\)oié DINGEN ILBEURS dOVEN-HARDINXVELD .--v. I- jH Wat is nu eigenlijk de werking van een bril AJLVORENS ik u die verklaar, gevoel ik me toch verplicht het een en ander van de geschiedenis van den bril te vertellen. In de Egyptische graven, die wel veel weg had den van een toko (te oordeelen naar de veelsoor tige artikelen, die den doode werden medege geven) zijn ook een soort brilleglazen gevonden van groen smaragd. Ze dienden echter alleen bij vermoeide en ontstoken oogen om den invloed van het schelle licht te weren. De groene kleur was dan ook een weldaad voor het oog en werkte genezend. Daarom is de natuur ook groen en ge voelen zich veel menschen aangenamer in de bosschen dan op het zoo fel belichte strand. Vandaar dat de goedkoope zonnebrillen door de kleur, die zij aan het landschap geven, zoo gauw vervelen. Daarom zijn zonnebrillen van Crooks glas zoo aangenaam, omdat ze wel het felle licht dempen, maar de kleuren in de natuur ongerept laten. De eigenlijke uitvinder van de bril was de Ara bier Alhagan, die omstreeks het jaar 1000 leefde. Nu weet u, dat van oudsher het Venetiaansche glas (en nog) beroemd is. Al heel vroeg verstond men daar de kunst niet alleen om glas te maken en te slijpen, maar ook om kleurloos glas te maken. Er ontstond nu in Venetië een uitgebreide brillenindustrie. Men begon met het slijpen van een enkel glas omrand door been of hoorn en voorzien van een steel, die men dan als het huidige z.g. vergroot glas in de hand hield. Ik moet hier de bemerking inlasschen, dat men tegenwoordig vergrootglaz3n kan koopen, die toelaten een heele boekregel te lezen zonder het glas te moeten verplaatsen, om dat bij de randen van dit glas de letters niet een verdraaid beeld vormen.) Al spoedig vervaardigde men een bril met twes glazen en nu is het wel eigenaardig om te be merken, hoelang het duurde, voor men de glazen op eenvoudige wijze kon verbinden en dit stel kon laten rusten op neus en ooren, de door de natuur als het ware aangegeven rustpunten. Dat zien we veel meer in de wereld gebeuren. Eeuwen geleden werd de theepot al warm ge houden op de damp van een ketel kokend (in Zeeland zegt men „kokendig") water en hoelang daarna werd pas het bereiden van spijzen „au bain mari" ingevoerd? Men begon nu eerst de beide geslepen glazen te verbinden door een scharnier en als men las, moest men dit apparaat boven zijn neus zoolang vasthouden. Nu zijn alle dingen, die erg lang moe ten vastgehouden worden, criant vervelend. Denk maar eens aan een kluwen wol, die ge even op de handen zult ophouden en die dan in de klit geraakt. Vandaar dat men dan ook al spoedig naar middelen zocht om dat „moeten vasthouden" te coupeeren. Men begon met een veerenden stang aan het montuur vast te maken en die veer dan onder zijn muts of hoed vast te hechten. Later bevestigde men de glazen aan lussen, die men dan om de ooren bond. Allerkomiekst was het zeker wel om te zien, hoe men die lussen ver ving door koorden, die men om de ooren liet han gen en dan strak hield door het van onder aanhangen van gewichten, die den lezer dan op den buik bengelden, zoo'n beetje herinnerend aan een ouderwetsche stoeltjesklok met haar beide neerhangende gewichten. In Spanje gold de bril als teeken van waardig heid. Hoe hooger men op de maatschappelijke ladder geplaatst was, hoe grooter de afmeting der brilleglazen zijn mocht. Daarom loopen er zeker zooveel menschen met „wagenraderen" op hun reus. Volgens de overlevering zou de Ruyter, die nu niet direct voor een kleintje vervaard was, van die brillen verschrokken zijn. Als