IERHAAL BRIEK 41 II •1 (R mm És fU IB i Z' fi j§j i gg li 81 m li 4 Hi IJ 'mê B li a m ijjij v; IS 11 a e SI IfS 1 NK \l\kkiMS WAARDIGHEDEN HOEKJE m m Ten bate van door Arn. van Raalle Jzn. HET gilde stempelende steuntrekkers van het aardige en nogal welvarende provincie plaatsje welks naam niets ter zake doet en dus beter niet genoemd kan worden ,was met één ver meerderd ten gevolge van een brand die het be scheiden inboedeltje, benevens alle gereedschap pen en een geringe voorraad zoolleer van den schoenlapper Derksen totaal vernield had. Slechts het veege lijf hadden zijn vrouw en hij alsmede zijn beide nog zeer jeugdige kinderen kunnen redden; voor het overige was alles, maar dan ook alles verloren gegaan in dien noodlottigen nacht van den brand, dien nota bene bij zijn buur man, den bakker, ontstaan was, en beide wonin gen totaal in asch had gelegd. De inboedel van zijn buurman was behoorlijk misschien wel wat al te behoorlijk verzekerd geweest. Derksen daarentegen had zich deels om principi- eele redenen, maar toch ook wel omdat de uitgaaf van de verzekeringspremie hem moeilijk viel niet verzekerd zoodat hij binnen enkele uren van nijve- ren dorpsschoenlapper tot den bedelstaf gekomen was. Medelijdende buren hadden hem en zijn gezin in de eerstvolgende dagen liefderijk opgenomen en verzorgd; doch dit kon natuurlijk onmogelijk zoo blijven voortgaan, omdat de goedhartige men- schen het zélf niet al te breed hadden. In een spoedvergadering had de Gemeenteraad be sloten, Derksen en zijn gezin een niet meer in gebruik zijnd brandspuithuisje tijdelijk gratis tot woon af te staan. Eenig, in der haast bij elkaar gebracht huisraad, een oud ledikant, wat half versleten beddegoed, een wankele tafel met eenige dito stoelen, enz enz. maakten het verblijf, dat meer op een vervallen koeienstal dan op een woning leek, althans eenigs- zins bewoonbaar. Voor het overige werd Derksen voorloopig zeven gulden vijftig „steungeld" toegewezen, waarvoor hij dagelijks ten Gemeentehuize moest komen „stempelen". Evenwel was Derksen er de man niet naar, om in zijn droevig lot te blijven berusten, en als werk- looze te willen blijven rentenieren; hij verlangde niets liever dan zoo spoedig mogelijk weer aan den slag te kunnen gaan, en zélf in zijn levensonder houd te voorzien. Doch daarvoor was geld noodig; in de eerste plaats om weer nieuwe gereedschappen en de noodige grondstoffen te kunnen aanschaffen; bovendien moesten dan toch ook de noodzakelijkste voorwer pen voor den herbouw van zijn inboedel gekocht worden. De groote moeilijkheid was, om op behoorlijke en eerlijke wijze het noodige geld machtig te worden. Langs een omweg had hij al eens den Notaris laten polsen of deze bereid gevonden zou worden, hem het geld voor te schieten, desnoods tegen een matige rente-vergoeding en in wekelijksche ter mijnen van b.v. een rijksdaalder terug te betalen. Doch hiervoor bleek de Notaris, die overigens nim mer had uitgeblonken door groote mildheid of menschlievendheid, geen zin te hebben. Ook de andere notabelen der Gemeente, de apotheker, de Gemeente-secretaris noch de dokter bleken daartoe bereid te zijn; ze wilden wél een bescheiden gave offeren om den man te helpen, mits andere gemeentenaren hun goede voorbeeld zouden willen navolgen. Toen besloten Derksens vroegere buren, Theunis- sen, de melkboer, Harmsgn, de