RKJE
••f
Goud, wierook en mirre
^Kind, neem ons goud. Het bracht ons boze lust,
demonisch is de macht van zijn geflonker,
ons drijft de nijd, wij zijn beroofd van rust,
sinds wij dit noodlot dolven uit het donker.
En wierook, rein aroom, die wij devoot
branden voor ons in overmoed verheven,
maar grauwt zijn gloed, dan vlamt weer óp de
nood
van heel dit arm. aan d' aard verloren leven.
het dode lichaam levens schijn kan dragen,
maar wie helpt onze ziel', geen mensenmacht
kan ooit het leven uit de dood doen dagen."
Zo spraken zij. en 't wonder werd gezien:
Hij nam hun zonden als begeerde gaven
Licht was hun loop, toen zij als vrije liên
zich langs een andre weg naar huis begaven.
Ter gelegenheid van de jaarwisseling ontving president Lebrun op Oudejaarsdag 't corps diplomatique,
waarbij Mgr Valerio Valeri als deken van het corps de traditioneele rede uitsprak.
en waardoor het land het voordeel heeft van
goedkoope electriciteit. Moet hier de Arabier
eigenaar of beheerder worden, en moet hij even
eens zeggenschap erlangen over de belangrijke
kaliwinningsinstallaties aan de Doode Zee? De
vragen stapelen zich nog in dezelfde mate op als
een jaar geleden. Zij dringen om oplossing; de
huidige terreur is moeilyk nog langer te dragen.
Zoo is het Palestijnsche probleem eens te meer
acuut, en niemand die zeggen kan, wat eruit zal
worden.
Roosevelt heeft twee boodschappen tot het Ame-
rikaansche Congres gericht.De eerste hield zich
o.a. met de buitenlandsche politiek bezig en het
verband dat spreker meende te kunnen consta-
teeren tusschen het verlaten van den weg der
democratie en het toenemen van dreiging en
geweld. Zoolang de president der Vereenigde
Staten op een dergelijke manier academisch in
zijn beschouwingen blijft, is hun nut vrij pro
blematisch. De wereld heeft aan vele dingen ge
brek in onze dagen; aan woorden zeker wel het
allerminst. De tweede Congresboodschap verge
zelde de Amenkaansche begrooting, die evenals
vorige jaren een deficit aanwijst, zij het dat dit
tekort geringer is, dan tevoren. Voorlopig gerin
ger kunnen wy beter zeggen, want er zijn reeds
symptomen, die erop wijzen, dat het weldra weder
stijgen zal. De werkloosheid neemt in de Staten
weer leelijk toe; er zal hulp moeten worden ver
schaft aan talrijke noodlijdende gezinnen, gelijk
de president trouwens reeds in het vooruitzicht
stelde. Bovendien doemt er een nieuw vloot-
uitbreidingsplan op, dat onder de huidige omstan
digheden zeker onontbeerlijk is, ook Japan
stoort zich enkel aan daden, niet aan woorden,
zoo men zijn Aziatische belangen niet geheel en
al te grabbelen wil gooien, en zijn nationaal
prestige tegelijkertijd. In Groot-Brittannië hoopt
men nog steeds, dat Uncle Sam zich in voldoende
mate zal vermannen, om met zijn Britschen neef
samen aan de Chineesche zijde van den Stillen
Oceaan stand te kunnen houden. De tijd zal het
moeten leeren; veel klaarheid in de affaire zien
wy voorshands nog niet.
Een enkel woord willen wij tenslotte nog wijden
aan den ommezwaai in de Roemeensche binnen-
landsche politiek. Het liberale kabinet-Tatarescu
is er vervangen door een „christelijk-nationaal",
onder leiding van den dichter Goga. Genoemde
heer is aan de macht geraakt, omdat men vreesde
anders den tribuun Codreanu te zien verschijnen,
den chef van de beruchte „IJzeren Garde", welker
aanhang wassende moet zijn, speciaal in leger-
kringen. Het is de vraag of Carol een goede keus
heeft gedaan; Goga's arm is gesierd met het ha-
kenkruisje, en zijn eerste regeeringsdaden waren
bijzonder onplezierig voor de Joden.
Het land komt in de autoritaire zone en in een
politieke atmosfeer, die nog wel eens onverwachts
ontladingenij zou kunnen brengen.
BINNENLAND
OOK het jaar 1938 zal wel genoeg hebben aan
zijn eigen kwaad. Dat blijkt reeds uit dit
eerste weekoverzicht.
