RKJE ••f Goud, wierook en mirre ^Kind, neem ons goud. Het bracht ons boze lust, demonisch is de macht van zijn geflonker, ons drijft de nijd, wij zijn beroofd van rust, sinds wij dit noodlot dolven uit het donker. En wierook, rein aroom, die wij devoot branden voor ons in overmoed verheven, maar grauwt zijn gloed, dan vlamt weer óp de nood van heel dit arm. aan d' aard verloren leven. het dode lichaam levens schijn kan dragen, maar wie helpt onze ziel', geen mensenmacht kan ooit het leven uit de dood doen dagen." Zo spraken zij. en 't wonder werd gezien: Hij nam hun zonden als begeerde gaven Licht was hun loop, toen zij als vrije liên zich langs een andre weg naar huis begaven. Ter gelegenheid van de jaarwisseling ontving president Lebrun op Oudejaarsdag 't corps diplomatique, waarbij Mgr Valerio Valeri als deken van het corps de traditioneele rede uitsprak. en waardoor het land het voordeel heeft van goedkoope electriciteit. Moet hier de Arabier eigenaar of beheerder worden, en moet hij even eens zeggenschap erlangen over de belangrijke kaliwinningsinstallaties aan de Doode Zee? De vragen stapelen zich nog in dezelfde mate op als een jaar geleden. Zij dringen om oplossing; de huidige terreur is moeilyk nog langer te dragen. Zoo is het Palestijnsche probleem eens te meer acuut, en niemand die zeggen kan, wat eruit zal worden. Roosevelt heeft twee boodschappen tot het Ame- rikaansche Congres gericht.De eerste hield zich o.a. met de buitenlandsche politiek bezig en het verband dat spreker meende te kunnen consta- teeren tusschen het verlaten van den weg der democratie en het toenemen van dreiging en geweld. Zoolang de president der Vereenigde Staten op een dergelijke manier academisch in zijn beschouwingen blijft, is hun nut vrij pro blematisch. De wereld heeft aan vele dingen ge brek in onze dagen; aan woorden zeker wel het allerminst. De tweede Congresboodschap verge zelde de Amenkaansche begrooting, die evenals vorige jaren een deficit aanwijst, zij het dat dit tekort geringer is, dan tevoren. Voorlopig gerin ger kunnen wy beter zeggen, want er zijn reeds symptomen, die erop wijzen, dat het weldra weder stijgen zal. De werkloosheid neemt in de Staten weer leelijk toe; er zal hulp moeten worden ver schaft aan talrijke noodlijdende gezinnen, gelijk de president trouwens reeds in het vooruitzicht stelde. Bovendien doemt er een nieuw vloot- uitbreidingsplan op, dat onder de huidige omstan digheden zeker onontbeerlijk is, ook Japan stoort zich enkel aan daden, niet aan woorden, zoo men zijn Aziatische belangen niet geheel en al te grabbelen wil gooien, en zijn nationaal prestige tegelijkertijd. In Groot-Brittannië hoopt men nog steeds, dat Uncle Sam zich in voldoende mate zal vermannen, om met zijn Britschen neef samen aan de Chineesche zijde van den Stillen Oceaan stand te kunnen houden. De tijd zal het moeten leeren; veel klaarheid in de affaire zien wy voorshands nog niet. Een enkel woord willen wij tenslotte nog wijden aan den ommezwaai in de Roemeensche binnen- landsche politiek. Het liberale kabinet-Tatarescu is er vervangen door een „christelijk-nationaal", onder leiding van den dichter Goga. Genoemde heer is aan de macht geraakt, omdat men vreesde anders den tribuun Codreanu te zien verschijnen, den chef van de beruchte „IJzeren Garde", welker aanhang wassende moet zijn, speciaal in leger- kringen. Het is de vraag of Carol een goede keus heeft gedaan; Goga's arm is gesierd met het ha- kenkruisje, en zijn eerste regeeringsdaden waren bijzonder onplezierig voor de Joden. Het land komt in de autoritaire zone en in een politieke atmosfeer, die nog wel eens onverwachts ontladingenij zou kunnen brengen. BINNENLAND OOK het jaar 