dat waar is, zou hij voor de tegenwoordige gasmaskers be slist wel op de vlucht zijn gegaan, wat niet direct zijn gewoonte was. Napoleon was hinderlijk bijziende maar vond het beneden zijn waardigheid een bril op te zetten. Vindingrijk als hij echter was, had hy in de knop van zijn wandelstok een kijkertje laten fabricec- ren. Geen mensch kwam natuurlijk op de gedach te, als hij de knop van zijn wandelstok zoo eens ongemerkt tegen zijn neus hield, dat hij dan bezig was het terrein te verkennen om des te zekerder zijn slag te slaan. Ten slotte de werking van de bril zelf. Laat ons nu eens aannemen, dat de lens 65 dioptrieén sterk is bij het zien naar den horizon en dat men die moet krommen tot 70 om op den juisten af stand een boek te lezen. Gesteld dat de persoon in kwestie b.v. 45 iaar oud is en zijn ooglens niet verder dan tot 69 dioptrieën kan krommen, dan komt hij dus één dioptric te kort om het gezicht van een jeugdig persoon te evenaren. Plaatsen we nu voor zijn ooglens een bril van een sterkte van een dioptrie, dan beschikt hij dus over 69 -f 1 of wel 70 dioptrieën en valt dus Lel beeld van de letters precies op de gele vlek. Als men dus gemeenlijk om de vijf jaren een „sterkeren bril" moet hebben, -dan beteekent di^ dat de lens zich tengevolge «iet verlies aan elasticiteit maar b.v. tot 68 dioptrieën kan krom* men en men dus een sterkeren bril van 2 diop trieën noodig heeft. Er zijn wel vooral jeugdige personen, die een uilenbril dragen, omdat ze dit interessant of flat- teerend vinden of wel omdat het een goede mas» keering is, als ze roode of ontstoken oogleden hebben of wel omdat het aan sommige gezichten een strenger uitzicht verleent. Och ja: de men schen zoeken nu eenmaal te schijnen, wat ze niel zijn en te doen, wat ze niet doen kunnen. Zoo is de wereld. Ten slotte dit: Er is wel geen uitvinding, die zo® ver strekkende gevolgen heeft als de bril, daa* deze het fundament is geweest van vele optisch® instrumenten als verrekijkers, mikroskopen, foto grafie-apparaten, projectielantaarns en wat dies meer zij. Mooi-land. G. K. A. NONHEBEL. NAAST onze bestaande Ruilbeurs te Hardinx- veld willen wij van nu af ook aan de post zegelverzamelaars onder onze lezers de gelegen heid geven, door onderlingen ruil hun verzame lingen op een goedkoope wijze uit te breiden, door het instellen van een postzegelruilbeurs. Wij stellen ons voor deze beurs in te richten als volgt: Iedere deelnemer plakt zijn voor ruil bestemde zegels in boekjes. Onder elk zegel moet worden vermeld nummer en waarde volgens den laatsten IJ vert-catalogus. Deze boekjes worden gezonden aan de Postzegel ruilbeurs. Heeft men geen catalogus ter beschik king, dan kunnen de boekjes ook zonder prijsno- teering worden ingezonden, de Postzegelruilbeurs zorgt dan voor het invullen. De ingezonden boekjes worden op geregelde tijden, b.v. ééns per maand, aan elk der deelnemers ter inzage gezonden. Ieder deelnemer kan dan uit nemen hetgeen hij wenscht. De opengekomen plaats van elk zegel moet worden gewaarmerkt met naam of stempel. De in te zenden zegels moeten van goede kwa liteit zijn, niet vuil, beschadigd of zwaar ge stempeld. Ieder deelnemer betaalt by aanmelding een inleggeld van 25 cent. Van het uit ieder boekje afgenomen bedrag wordt 10 pet. ingehouden voor dekking van de te maken onkosten, zooals porti, drukwerk, enz. Aan ieder deelnemer wordt een lijst verstrekt waarop hij het bedrag van zijn inzendingen en afnamen moet noteeren. Elk half jaar moeten deze lijsten worden ingezonden aan de Postzegel ruilbeurs ter vergelijking