Wat de rampen van het verkeer betreft leverde
het jaarbegin onmiddellijk zijn droevig deel. Het
vreeselijkste gebeuren speelde zich in Noord-
Holland af waar een ouderpaar tegelijkertijd drie
lieve kinderen verloor, doordat de auto in het
breede kanaal terecht kwam. Even tragisch was
eigenlijk het geval te Lange Ruige Weide waar
een kind plotseling wees werd, omdat de tilbury
met vader en moeder door een trein gegrepen
werd. Minder tragisch, maar voor de familie even
treurig waren de doodelijke ongelukken in Am
sterdam, waarbij een 68-jarige en een 16-jarige
wielrijder om het leven kwamen.
Van minder beteekenis waren de ongevallen met
de K.L.M. Maar dat er in èèn week vier keer
motorstoring optrad, is toch ernstig genoeg. Het
had althans tot gevolg, dat de „Wielewaal", die
hulpdienst verleende, in één ruk van Alexandrië
naar Amsterdam vloog en dus zoowel Rome als
Marseille oversloeg. Een prachtprestatie; ja, maar
vordert de K.L.M. niet te veel van haar men-
schen en van haar materieel? Veiligheid voor
alles is toch de leus? Intusschen schijnen de man
kementen hersteld te zyn.
We zwijgen nu maar over de tallooze ongevallen,
waarbij het met een verwonding afliep en ook
over den ongelooflijk driftigen man, die zijn
vrouw met een scheermes ernstige wonden toe
bracht, omdat er voor de zooveelste maal kaas bij
zijn ontbijt stond. Zulke kerels hebben toch blijk
baar hart noch hersens. Eén geluk is er bij: dat
de politie zoo nu en dan de hand op langgezochte
misdadigers kan leggen en nu b.v. de drie roof
moordenaars greep, die eenige maanden geleden
een oud echtpaar om 't leven brachten. Het is een
schrale troost, maar het kan toch ons rechtsgevoel
bevredigen.
Dat wordt nog al eens geschokt tegenwoordig.
Wanneer men leest dat zoo ongeveer heel het
secretarie-personeel van Krimpen aan de Lek, dat
krimp had, gevangen zit, omdat er een lek in
de gemeentelijke geldbuidel werd ontdekt, dan
is dat een zeer ernstige zaak. Vooral omdat deze
malversaties zoo heel vaak gepleegd worden met
gelden, welke voor armlastigen bestemd zijn. Het
is alsof diakenen het armengeld stelen, wat toch
wel zoo ongeveer de vreeselijkste diefstal is.
Helaas, is ook dat wel eens gebeurd. De macht
van Mammon is groot!
Misschien, maar dan van een andere zijde aange
pakt, mag men in deze Januari-dagen ook waar
schuwen tegen de „opruimingskoorts". Reeds Zon
dagavond stonden menschen voor de groote zaken
te wachten om daags daarna beslag te kunnen
leggen op een costuum van 75 ct. of een meuble
ment van 7 gulden 50. En de eerste dagen der
week kon men in sommige magazijnen geen stap
vooruitkomen. Is er zooveel geld disponibel? Men
zou het haast zeggen, want vele zaken in luxe
artikelen, banket en drank hadden het ook zeer
druk gedurende de feestdagen. Of, moet nu op
andere uitgaven bezuinigd worden? Of, kunnen
anderen wel op hun geld wachten? Dat zou heel
erg zijn.
Ongetwijfeld: er komt meer geld onder de men
schen. Naar Rusland gaan weer 4600 tonnen
haring. Vlot ging dat niet meer want als Rusland
koopt, betaalt het afbraakprijzen. Het wacht ge
duldig en de reeders moesten ruimen. Dan is
Rusland van de partij en neemt weer een partij af.
Echter, voor sommige bedrijven was 1937 een
goed jaar. Daar weet de P.T.T. van mee te pra
ten. Alleen moet men daar nog wat meer aan de
lage en vooral laagste loonen denken. Wat de
arbeidsduur bij een bepaalde afdeeling betreft,
waarover we eenige keeren schreven, mogen we
gelukkig verbetering constateeren. Door uitbrei
ding van personeel is er veel meer gelijkstelling
(nog niet volledig) gekomen én veel meer tevre
denheid. Want niets krenkt zoozeer dan onrecht
vaardige bejegening.
