IERHAAL
BRIEK
41
II
•1
(R
mm
És
fU
IB
i
Z'
fi j§j
i
gg
li
81
m
li
4
Hi
IJ
'mê
B
li
a
m
ijjij
v;
IS
11
a
e
SI
IfS
1
NK
\l\kkiMS
WAARDIGHEDEN
HOEKJE
m
m
Ten bate van
door Arn. van Raalle Jzn.
HET gilde stempelende steuntrekkers van het
aardige en nogal welvarende provincie
plaatsje welks naam niets ter zake doet en dus
beter niet genoemd kan worden ,was met één ver
meerderd ten gevolge van een brand die het be
scheiden inboedeltje, benevens alle gereedschap
pen en een geringe voorraad zoolleer van den
schoenlapper Derksen totaal vernield had.
Slechts het veege lijf hadden zijn vrouw en hij
alsmede zijn beide nog zeer jeugdige kinderen
kunnen redden; voor het overige was alles, maar
dan ook alles verloren gegaan in dien noodlottigen
nacht van den brand, dien nota bene bij zijn buur
man, den bakker, ontstaan was, en beide wonin
gen totaal in asch had gelegd.
De inboedel van zijn buurman was behoorlijk
misschien wel wat al te behoorlijk verzekerd
geweest.
Derksen daarentegen had zich deels om principi-
eele redenen, maar toch ook wel omdat de uitgaaf
van de verzekeringspremie hem moeilijk viel niet
verzekerd zoodat hij binnen enkele uren van nijve-
ren dorpsschoenlapper tot den bedelstaf gekomen
was. Medelijdende buren hadden hem en zijn gezin
in de eerstvolgende dagen liefderijk opgenomen en
verzorgd; doch dit kon natuurlijk onmogelijk zoo
blijven voortgaan, omdat de goedhartige men-
schen het zélf niet al te breed hadden.
In een spoedvergadering had de Gemeenteraad be
sloten, Derksen en zijn gezin een niet meer in
gebruik zijnd brandspuithuisje tijdelijk gratis tot
woon af te staan.
Eenig, in der haast bij elkaar gebracht huisraad,
een oud ledikant, wat half versleten beddegoed,
een wankele tafel met eenige dito stoelen, enz enz.
maakten het verblijf, dat meer op een vervallen
koeienstal dan op een woning leek, althans eenigs-
zins bewoonbaar.
Voor het overige werd Derksen voorloopig zeven
gulden vijftig „steungeld" toegewezen, waarvoor
hij dagelijks ten Gemeentehuize moest komen
„stempelen".
Evenwel was Derksen er de man niet naar, om in
zijn droevig lot te blijven berusten, en als werk-
looze te willen blijven rentenieren; hij verlangde
niets liever dan zoo spoedig mogelijk weer aan den
slag te kunnen gaan, en zélf in zijn levensonder
houd te voorzien.
Doch daarvoor was geld noodig; in de eerste plaats
om weer nieuwe gereedschappen en de noodige
grondstoffen te kunnen aanschaffen; bovendien
moesten dan toch ook de noodzakelijkste voorwer
pen voor den herbouw van zijn inboedel gekocht
worden.
De groote moeilijkheid was, om op behoorlijke en
eerlijke wijze het noodige geld machtig te worden.
Langs een omweg had hij al eens den Notaris laten
polsen of deze bereid gevonden zou worden, hem
het geld voor te schieten, desnoods tegen een
matige rente-vergoeding en in wekelijksche ter
mijnen van b.v. een rijksdaalder terug te betalen.
Doch hiervoor bleek de Notaris, die overigens nim
mer had uitgeblonken door groote mildheid of
menschlievendheid, geen zin te hebben.
Ook de andere notabelen der Gemeente, de
apotheker, de Gemeente-secretaris noch de dokter
bleken daartoe bereid te zijn; ze wilden wél een
bescheiden gave offeren om den man te helpen,
mits andere gemeentenaren hun goede voorbeeld
zouden willen navolgen.
Toen besloten Derksens vroegere buren, Theunis-
sen, de melkboer, Harmsgn, de kruidenier en
Vilder (zéér toepasselijke naam!), de barbier, een
Comité samen te stellen, ter inzameling van giften,
om den armen Derksen weer op de been te helpen.
Bezield met burgerzin en overvloeiend van naas
tenliefde belegde dit drietal een vergadering ten
huize van eerstgenoemde.