1938 zal wel genoeg hebben aan zijn eigen kwaad. Dat blijkt reeds uit dit eerste weekoverzicht. Wat de rampen van het verkeer betreft leverde het jaarbegin onmiddellijk zijn droevig deel. Het vreeselijkste gebeuren speelde zich in Noord- Holland af waar een ouderpaar tegelijkertijd drie lieve kinderen verloor, doordat de auto in het breede kanaal terecht kwam. Even tragisch was eigenlijk het geval te Lange Ruige Weide waar een kind plotseling wees werd, omdat de tilbury met vader en moeder door een trein gegrepen werd. Minder tragisch, maar voor de familie even treurig waren de doodelijke ongelukken in Am sterdam, waarbij een 68-jarige en een 16-jarige wielrijder om het leven kwamen. Van minder beteekenis waren de ongevallen met de K.L.M. Maar dat er in èèn week vier keer motorstoring optrad, is toch ernstig genoeg. Het had althans tot gevolg, dat de „Wielewaal", die hulpdienst verleende, in één ruk van Alexandrië naar Amsterdam vloog en dus zoowel Rome als Marseille oversloeg. Een prachtprestatie; ja, maar vordert de K.L.M. niet te veel van haar men- schen en van haar materieel? Veiligheid voor alles is toch de leus? Intusschen schijnen de man kementen hersteld te zyn. We zwijgen nu maar over de tallooze ongevallen, waarbij het met een verwonding afliep en ook over den ongelooflijk driftigen man, die zijn vrouw met een scheermes ernstige wonden toe bracht, omdat er voor de zooveelste maal kaas bij zijn ontbijt stond. Zulke kerels hebben toch blijk baar hart noch hersens. Eén geluk is er bij: dat de politie zoo nu en dan de hand op langgezochte misdadigers kan leggen en nu b.v. de drie roof moordenaars greep, die eenige maanden geleden een oud echtpaar om 't leven brachten. Het is een schrale troost, maar het kan toch ons rechtsgevoel bevredigen. Dat wordt nog al eens geschokt tegenwoordig. Wanneer men leest dat zoo ongeveer heel het secretarie-personeel van Krimpen aan de Lek, dat krimp had, gevangen zit, omdat er een lek in de gemeentelijke geldbuidel werd ontdekt, dan is dat een zeer ernstige zaak. Vooral omdat deze malversaties zoo heel vaak gepleegd worden met gelden, welke voor armlastigen bestemd zijn. Het is alsof diakenen het armengeld stelen, wat toch wel zoo ongeveer de vreeselijkste diefstal is. Helaas, is ook dat wel eens gebeurd. De macht van Mammon is groot! Misschien, maar dan van een andere zijde aange pakt, mag men in deze Januari-dagen ook waar schuwen tegen de „opruimingskoorts". Reeds Zon dagavond stonden menschen voor de groote zaken te wachten om daags daarna beslag te kunnen leggen op een costuum van 75 ct. of een meuble ment van 7 gulden 50. En de eerste dagen der week kon men in sommige magazijnen geen stap vooruitkomen. Is er zooveel geld disponibel? Men zou het haast zeggen, want vele zaken in luxe artikelen, banket en drank hadden het ook zeer druk gedurende de feestdagen. Of, moet nu op andere uitgaven bezuinigd worden? Of, kunnen anderen wel op hun geld wachten? Dat zou heel erg zijn. Ongetwijfeld: er komt meer geld onder de men schen. Naar Rusland gaan weer 4600 tonnen haring. Vlot ging dat niet meer want als Rusland koopt, betaalt het afbraakprijzen. Het wacht ge duldig en de reeders moesten ruimen. Dan is Rusland van de partij en neemt weer een partij af. Echter, voor sommige bedrijven was 1937 een goed jaar. Daar weet de P.T.T. van mee te pra ten. Alleen moet men daar nog wat meer aan de lage en vooral laagste loonen denken. Wat de arbeidsduur bij een bepaalde afdeeling betreft, waarover we eenige keeren schreven, mogen we gelukkig verbetering constateeren. Door uitbrei ding van personeel is er veel meer gelijkstelling (nog niet volledig) gekomen én veel meer tevre denheid. Want niets