieldrecht. 54 Rivieren gen. Een boeken
lijst werd gezonden. Dank voor de zegels.
Mej. N. O. te Rotterdam. Alles verzonden. Haas
nemen we nu niet aan. Rivieren 10 pt.
J. H. te Vlaardingen. U krijgt nu, met die soldaat
jes voor de kaart, 243 kwatta.
Joh. D. E. te Rotterdam. 50 Rivieren gen.
L. V. te Rotterdam. 111 Hille gen.
L. H. V. te Greup. No. 3 en 7 volgen nog, 296 pt.
over.
L. v. d. W. te Dordrecht. 42 Bussink en Texel en
Aquarium genoteerd. Zuiderzee komt spoedig.
Alleen Verkade Rivieren-b ons nemen we aan.
M. L. te Scheveningen. Saldo 158 en 161 is 319 pt.
Kaiser-p laatjes nemen we niet aan. Wilt U ze
terug, dan s.v.p. 6 cent zenden.
Mej. M. M. te De Lier. We hadden voor die bons
toch kwatta genoteerd, totaal tegoed 256 kwatta.
J. J. W. te Rotterdam. 59 Rivieren genoteerd. Er is
geen Padd. tegoed.
Mevr. J. S.v. S. te Broek op Langendijk. 48 Ever
lasting genoteerd.
J. H. S. te Veenendaal. Saldo 1647 pt.
Nu volgen de voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
plaatjes.
2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 ct.
(aan postzegels).
3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
4 Van één soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pt. per maand aangevraagd
worden.
5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt bly-
ven tot een volgende zending.
6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door
de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken.
7 Vraagt U van een album speciale nummers,
dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer.
8 Verkade Klaverblad, van Houten, Wascholine,
Coelingh, Patria, Pette en Dobbelman nemen
we niet meer aan.
Wil s.v.p. gratis ruilformulier zenden aan:
Woonplaats:
Naam:
Adres:
Datum:
Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd
worden.
De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe
lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4,
H-O 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holl. Zw.
Weegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok-
zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4,
Patria deel I 10, deel II 15, Pette 6, Pleines 3 Rade
maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine 2.
Wie help aan: v. Rossum, Ark beschuitbons, Kwat
ta winkelierstrooken, Haas en van Brero.
Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex
bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys,
Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand,
Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van
Sickesz, Pax.
Ons Postadres is:
DE RUILBEURS, HARDINXVELD.
8
ten, reclame-biljetten en programma's, „op den
pof' te drukken, met dien verstande, dat hij be
taald zou worden, zoodra er voldoende geld bin
nen was om zijn rekening te betalen.
De weldadigheids-avond, „ten bate van schoen
lapper Derksen, die door een noodlottige brand
zijn hebben en houden verloren had", zooals op de
reclame-biljetten, zoowel als in de circulaires, als
op de toegangs-kaarten vermeld stond, was nu
definitief vastgesteld op Woensdagavond 21 April.
De toegangsprijs was bepaald op 1,00 voor den
eersten en 50 cents voor den tweeden rang. De
prijs der programma's was „aan de beleefdheid der
bezoekers" overgelaten. En zoo was dan na flinke
voorbereiding de groote avond aangebroken.
De comité-leden, in hun Zondagsche-beste kleeren,
allen met een hooge hoed, waarmede zij vele jaren
geleden in het huwelijksbootje gestapt waren. Nog
nooit was er in het dorp een weldadigheids-feest
avond geweest; de zaal zou dus wel „uitverkocht"
worden, rekenden de Comité-leden; het beloofde
dan ook een daverende avond te zullen worden.
In de naburige stad waren kransen gekocht voor
de directeuren van de Zangvereeniging en het
Fanfarecorps, en voor den komiek, terwijl de
„Zangeres" een fraaie tuil bloemen zou ontvangen;
alle deelnemende zangeressen, zangers en muzi
kanten, zouden in de pauze onthaald worden, kort
om, alles was tot in de puntjes verzorgd.
Het wachten was nu alleen nog maar op de wel
dadige bezoekers, die in drommen werden tege
moet gezien! Evenwel, een kwartier vóór het aan
gekondigde begin, was de zaal nog maar heel
dunnetjes bevolkt, terwijl de bezoekers slechts
druppelsgewijze binnenkwamen, zoodat er om
streeks acht uur nauwelijks honderd bezoekers
aanwezig waren, waarvan het overgroot deel zich
blijkbaar met den „tweeden rang" hadden tevre
den gesteld. Zelfs de Burgemeester en andere no
tabelen hadden verstek laten gaan!!
In arren moede werd ten slotte met de voorstel
ling begonnen, met ongeveer 100 belangstellenden
in de zaal, wier „Beleefdheid" ten aanzien van het
programma maar zeer matig bleek te zyn, gezien
de opbrengst van dit onderdeel van den welda
digheidsavond, ad 3.681/2- De avond werd ingezet
met koorzang, waarbij al spoedig bleek dat de
„Nagtegaal" leelijk met de zuiverheid overhoop
lag. Nochtans volgde na ieder nummer een, voor
honderd paar handen, nogal krachtig applaus.
