kindëf kramt Buivenlandscli Oveizichi—C® De Appeldief door Mina (Slot) Onderweg zakte zijn moed tooh wel wat in z'n salioenen. Nu moest hij naar den boer toe. Als de honó hem maar niet zag, want dan zou hij hem vast bijten. Nu hoefde hij niet over 't hek te klimmen, maar moest een openstaand hekje door. Hij ging schoorvoetend naar de deur en belde aan. Hij •'•brok er van, want de bol ging 7.0 hard. De dikke boerin kwam voor. „Zo jongen, wnt is er?" vroeg ze, niet heel vriendelijk, omdat ze weer van haar werk af moest. „lik kom om vergeving vragen," zei Jan, „ik zul nooit meer appels stelen." „O, ben jij die jongen, die gisteren in ome appc.- iioorn gezeten heeft. Nu, dat mag ook niet, maar omdat je nu zo eerlijk bent, zal ik even een moois appel voor je ihalen," zei de boerin en ging naar de kelder. Ze kwam terug met twoe groote appcis. „Danik u wel," zei Jan en de goedige boerin lachte togen hem en zei, „eet ze maar lekker op, hoor." Dat was een pak van zijn hart toen Jan de boer* derij weer achter zich had. 't Was hem reuze meegevallen. Hij bekeek de appels nog eens en stopte ze toen in z'n zakken. Eén voor Vader en één voor Moeder, dacht hij* Hij liep op een draf naar 60I100I. Hij kon zijn aan dacht haast niet bij de lessen houden. De morgen duurde hem tooh zo lang. De juffrouw had hem al tweemaal gewaarschuwd, dat hij op moest letten en toen hom met rekenen gevraagd werd: „Hoeveel is Vi zei hij zonder erbij to denken: „Een appel, juffrouw." De hele klas proestte van het lachen en vooral dikke Leendert, die op de aohtenstc bank zat, wist van geen ophouden. Hij hield z'n buik vast. Do juffrouw moest ook lachen, maar toen ze zag, dat Jan met een. kleur naar beneden zat- te kijken, Mooie foto van een ouden Alpenherder. Een koninklijk jacht der oude Noormannen 12 M. lang en 1.3 M. breed bleek te zijn. Dwars- spanten zorgden voor meerdere stevigheid. Het is hoogst opmerkelijk, dat onze voorouders met hun zo gebrekkige hulpmiddelen deze schuitjes bou wen konden. Het Berlijnse museum voor vroege geschiedenis bezit een paar van zulke vaartuigen. Zeer belangrijk was de vondst van drie antieke schepen uit de 3e eeuw na Chr. bij Nydam, in een moeras. Dit waren klaarblijkelijk oorlogsschepen, want dicht in de buurt lagen nog roestige en half vergane wapenen. Eén dezer schepen was haast 23 M. lang, en ruim 3 M. breed; het werd met vijf tien paar riemen voortbewogen en was zo gebouwd dat het de grootst mogelijke snelheid kon berei ken. Eikenstammen van 22 M. lengte vormden het bouwmateriaal. De naden bleken opgevuld met wol, om het indringen van water tegen te gaan. De planken lagen dakpansgewijs over elkaar en waren met ijzeren bouten gehecht, 'n Kras staaltje rvan bouwkunst, in aanmerking genomen de een voudige werktuigen dier dagen! In 1880 werd nabij Gokstad (Noorwegen) een oud vaartuig uitgegraven, dat kennelijk den Noorman nen nog als oorlogsschip had gediend. liet zal om streeks 800 gebouwd zijn en was niet zozeer als roeiboot dan als zeilschip ingericht. Lengte 23,5 M., breeotc 5 M., diepgang 92 c.M. De Noren maakten üiet precies na. In 1893 zeilde kapitein Magnus Andersen met de gegraven, het Oseberg-schip, grafschip ener Noor mannen-koningin! 'n Juweel van doelmatige, ver standige bouwkunst en prachtige versiering. Leng te 21,5 M., breedte 5 M., en gebouwd omstreeks 800 n. Chr. Waarschijnlijk hebben wij hier met een rank jacht te doen, dat door vijftien paar riemen werd voortbewogen. Aan de voorsteven zijn nog resten van een drakenkop te zien, die dienen moest om boosaardige zeegoden af te schrikken! Het Oseberg-schip staat in het rijksmuseum te Oslo. Bezoekers mogen enkele ogenblikken binnen het boord plaats nemen! Nog een Noormannen-schip werd gevonden iri Achter-Pommeren en staat nu in het museum to Stettin. Deze „Charb row boot" is vervaardigd'... zonder één enkele spijker!! Pennen uit jeneverbessen-hout hielden het zaakje zoveel jaren bij elkaar! Geen stukje ijzer kwam aan de bouw te pas. De