krenkt zoozeer dan onrecht vaardige bejegening. Bewijzen van eenige opleving vindt men ook in Enschedé; waar de rendabiliteit der uitstekende haven toeneemt en men besloot een nieuw Zie kenhuis te bouwen. Want ook zulke werken van noodzakelijkheid moeten vaak wachten omdat er geen geld is. Andere bewijzen leveren de trams in de groote steden: Amsterdam maakt weer winst, den Haag en Rotterdam boeken vooruitgang. En dan de spoorwegen. Bij dalende onkosten stegen de ont vangsten van 87 tot 91 millioen. Neen, een slui tende begrooting geeft dat nog niet, maar het gaat in goede richting. Welvaart heeft ook de Heide Maatschappij, die nu 50 jaar bestaat, gebracht; veel goeds is voorts te zeggen van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, welke de Imbosch aan kocht; van belang is evenzeer de instelling van een Raad voor de Wieringerwaard. En ten slotte zijn we dankbaar, dat de Prins en Prinses naar Soestdijk terugkeerden en met hen hopen we nu maar op de voorspoedige geboorte van een Oranjetelg; als 't moet, wat ons be treft, zonder een dag vrijaf, zonder versch brood en ook zonder een extra raadsvergadering, zooals beloofd en toegezegd is. Uit de dagen der Afscheiding IN een oude jaargang van het „Dagblad van Sche- veningen" (1883) vonden wij onder „Gemengde berichten" een zeer merkwaardig verhaal, dat van zelf doet denken aan 't bekende Schriftwoord: „Mijn woord zal niet ledig tot Mij wederkeeren, maar 't zal doen wat Mij behaagt." In genoemd jaar bracht Prof. A. B r u m m e 1- k a m p van Kampen een bezoek aan Spakenburg. In dit dorp aan de Zuiderzee was hij meer ge weest, want hij had er ook gepreekt in 1836, toen de vervolgingen tegen de Afgescheidenen in volle gang waren. Men weet, dat men toen een artikel uit het Fransche wetboek oprakelde, dat bijeen komsten van 20 personen en daarboven verbood. Doch de Spakenburgers wisten bij zekere gelegen heid er wel wat op te vinden. Prof. Brummelkamp deed hierover het volgende verhaal: Een hoofdofficier in ons leger, met wien ik vroeger reeds kennis gemaakt had, bracht eenige jaren geleden zijn zoon op 't instructie-bataillon te Kam pen en beval hem mij voor zijn godsdienstig onder richt en huiselijk verkeer aan. Hij vertelde mij, dat hij in dien tijd in nog niet hooge, maar naar de omstandigheden beteekenis- volle betrekking van korporaal, op een schoonen Zondagmorgen met zijn manschappen op den dijk gestaan had om te zorgen, dat nergens meer dan 20 menschen ter godsdienstoefening zich vereenig- den. Nu hadden zij de visschers des Zondags nimmer naar hun schuiten zien gaan. Op dien morgen werd dat echter gansch anders. Daar gaat er een heel bedaard in zijn schuit en maakt die gereed, alsof hij zee wil kiezen. Heel bedaard en wel komt daar een tweede en weldra zijn ze allen in hun schuiten daarmede bezig. Maar wat nog het vreemdst was van alles, voegde de officier er bij, daar komen ook vrouwen, knapen en meisjes, allen op zijn Spaken- burgs, maar netjes op zijn Zondags gekleed. Al of niet op een gegeven teeken, ik weet dat niet, maar zeer geregeld gingen al de schuiten naar zee. Wat stonden wij te kijken. Wij hadden geen bevel om dat te verhinderen, maar begrepen er ook niets van. Intusschen zagen wij dat alles met het ge weer in den arm aan, volgden de schuiten met onzen blik en bemerkten toen, dat er een schip in aantocht was, dat op Spakenburg aanhield. Toen dat schip tot de schuiten was genaderd, liet het zijn anker vallen. Daarop legerden zich de schuiten er rondom en van de schuiten en van het schip hoorden wij weldra een gezang, als van vele wateren. Een man een leeraar zeker, gisten wij, en zoo was het, stond op 't midden van het schip en preekte. Zijn stem, en 't gezang, het een en ander, konden wij in de verte hooren, maar er niets aan doen. Alles liep ook geregeld af, zooals dat in onze kerk pleegt te geschieden. Toen alles afgeloopen was, kwamen de schuiten terug. Wij stonden nog op den dijk en konden hun voorbeeld volgen en terugkeeren naar de huizen, waar wij ingelegerd waren, om zulke dingen te verhinderen. De officier, die mij dit mededeelde, zoo besloot Prof. Brummelkamp zijn verhaal, meende dat ik die leeraar geweest was, maar daarin vergiste hij zich. 