kruidenier en Vilder (zéér toepasselijke naam!), de barbier, een Comité samen te stellen, ter inzameling van giften, om den armen Derksen weer op de been te helpen. Bezield met burgerzin en overvloeiend van naas tenliefde belegde dit drietal een vergadering ten huize van eerstgenoemde. Het allereerst moesten de bestuursfuncties ver deeld worden; de verkiezing van een voorzitter was het minst moeilijke: uit hoofde van zijn goed- van-de-tongriem-gesneden-zijn, hetgeen zijn vak nu eenmaal meebracht, werd Vilder de barbier, met algemeene stemmen tot voorzitter gekozen. Heel wat meer moeite leverde de verkiezing van een penningmeester op, daar ten opzichte hiervan, het kleinsteedsche wantrouwen een hartig woordje meesprak. Zonder het met evenveel woorden te zeggen, schenen de twee overblijvende „comitéleden" el kaar het vertrouwensbaantje-bij-uitstek, dat van penningmeester, eenigszins te misgunnen, waarna Vilders ten slotte den Gordiaanschen knoop wist door te hakken, door voor te stellen, dat de func ties van secretaris en penningmeester, gezamenlijk door Theunissen en Harmsen zouden worden waargenomen. Hij bedacht daarbij doch zeide het niet hardop dat op deze wijze een schitterende controle zou worden uitgeoefend! Nu dit zoo geweldig tijdroovende agenda-punt was afgehandeld, kwam het groote vraagstuk ter tafel, op welke wijze getracht moest worden, de noodige middelen te verkrijgen, om het slachtoffer op afdoende wijze te kunnen helpen. Het eenvoudigste zou zijn meende voorzitter Vilder om een straat-collecte te houden. Dit vonden de secretaris-penningmeester zoowel- als de penningmeester-secretaris een voortreffelijk idéé; alleen maakte zeer terecht Harmsen de op merking, dat daarvoor toestemming noodig zou zijn van den Burgemeester. Nu ze twijfelden er niet aan, of Zijnedelachtbare zou die toestemming niet weigeren. Heet van den naald stond het geheele comité vijf minuten later tegenover den burgervader, wien zij hun plannen uiteenzetten, in het volle vertrouwen, dat ze nog diezelfde avond de verder noodige voorbereidingen zouden kunnen treffen. Evenwel hadden ze buiten den waard gerekend, of liever gezegd, buiten de al te strenge voorzich tigheid van den Burgemeester; deze had namelijk ernstige bezwaren tegen een straatcollecte voor een soortgelijk doel als het onderhavige. „Kijk eens hier", was de slotsom van zijn redenee ring, „waar zou het heen moeten, als we voor alle gemeentenaren, die in moeilijkheden verkeeren, een straatcollecte zouden gaan houden? Dit zou Aan 't Hollandsche strand immers een gevaarlijk precedent vormen; vandaag Derksen en morgen een andere stakker! Er zou wél een begin, maar nooit een eind zijn! Ik weiger dus met beslistheid toestemming te geven tot het houden van een straatcollecte voor dat doel. En of de Comité-leden nu al om beurten praatten als Brugman, Burgemeester blééf onverzettelijk „Aan een weldadigheidsavond wil ik graag mijn medewerking verleenen; probeer dus maar eens het over dien boeg te gooien; en als jullie daarin slaagt kom dan nog maar eens bij me praten!" Daarmede konden de heeren naar huis gaan om hun geschorste vergadering te hervatten Het idee van den Burgemeester vond in principe bij alle comitéleden ingang; de moeilijkheid was nu alleen maar om de noodige krachten te vinden die zich bereid zouden verklaren, belangeloos hun talenten in