Bewijzen van eenige opleving vindt men ook in
Enschedé; waar de rendabiliteit der uitstekende
haven toeneemt en men besloot een nieuw Zie
kenhuis te bouwen. Want ook zulke werken van
noodzakelijkheid moeten vaak wachten omdat er
geen geld is.
Andere bewijzen leveren de trams in de groote
steden: Amsterdam maakt weer winst, den Haag
en Rotterdam boeken vooruitgang. En dan de
spoorwegen. Bij dalende onkosten stegen de ont
vangsten van 87 tot 91 millioen. Neen, een slui
tende begrooting geeft dat nog niet, maar het
gaat in goede richting.
Welvaart heeft ook de Heide Maatschappij, die
nu 50 jaar bestaat, gebracht; veel goeds is
voorts te zeggen van de Vereeniging tot Behoud
van Natuurmonumenten, welke de Imbosch aan
kocht; van belang is evenzeer de instelling
van een Raad voor de Wieringerwaard.
En ten slotte zijn we dankbaar, dat de Prins en
Prinses naar Soestdijk terugkeerden en met hen
hopen we nu maar op de voorspoedige geboorte
van een Oranjetelg; als 't moet, wat ons be
treft, zonder een dag vrijaf, zonder versch brood
en ook zonder een extra raadsvergadering, zooals
beloofd en toegezegd is.
Uit de dagen der Afscheiding
IN een oude jaargang van het „Dagblad van Sche-
veningen" (1883) vonden wij onder „Gemengde
berichten" een zeer merkwaardig verhaal, dat van
zelf doet denken aan 't bekende Schriftwoord:
„Mijn woord zal niet ledig tot Mij wederkeeren,
maar 't zal doen wat Mij behaagt."
In genoemd jaar bracht Prof. A. B r u m m e 1-
k a m p van Kampen een bezoek aan Spakenburg.
In dit dorp aan de Zuiderzee was hij meer ge
weest, want hij had er ook gepreekt in 1836, toen
de vervolgingen tegen de Afgescheidenen in volle
gang waren. Men weet, dat men toen een artikel
uit het Fransche wetboek oprakelde, dat bijeen
komsten van 20 personen en daarboven verbood.
Doch de Spakenburgers wisten bij zekere gelegen
heid er wel wat op te vinden.
Prof. Brummelkamp deed hierover het volgende
verhaal:
Een hoofdofficier in ons leger, met wien ik vroeger
reeds kennis gemaakt had, bracht eenige jaren
geleden zijn zoon op 't instructie-bataillon te Kam
pen en beval hem mij voor zijn godsdienstig onder
richt en huiselijk verkeer aan.
Hij vertelde mij, dat hij in dien tijd in nog niet
hooge, maar naar de omstandigheden beteekenis-
volle betrekking van korporaal, op een schoonen
Zondagmorgen met zijn manschappen op den dijk
gestaan had om te zorgen, dat nergens meer dan
20 menschen ter godsdienstoefening zich vereenig-
den.
Nu hadden zij de visschers des Zondags nimmer
naar hun schuiten zien gaan. Op dien morgen werd
dat echter gansch anders. Daar gaat er een heel
bedaard in zijn schuit en maakt die gereed, alsof
hij zee wil kiezen. Heel bedaard en wel komt daar
een tweede en weldra zijn ze allen in hun schuiten
daarmede bezig. Maar wat nog het vreemdst was
van alles, voegde de officier er bij, daar komen ook
vrouwen, knapen en meisjes, allen op zijn Spaken-
burgs, maar netjes op zijn Zondags gekleed.
Al of niet op een gegeven teeken, ik weet dat niet,
maar zeer geregeld gingen al de schuiten naar zee.
Wat stonden wij te kijken. Wij hadden geen bevel
om dat te verhinderen, maar begrepen er ook niets
van. Intusschen zagen wij dat alles met het ge
weer in den arm aan, volgden de schuiten met
onzen blik en bemerkten toen, dat er een schip in
aantocht was, dat op Spakenburg aanhield.
Toen dat schip tot de schuiten was genaderd, liet
het zijn anker vallen. Daarop legerden zich de
schuiten er rondom en van de schuiten en van het
schip hoorden wij weldra een gezang, als van vele
wateren. Een man een leeraar zeker, gisten wij,
en zoo was het, stond op 't midden van het schip
en preekte. Zijn stem, en 't gezang, het een en
ander, konden wij in de verte hooren, maar er
niets aan doen. Alles liep ook geregeld af, zooals
dat in onze kerk pleegt te geschieden. Toen alles
afgeloopen was, kwamen de schuiten terug. Wij
stonden nog op den dijk en konden hun voorbeeld
volgen en terugkeeren naar de huizen, waar wij
ingelegerd waren, om zulke dingen te verhinderen.