't Was Ds. Scholte. Al het andere is juist zoo gebeurd als hy 't mij mededeelde. 2 Tuskegee en verhief er de reinheid tot hoogste wet. Wie der leerlingen geen „toothbrush" (tanden borstel) gebruikte, moest ophoepelen! Arme leer lingen meldden zich op een schoen eh een slof aan, dat gaf niet, indien ze maar een „toothbrush" bij zich hadden was alles oké (in orde). „Als een student maar zóver komt, dathij van zijn eigen zakgeld een tweede of derde tandenborstel koopt" schrijft B. W. in zijn boek „dan zal zijn toe komst mij haast in 't geheel geen zorg baren!" Gelukkig heeft Booker Washington zihc ook in ander opzicht voor zijn negers verdienstelijk gemaakt. Naar waarheid kan van hem gezegd worden, dat "utete ai" .sa'fê beschaving op te heffen. Op 14 Nvomber 1915 stierf Booker Washinton, door alle negers in Amerka beweend. Do appol in Ho flfis Hoe is het mogelijk, dat men een grote appel in een fles kan krijgen met een nauwe hals? Je zult allemaal dit wonder hier of daar wel eens te aan schouwen hebben gekregen. Men kan de fles aan alle kanten onderzoeken om te zien of de bodem er misschien tegenaan gelijmd zit, of dat de fles van boven overlangs doorgesneden is geweest en later weer gelijmd, maar steeds zal je zien, dat dit alles niet het geval is. Het Torenraadsel Hoe is dit wonder dan te verklaren? Wel, heel eenvoudig. In het voorjaar, als de appelboomen gebloeid hebben (ik waarschuw je dus vroeg genoeg) en de vruchten beginnen te groeien, dan breng je voorzichtig een takje waaraan een gaaf vruchtje zit door de opening van de fles, waarna deze flea zodanig aan de boom wordt vastgemaakt, dat het takje met de vrucht niets te lijden heeft, en dat de fles op dezelfde plaats moet blijven zitten. Vooral moet er zorg voor worden gedragen, dat het vruchtje bij het inbrengen van de fles niet beschadigd wordt, want dan is alle moeite te vergeefs. Als de voorwaarden voor de groei verder goed zijn, dan zal je zien, dat de appel in de -les al spoedig groot wordt, door de broeikaswarmte m de fles dikwijls groter dan de andere appels, die aan de boom groeien. Zijn de vruchten rijp, dan heb je niets anders te doen, dan het steeltje door te snijden en de grote appel zit in de fles. Een voudig als altijd. Je moet het alleen maar weten. En hoe vonden jullie het Torenraadsel? Aardig hèl Alleen een beetje moeilijk. Er zijn al heel wat oplossingen binnengekomen en elke post brengt weer nieuwe. Maar we hebben ze nog lang niet van jullie allemaal. Als je je op lossing nog niet ingezonden hebt, doe het dan maar gauw. Het zou toch jammer zijn als je net één dag te laat kwam. De oplossingen waren over 't algemeen tamelijk goed. 