TUINBOUW
Ons Praatuurtje
De draaihartigheid bij kooi
POKON
AGENTEN GEZOCHT
WOENSDAG U NOVEMBER 19S7 No. ilO
Voorgestelde middelen na ernstig onderzoek
De praktijk moet meehelpen
De Noord-Hollandsche tuinbouw heeft
met groote moeilijkheden te kampen.
Een van de belangrijkste daarvan is
\vel het veelvuldig voorkomen van een
lastige ziekte waaraan het hoofdproduct
de kool lijdt. Deze kwaal is zóó erg, dat
de JTijkstuinbouw-consulent voor Noord-
Holland in 1936 in een rapport aan den
Directeur-Generaal van den Landbouw
als zijn meening kenbaar maakte, dat
de oplossing van het vraagstuk der
draaihartigheid van de kool de moeilijke
economische omstandigheden, waaron
der de koolteiers werkzaam zijn onge
twijfeld zou verbeteren.
Na de sterke aantasting in 1935, achtte ook
het Hoofd van den Plantenziektenkundigen
Dienst te Wageningen de toestand zoodanig,
dat ook door hem werd aangedrongen op een
grondig onderzoek.
Het onderzoek vindt thans plaats onder
leiding van dr. Leefmans. Het werd noodig
geacht de voorloopige resultaten feeds thans
te publiceeren. Gevolg daarvan is het ver
schijnen van het geschrift: „de draaihartig
heid van de kool" dat als no. 1 van de Me-
dedeelinnen van de Tuinbouwvoorlichtings-
dienst bij de Algemeene Landsdrukkerij is
uitgekomen.
De voorloopige conclusies waartoe de rap
porteur kwam luiden:
Een vangmethode voor de muggen werd
uitgewerkt, waardoor het mogelijk zal zijn
iederjaar vast te stellen wan
neer de muggen beginnen te vlie
gen, zoodat in verband daarmede
bestrijdingsmiddelentijdig kun
nen worden begonnen.
Het zal raadzaam zijn eenige jaren met 't
bepalen der vluchten door te gaan, en wel in
verband met regenval en temperatuur en
zoo zal het wellicht mogelijk zijn op de duur
ook zonder muggenvangsten te weten te ko
men, wanneer de muggenvlucht kan worden
venvacht, eventueel in verband met regen
val en temperatuur.
Doordat we kunnen vaststellen wanneer
de muggen beginnen te vliegen, kunnen we
reeds met bestrijding beginnen, kort voor
dat zich hij sluitkool de draaiers gesloten
hebben en kunnen we beproeven die bestrij
ding te richten tegen de eieren en
jonge larven, welke dan nog grooten-
deels bereikbaar zijn.
Daar de muggen bij laboratoriumproeven
gevoelig bleken voor derrispoeder en insec
tenpoeder (pyrethum). kan doelmatiger dan
tevoren, namelijk op tijd, in verband met de
muggenvluoht, beproefd worden dit stadium
te bestrijden.
De gegevens inzake de verpopping, geven
aanleiding rot het toetsen van grondbe
werkingsmethoden ter vermindering
van het aantal muggen.
Indien de vlucht dit jaar weer ongeveer
zoo valt als in 1936. bestaat de mogelijkheid,
door het uitplanten van gejond plantgoed.
6 tot 10 dagen later dan gebruikelijk, het
veld, de e erste muggenvlucht en
daarmede ook de volgende vluch
ten, te ontgaan bij bloemkool in
de Streek.
Dit zou moeten worden georganiseerd over
40 c per Hes
Draaihartigheidsmug met uitgestoken eier-
legbuis. Ware grootte is 1%. mm.
een groot oppervlak, anders worden de ak
kers van degenen, die de verlatingsmethodeD
toepassen, geïnfecteerd door degenen, die
daarin nalatig zijn, of zich blind staren op
een vroeg, (maar dan ook zeer waarschijn
lijk zwaar aangetast) gewas.
Ten slotte dit:
Het is volkomen begrijpelijk, dat de bou
wers zeggen: w ij willen kool verbou
wen z o o a 1 s w ij d a t w i 11 e n, maar men
vergete niet het volgendel
Een zoogenaamde monocultuur brengt op
den duur groeve nadeelen mede en de feiten
hebben al geleerd, dat onder zulke omstan
digheden veel ziekten en plagen optreden,
waarmede men rekening moet hóuden. De
draaihartigheid is er daar één van, en een
ernstige! Nu zeggen debouwers wel
wat ik hierboven aanhaalde,
maarin de prakt ij k zijn zealvoor
het nietige mugje geretireerd!