De officier, die mij dit mededeelde, zoo besloot
Prof. Brummelkamp zijn verhaal, meende dat ik
die leeraar geweest was, maar daarin vergiste hij
zich. 't Was Ds. Scholte. Al het andere is juist zoo
gebeurd als hy 't mij mededeelde.
2
Tuskegee en verhief er de reinheid tot hoogste
wet.
Wie der leerlingen geen „toothbrush" (tanden
borstel) gebruikte, moest ophoepelen! Arme leer
lingen meldden zich op een schoen eh een slof
aan, dat gaf niet, indien ze maar een „toothbrush"
bij zich hadden was alles oké (in orde). „Als een
student maar zóver komt, dathij van zijn eigen
zakgeld een tweede of derde tandenborstel koopt"
schrijft B. W. in zijn boek „dan zal zijn toe
komst mij haast in 't geheel geen zorg baren!"
Gelukkig heeft Booker Washington zihc ook in
ander opzicht voor zijn negers verdienstelijk
gemaakt.
Naar waarheid kan van hem gezegd worden, dat
"utete ai" .sa'fê
beschaving op te heffen.
Op 14 Nvomber 1915 stierf Booker Washinton,
door alle negers in Amerka beweend.
Do appol in Ho flfis
Hoe is het mogelijk, dat men een grote appel in
een fles kan krijgen met een nauwe hals? Je zult
allemaal dit wonder hier of daar wel eens te aan
schouwen hebben gekregen. Men kan de fles aan
alle kanten onderzoeken om te zien of de bodem
er misschien tegenaan gelijmd zit, of dat de fles
van boven overlangs doorgesneden is geweest en
later weer gelijmd, maar steeds zal je zien, dat
dit alles niet het geval is.
Het Torenraadsel
Hoe is dit wonder dan te verklaren? Wel, heel
eenvoudig.
In het voorjaar, als de appelboomen gebloeid
hebben (ik waarschuw je dus vroeg genoeg) en
de vruchten beginnen te groeien, dan breng je
voorzichtig een takje waaraan een gaaf vruchtje
zit door de opening van de fles, waarna deze flea
zodanig aan de boom wordt vastgemaakt, dat het
takje met de vrucht niets te lijden heeft, en dat
de fles op dezelfde plaats moet blijven zitten.
Vooral moet er zorg voor worden gedragen, dat
het vruchtje bij het inbrengen van de fles niet
beschadigd wordt, want dan is alle moeite te
vergeefs.
Als de voorwaarden voor de groei verder goed
zijn, dan zal je zien, dat de appel in de -les al
spoedig groot wordt, door de broeikaswarmte m
de fles dikwijls groter dan de andere appels, die
aan de boom groeien. Zijn de vruchten rijp, dan
heb je niets anders te doen, dan het steeltje door
te snijden en de grote appel zit in de fles. Een
voudig als altijd. Je moet het alleen maar weten.
En hoe vonden jullie het Torenraadsel? Aardig hèl
Alleen een beetje moeilijk.
Er zijn al heel wat oplossingen binnengekomen en
elke post brengt weer nieuwe. Maar we hebben
ze nog lang niet van jullie allemaal. Als je je op
lossing nog niet ingezonden hebt, doe het dan maar
gauw. Het zou toch jammer zijn als je net één dag
te laat kwam.
De oplossingen waren over 't algemeen tamelijk
goed. 't Was wel een heel bizonder raadsel en
daarom misschien wat mooilülr Maar we hehhen
wel gezien, dat onze jeugdige lezers en lezeressen
best wat hebben kunnen. Alleen no. 2 was voor
velen een struikelblok, al had een groot deel ook
deze toren goed. Dus wie zyn oplossing nog niet
heeft ingestuurd, moet vooral niet vergeten dit
vóór 15 Januari a.s. te doen. Zo spoedig mogelijk
-Miiion wii de uitslag bekend maken.
Dus nog even geduld.
^Ve maken zelf een lampekapje
Een lampekapgeraamte uit ijzerdraad kan als de
vorm eenvoudig is, tot een bijzonder aardig lam
pekapje omgetoverd worden. Wij overtrekken het
niet met zijde of perkament, doch bespannen het
ijzerdraad met woldraden. Daartoe kan men
allerlei resten van handwerken gebruiken als wij
maar voor een mooie kleurencombinatie zorgen.