dienst te stellen der weldadigheid. Maar ook dat bleek tenslotte nogal méé te vallen. De Gemengde Zangvereeniging „De Nagtegaal" stelde zich gaarne beschikbaar, evenals het fan fare-corps „De Toonladder"; verder zou de dochter van Theunissen een paar liederen zingen en de zoon van Harmsen, die alom bekend was als „de komiek" van het dorp, zou voor de vroolijkheid zorgen. Het programma zat dus vrijwel in elkaar; ook de zaalhuur viel nogal mee, aangezien de eigenaar van „De Bonte Os" zijn groote zaal voor een tientje beschikbaar stelde, ten bate van het goede doel, daarbij rekenend op druk bezoek en flinke ver teringen! Er werd een circulaire opgesteld daarvoor werd de bovenmeester van de Dorpsschool in den arm genomen waarin op hartroerende wijze de nood van Derksen geschilderd werd. De drukker ver klaarde zich bereid deze circulaire, alsmede het overige benoodigde drukwerk, als: toegangskaar- IN het telefoonboek staat: 34458 Van Lóde tot Ravenhof. Jonkhr. Q. F. L. Maar op het hek van het buiten staat alleen in witte schrijfletters: Van Lode. De bewoner van het landgoed is een eenvoudig man. Het huis staat daar zoo prachtig wit in de stille zonneschijn. Het park rond om is onberispelijk. Het groote gazon waarover van de weg het huis te zien is: ligt glad geschoren. Een deftige bruine beuk staat alleen in het licht groene gras en vlak voor het huis gloeien vuurroode perken geraniums en donkere begonia's met bloemen van groot formaat. Alles is doodstil. Het huis ligt als uit gestorven te stoven in de zon, de hoo rnen staan roerloos. Op de weg verschijnt een stofwolk. Een jong cavalerie-officier komt stap voets nader. Hij klopt zijn paard op de nek, trekt de teugel wat strakker en zet zich recht en fier. Hij kijkt zoekend langs de groote ra men van het buiten, inspecteert met militaire blik het park, ziet het witte bordes en leest de naam boven de luifel: „Licht en Schaduw". Hoe komt het huis aan die naam? De vorige bewoonster, een oude baro nes, was een levenswijze vrouw. Ze kocht het huis van den vroegeren eige naar, die een optimist was. Zijn le ven was voorspoedig. Hij' was rijk ge worden en heel gelukkig met zijn kin deren. Daarom wilde hij zijn huis een blijmoedige naam geven. Want het is een vrooly'c huis. Helder wit en vol groote hooge ramen aan alle kanten. Toen heeft hij zijn zoon geraadpleegd, die doctor in de klassieke letteren was. Ze kozen de naam: „Omnia Lux". Al les licht Metalen letters, met bladgoud over trokken, prijkten op de witte gevel boven de luifel van het bordes. Omnia Lux. De oude barones heeft over die naam nagedacht. Haar leven was licht, want in het Licht mocht ze wandelen. Maar haar man was vroeg gestorven en kort daarna haar eenige dochter. Dat wierp schaduw. Daarom liet zij de mooie gouden let ters wegnemen en het glanzend latijn vervangen door geschilderde woorden in kastanjebruin op de lichte vlakte: „Licht en Schaduw", Toen ze stierf, was Jonkheer Van Lode tot Ravenhof een van haar erfgena- namen. Hy liet de naam staan zonder nadenken. Het huis ligt te rusten in de stilte van de middag-siësta. Maar leeg is het niet. Aan de zijgevel, op de tweede verdie ping is een koele kamer op het Noord westen. De kamer heeft één raam. Daar zit de heer des huizes, Jonkheer Q. F. L. van Lode tot Ravenhof, ge pensioneerd kolonel van het Neder- landsche leger. Het raam