Het allereerst moesten de bestuursfuncties ver
deeld worden; de verkiezing van een voorzitter
was het minst moeilijke: uit hoofde van zijn goed-
van-de-tongriem-gesneden-zijn, hetgeen zijn vak
nu eenmaal meebracht, werd Vilder de barbier,
met algemeene stemmen tot voorzitter gekozen.
Heel wat meer moeite leverde de verkiezing van
een penningmeester op, daar ten opzichte hiervan,
het kleinsteedsche wantrouwen een hartig woordje
meesprak.
Zonder het met evenveel woorden te zeggen,
schenen de twee overblijvende „comitéleden" el
kaar het vertrouwensbaantje-bij-uitstek, dat van
penningmeester, eenigszins te misgunnen, waarna
Vilders ten slotte den Gordiaanschen knoop wist
door te hakken, door voor te stellen, dat de func
ties van secretaris en penningmeester, gezamenlijk
door Theunissen en Harmsen zouden worden
waargenomen.
Hij bedacht daarbij doch zeide het niet hardop
dat op deze wijze een schitterende controle zou
worden uitgeoefend!
Nu dit zoo geweldig tijdroovende agenda-punt
was afgehandeld, kwam het groote vraagstuk ter
tafel, op welke wijze getracht moest worden, de
noodige middelen te verkrijgen, om het slachtoffer
op afdoende wijze te kunnen helpen.
Het eenvoudigste zou zijn meende voorzitter
Vilder om een straat-collecte te houden.
Dit vonden de secretaris-penningmeester zoowel- als
de penningmeester-secretaris een voortreffelijk
idéé; alleen maakte zeer terecht Harmsen de op
merking, dat daarvoor toestemming noodig zou zijn
van den Burgemeester.
Nu ze twijfelden er niet aan, of Zijnedelachtbare
zou die toestemming niet weigeren.
Heet van den naald stond het geheele comité vijf
minuten later tegenover den burgervader, wien zij
hun plannen uiteenzetten, in het volle vertrouwen,
dat ze nog diezelfde avond de verder noodige
voorbereidingen zouden kunnen treffen.
Evenwel hadden ze buiten den waard gerekend,
of liever gezegd, buiten de al te strenge voorzich
tigheid van den Burgemeester; deze had namelijk
ernstige bezwaren tegen een straatcollecte voor
een soortgelijk doel als het onderhavige.
„Kijk eens hier", was de slotsom van zijn redenee
ring, „waar zou het heen moeten, als we voor alle
gemeentenaren, die in moeilijkheden verkeeren,
een straatcollecte zouden gaan houden? Dit zou
Aan 't Hollandsche strand
immers een gevaarlijk precedent vormen; vandaag
Derksen en morgen een andere stakker!
Er zou wél een begin, maar nooit een eind zijn! Ik
weiger dus met beslistheid toestemming te geven
tot het houden van een straatcollecte voor dat doel.
En of de Comité-leden nu al om beurten praatten
als Brugman, Burgemeester blééf onverzettelijk
„Aan een weldadigheidsavond wil ik graag mijn
medewerking verleenen; probeer dus maar eens
het over dien boeg te gooien; en als jullie daarin
slaagt kom dan nog maar eens bij me praten!"
Daarmede konden de heeren naar huis gaan om
hun geschorste vergadering te hervatten
Het idee van den Burgemeester vond in principe bij
alle comitéleden ingang; de moeilijkheid was nu
alleen maar om de noodige krachten te vinden
die zich bereid zouden verklaren, belangeloos hun
talenten in dienst te stellen der weldadigheid.
Maar ook dat bleek tenslotte nogal méé te vallen.
De Gemengde Zangvereeniging „De Nagtegaal"
stelde zich gaarne beschikbaar, evenals het fan
fare-corps „De Toonladder"; verder zou de dochter
van Theunissen een paar liederen zingen en de
zoon van Harmsen, die alom bekend was als „de
komiek" van het dorp, zou voor de vroolijkheid
zorgen.
Het programma zat dus vrijwel in elkaar; ook de
zaalhuur viel nogal mee, aangezien de eigenaar
van „De Bonte Os" zijn groote zaal voor een tientje
beschikbaar stelde, ten bate van het goede doel,
daarbij rekenend op druk bezoek en flinke ver
teringen!