met de boekhouding. Een eventueel debet- of creditsaldo moet dan worden verrekend tegen een vasten koers van drie cent per franc. Wij hopen, dat vele philatelisten zich zullen aan melden voor deelname, want hoe grooter het aantal deelnemers is, hoe meer succes er te ver wachten is. Daarom, verzamelaars, meldt u dus spoedig aan. Het postadres is: Postzegel-ruilbeurs, Voorstraat 166zwart, Dordrecht. ten dienste van de lezers der vijf samenwerkende Christelijke Dagbladen DOOR het zoek raken van een brief, is er een kleine stagnatie ontstaan in onze rubriek. In het Jaareinde-blad verscheen nl. geen correspon dentie. We laten nu de correspondentie van beide weken volgen: E. H. L. te Middelharnis. Waardelooze bons gingen retour. R. J. M. te Brunssum. Alles verzonden. Nee, voor T. is nu geen liefhebber meer. Geen enkele Patria- bon nemen we aan, wel kunt U ze vragen. De ze gel is retour gezonden. Voor H. gaven we 5 pt. J. S. te Brunssum. 525 pt. over. M. v. d. B. te Gorinchem. U zondt 342 pt. Wat wilt 'J ervoor terug? J. S. te Utrecht. Dat no. stond onder de adverten tie van A. de B., hij hoorde daar dus bij. A. W. te Ridderkerk. 75 Haas en van Brero volgen nog. A. G. M. te Rijswijk. Saldo 1359 pt. U sloot geen Winter in het park porto in. Kaiserplaatjes nemen we niet aan, even min Dobbelman. Zie art. 8. Droste kunt U zenden. Een album advertentie kost 20 cent. P. V. te Ottoland. We ontvingen de zending, maar U vulde niet de soortnaam in, die U terug wenscht. W. L. te Klundert. 36 Duifmerken gev. G. K. K. te Zwijndrecht. U kreeg voor alles Ever- lasting-bons. P. T. te Wieldrecht. 54 Rivieren gen. Een boeken lijst werd gezonden. Dank voor de zegels. Mej. N. O. te Rotterdam. Alles verzonden. Haas nemen we nu niet aan. Rivieren 10 pt. J. H. te Vlaardingen. U krijgt nu, met die soldaat jes voor de kaart, 243 kwatta. Joh. D. E. te Rotterdam. 50 Rivieren gen. L. V. te Rotterdam. 111 Hille gen. L. H. V. te Greup. No. 3 en 7 volgen nog, 296 pt. over. L. v. d. W. te Dordrecht. 42 Bussink en Texel en Aquarium genoteerd. Zuiderzee komt spoedig. Alleen Verkade Rivieren-b ons nemen we aan. M. L. te Scheveningen. Saldo 158 en 161 is 319 pt. Kaiser-p laatjes nemen we niet aan. Wilt U ze terug, dan s.v.p. 6 cent zenden. Mej. M. M. te De Lier. We hadden voor die bons toch kwatta genoteerd, totaal tegoed 256 kwatta. J. J. W. te Rotterdam. 59 Rivieren genoteerd. Er is geen Padd. tegoed. Mevr. J. S.v. S. te Broek op Langendijk. 48 Ever lasting genoteerd. J. H. S. te Veenendaal. Saldo 1647 pt. Nu volgen de voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en plaatjes. 2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 ct. (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van één soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt. per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt bly- ven tot een volgende zending. 6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer. 8 Verkade Klaverblad, van Houten, Wascholine, Coelingh, Patria, Pette en Dobbelman nemen we niet meer aan. Wil s.v.p. gratis ruilformulier zenden aan: Woonplaats: Naam: Adres: Datum: Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd worden. De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4, H-O 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holl. Zw. Weegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok- zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4, Patria deel I 10, deel II 15, Pette 6, Pleines 3 Rade maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine 2. Wie help aan: v. Rossum, Ark beschuitbons, Kwat ta winkelierstrooken, Haas en van Brero. Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys, Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand, Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van Sickesz, Pax. Ons Postadres is: DE RUILBEURS, HARDINXVELD. 8 ten, reclame-biljetten en programma's, „op den pof' te drukken, met dien verstande, dat hij be taald zou worden, zoodra er voldoende geld bin nen was om zijn rekening te betalen. De weldadigheids-avond, „ten bate van schoen lapper Derksen, die door een noodlottige brand zijn hebben en houden verloren had", zooals op de reclame-biljetten, zoowel als in de circulaires, als op de toegangs-kaarten vermeld stond, was nu definitief vastgesteld op Woensdagavond 21 April. De toegangsprijs was bepaald op 1,00 voor den eersten en 50 cents voor den tweeden rang. De prijs der programma's was „aan de beleefdheid der bezoekers" overgelaten. En zoo was dan na flinke voorbereiding de groote avond aangebroken. De comité-leden, in hun Zondagsche-beste kleeren, allen met een hooge hoed, waarmede zij vele jaren geleden in het huwelijksbootje gestapt waren. Nog nooit was er in het dorp een weldadigheids-feest avond geweest; de zaal zou dus wel „uitverkocht" worden, rekenden de Comité-leden; het beloofde dan ook een daverende avond te zullen worden. In de naburige stad waren kransen gekocht voor de directeuren van de Zangvereeniging en het Fanfarecorps, en voor den komiek, terwijl de „Zangeres" een fraaie tuil bloemen zou ontvangen; alle deelnemende zangeressen, zangers en muzi kanten, zouden in de pauze onthaald worden, kort om, alles was tot in de puntjes verzorgd. Het wachten was nu alleen nog maar op de wel dadige bezoekers, die in drommen werden tege moet gezien! Evenwel, een kwartier vóór het aan gekondigde begin, was de zaal nog maar heel dunnetjes bevolkt, terwijl de bezoekers slechts druppelsgewijze binnenkwamen, zoodat er om streeks acht uur nauwelijks honderd bezoekers aanwezig waren, waarvan het overgroot deel zich blijkbaar met den „tweeden rang" hadden tevre den gesteld. Zelfs de Burgemeester en andere no tabelen hadden verstek laten gaan!! In arren moede werd ten slotte met de voorstel ling begonnen, met ongeveer 100 belangstellenden in de zaal, wier „Beleefdheid" ten aanzien van het programma maar zeer matig bleek te zyn, gezien de opbrengst van dit onderdeel van den welda digheidsavond, ad 3.681/2- De avond werd ingezet met koorzang, waarbij al spoedig bleek dat de „Nagtegaal" leelijk met de zuiverheid overhoop lag. Nochtans volgde na ieder nummer een, voor honderd paar handen, nogal krachtig applaus. Goed geteld waren er dank zij de Zangveree niging en het fanfarecorps méér uitvoerenden dan toehoorders!!! De gevolgen van een en ander wa ren niet veel minder dan een débacle, een cata strophe! Toen na afloop van den weldadigheids avond „Ten bate van Schoenlapper Derksen, die" enz. enz. het comité de rekening opmaakte, bleek dat er ontvangen was: Aan toegangskaarten 66.50 Aan Programma's f 3.68i/j Totaal 70,18y2 Terwijl de uitgaven bedroegen: Rekening drukker f 22.50 Rekening zaalhuur 1 10.00 Rekening bloemist f 17.50 Consumptie medewerkenden 26.75 Totaal 76.75 Schapen en.... kanonnen in de sneeuw. Is er grooter tegenstelling denkbaar Geen der comité-leden bleek bereid te zijn dit tekort geheel of zelfs maar voor een derde voor zijn rekening te nemen, zoodat met algemeene stemmen besloten werd, hiervoor Derksen aan sprakelijk te stellen! Deze zou het tekort dan maar moeten bijpassen; dat was de eenvoudigste oplos