naden bleken met 'n soort van teer gedicht te zijn, of juister: met haren in teer gedrenkt. Uit een en ander blijkt wel, dat er helemaal geen reden is om medelijdend neer te zien op do scheepsbouw in de eerste eeuwen van onze jaar telling. Veelmeer moeten we bewondering hebben voor wat men met zulke gebrekkige hulpmiddelen wist tot stand te brengen. kreeg ze medelijden met hom en vroeg of Jan oven bij haar wilde komen. Jan ging met neer geslagen ogen naar de juffrouw toe. Ze vroeg wat hem scheelde, omdat hij helemaal niet oplette. Toen hij het vertelde, moest de juffrouw weer laohen. Jam dacht, dat de juffrouw hom vroeg wat hij in z'n zakken had, en dat waren tweo appels, die hij van boer Harmscn had gekregen en die wilde hij bewaren voor zijn Vader en Moeder. „O, dus jij denkt maar aan de appels," zei de juffrouw, „ga nu maar gauw zitten en luister In het KERSTNUMMER, dat omstreeks 23 Decem ber verschijnt, wordt op genomen een leuke Prijsvraag voor de Jeugd met 15 mooie prijzen I Najaarsdag 'Op de velden, op de stromen Drijven dampen, kil en nat, Strijken door de klamme bomen, Sijp'len van het bruine blad; Drukkend hangt een treurig zwijgen Op het glibb'rig wandelpad; 't Zeurig drupp'len van de twijgen Breekt alleen de stilte wat. Lustloos zinkt het stervend lover Op de vochte takken neer, En geen zonlicht glijdt er over, En geen wind beweegt het meer. Dijizig in de doffe stilte Valt het blad op de aarde neer, En den wand'laar doet de stilte Van dat stille sterven zeer. Hoe men vroeger schepen In uitgeholde boomstammen zo leren we op school kwamen Germanen de Rijn afzakken en vestigden zich in de Betuwe. De Romeinse ge schiedschrijver Corn. Tacitus 100 n. Chr.) heeft ons over deze „schepen" nader ingelicht. Zijn mededelingen stemmen overeen met de opgravin gen in de Duitse moerassen. In het „Vaalcr Moor" ,werd zo'n uitgeholde boomstam gevonden, die ruim bouwde namaak van Bergen naar Chicago! Toen pas bleelc, hoe verstandig het voorbeeld in elkaar gezet was< Snelheden van 20 K.M. per uur bleken lang geen zeldzaamheidt Ja, onze voorouders waren nog 7.0 dom niet. Zestien paar riemen konden de snelheid nog verhogen. Schilden langs stuur- en bakboord verhinderden het water naar binnen te komen. Maar het fraaiste antieke schip werd in 1904 op- 522 DONDERDAG AVOND De Japanners rukken in snol tempo op naar Nanking, tot voor zeer kort de hoofdstad van de centrale Chineesche regeering. Hun opmarsch ge schiedt in zulk een snel tempo, dat de Chineesche generalissimus Tsjang Kai Sjek ternauwernood nog den tijd vond, met een modern driemotorig vliegtuig aan de bedreiging der gevangenneming te ontkomen. Tot over langen afstand zetten de Japanscho bombardeertoestellen het zijne na, in de hoop het nog te kunnen inhalen en vernietigen. Intusschcn weten wij niet, wat de plannen zijn der Chineesche generaals. Zullen zij de hoofdstad in staat van verdediging brengen, haar tot een nieuwe barrière maken in den weg van hun triumfeerende ovcrwinnaans, of zijn zij geneigd, op het alleruiterste moment toch nog den strijd te ontgaan? Wij le/.en van gebouwen, welke door de eigen Ghineesche troei>en vrijwillig worden in de asch gelegd, teneinde het terrein vrij te ma ken tusschen de binnenste en buitenste muren; de Japanner mag geen steunpunten vinden, van- waaruit liij gemakkelijker de vesting bespringen, kan. Hoe zit dat? Wel, Nankintg is een zeer oude stad, althans wat haar muren aangaat. Die omringen een grondvlak van 38 K.M., een veel aanzienlijker emplacement dan door de huidige straten en ge bouwen wordt in beslag .genomen. Want deze ocr- Chineesche nederzetting heeft lotgevallen gehad, 'die ver in de zoo rijke geschiedenis van het Chineesche volk terug gaan. Wie haar eerbied wekkende muren aanziet, die beseft dat het Rijk van het Midden reeds een rijke, welverzorgde cul tuur droeg, toen in West-Europa nog moerasgron den en wilde bosahvegetatie elkander afwisselden; tie rivieren geen vaste beddingen hadden en beer en oeros