Er werd een circulaire opgesteld daarvoor werd
de bovenmeester van de Dorpsschool in den arm
genomen waarin op hartroerende wijze de nood
van Derksen geschilderd werd. De drukker ver
klaarde zich bereid deze circulaire, alsmede het
overige benoodigde drukwerk, als: toegangskaar-
IN het telefoonboek staat: 34458 Van
Lóde tot Ravenhof. Jonkhr. Q. F. L.
Maar op het hek van het buiten staat
alleen in witte schrijfletters: Van Lode.
De bewoner van het landgoed is een
eenvoudig man.
Het huis staat daar zoo prachtig wit
in de stille zonneschijn. Het park rond
om is onberispelijk. Het groote gazon
waarover van de weg het huis te zien
is: ligt glad geschoren. Een deftige
bruine beuk staat alleen in het licht
groene gras en vlak voor het huis
gloeien vuurroode perken geraniums
en donkere begonia's met bloemen van
groot formaat.
Alles is doodstil. Het huis ligt als uit
gestorven te stoven in de zon, de hoo
rnen staan roerloos.
Op de weg verschijnt een stofwolk.
Een jong cavalerie-officier komt stap
voets nader. Hij klopt zijn paard op de
nek, trekt de teugel wat strakker en
zet zich recht en fier.
Hij kijkt zoekend langs de groote ra
men van het buiten, inspecteert met
militaire blik het park, ziet het witte
bordes en leest de naam boven de
luifel: „Licht en Schaduw".
Hoe komt het huis aan die naam?
De vorige bewoonster, een oude baro
nes, was een levenswijze vrouw. Ze
kocht het huis van den vroegeren eige
naar, die een optimist was. Zijn le
ven was voorspoedig. Hij' was rijk ge
worden en heel gelukkig met zijn kin
deren. Daarom wilde hij zijn huis een
blijmoedige naam geven. Want het is
een vrooly'c huis. Helder wit en vol
groote hooge ramen aan alle kanten.
Toen heeft hij zijn zoon geraadpleegd,
die doctor in de klassieke letteren was.
Ze kozen de naam: „Omnia Lux". Al
les licht
Metalen letters, met bladgoud over
trokken, prijkten op de witte gevel
boven de luifel van het bordes. Omnia
Lux.
De oude barones heeft over die naam
nagedacht. Haar leven was licht, want
in het Licht mocht ze wandelen. Maar
haar man was vroeg gestorven en kort
daarna haar eenige dochter. Dat wierp
schaduw.
Daarom liet zij de mooie gouden let
ters wegnemen en het glanzend latijn
vervangen door geschilderde woorden
in kastanjebruin op de lichte vlakte:
„Licht en Schaduw",
Toen ze stierf, was Jonkheer Van Lode
tot Ravenhof een van haar erfgena-
namen. Hy liet de naam staan zonder
nadenken.
Het huis ligt te rusten in de stilte van
de middag-siësta. Maar leeg is het
niet.
Aan de zijgevel, op de tweede verdie
ping is een koele kamer op het Noord
westen. De kamer heeft één raam.
Daar zit de heer des huizes, Jonkheer
Q. F. L. van Lode tot Ravenhof, ge
pensioneerd kolonel van het Neder-
landsche leger.
Het raam staat hoog op. De zuivere
zomerlucht komt vrij naar binnen en
draagt heerlijke geuren mee van
warme aarde en welige plantengroei.
De kolonel zit achter zijn schrijfbu
reau, maar hij doet niets, dan rustig
naar buiten kijken. Zijn zenuwen zijn
volkomen ontspannen. Alles is even
weldadig, de koelte binnen, de zomer
buiten, de rust overal.
Eensklaps kijkt hij belangstellend. In
de verte verneemt hij bekende klan
ken. Er schijnt een afdeeling infan
terie te marcheeren op een van de zij
wegen. Hij hoort alleen de doffe trom
melslag, de stap der soldaten kan hy
niet hooren.
Dan voegt zich de hoornblazer bij de
trommelslagers. Hij begint met een
paar signalen. Eerst dat voor de twee
de compagnie, waarschuwend en
streng: Pas op, tweede compagnie, y
aiguaai, uuö juisier goec....
De kolonel luistert derdege. Zijn figuur
is kort en sterk, zijn houding militair,
zijn gezicht rond en vol, rozig van
kleur en versierd met een witte kne
vel. Zijn kleeding, zyn uiterlijk, zijn
houding en zijn gebaren toonen naast
den militair ook den aristocraat.
Nu volgt het signaal voor de vierde
compagnie, heel anders, hoog schetter
rend, luchtig:
Dit blazen gaat die compagnie
maar aan,
Die vier tot cijfer of nummer heeft.