't Was wel een heel bizonder raadsel en daarom misschien wat mooilülr Maar we hehhen wel gezien, dat onze jeugdige lezers en lezeressen best wat hebben kunnen. Alleen no. 2 was voor velen een struikelblok, al had een groot deel ook deze toren goed. Dus wie zyn oplossing nog niet heeft ingestuurd, moet vooral niet vergeten dit vóór 15 Januari a.s. te doen. Zo spoedig mogelijk -Miiion wii de uitslag bekend maken. Dus nog even geduld. ^Ve maken zelf een lampekapje Een lampekapgeraamte uit ijzerdraad kan als de vorm eenvoudig is, tot een bijzonder aardig lam pekapje omgetoverd worden. Wij overtrekken het niet met zijde of perkament, doch bespannen het ijzerdraad met woldraden. Daartoe kan men allerlei resten van handwerken gebruiken als wij maar voor een mooie kleurencombinatie zorgen. Het komt er slechts op aan, netjes en regelmatig te spannen.. Men heeft voor dit werkje wel een grote dosis geduld nodig. Zoals je op de tekening kunt zien, worden de draden van de ene ijzerdraad naar de andere gebracht waaromheen iedere draad even wordt geslagen. Het veranderen van kleur, dus het aanhechten van een nieuwe wollen draad doet men ook steeds bij een ijzerdraad, om dat de knoop dan aan de binnenkant kan vallen. Kleine houten kralen of wollen kwastjes worden onder aan de ijzerdraden vastgemaakt, om een afhechting te krijgen. Daar zo'n lampekapje licht stoffig wordt, moet het door zacht kloppen met een klein, dun stokje gereinigd worden. Door borstelen verschuiven do draden, terwijl ook de losse wol er afgaat, zodat deze tenslotte heel dun wordt. Inplaats van wol kan men ook raffia gebruiken, die gemakkelijk met de stofzuiger gereinigd kunnen worden. I. Cijferraadsei Mijn geheel bestaat uit 24 letters en noemt een groot zeeheld. 1, 12, 8, 14 een hemellichaam. 9, 19, 23, 14, 22, 4, 6 een provincie van ons land. 21, 16, 18, 10 een metaal. 17, 20, 2, 22 een oud-Hollands geldstuk. 23, 15, 15, 3, 4, 6, 14 een plaats op de Belgische grens. 4, 8, 14, 15 een jongensnaam. H. Welk spreekwoord is dat? Uit elk der volgende zinnen moet één woord ge haald worden, maar zo, dat de woorden samen een spreekwoord vormen: De mand is vol. Ik heb een appel voor je Zorg vooral dat je niet van de ladder valt. Je hebt je armband toch niet verloren? Zy liep te ver weg gisteren. Daar heb ik al iets van gehoord. De man stond om de hoek op zijn vrouw te wachten. Wat is de stam van deze boom kaarsrecht. m. Wi ireet dat? IV. Eenmoeilijkraadsel Wie kan uit onderstaande vreemde regel een Ne derlandse plaatsnaam vormen? 2X2 5 |~innrj De hoed af Het strijkje in het restaurant begon juist weer te spelen, toen een oud heertje opstond, zijn hoed opzette, zijn jas aantrok en aanstalten maakte om te vertrekken. Plotseling kwam er een man naar hem toe, die hem toebulderde: „Meneer, zet onmiddellijk die hoed af!" „Wat is er," vroeg het heertje, dat een beetje doof was. „Spelen ze soms het Wilhelmus?" „Weineen meneer, maar het is mijn hoed!" het nu tijd werd om Blaffie een poets te spelen. Hy had nu de rivier bereikt, op een plaats waar de oever heel hoog en steil was. Vlak aan de kant van de oever nam Vriend Coyote een grote sprong opzij. Toen sprong hij op de dikke stam van een omgevallen boom. Hij liep er over heen en nam toen nog een grote sprong, zo groot als hij maar kon. Toen verstopte hij zich in een bosje om te zien wat er zou gebeuren. ni. Wat er met Blaffie gebeurde Blaffie was moe, heel moe. Hij wou dat niet toegeven, want als hij op jacht is, loopt hy door tot hy er bij neer valt, zolang z'n neus het spoor ruikt. Zo ook nu, hoewel Blaffie héél, héél moe was, probeerde hij zelfs nog har der te lopen, want hy rook vriend Coyote nu zo sterk, dat hij er zeker van was, dat hij hem nu gauw te pak ken zou hebben. Blaffie keek niet waar hij liep. Dat kon hem niet sche len. Hij liep dezelfde weg die Vriend Coyote had gelopen, dat was genoeg voor hem. En hy blafte zo vrolijk dat het ver over de heuvelen weerklonk. In het bosje verscholen, lag Vriend Coyote te luisteren naar die vrolijke stem, die al dichter en dichter bij kwam. Hij grijnsde boosaardig en z'n gele ogen zagen scherp uit. Na een paar minuten zag hij Blaffie al aan komen, met z'n neus op de grond en het leek wel of hij nieuwe kracht had