sing, meenden zij!!! Nu, eenvoudig was het dan ook inderdaad, eenvoudiger, dan ze zélf durfden denken. Derksen was natuurlijk niet in staat het tekort aan te zuiveren, maar achtte zich bovendien aller minst daartoe verplicht! De Burgemeester, tot wien het Comité zich thans andermaal wendde, was het volmaakt eens, met de comité-leden, en besloot in groote vrijheid, dat Derksen wekelyks twee kwartjes van zijn steun geld zou worden afgetrokken, totdat de schuld geheel aangezuiverd zou zijn! De apotheker, de dokter en de gemeente-secretaris waren het hier mede roerend eens! „Het moest nu maar eens uit zijn met dat altijddurende gebedel". Was het al niet mooi genoeg, dat die Derksen met zijn gezin voor niemendal in het oude brand spuithuisje mocht blijven wonen? En over drie maanden, kon Derksen,dank zij het wijze besluit van den Burgemeester, zich weer zónder schulden met opgeheven hoofd in het dorp vertoonen. Onderworpenheid Doe met my wat Gy wilt. Ik heb geen woord te spreken: 't zy Gij mijn pijnen stilt, 't zij Gy mijn hart wilt breken. Ik leg mij zwijgend neer, doe wat U goed dunkt, Heer! Maar, wat Gij met mij doet, laat mij slechts dit gevoelen: dat Ge in den tegenspoed mijn redding blijft bedoelen. En dat, hoe zwaar ik lijd, Ge uit liefde mij kastijdt, 't Is alles, alles goed, wat Gij mij toe wilt zenden. Ik dank voor wat Gij doet en juich in alle ellende: als ik slechts dit bevind, dat Gy mij nog bemint. Ï©$$GOG®GOOOOO$GOOOOOOOOOOOOOOG< Zoodat er een tekort was van 6.56^. en krachtige oogen, die getuigen dat familieverzwakking of erfelijke dege neratie haar geslacht, althans haar persoon nog niet hebben aangetast. Al haar bewegingen toonen distinctie. Trots en met een glimlach van welbe hagen kijkt de jonge officier naar de mooie vrouw, die zijn moeder is. Zijn vader ziet het en neemt de glimlach over. Moeder is hun beider favorite. „Wat ben je laat, Karei", zegt de kolo nel. „Je zou vandaag vroeg vrij zijn!" „Och, ik had een leelijk akkevietje. De stalwacht had gerapporteerd, dat een van de paarden een abcesje heeft aan de voorpoot. Het dier is wat pijnlijk en daardoor angstig en prikkelbaar. Er was reeds order gegeven tot plaatsing in de ziekenstal. Een van de mannen .van myn escadron, van niets wetend, moest in de stal iets halen en bleef staan juist achter de patient. Waar schijnlijk door py'n en vrees heeft het dier van zich afgeslagen en dien kerel een trap tegen zyn buik gegeven. De hospitaaldienst heeft hem weggehaald Zijn toestand moet ernstig zyn. Hy ging onmiddellijk naar de operatie kamer." „Ja, dat zyn vervelende dingen. Zoo is de dienst. Dat is niet altijd te voor komen." „Wat vreeselijk voor die ouders," zegt mevrouw. „Voor wie, mama?" „Voor zijn ouders." „Ja, dat zal wel." Dit antwoord steekt haar. Ze weet niet, dat Karei aan zichzelf denkt. Morgen laat de ritmeester hem op het bureau roepen. Misschien komt er ook de gar nizoenscommandant aan te pas. Haar moederhart is bang voor de dienst en bang voor oorlog. Ze is blij dat haar man met pensioen is Nu heeft ze het met haar oudsten zoon. Johan, de jongste, is nog H.B.S.