ongehinderd zich een weg braken door !het kreupelhout. Het hedendaagsohe Nanking, met zijn moderne regeeringsgebouwen, heeft binnen zijn ommuring nog zeer veel ruimte over. De oude stad, die meermalen werd verwoest, was veel en veel groo- ter. Tusschen die buitenste en binnenste omwal ling aal nu vermoedelijk opnieuw de strijd tus schen Japanner en Chinees ontbranden, zulks als slecihts één enkele episode uit het geweldige Chineesche drama. Oude en nieuwe tijd zijn in ibotsing; het Oosten ontwaakt, maar was de droom, waarin hot eeuwenlang lag verzonken niet wijzer cn sohooncr dan deze bloedig roode dageraad? In het hooge Noorden van ons werelddeel heeft Zondag jongstleden een merkwaardig volk het vierde lustrum van zijn onafhankelijkheid gevierd. Wij spreken over Finland, liet land van de onge telde meren en bosschen.dat eeuwenlang in zijn lotswisselingen zoo nauw met Zweden verbonden was. Evenals in laatstgenoemden staat ontwikkel den zich er reeds vroeg zin voor zelfstandigheid en democratisch regiem. Had het land niet van ouds een zeer zelfstandige boerenbevolking, welke Iiaar zaken goed wist te overleggen, al was het :dat patriarchale levensvormen er voortduurden, •toen overig Europa reeds lang den drempel van oen nieuwe eeuw had overschreden? Finland had de laatste honderd jaren heel wat schaduwen over zich zien heengaan. Het lag niet voor niets aan de uiteinden van het machtige Tsarenrijk, iwelk6 politiek eruit bestond, de randvolken gelei delijk te willen russificeren. Ook hier bracht de wereldoorlog de schok teweeg, die oude, al te strak aangelegde banden zou vehbreken. In 1917 kon Finlands eigen staatsbestuur een eerste begin maken mot het zuiveren van het land van nog ronddwalende bolsjewistische benden. Een van de eei'ste zorgen werd toen het organi6eeren der weermacht. Een volk dat aan onderdrukking ge leden heeft, weet de uiteindelijke zelfstandigheid te beter op prijs te stellen. In Helsinki zocht men bovendien naar toenadering tot de overige Skan- dinavische landen, in het besef, dat hier een eenheid zou moeten groeien, die aan het gevaar van toenemende communistenmacht te zijner tijd paal en perk zou kunnen stellen. Toch botert het lang niet altijd tusschen Finnen en Zweden, een gevolg van Zweedsche penetratie, waaraan Zuid- Finland zoolang heeft blootgestaan. Er is een Zweedsch minderhedenvraagstuk, dat steeds nieuwe aanleiding geeft tot spanningen, o.a. waar het betreft de voortaal bij het universitair onder wijs. Finland is momenteel, wat zijn economische omstandigheden aangaat, een gezond land; net is het hout-oxportgebied bij uitnemendheid. Moge het ook verder voorspoed 011 vrede genieten! Rust in het noorden beteekent voor overig Europa ver- Loogde kansen op bestendigde vei'igheid. Delbos, de Frnnsche minister van buiteplandsche zaken, reist. Hij heeft zoo juist Warschau be zocht, de oude Poolsche hoofdstad, alwaar hij met den Poolschen minister van buitenlandschc zaken Beek zeer vriendschappelijke besprekingen heeft gehad. Doch eer hij naar Polen ging, verliet hij Londen, en alvorens aan tc komen in de Weichsel- stad, aanschouwde hij, op de doorreis, op het Berlijnsche perron, zijn Duitscha col'ega Von Neurath. Die was reeds vroeg uit de veeren, om den Franschman een hoofdschen groot te kunnen brengen. Wel wel, wat een vriendschap! Ook een andere diplomaat is intusschcn op reis, namelijk de Zuid-Sla\ ische premier Stojadino- witsj, inderdaad Belgrado's huidige groote man. Die neemt zijn route in een juist tegenoverge stelde richting, gaat eerst naar Rome en vervol gens naar Berlijn. Neemt men in aanmerking, dat Delbos verder nog Boekarest, Belgrado cn Praag op zijn programma heeft staan, dan aan schouwt men zooiets als een groote cirkel, waarin men rondreist, uitgaande van twee verschillende zijden. De belangen zijn dan ook inderdaad tegen overgesteld. Zuid-Slavië heeft er de laatste maan den meer dan één blijk van gegeven, dat het den band met zijn voormalige vrienden van de