staat hoog op. De zuivere zomerlucht komt vrij naar binnen en draagt heerlijke geuren mee van warme aarde en welige plantengroei. De kolonel zit achter zijn schrijfbu reau, maar hij doet niets, dan rustig naar buiten kijken. Zijn zenuwen zijn volkomen ontspannen. Alles is even weldadig, de koelte binnen, de zomer buiten, de rust overal. Eensklaps kijkt hij belangstellend. In de verte verneemt hij bekende klan ken. Er schijnt een afdeeling infan terie te marcheeren op een van de zij wegen. Hij hoort alleen de doffe trom melslag, de stap der soldaten kan hy niet hooren. Dan voegt zich de hoornblazer bij de trommelslagers. Hij begint met een paar signalen. Eerst dat voor de twee de compagnie, waarschuwend en streng: Pas op, tweede compagnie, y aiguaai, uuö juisier goec.... De kolonel luistert derdege. Zijn figuur is kort en sterk, zijn houding militair, zijn gezicht rond en vol, rozig van kleur en versierd met een witte kne vel. Zijn kleeding, zyn uiterlijk, zijn houding en zijn gebaren toonen naast den militair ook den aristocraat. Nu volgt het signaal voor de vierde compagnie, heel anders, hoog schetter rend, luchtig: Dit blazen gaat die compagnie maar aan, Die vier tot cijfer of nummer heeft. De braven van die compagnie zijn hier, Geroepen door een twee drie vier. De hoornblazer is al weer moe. Alleen de trommelslag sterft weg in de verte. Een ander geluid trekt zijn aandacht, de hoefslag van een paard op het grintpad. Hij buigt zich buiten 't raam en wuift naar zijn oudsten zoon, die, regelmatig in den zadel dansend, zyr* vader groet met militair saluut. Even later zijn ze in de woonkamer. „Is mama van huis?" „Ze rust nog. Ze heeft je wel gehoord en zal dadelijk hier zijn." Een oogenblik later komt de bespro kene binnen. Een prachtige vrouw, statig en recht, een decimeter langer en eenige jaren jonger dan haar man. Maar van haar slanken zoon moet ze 't verliezen. Hij is haar boven 't hoofd gegroeid. Ze is een geboren aristocrate. Haar figuur, klassiek gevormd, gevuld en goed geconserveerd, doch niet zwaar, haar gelaat, recht, met fijne neus en dunne lippen, doch forsch van model Redacteur: W. J. H. CARON, Jacob Marisstraat 42, Amsterdam-West. Men wordt verzocht correspon dentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. PROBLEEM no. 579 (no. 7 van den wedstrijd) - J fM|! «K Wit begint en geeft in twee zetten mat. Wit (10): Ka6, Dc6, Tb5, Te2, Le3, Lh3, Pd6, Pf6, pi. d5, g5. Zwart (9): Ke5, Dg8, Td8, Lal, La2, Pc8, pi. c7, g6, h5. Gevraagd sleutelzet en de verschillende matzetten. PROBLEEM no. 580 (no. 8 van den wedstrijd) mm Wit begint en geeft in drie zetten mat. Wit (3): Ka2, Dhl, Tb2. Zwart (4): Kc4, Lh2, pi. c5, d4. Sleutelzet gevraagd. Oplossingen worden gaarne ingewacht binnen den bekenden tijd (drie weken). Men gebruike uitslui tend briefkaarten, al of niet in omslag. OPLOSSING van probleem no. 573 (no. 1 van den wedstrijd) Wit (10): Kh3, Df2, Tdl, La4, La5, Pe8, pi a3, b6, e3, g3. Zwart (9): Kc5, Tf7, Lb7, Pd5, pi c3, c4, e5, e6, h7. Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1. Pe8d6. OPLOSSING van probleem no. 574 (no. 2 van den wedstrijd) Wit (8): Kb3, De3, Tdl, La2, Tg5, Lb6, Pd8, TgG. Zwart (9): Kd5, Df5, Td2, Tfl, Ld7, Lf6, Pbl, pi. a5, d6. Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1. De3e2. Er is geen nevenoplossing. Er zijn elf verschillende! matzetten: 1Td4. 