De braven van die compagnie zijn hier,
Geroepen door een twee drie vier.
De hoornblazer is al weer moe. Alleen
de trommelslag sterft weg in de verte.
Een ander geluid trekt zijn aandacht,
de hoefslag van een paard op het
grintpad. Hij buigt zich buiten 't raam
en wuift naar zijn oudsten zoon, die,
regelmatig in den zadel dansend, zyr*
vader groet met militair saluut.
Even later zijn ze in de woonkamer.
„Is mama van huis?"
„Ze rust nog. Ze heeft je wel gehoord
en zal dadelijk hier zijn."
Een oogenblik later komt de bespro
kene binnen. Een prachtige vrouw,
statig en recht, een decimeter langer
en eenige jaren jonger dan haar man.
Maar van haar slanken zoon moet ze
't verliezen. Hij is haar boven 't hoofd
gegroeid.
Ze is een geboren aristocrate. Haar
figuur, klassiek gevormd, gevuld en
goed geconserveerd, doch niet zwaar,
haar gelaat, recht, met fijne neus en
dunne lippen, doch forsch van model
Redacteur: W. J. H. CARON, Jacob Marisstraat 42,
Amsterdam-West. Men wordt verzocht correspon
dentie over deze rubriek aan bovenstaand adres
te richten.
PROBLEEM no. 579
(no. 7 van den wedstrijd)
-
J
fM|! «K
Wit begint en geeft in twee zetten mat.
Wit (10): Ka6, Dc6, Tb5, Te2, Le3, Lh3, Pd6, Pf6,
pi. d5, g5.
Zwart (9): Ke5, Dg8, Td8, Lal, La2, Pc8, pi. c7,
g6, h5.
Gevraagd sleutelzet en de verschillende matzetten.
PROBLEEM no. 580
(no. 8 van den wedstrijd)
mm
Wit begint en geeft in drie zetten mat.
Wit (3): Ka2, Dhl, Tb2.
Zwart (4): Kc4, Lh2, pi. c5, d4.
Sleutelzet gevraagd.
Oplossingen worden gaarne ingewacht binnen den
bekenden tijd (drie weken). Men gebruike uitslui
tend briefkaarten, al of niet in omslag.
OPLOSSING van probleem no. 573
(no. 1 van den wedstrijd)
Wit (10): Kh3, Df2, Tdl, La4, La5, Pe8, pi a3, b6,
e3, g3.
Zwart (9): Kc5, Tf7, Lb7, Pd5, pi c3, c4, e5, e6, h7.
Mat in twee zetten.
Sleutelzet: 1. Pe8d6.
OPLOSSING van probleem no. 574
(no. 2 van den wedstrijd)
Wit (8): Kb3, De3, Tdl, La2, Tg5, Lb6, Pd8, TgG.
Zwart (9): Kd5, Df5, Td2, Tfl, Ld7, Lf6, Pbl, pi.
a5, d6.
Mat in twee zetten.
Sleutelzet: 1. De3e2.
Er is geen nevenoplossing. Er zijn elf verschillende!
matzetten:
1Td4. 2. Kb2 mat.
1Td3. 2. Kc2 mat.
1La4f. 2. Kxa4 mat.
1Pa3. 2. Kxa3 mat.
1a4f. 2. Kb4 mat.
1Lxd8. 2. Dc4 mat.
1Lb5. 2. De6 mat.
1Tf3. 2. Dxf3 mat.
1Thl. 2. Dg2 mat.
1Tf4. 2. Pxf4 mat.
1. Ld4. 2. Pe7 mat.
Er zijn 114 inzendingen binnengekomen. Zulk een
groot aantal is in vorige jaren nog niet bereikt!
Hoeveel halen de eindstreep? Van de 114 verwier
ven er vier geen punten, terwyl er drie „buiten
mededinging" meededen.
In de hieronder volgende lyst heeft het eerste
getal betrekking op den sleutelzet van het eerste
probleem, het volgende getal op sleutelzet en
matzetten van het tweede. Zoo er geen getallen
vermeld zijn, dan beteekent dit, dat het maximaal
getal bereikt is, n.L 2, 13.
Hier volgt de eerste verantwoording: W. J. de
Bruin (2, 12), C. Hagen, Bodegraven; J. v. d. Berg
Azn. (2, 10), Zwijndrecht; H. IJzerman (2, 12),
Papendrecht; P. Kuijper Fzn., Hilversum; Adr.