-leerling. Hij moet ook officier worden. Zijn vader wil dat, maar zij wil liever wat an ders. Ze zitten met hun drieën in de woon kamer. De mannen praten over dienst en politiek, de moeder denkt aan den verwonden huzaar. Een trap tegen de buik. En operatief ingrijpen onmiddel lijk noodig! Arme ouders. Hun jongen. Een milicien en dus twintig jaar oud. Johan is pas vijftien. Haar dochter Lucie komt binnen. „Dag Luus," zegt Karei. Ze knikt en lacht. Moeder vertelt haar van den getroffen militair. „Ach," zegt ze, „wat verschrikkelijk. Dan zit ze nadenkend. Waarover? Over den jongen op de operatietafel? Ja, even. Maar dan glijden haar gedach ten naar de tenisbaan. Naar Charles van Ooven en naar de anderen. Notaris Van Ooven is een vriend van haar vader. Al jaren. De kinderen zyn van jongs af speelgenooten geweest. Het is op de baan een levendig spel. De raketten zwaaien. De ballen zwe ven door de lucht en de spelers wat lager bij de grond. En beiden wippen op en neer met elastische sprongetjes, dames in luchtige toiletjes, die vroolijk meefladderen by haar draven achter de bal, heeren in helderwit costuum, dat ieder gebaar van hun slank figuur afteekent tegen een achtergrond van donkere struiken. Charles van Ooven is twee en twintig jaar, flink van gestalte, blozend, licht gebruind. De lichtblauwe iris om de zwarte pupillen geven zijn oogen iets weemoedigs, maar zij glanzen bij de gloed van het spel. Zoo ziet hem Lu cie. Hij speelt prachtig. Hij glimlacht voldaan en toch altijd een beetje wee moedig. Wat zou hij denken? Ze kan haar oog niet van hem afhouden. Als hij eens kreeg, wat dien huzaar ten deel viel, een trap van een paarden poot. Ze bloost om haar eigen gedach ten. Charles komt vry en loopt haar tege moet. Zijn blik straalt. Hij groet vriendschappelijk, vertrouwelijk, als goede bekenden van jongs af. Maar ernstig, als altijd. Stil is hij niet, maar nooit uitbundig.. De Van Ovens zijn streng godsdienstig, de adellijke Van Lode's alleen matig kerksch. Hem ont glipt nooit een basterdvloek of een ar.der bedenkelijk woord. En ze weet, dat hij ernstige boeken leest en aller lei moeilijke vraagstukken onderzoekt betreffende geloof en ethiek. Zoo is Lucie niet. En toch trekken ze elkaar aan, toch zien ze elkaar graag. Ook haar ouders zien hem graag. Och, denkt Lucie, iedereen ziet hem graag. Ze lacht, rijk en gelukkig. n. Twee uren lang lag de jonge soldaat op de operatietafel. Twee uur is er aan zijn lichaam gesneden en gehecht. Doctoren, assistenten en verpleegsters hebben gevochten voor zijn leven in een edele en dappere strijd. Nu zijn ze moe en overspannen. Maar ze hopen op overwinning. De patient ligt in bed. Zijn ouders zit ten bij hem. Ze hebben hoop op herstel hij ligt zoo rustig en hy is bij kennis. De dokter ziet het beter. Hij bespeurt de naderende nederlaag, maar hij zegt het niet. Zoo wachten ze. 's Avonds is de patient bewusteloos. De morgen rijst met een blozende hemel en jubelende vogels, de oudera rijden naar huis door het bloeiende polderland. Hun zoon ligt in het doo- denhuisje. Onder groote belangstelling wordt hij begraven en met militair vertoon van eer. De ritmeester spreekt goed ge meende woorden. „Het is hard voor u ouders en andere nabestaanden, maar laat het u een troost en een eer zijn, dat hij in dienst van zijn vaderland gestorven is." De familie gaat naar huis. Er is geen vreeze Gods in hun woning. Bitterheid komt binnen de muren, stille wrok, binnen de wanden van hun hart. Ze troosten zich met de mooie begra fenis, de groote drukte, die de hoogen gemaakt hebben voor hun jongen, het groot tenue van soldaten en meerde ren, zoo prachtig en zoo plechtig op het kerkhof! Ze hebben nog een zoon, die twee jaar ouder is. Hij is afgekeurd, daardoor moest zijn jongere broer dienen. Die zoon is onderwijzer. Hy is een flinke jongen en heeft een vaste be trekking, maar bezoekt wel eens uit nieuwsgierigheid een roode meeting en leest wel eens een opstandig boek. (Wordt vervolgd 5

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15