Het komt er slechts op aan, netjes en regelmatig
te spannen.. Men heeft voor dit werkje wel een
grote dosis geduld nodig. Zoals je op de tekening
kunt zien, worden de draden van de ene ijzerdraad
naar de andere gebracht waaromheen iedere
draad even wordt geslagen. Het veranderen van
kleur, dus het aanhechten van een nieuwe wollen
draad doet men ook steeds bij een ijzerdraad, om
dat de knoop dan aan de binnenkant kan vallen.
Kleine houten kralen of wollen kwastjes worden
onder aan de ijzerdraden vastgemaakt, om een
afhechting te krijgen.
Daar zo'n lampekapje licht stoffig wordt, moet
het door zacht kloppen met een klein, dun stokje
gereinigd worden. Door borstelen verschuiven do
draden, terwijl ook de losse wol er afgaat, zodat
deze tenslotte heel dun wordt. Inplaats van wol
kan men ook raffia gebruiken, die gemakkelijk
met de stofzuiger gereinigd kunnen worden.
I. Cijferraadsei
Mijn geheel bestaat uit 24 letters en noemt een
groot zeeheld.
1, 12, 8, 14 een hemellichaam.
9, 19, 23, 14, 22, 4, 6 een provincie van ons land.
21, 16, 18, 10 een metaal.
17, 20, 2, 22 een oud-Hollands geldstuk.
23, 15, 15, 3, 4, 6, 14 een plaats op de Belgische
grens.
4, 8, 14, 15 een jongensnaam.
H. Welk spreekwoord is dat?
Uit elk der volgende zinnen moet één woord ge
haald worden, maar zo, dat de woorden samen een
spreekwoord vormen:
De mand is vol.
Ik heb een appel voor je
Zorg vooral dat je niet van de ladder valt.
Je hebt je armband toch niet verloren?
Zy liep te ver weg gisteren.
Daar heb ik al iets van gehoord.
De man stond om de hoek op zijn vrouw te
wachten.
Wat is de stam van deze boom kaarsrecht.
m. Wi
ireet dat?
IV. Eenmoeilijkraadsel
Wie kan uit onderstaande vreemde regel een Ne
derlandse plaatsnaam vormen?
2X2 5
|~innrj
De hoed af
Het strijkje in het restaurant begon juist weer
te spelen, toen een oud heertje opstond, zijn hoed
opzette, zijn jas aantrok en aanstalten maakte
om te vertrekken.
Plotseling kwam er een man naar hem toe, die
hem toebulderde:
„Meneer, zet onmiddellijk die hoed af!"
„Wat is er," vroeg het heertje, dat een beetje
doof was. „Spelen ze soms het Wilhelmus?"
„Weineen meneer, maar het is mijn hoed!"
het nu tijd werd om Blaffie een poets
te spelen. Hy had nu de rivier bereikt,
op een plaats waar de oever heel hoog
en steil was. Vlak aan de kant van de
oever nam Vriend Coyote een grote
sprong opzij. Toen sprong hij op de
dikke stam van een omgevallen boom.
Hij liep er over heen en nam toen nog
een grote sprong, zo groot als hij maar
kon. Toen verstopte hij zich in een
bosje om te zien wat er zou gebeuren.
ni. Wat er met Blaffie gebeurde
Blaffie was moe, heel moe. Hij wou
dat niet toegeven, want als hij op jacht
is, loopt hy door tot hy er bij neer
valt, zolang z'n neus het spoor ruikt.
Zo ook nu, hoewel Blaffie héél, héél
moe was, probeerde hij zelfs nog har
der te lopen, want hy rook vriend
Coyote nu zo sterk, dat hij er zeker
van was, dat hij hem nu gauw te pak
ken zou hebben. Blaffie keek niet
waar hij liep. Dat kon hem niet sche
len. Hij liep dezelfde weg die Vriend
Coyote had gelopen, dat was genoeg
voor hem. En hy blafte zo vrolijk dat
het ver over de heuvelen weerklonk.
In het bosje verscholen, lag Vriend
Coyote te luisteren naar die vrolijke
stem, die al dichter en dichter bij
kwam. Hij grijnsde boosaardig en z'n
gele ogen zagen scherp uit. Na een
paar minuten zag hij Blaffie al aan
komen, met z'n neus op de grond en
het leek wel of hij nieuwe kracht had
verzameld. Al z'n aandacht was op één
ding gericht, en dat was: Vriend Coyote
te pakken te krijgen, en dat wist
Vriend. Coyote wel.