Cappon, Cadzand; J. Schilder (2, 12) Kampen; J.
de Bruin (2, 9), Oegstgeest; Aric Bakker Azn (2, 8)
Goor; J. v. d. Pol (2, 7), Overschie; P. Soer (2, 11),
Achterveld; D. J. Koster (2, 11), Montfoort; J. de
Bruijne (2, 12), Slootdorp); B. J. Roelofs (2, 5),
Rijssen; K. Mulder (2, 8), IJsselmonde; N. N.; A.
van Wijngaarden (2, 12), Giesscndam; H. Knip-
scheer (2, 6), Roermond; B. Sta Jr. (2, 12), Capelle
a. d. IJ.; J. Ruytenburg, Axel; W. Kooyman (2, 8),
Loosduinen; A. Dijkhuizen (2, 8), Zeist; R. Bos
(2, 12), Urk; D. Zemel, Leimuiden; Jac. Visser
(2, 0), AlblasserdamJ. P. v. Bommel (2, 0), Den
Helder; Sj. Wynia (2, 12), Slikkerveer; J. Bomhoff
(2, 10), Treebeek; A. J. Scholten (2, 12), Rouveen;
C. v. Dam (2, 6), Zaandam; W. J. A. Ming Jr., (2,
12), De Bilt; M. Broekhuizen (2, 11), Rijswijk; A.
Verduijn (2, 10), Honselersdyk; J. v. d. Kolk (2,
Bodegraven; A. v. Diermen (2, 7), Spakenburg;
Jac. v. Hemert (2, 11), Hekendorp; A. Plette, Er-
melo; B. Postma (2, 12); L. Bunt (2, 12); G. Kaper
(2, 6); J. F. Stoffels; Th. J. Storm (2, 8); J. J.
Jansen (2, 12); H. C. J. Spier (2, 12); M. Opbroek
(2, 12); Jac. Riedé; G. J. Rijken van Olst (2, 11),
allen Den Haag; M. Versluis, Schiedam; J. H. F. v.
d. Brugge (2, 8), Schiedam; R. IJntema (2, 9); Ph.
J. v. d. Linden (buiten meded.), Leiden; Jan van
Viegen, Vlaardinger-Ambacht; D. A. Torn, Vlaar-
dingen; J. v. Domselaar (2, 9); A. A. v. Kooten
(2, 10), Driebergen; J. Eisenga, Lisse; D. Hoogstrate
(2, 8); G. G. den Hollander; F. W. Groenewegen,
Harderwijk; J. C. Nieuwlaat (2, 0), Delft; P. v. 't
Hof (2, 10); E. H. de Waard (2, 10), Hillegersberg;
D. D. Ietswaart (2, 11); J. H. J. Nielen Jr. (2, 12),
Utrecht; J. J. Ruitenberg, G. G. Versendaal, A. v.
Hartingsvelt (2, 10), Werkendam; A. Huizer, A. v.
Prooyen, Rhoon; E. v. d. Kruk (2, 12), J. J. de Best
(2, 9), Scheveningen; P. W. A. v. Triet (2, 9), Jac.
A. Bogert, Gouda; C. A. Heystek (2, 9), W. Wijnans
(2, 9), Nieuwendijk; Mar. de Vos Cz. (2, 7), A.
Valstar (2, 4), Maasland; Adr. Borstlap, J. v.
Hemert (2, 8), A. de Groot, F. J. Kok (2, 7), A. J.
de Ruiter (2, 10), J. A. v. Vliet, P. Moret (2, 8), M.
v. Willigen (2, 6), J. G. Richel (2, 11), J. D. Vos
(2, 9), G. Holleman, R. A. Kuiper (2, 12), J. Hart-
hoorn, B. P. Vermeulen H.Azn. (2, 10), H. B.
Brinkman, C. B. v. d. Meeberg, Th. Visser, C. Goor
(2, 4), C. W. Kieboom (2, 7), Joh. Berlijn (2, 8), P.
Loeve Jzn. (2, 12), C. D. Kerpel (2, 12), A. Korten-
broek (2, 11), R. D. v. d. Kooij, P. G. v. Pelt (2, 12),
J. G. Verlegh (2. 12). R. Jansen, M. Kind (2, 10),
T. Verkaik (2, 10), W. J. Loeve (2, 11), allen te
Rotterdam; C. A. Kusters (2, 8), Brunssum; H.