2. Kb2 mat. 1Td3. 2. Kc2 mat. 1La4f. 2. Kxa4 mat. 1Pa3. 2. Kxa3 mat. 1a4f. 2. Kb4 mat. 1Lxd8. 2. Dc4 mat. 1Lb5. 2. De6 mat. 1Tf3. 2. Dxf3 mat. 1Thl. 2. Dg2 mat. 1Tf4. 2. Pxf4 mat. 1. Ld4. 2. Pe7 mat. Er zijn 114 inzendingen binnengekomen. Zulk een groot aantal is in vorige jaren nog niet bereikt! Hoeveel halen de eindstreep? Van de 114 verwier ven er vier geen punten, terwyl er drie „buiten mededinging" meededen. In de hieronder volgende lyst heeft het eerste getal betrekking op den sleutelzet van het eerste probleem, het volgende getal op sleutelzet en matzetten van het tweede. Zoo er geen getallen vermeld zijn, dan beteekent dit, dat het maximaal getal bereikt is, n.L 2, 13. Hier volgt de eerste verantwoording: W. J. de Bruin (2, 12), C. Hagen, Bodegraven; J. v. d. Berg Azn. (2, 10), Zwijndrecht; H. IJzerman (2, 12), Papendrecht; P. Kuijper Fzn., Hilversum; Adr. Cappon, Cadzand; J. Schilder (2, 12) Kampen; J. de Bruin (2, 9), Oegstgeest; Aric Bakker Azn (2, 8) Goor; J. v. d. Pol (2, 7), Overschie; P. Soer (2, 11), Achterveld; D. J. Koster (2, 11), Montfoort; J. de Bruijne (2, 12), Slootdorp); B. J. Roelofs (2, 5), Rijssen; K. Mulder (2, 8), IJsselmonde; N. N.; A. van Wijngaarden (2, 12), Giesscndam; H. Knip- scheer (2, 6), Roermond; B. Sta Jr. (2, 12), Capelle a. d. IJ.; J. Ruytenburg, Axel; W. Kooyman (2, 8), Loosduinen; A. Dijkhuizen (2, 8), Zeist; R. Bos (2, 12), Urk; D. Zemel, Leimuiden; Jac. Visser (2, 0), AlblasserdamJ. P. v. Bommel (2, 0), Den Helder; Sj. Wynia (2, 12), Slikkerveer; J. Bomhoff (2, 10), Treebeek; A. J. Scholten (2, 12), Rouveen; C. v. Dam (2, 6), Zaandam; W. J. A. Ming Jr., (2, 12), De Bilt; M. Broekhuizen (2, 11), Rijswijk; A. Verduijn (2, 10), Honselersdyk; J. v. d. Kolk (2, Bodegraven; A. v. Diermen (2, 7), Spakenburg; Jac. v. Hemert (2, 11), Hekendorp; A. Plette, Er- melo; B. Postma (2, 12); L. Bunt (2, 12); G. Kaper (2, 6); J. F. Stoffels; Th. J. Storm (2, 8); J. J. Jansen (2, 12); H. C. J. Spier (2, 12); M. Opbroek (2, 12); Jac. Riedé; G. J. Rijken van Olst (2, 11), allen Den Haag; M. Versluis, Schiedam; J. H. F. v. d. Brugge (2, 8), Schiedam; R. IJntema (2, 9); Ph. J. v. d. Linden (buiten meded.), Leiden; Jan van Viegen, Vlaardinger-Ambacht; D. A. Torn, Vlaar- dingen; J. v. Domselaar (2, 9); A. A. v. Kooten (2, 10), Driebergen; J. Eisenga, Lisse; D. Hoogstrate (2, 8); G. G. den Hollander; F. W. Groenewegen, Harderwijk; J. C. Nieuwlaat (2, 0), Delft; P. v. 't Hof (2, 10); E. H. de Waard (2, 10), Hillegersberg; D. D. Ietswaart (2, 11); J. H. J. Nielen Jr. (2, 12), Utrecht; J. J. Ruitenberg, G. G. Versendaal, A. v. Hartingsvelt (2, 10), Werkendam; A. Huizer, A. v. Prooyen, Rhoon; E. v. d. Kruk (2, 12), J. J. de Best (2, 9), Scheveningen; P. W. A. v. Triet (2, 9), Jac. A. Bogert, Gouda; C. A. Heystek (2, 9), W. Wijnans (2, 9), Nieuwendijk; Mar. de Vos Cz. (2, 7), A. Valstar (2, 4), Maasland; Adr. Borstlap, J. v. Hemert (2, 8), A. de Groot, F. J. Kok (2, 7), A. J. de Ruiter (2, 10), J. A. v. Vliet, P. Moret (2, 8), M. v. Willigen (2, 6), J. G. Richel (2, 11), J. D. Vos (2, 9), G. Holleman, R. A. Kuiper (2, 12), J. Hart- hoorn, B. P. Vermeulen H.Azn. (2, 10), H. B. Brinkman, C. B. v. d. Meeberg, Th. Visser, C. Goor (2, 4), C. W. Kieboom (2, 7), Joh. Berlijn (2, 8), P. Loeve Jzn. (2, 12), C. D. Kerpel (2, 12), A. Korten- broek (2, 11), R. D. v. d. Kooij, P. G. v. Pelt (2, 12), J. G. Verlegh (2. 