En in de bloemkoolstreek zijn
zij hiermede het verst gegaan!
Vroege bloemkool wordt er niet meer ver
bouwd en verder heeft men zich daar door
het mugje min of meer laten dwingen reu-
zenbloemkool te planten, omdat die minder
1. Sterk vergroot ei van de draaihartigheids-
mug: de larve staat op het punt uit te komen.
2. Ei met staartje, dat de meeste eieren ver-
toonen. 3. Bloemkoolknop met eierhoopje.
4. Pop sterk vergroot; ware grootte is als
het streepje ernaast.
gevoelig is dan de Lecerf.
Wil de verlating die door de praktijk uit
voerbaar geacht wordv, effect hebben, dan
moet ze over een groot oppervlak, liefst over
de geheele linie, worden toegepast. De be
spui tingsmethode voor bloemkool heeft niet
bevredigd. Er wordt doorgegaan met hev
zoeken naar andere middelen, maar men be
seft, dat bespuiting kostbaar en lastig is.
Verlating brengt mede extra-verzorging van
plantgoed. Daaraan zijn voor grond-desin-
fectie wav kosten verbondén, maar dat zal
niet veel wezen. Een eenmaal gave aanplant
van bloemkool brengt iets zeer be
langrijks mede, te weten, dat het ter
rein vrij is of practisch vrij is van draaihaiv
tigheid, en dav dus in het daarop
volgend voorjaar weer vroege
bloemkool kan worden geplant.
Men overwege het idee dus wel rij
pelijk; het is dat waard. Er zitten groote
voordeelen en slechts een gering of geen
risico aan vast.
Zooals men weet, wordt de sfudie van het
vraagstuk ook dit seizoen voortgezet.
De Plantenziektenkundigen Dienst en de
Tuinbouwvoorlichtingsdienst hopen daarbij
op de medewerking van de zijde der bouwers
te mogen rekenen. y
Aan hef zeer moeilijke vraagstuk
wordt grondig en serieus gewerkt. Alleen
door diepgaande studie is er kans het vraag
stuk op te lossen. Alle „wilde" proeven c
ten dus ernstig worden afgeraden.
de clivia. F.n in deze rusttijd wordt do
i voorbereid. Voor de goede bloei is
goede rusttijd noodig. Geef dus geen
L en weinig water. Zóó weinig water,
dat do grond slechts iets vochtig is. Gehee1
uitdrogen is niet goed.
Laat dé plant waar hij is. Vèel verplaat
n is voor geen enkele kamerplant goed
Staat, ze dus in een warme kamer laat de
daar Maar in zoo'n kamer is ook in
ie rusttijd meer. water noodig, dan in een
koude, kamer. Een te kou e kamer is niet
goed.
Men gaat weer water geven als de bloem
steel al aardig omhoog komt en ongeveer
12 a 15 c.m. lang is geworden. Geeft men
Ie vroeg water, dan blijft de bloemsteel
soms kort.
Felle zon is niet goed voor de plant-
geefi, gele bladeren dat ook door te koude
omgeving kan komen. Toch moet de plant
veel licht hebben en de zonnestralen behoe-
DE CLIVIA
(Clivia miniata)
Hoewel we reeds meermalen iets over d^
Clivia hebben eeschreven, nog heel binnen
kort in het Praatuurtje enkple raadgeviu-
gen omtrent deze fraaie kamerplant gaven,
willen we, op heel dringend verzoek, nog
eens min of meer uitvoerig over 'dez<
velen zeer geliefde plant handelen.
'Deze plant is altijd decoratief door
fraaie gladde, donkergroene, bladeren, die
bij de variëteit r o b u s t a zeer breed zijn
terwijl deze variëteit ook donkere, oran'e-
kleurige bloemen heeft
De Clivia komt uit Zuid-Afrika en b»
hoort tot het geslacht der Amaryllissen en
is een heel dankbare kamerplant omdat ze
als eenige voorzorgsmaatregelen genomen
worden heel gemakkelijk goed is te hou
den gedurende vele iaren en alle jaren
weer zich tooit met de prachtige bloemen,
die lang blijven bloeien en uitgroeit tot eo<j
zeer groote bossige plant. Dit laatste be
hoeft niet en een alleen staande plant i1
ook zeer mooi.
Als de plant goed tiert komen elk jaar
zij scheuten uit de grond die later
bloemen leveren. Men kan deze ook weg
nemen en afzonderlijk oppotten.