Jansens, Langerak; J. van Donkelaar, Schiedam.
CORRESPONDENTIE:
J. G. V. te R. e.a. In probl. 6 wordt de uitwerking
niet gevraagd, dus geen matzetten. Het gaat om
den sleutelzet. Het probleem is werkelijk oplos
baar.
J. v. D. te D. Die variant was goed.
K. M. te IJ. Alle matzetten zonder uitzondering
komen in aanmerking.
J. H. te D. Voor 25 ets (postzegels van 5 ets. of giro
48107 van den Ned. Bond van Probleemvrienden)
kunt U reeds een handleiding in het oplossen van
problemen verkrijgen.
Ten slotte dank ik voor de goede wenschen, die ik
mocht ontvangen. Wederkeerig wensch ik allen
lezers een gezegend jaar 1938!
PHILIDORVERDEDIGING
Gespeeld te Stockholm 1937,
Wit: Castaldi (Italië).
1. e2—e4
2. Pgl—f3
3. d2d4
4. Pbl—c3
5. Lfle2
6. 0—0
7. b2b3
8. Lel—b2
9. Ddld2
10. Tfl—dl
11. d4xe5
12. Pf3xe5
(niet De5:? wegens Pd5! Db2:, Pc7 mat).
13. Pc3b5! Dc7b8
(niet cb5:? wegens Lb5:f).
14. Dd2a5! Le7—dl
15. Tdlxd8t Db8xd8
16. Pb5—c7f
Zwart geeft het op. Na Ke7 is La3f „minder i
genaam".
Zw. Tartakower.
d7d6
Pg8—f6
Pb8d7
Lf8e7
h7—h6
c7c6
Dd8—c7
g7-g5
Pd7—f8?
d6xe5
Lc8c6
De Noord-Amerikaansche rooohuut
Bijna zeventig procent der Amerikaansche Rood
huiden, die van Alaska inbegrepen, heeft thans de
„Indian Reorganisation Act" van 1934, welke hun
bevoegdheden nauwkeurig omschryft, aanvaard.
De Mescalero-Indianen uit Nieuw-Mexico hebben
van de regeering 150.000 dollar geleend voor den
bouw van honderd nieuwe huizen voor de leden
van hun stam.
Dezen krijgen de huizen en den omliggenden
grond in pacht en betalen de rente terug uit de
opbrengst van hun bedrijf.
Ieder lid heeft een tuin en het overschot van zijn
teelt wordt ingemaakt.
De Indiaansche bevolking van Amerika groeit ge
leidelijk en de haai toebehoorende oppervlakte
grasland is uitgestrekter dan Engeland en Wales
tezamen.
De Roodhuiden lijden echter volgens het jaarver
slag van den Amerikaanschen zaakgelastigde voor
Indiaansche aangelegenheden, Collier, nog steeds
aan overbevolking en aan andere bij minderheden
veel voorkomende moeilijkheden.
Tot 1933, aldus luidt het verslag, was het meeren-
deel der Indiaansche bevolking of landloos ofwel
in het bezit van geheel onbruikbaar land.
Sindsdien is het voor Indianen beschikbare land
echter met vier procent gestegen en omvat het In
diaansche grasland thans in totaal veertig millioen
acres.
In de laatste jaren hebben de Indianen het controle
systeem van de „New Deal" overgenomen en pas
sen een vrijwillige beperking toe van de grootte
hunner kudden, in enkele gevallen tot zestig pro
cent toe.
KRUISWOORDRAADSEL
2
3
4
5
G
ZJ
8
9
10
1*1
12"
i
TT
n
l:
Ï5~
1b1
1?
18
19
20
21
22
23
24
25
26
4
27
1
28
HORIZONTAAL:
1. vermeerderen
7, een der planeten.
8. voorheen (lat.)
10. halfbloed.
12. water (Fr.).
13. ingang.
15. korf.
17. mineraal.
20. Zuid-Amerikaansche staat.
22. stevig.
23. deel van W.-Afrika.
25. kat (Fr.).
27. kleine nul.
28. verlegen.
VERTICAAL:
l.
buitenkansje.
2.
tentoonstel 1 ingsgebou w.
3.
gereedschap.
4.
haat.
5.
2de naamval (afk.).
6.
arm.
9.
heuvel.
11.
mager.
14.
buiten.
16.
vaarwel.
18.
rivier (Sp.).
19.
geest.
21.
meisjesnaam.
24.
meisjesnaam.
26.
kip.
a