verzameld. Al z'n aandacht was op één ding gericht, en dat was: Vriend Coyote te pakken te krijgen, en dat wist Vriend. Coyote wel. Blaffie zag helemaal niet, dat hy recht op de steile oever toeliep. Hij zag het niet vóór hij vlak aan de kant stond en toen kon hy z'n vaart niet meer in houden. Met een verschrikte schreeuw viel hij naar beneden. Met zo'n harde bons kwam hij op het ijs terecht, dat hij er doorzakte en in het koude don kere water viel. Vriend Coyote kroop voorzichtig naar de kant en gluurde naar beneden. Die arme Blaffie was er slecht aan toe. Hij kon bijna niet ademhalen door z'n val en door het koude water. Hy houdt helemaal niet van water. De ha ren van z'n vacht zijn maar kort en beschermen hem dus lang niet zo goed als lange haren dat doen. Vriend Coyote lachte toen hij Blaffie daar zag worstelen om weer op het ys te klauteren. Hij viel telkens weer terug in het water en hij rilde van de kou. Vriend Coyote grijnsde boosaardiger dan ooit. Hij hoopte zeker dat Blaffie er niet meer uit zou komen. Maar na een klein poosje gelukte het toch en stond Blaffie weer op het ijs, huive rend en zich uitschuddend. Vriend Coyote lachte nog eens en liep toen weg, weer terug naar de boer derij van Boer de Bruin. IV. Arme Blaffie Arme Blaffie! Daar stond hij nu te rillen op het ijs van die onbekende ri vier waarheen Vriend Coyote hem had laten lopen en hij wist niet welke kant hij uit moest gaan. En niet alleen rilde, hij nog van het onverwachte koude bad, maar hij had by zijn val van de steile oever zich ook lelijk bezeerd, en hij was zó moe van de lange jacht, dat hij bijna niet meer kon staan. Vriend Coyote had gezien dat Blaffie toch weer uit het water was gekrab beld en ging nu weer terug door de Oude Velden en het Groene Woud naar de boerderij van Boer de Bruin. Hij wist de weg wel. Hij maakte geen haast, want het kwam er voor hem niets op aan, wanneer hy thuiskwam. Hy was er zeker van dat hy onderweg wel iets te eten zou vinden. Maar Blaffie was er slechter aan toe. Die arme Blaffie wist helemaal niet waar hy was. Het was al erg genoeg om verdwaald te zijn, maar om be halve verdwaald, ook nog doodmoe te zijn en gekwetst en doornat en vrese lijk koud, dat was bijna te veel narig heid. Hij had geen idee waar hij heen moest. Hij kon niet tegen de oever op klimmen want die was veel te steil. Anders had hij natuurlijk langs zyn eigen spoor weer naar huis kunnen lopen. Toen hij daar zo een tijdje had staan rillen en kreunen, begon hij maar te lopen, want hy begreep wel dat hij zou bevriezen als hij nog langer stil stond. Hy hinkte, want hy had zyn ene poot erg bezeerd. Na een poosje zag hy dat de oever nu mind c steil was en hij er wel op kon klimmen. Hij zag dat hij op een eenzame plaats in een groot bos was. De grond was be dekt met harde, krakende sneeuw, maar het was toch beter dan ijs en Blaffie was er erg blij om. Nog altyd begreep hij niet waar hy heen moest. Het begon donker te worden en Blaffie koud en hongerig als hij was voelde zich de ongelukkigste van alle honden. Hij huilde er van! Had hy Vriend Coyote maar laten lopen! Was hij maar thuis in zyn lekkere warme hok op het erf van Boer de Bruin, waar een heerlijk maal op hem stond te wachten. Hij voelde nu pas hoe hongerig hij wel was en hij dacht: „Waar zou ik toch iets te eten kunnen krijgen?" Geen wonder dat hij jankte. Vriend Coyote hoorde hem en hij be greep er alles van. Hij stond stil om te luisteren. „Ik denk niet, dat hij me zo gauw weer zal achterna zitten", mompelde hij, terwijl hij weer doorliep Arme Blaffie. Die dacht niet aan jacht op het ogenblik. Het enige waar hij aan dacht, was zijn huis. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12