De grond die de clivia het liefst heeft is
een mengsel van twee deelen bladaarde en
een deel tuingrond. Als men goede humus
rijke aarde heeft is half om half ook
goed. Wat grof zand er door mengen is aan
te bevelen en vooral wat oude verteerds
koemest. Deze grond geeft men, dat spreek*
vanzelf, ook bij eventueel verpotten, wat 't
best kan geschieden in het voorjaar als de
plant de bloei achter de rug heeft. De dik
ke, vleezige wortels van de clivia groeien
vaak boven de pot uit. Dat is meestal nic4
erg, doch als het wat al te bar wordt, wat
een gevolg is van een te kleine pot, dan
moet een iets groote re pot gegeven worden.
Maar een groote pot is niet goed. Men ka*
beter een kleine pot houden en geregelc
goed voeden met, kamerplantenmest. Vake1
dan om de twee of drie jaar verplanten i;
in geen geval aan te bevelen. Men moet dit
altijd doen zooals we aangaven nl. dadelijk
na de bloei.
De Clivia moet, in tegenstelling met som
mige andere planten niet rusten né. der»
bloei, doch wel er vóór. Na de bloei geeft
men regelmatig zooveel water, dat de grond
steeds matig vochtig blijft en zorg voor een
gqede bemesting, Dit, doet men tot ongevec
October-November. Dan komt de
usttijd
De Plantenzicktenkunidige Dienst heeft
:h van een en ander ter dege rekenschap
geven, en een groot aantal gevallen onder
zocht en vergeleken. Als resultaat v>an dit
onderzoek kan worden medegedeeld, dat 't
waarschijnlijk geacht moet. worden, dat
elite winter en het ongunstige sproei-
daf gedurende vrijwel de geheele
sproeiperiode heeft geheerscht, en de daar
in vele gevallen gepaard gaande on
tijdige ontwikkeling der knoppen de be
langrijkste oorzaken van deze minder gun
stige resultaten zijn geweest.
i wijziging van do lijst der door den
Dienst bruikbaar bevonden carbolineum-
en. waarvan de constantheid van sa
menstelling gecontroleerd wordt, is daarom
et noodig gebleken:
Naar verbetering van de producten in
en zin, dat ook onder minder gunstige
omstandigheden gunstige resultaten ver
zekerd zijn, wordt gestreefd.
Door een geringe verandering van de sa-
enstelling zal de kans op beschadiging
reeds aanmerkelijk verminderd kunnen
den, zonder dat de werkzaamheid daardoor
achteruit gaat.
Met klem wordt aangeraden de zoo
vele jaren reeds zeer nuttig en rendabel
gebleken bespuiting met vruchtboom-
carbolineum ook in het a.s. seizoen
weer te doen uitvoeren. Het verdient
daarbij alle aanbeveling deze bespui
ting met zorg te verrichten en goed op
de weersomstandigheden te letten.
Vroege bespuitingen leveren over het
algemeen minder gevaar op dan de late
Men dfient daarom gunstige sproeida-
gen in Januari te benutten. Slechts zal
men in boomgaarden, waar wintervlin-
ders (trekmade) ernstig optreden na de
vroege bespuiting lijmbanden moeten,
'Clivia
ven niet' angstvallig vermeden te worden.
Ze l:an er best tegen een gedeelte van den
in te zon te staan. Liefst echter niet als
de zon op het hoogst staat.
Als de plant is uitgebloeid wordt de
bloemsteel zoo diep mogelijk weggesneden.
Men lette er daarbij op de bladeren niet to
beschadigen.
Het is ook mogelijk zaad van de bloemen
te krijgen, wat voor vele een aardigheid is
doch... het bevordert het opnieuw in bloei
komen piet. De plant lijdt er door, doch
kan in dit opzicht wel een stootje hebben.
Wil men zaad dan neemt men van de
bloeiende plant een paar bloemen waarvan
de stamper rijp is, wat zich openbaart door
een vochtige stempel. Men doet hierop
flinik wat stuifmeel, over de geheele stem
pel te verspreiden, van een andere bloem,
liefst van een andere plant. Het best doet
men dit door rijpe meeldraden te neme
het stuifmeel op de stamper te betten. Men
doet dit het liefst midden op de dag, als
de zon schijnt.