Goed geteld waren er dank zij de Zangveree
niging en het fanfarecorps méér uitvoerenden dan
toehoorders!!! De gevolgen van een en ander wa
ren niet veel minder dan een débacle, een cata
strophe! Toen na afloop van den weldadigheids
avond „Ten bate van Schoenlapper Derksen, die"
enz. enz. het comité de rekening opmaakte, bleek
dat er ontvangen was:
Aan toegangskaarten 66.50
Aan Programma's f 3.68i/j
Totaal 70,18y2
Terwijl de uitgaven bedroegen:
Rekening drukker f 22.50
Rekening zaalhuur 1 10.00
Rekening bloemist f 17.50
Consumptie medewerkenden 26.75
Totaal 76.75
Schapen en.... kanonnen in de sneeuw. Is er grooter tegenstelling denkbaar
Geen der comité-leden bleek bereid te zijn dit
tekort geheel of zelfs maar voor een derde voor
zijn rekening te nemen, zoodat met algemeene
stemmen besloten werd, hiervoor Derksen aan
sprakelijk te stellen! Deze zou het tekort dan maar
moeten bijpassen; dat was de eenvoudigste oplos
sing, meenden zij!!! Nu, eenvoudig was het dan
ook inderdaad, eenvoudiger, dan ze zélf durfden
denken.
Derksen was natuurlijk niet in staat het tekort
aan te zuiveren, maar achtte zich bovendien aller
minst daartoe verplicht!
De Burgemeester, tot wien het Comité zich thans
andermaal wendde, was het volmaakt eens, met
de comité-leden, en besloot in groote vrijheid, dat
Derksen wekelyks twee kwartjes van zijn steun
geld zou worden afgetrokken, totdat de schuld
geheel aangezuiverd zou zijn! De apotheker, de
dokter en de gemeente-secretaris waren het hier
mede roerend eens! „Het moest nu maar eens uit
zijn met dat altijddurende gebedel".
Was het al niet mooi genoeg, dat die Derksen met
zijn gezin voor niemendal in het oude brand
spuithuisje mocht blijven wonen?
En over drie maanden, kon Derksen,dank zij het
wijze besluit van den Burgemeester, zich weer
zónder schulden met opgeheven hoofd in het dorp
vertoonen.
Onderworpenheid
Doe met my wat Gy wilt.
Ik heb geen woord te spreken:
't zy Gij mijn pijnen stilt,
't zij Gy mijn hart wilt breken.
Ik leg mij zwijgend neer,
doe wat U goed dunkt, Heer!
Maar, wat Gij met mij doet,
laat mij slechts dit gevoelen:
dat Ge in den tegenspoed
mijn redding blijft bedoelen.
En dat, hoe zwaar ik lijd,
Ge uit liefde mij kastijdt,
't Is alles, alles goed,
wat Gij mij toe wilt zenden.
Ik dank voor wat Gij doet
en juich in alle ellende:
als ik slechts dit bevind,
dat Gy mij nog bemint.
Ï©$$GOG®GOOOOO$GOOOOOOOOOOOOOOG<
Zoodat er een tekort was van 6.56^.
en krachtige oogen, die getuigen dat
familieverzwakking of erfelijke dege
neratie haar geslacht, althans haar
persoon nog niet hebben aangetast. Al
haar bewegingen toonen distinctie.
Trots en met een glimlach van welbe
hagen kijkt de jonge officier naar de
mooie vrouw, die zijn moeder is. Zijn
vader ziet het en neemt de glimlach
over. Moeder is hun beider favorite.
„Wat ben je laat, Karei", zegt de kolo
nel. „Je zou vandaag vroeg vrij zijn!"
„Och, ik had een leelijk akkevietje. De
stalwacht had gerapporteerd, dat een
van de paarden een abcesje heeft aan
de voorpoot. Het dier is wat pijnlijk
en daardoor angstig en prikkelbaar. Er
was reeds order gegeven tot plaatsing
in de ziekenstal. Een van de mannen
.van myn escadron, van niets wetend,
moest in de stal iets halen en bleef
staan juist achter de patient. Waar
schijnlijk door py'n en vrees heeft het
dier van zich afgeslagen en dien kerel
een trap tegen zyn buik gegeven. De
hospitaaldienst heeft hem weggehaald
Zijn toestand moet ernstig zyn. Hy
ging onmiddellijk naar de operatie
kamer."
„Ja, dat zyn vervelende dingen. Zoo is
de dienst. Dat is niet altijd te voor
komen."
„Wat vreeselijk voor die ouders," zegt
mevrouw.
„Voor wie, mama?"
„Voor zijn ouders."
„Ja, dat zal wel."
Dit antwoord steekt haar. Ze weet niet,
dat Karei aan zichzelf denkt. Morgen
laat de ritmeester hem op het bureau
roepen. Misschien komt er ook de gar
nizoenscommandant aan te pas.