12). R. Jansen, M. Kind (2, 10), T. Verkaik (2, 10), W. J. Loeve (2, 11), allen te Rotterdam; C. A. Kusters (2, 8), Brunssum; H. Jansens, Langerak; J. van Donkelaar, Schiedam. CORRESPONDENTIE: J. G. V. te R. e.a. In probl. 6 wordt de uitwerking niet gevraagd, dus geen matzetten. Het gaat om den sleutelzet. Het probleem is werkelijk oplos baar. J. v. D. te D. Die variant was goed. K. M. te IJ. Alle matzetten zonder uitzondering komen in aanmerking. J. H. te D. Voor 25 ets (postzegels van 5 ets. of giro 48107 van den Ned. Bond van Probleemvrienden) kunt U reeds een handleiding in het oplossen van problemen verkrijgen. Ten slotte dank ik voor de goede wenschen, die ik mocht ontvangen. Wederkeerig wensch ik allen lezers een gezegend jaar 1938! PHILIDORVERDEDIGING Gespeeld te Stockholm 1937, Wit: Castaldi (Italië). 1. e2—e4 2. Pgl—f3 3. d2d4 4. Pbl—c3 5. Lfle2 6. 0—0 7. b2b3 8. Lel—b2 9. Ddld2 10. Tfl—dl 11. d4xe5 12. Pf3xe5 (niet De5:? wegens Pd5! Db2:, Pc7 mat). 13. Pc3b5! Dc7b8 (niet cb5:? wegens Lb5:f). 14. Dd2a5! Le7—dl 15. Tdlxd8t Db8xd8 16. Pb5—c7f Zwart geeft het op. Na Ke7 is La3f „minder i genaam". Zw. Tartakower. d7d6 Pg8—f6 Pb8d7 Lf8e7 h7—h6 c7c6 Dd8—c7 g7-g5 Pd7—f8? d6xe5 Lc8c6 De Noord-Amerikaansche rooohuut Bijna zeventig procent der Amerikaansche Rood huiden, die van Alaska inbegrepen, heeft thans de „Indian Reorganisation Act" van 1934, welke hun bevoegdheden nauwkeurig omschryft, aanvaard. De Mescalero-Indianen uit Nieuw-Mexico hebben van de regeering 150.000 dollar geleend voor den bouw van honderd nieuwe huizen voor de leden van hun stam. Dezen krijgen de huizen en den omliggenden grond in pacht en betalen de rente terug uit de opbrengst van hun bedrijf. Ieder lid heeft een tuin en het overschot van zijn teelt wordt ingemaakt. De Indiaansche bevolking van Amerika groeit ge leidelijk en de haai toebehoorende oppervlakte grasland is uitgestrekter dan Engeland en Wales tezamen. De Roodhuiden lijden echter volgens het jaarver slag van den Amerikaanschen zaakgelastigde voor Indiaansche aangelegenheden, Collier, nog steeds aan overbevolking en aan andere bij minderheden veel voorkomende moeilijkheden. Tot 1933, aldus luidt het verslag, was het meeren- deel der Indiaansche bevolking of landloos ofwel in het bezit van geheel onbruikbaar land. Sindsdien is het voor Indianen beschikbare land echter met vier procent gestegen en omvat het In diaansche grasland thans in totaal veertig millioen acres. In de laatste jaren hebben de Indianen het controle systeem van de „New Deal" overgenomen en pas sen een vrijwillige beperking toe van de grootte hunner kudden, in enkele gevallen tot zestig pro cent toe. KRUISWOORDRAADSEL 2 3 4 5 G ZJ 8 9 10 1*1 12" i TT n l: Ï5~ 1b1 1? 18 19 20 21 22 23 24 25 26 4 27 1 28 HORIZONTAAL: 1. vermeerderen 7, een der planeten. 8. voorheen (lat.) 10. halfbloed. 12. water (Fr.). 13. ingang. 15. korf. 17. mineraal. 20. Zuid-Amerikaansche staat. 22. stevig. 23. deel van W.-Afrika. 25. kat (Fr.). 27. kleine nul. 28. verlegen. VERTICAAL: l. buitenkansje. 2. tentoonstel 1 ingsgebou w. 3. gereedschap. 4. haat. 5. 2de naamval (afk.). 6. arm. 9. heuvel. 11. mager. 14. buiten. 16. vaarwel. 18. rivier (Sp.). 19. geest. 21. meisjesnaam. 24. meisjesnaam. 26. kip. a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 14