Blaffie zag helemaal niet, dat hy recht
op de steile oever toeliep. Hij zag het
niet vóór hij vlak aan de kant stond
en toen kon hy z'n vaart niet meer in
houden. Met een verschrikte schreeuw
viel hij naar beneden. Met zo'n harde
bons kwam hij op het ijs terecht, dat
hij er doorzakte en in het koude don
kere water viel.
Vriend Coyote kroop voorzichtig naar
de kant en gluurde naar beneden. Die
arme Blaffie was er slecht aan toe.
Hij kon bijna niet ademhalen door z'n
val en door het koude water. Hy
houdt helemaal niet van water. De ha
ren van z'n vacht zijn maar kort en
beschermen hem dus lang niet zo goed
als lange haren dat doen. Vriend
Coyote lachte toen hij Blaffie daar
zag worstelen om weer op het ys te
klauteren. Hij viel telkens weer terug
in het water en hij rilde van de kou.
Vriend Coyote grijnsde boosaardiger
dan ooit. Hij hoopte zeker dat Blaffie
er niet meer uit zou komen. Maar na
een klein poosje gelukte het toch en
stond Blaffie weer op het ijs, huive
rend en zich uitschuddend.
Vriend Coyote lachte nog eens en liep
toen weg, weer terug naar de boer
derij van Boer de Bruin.
IV. Arme Blaffie
Arme Blaffie! Daar stond hij nu te
rillen op het ijs van die onbekende ri
vier waarheen Vriend Coyote hem had
laten lopen en hij wist niet welke
kant hij uit moest gaan. En niet alleen
rilde, hij nog van het onverwachte
koude bad, maar hij had by zijn val
van de steile oever zich ook lelijk
bezeerd, en hij was zó moe van de
lange jacht, dat hij bijna niet meer
kon staan.
Vriend Coyote had gezien dat Blaffie
toch weer uit het water was gekrab
beld en ging nu weer terug door de
Oude Velden en het Groene Woud
naar de boerderij van Boer de Bruin.
Hij wist de weg wel. Hij maakte geen
haast, want het kwam er voor hem
niets op aan, wanneer hy thuiskwam.
Hy was er zeker van dat hy onderweg
wel iets te eten zou vinden.
Maar Blaffie was er slechter aan toe.
Die arme Blaffie wist helemaal niet
waar hy was. Het was al erg genoeg
om verdwaald te zijn, maar om be
halve verdwaald, ook nog doodmoe te
zijn en gekwetst en doornat en vrese
lijk koud, dat was bijna te veel narig
heid. Hij had geen idee waar hij heen
moest. Hij kon niet tegen de oever op
klimmen want die was veel te steil.
Anders had hij natuurlijk langs zyn
eigen spoor weer naar huis kunnen
lopen. Toen hij daar zo een tijdje had
staan rillen en kreunen, begon hij maar
te lopen, want hy begreep wel dat hij
zou bevriezen als hij nog langer stil
stond. Hy hinkte, want hy had zyn
ene poot erg bezeerd. Na een poosje
zag hy dat de oever nu mind c steil
was en hij er wel op kon klimmen. Hij
zag dat hij op een eenzame plaats in
een groot bos was. De grond was be
dekt met harde, krakende sneeuw,
maar het was toch beter dan ijs en
Blaffie was er erg blij om. Nog altyd
begreep hij niet waar hy heen moest.
Het begon donker te worden en
Blaffie koud en hongerig als hij was
voelde zich de ongelukkigste van alle
honden. Hij huilde er van! Had hy
Vriend Coyote maar laten lopen! Was
hij maar thuis in zyn lekkere warme
hok op het erf van Boer de Bruin,
waar een heerlijk maal op hem stond
te wachten. Hij voelde nu pas hoe
hongerig hij wel was en hij dacht:
„Waar zou ik toch iets te eten kunnen
krijgen?" Geen wonder dat hij jankte.
Vriend Coyote hoorde hem en hij be
greep er alles van. Hij stond stil om
te luisteren. „Ik denk niet, dat hij me
zo gauw weer zal achterna zitten",
mompelde hij, terwijl hij weer doorliep
Arme Blaffie. Die dacht niet aan jacht
op het ogenblik. Het enige waar hij
aan dacht, was zijn huis.
(Wordt vervolgd)