Haar moederhart is bang voor de
dienst en bang voor oorlog. Ze is blij
dat haar man met pensioen is Nu heeft
ze het met haar oudsten zoon. Johan,
de jongste, is nog H.B.S.-leerling. Hij
moet ook officier worden. Zijn vader
wil dat, maar zij wil liever wat an
ders.
Ze zitten met hun drieën in de woon
kamer. De mannen praten over dienst
en politiek, de moeder denkt aan den
verwonden huzaar. Een trap tegen de
buik. En operatief ingrijpen onmiddel
lijk noodig! Arme ouders. Hun jongen.
Een milicien en dus twintig jaar oud.
Johan is pas vijftien.
Haar dochter Lucie komt binnen.
„Dag Luus," zegt Karei.
Ze knikt en lacht. Moeder vertelt haar
van den getroffen militair. „Ach," zegt
ze, „wat verschrikkelijk.
Dan zit ze nadenkend. Waarover? Over
den jongen op de operatietafel? Ja,
even. Maar dan glijden haar gedach
ten naar de tenisbaan. Naar Charles
van Ooven en naar de anderen.
Notaris Van Ooven is een vriend van
haar vader. Al jaren. De kinderen zyn
van jongs af speelgenooten geweest.
Het is op de baan een levendig spel.
De raketten zwaaien. De ballen zwe
ven door de lucht en de spelers wat
lager bij de grond. En beiden wippen
op en neer met elastische sprongetjes,
dames in luchtige toiletjes, die vroolijk
meefladderen by haar draven achter
de bal, heeren in helderwit costuum,
dat ieder gebaar van hun slank figuur
afteekent tegen een achtergrond van
donkere struiken.
Charles van Ooven is twee en twintig
jaar, flink van gestalte, blozend, licht
gebruind. De lichtblauwe iris om de
zwarte pupillen geven zijn oogen iets
weemoedigs, maar zij glanzen bij de
gloed van het spel. Zoo ziet hem Lu
cie. Hij speelt prachtig. Hij glimlacht
voldaan en toch altijd een beetje wee
moedig. Wat zou hij denken? Ze kan
haar oog niet van hem afhouden. Als
hij eens kreeg, wat dien huzaar ten
deel viel, een trap van een paarden
poot. Ze bloost om haar eigen gedach
ten.
Charles komt vry en loopt haar tege
moet. Zijn blik straalt. Hij groet
vriendschappelijk, vertrouwelijk, als
goede bekenden van jongs af. Maar
ernstig, als altijd. Stil is hij niet, maar
nooit uitbundig.. De Van Ovens zijn
streng godsdienstig, de adellijke Van
Lode's alleen matig kerksch. Hem ont
glipt nooit een basterdvloek of een
ar.der bedenkelijk woord. En ze weet,
dat hij ernstige boeken leest en aller
lei moeilijke vraagstukken onderzoekt
betreffende geloof en ethiek. Zoo is
Lucie niet. En toch trekken ze elkaar
aan, toch zien ze elkaar graag. Ook
haar ouders zien hem graag. Och,
denkt Lucie, iedereen ziet hem graag.
Ze lacht, rijk en gelukkig.
n.
Twee uren lang lag de jonge soldaat
op de operatietafel. Twee uur is er
aan zijn lichaam gesneden en gehecht.
Doctoren, assistenten en verpleegsters
hebben gevochten voor zijn leven in
een edele en dappere strijd. Nu zijn ze
moe en overspannen. Maar ze hopen
op overwinning.
De patient ligt in bed. Zijn ouders zit
ten bij hem. Ze hebben hoop op herstel
hij ligt zoo rustig en hy is bij kennis.
De dokter ziet het beter. Hij bespeurt
de naderende nederlaag, maar hij zegt
het niet.
Zoo wachten ze. 's Avonds is de patient
bewusteloos.
De morgen rijst met een blozende
hemel en jubelende vogels, de oudera
rijden naar huis door het bloeiende
polderland. Hun zoon ligt in het doo-
denhuisje.
Onder groote belangstelling wordt hij
begraven en met militair vertoon van
eer. De ritmeester spreekt goed ge
meende woorden. „Het is hard voor u
ouders en andere nabestaanden, maar
laat het u een troost en een eer zijn,
dat hij in dienst van zijn vaderland
gestorven is."
De familie gaat naar huis. Er is geen
vreeze Gods in hun woning. Bitterheid
komt binnen de muren, stille wrok,
binnen de wanden van hun hart.
Ze troosten zich met de mooie begra
fenis, de groote drukte, die de hoogen
gemaakt hebben voor hun jongen, het
groot tenue van soldaten en meerde
ren, zoo prachtig en zoo plechtig op
het kerkhof!
Ze hebben nog een zoon, die twee jaar
ouder is. Hij is afgekeurd, daardoor
moest zijn jongere broer dienen.
Die zoon is onderwijzer. Hy is een
flinke jongen en heeft een vaste be
trekking, maar bezoekt wel eens uit
nieuwsgierigheid een roode meeting
en leest wel eens een opstandig boek.
(Wordt vervolgd
5