Kleine Entente niet meer zoo héél erg op prijs stelt, en meer ervoor gevoelt, zich in intiemen zin met de autoritaire landen op te houden. Zoo wel Italië als Duitschland dingen naar zijn gunst, voorloopig mog, dank zij het stand houden van de befaarrme „Spil" Rome-Berijn, in een goede eendracht. Wat heeft Delilios vóór met zijn vermoeiende hoofdsteden-tooi it? Dc iman verkeert eenvoudig in dc positie van een generaal, wiens troepen sinds zeer lang in bepaalde stellingen liggen, en wier geest en houding hem eenlge ongerustheid gaan haren. Hij moet persoonlijk de voorposten eens langs, om poolshoogte te kunnen nemen. Betee kent dit, in het onderhavige geval, dat Frankrijk erop uit is, zich voor een nieuwen oorlog voof te bereiden? Ja en neen. Frankrijk wenscht aller meest, dat de besprekingen, welke door Halifax' bezoek aan Berlijn en Berchtesgaden eenigszina op gang zijn gekomen, in verschillende richtingen zullen kunnen worden voortgezet. Het is evenals de Britten verlangend, dat er e'ndelijk eens een tijd van politieke opklaring en opruiming van ge schillen zal mogen aanbreken. Doch tevens kent het het Derde Rijk, en weet het, dat het paraat moet zijn. Men stelt aan de overzijde van den Rijn, in navolging van zijn Germaansche voorvaderen, die er een handje van hadden ziah met beren- en ossenkoppen vreeswekkend te maken, vertoon van kracht immer nog bijzonder op prijs. Delbos is dus thans doende, zijn bondgenooten te bezoeken, zijn vrienden in Warschau, Boekarest, Praag en Bel grado. Hij wil met hen de politieke problemen een6 doornemen, nnguan in hoeverre de belangen der verschillende hoofdsteden onderling zijn te vereenigen, en wellicht ook overleggen, tot welke concessies men wontueel voor de consolidatie van den vrede bereid zal zijn. Zal ook een militair verdrag tusschen deze verschillende landen tot stand komen? Het huidige tijdsbestek maakt dit een zeer onwaarschijnlijke suppositie; ook in Parijs zelf schijnt men daarop aanzienlijk iminder gebrand te wezen dan vroeger wel eens het geval is geweest. Indien de zaken zoo staan, behoeft het niet te verbazen, dat de Duitsche minister van buitenlandjche aaken Von Neurath zoo vroeg in den morgen op het Bcrlijnsahe perron was, om zijn doorreizende» Franschen co'lega de hand te drukken, en hem met eenlge Hoffelijke woorden „bon voyage" te wenschen. Hij combineerde op de7,e wijze een blijk van goede nabuurschap eri good-will met een uiting van goed vertrouwen, dat wat in Oost- en West-Europa ditmaal be sproken zal worden niet opnieuw zou bestaan in een anti-Duitsche omsingelingspoging, doch in een nieuwe toenadering tot den vrede. Koning Leopold van België legt den laatsten tijd een merkwaardige voorliefde voor Groot-Brittan- nië aan den dag. Een Waalsch blad, dat onlangs daarop de aandacht vestigde en er de oneerbiedige veronderstelling aan vastknoopte, dat hij aan do. overzijde van het Kanaal als Duitsch onderhande laar zou optreden, heeft zulks met een veroordce- ling wegens majesteitsschennis moeten boeten* Thans veronderstelt men weer eens, dat hij in Engeland zou verblijven, In het gezelschap van 7.ijn moeder, om er een bruid vandaan te halen* Deze openlijke uiting van nieuwsgierigheid kan' evenmin fijn worden genoemd, al valt zij niet to bestraffen of te baboe ten. Reecis zoo dikwijls heeft men in Bruselsche hofkringen dergelijke histories onomwonden van de hand gewezen. Zou de graaf van Vlaanderen, prins Karei, dan wellicht huwe lijksplannen hébben? Zijn reis naar Londen werd inderdaad op een vrij geheimzinnige manier on dernomen. Men zal zijn belangstelling daarnaar nog even moeten bedwingen; de Belgische prins verstaat de kunst, niet meer los te laten, dan waar hij zin in heeft! Het grootste Engelsche vlier/ tuig moederschip „Courageous" is te Portsmouth aangekomen. De bemanning van het vaar tuig, die hal Kerstverlof in het vaderland doorbrengt, ver laat in de beste stemming hef schip

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 13