Van de uitgebloeide bloem zal het vrucht
beginsel als de bestuiving goed is geweest,
dan blijven groeien eerst tot, een groote
groene bes. die later rood wordt. Hierin
bevindt zich het doorschijnend gele raad,
soms één, soms meer. Pas na één. vaak na
twee jaar is het zaad rijp. Dit is het geval
als de roode bes begint te schrompelen. Men
gaat het zaad dan dadelijk zaaien en
plaatst op de bloempot waarin gezaaic"
glasruit tot het zaad opkomt. Het duurt
drie of vier jaar vóór de jonge plan-ten
bloeien gaan. Ensoms zijn de jonge
planten niet zoo mooi als de moederplant.
BESPUITING VAN
VRUCHTBOOMEN
Garbolineumbespuiting gaf
soms slechte resultaten
De winterbespuiting met vruchtiboomcar-
bolineum heeft zich sinds jaren een vaste
plaats in het sproeisohema voor vrucht
boom en veroverd, omdat dit middel steeds
zeer gunstige resultaten bij de bestrijding
van verschillende insecten en bij het z'
ren der boomen van mossen eoi wieren
heeft opgeleverd.
Het vorige seizoen (19361937) zijn de
resultaten echter niet algemeen gunstig ge
weest en op verschillende plaatsen waren
zij zelfs slecht te noemen. Niet alleen was
de insectendoodende werking soms onvol
doende, maar ook zijn er meer knopbescha-
digingen opgetreden, dan in andere jaren
het geval was.
voor den verkoop van onza
T O I N-, BLOEM- en
LANDBOÜWZADEN
FA. GEBR, OUDIJK - WADDINXVEEN
Als men genoodzaakt is de bespuiting
laat uit te voeren, zal men voorzichtig
heidshalve, vooral in een zachte, voch
tige winter, een iets zwakkere oplos
sing dienen te gebruiken.
Men moet voor de bespuitin
gen heldere, maar vorefvrij e
dagen kiezen; zoolang het
hout nat is mag niet met spui
ten worden begonnen en men
dient niet te laat in den mid
dag te eindigen, zoodat de boo
men vóór den avond opge
droogd kunnen zijn.
Naar gebleken is, wordt er thans in ons
land propaganda gemaakt voor een Fransch
middel, Etimolos, dat het vruohtbooomcarbo-
lineum zou kunnen vervangen. Aangezien de
resultaten van door den Plantenziektenkun
digen Dienst gecontroleerde proefnemingen
met Etimolos niet voldaan hebben aan de
verwachtingen, kan door den P. D. Eti
molos tervervangingvanvrucht-
boomcarbolineum nog geensz
worden aanbevolen. Uitvoering
beepuitingen op ruimer schaal en als ver
vanging van carbolineum kan de P. D. op
grond der in het vorige jaar waargenomen
resultaten niet aanbevelen.
„Winterflora"
'Bloemententoonstelling te Haarlem,
Over eenige maanden zal in het Krelage-
huis te Haarlem een belangrijke en inte
ressante tentoonstelling wonden gehouden.
Bloemenliefhebbers en bloemenkweekers
zullen hier hun hart op kunnen halen.
Van"" 11 tot 18 Februari zal aldaar inge
richt worden een tentoonstelling van ia
bloei getrokken bolgewassen. Iets soortgelijks
dus als in Februari 1931. Evenals toen zal
men demonstreeren het hooge peil dat be
reikt is bij het in bloei trekken van hyacin
then, narcissen en tulpen, waarin ook sedert
1931 door toegenomen vakbekwaamheid als
door toepassing van wetenschappelijke cul
tuurmethoden, zooveel vooruitgang is be
reikt» Deze vooruitgang is eenerzijds veroor
zaakt door de komst van mendeltulpen en
triumftulpen, anderzijds door do toepassing
van temperatuurbehandelingen op de dro
ge bollen als voorbereiding voor vroegen
winterbloei. De tentoonstelling zal haar be
langrijkheid voor oen niet gering deel ont-
leenen aan de nieuwste aanwinsten en de
toepassing van de meest moderne cultuur
methoden.
De naam winterflora bedoelt de gedach
ten heen te leiden naar de bijzondere eigen
schap der bolgewassen om hun schoonheid
te ontplooien in het hgrtje van den winter
BELASTINGZAKEN - BOEKHOUDEN
Voor ALBLASSERWAARD
is Uw aangewezen adres
J. VAN HOVEN SLIEDRECHTi
Tel. 271 - D 15 (bij de Tolsteeg)]
Centrale Boekhouding voor alle bedrijven,
RAAMLIJSTEN
SYSTEEM ..NYHOF"
5 punten waar het om gaat;
Speciale ruitenhouder.
Stalen hoeken.
Koperen nagels.
Langere levensduur,
Goedkooper in 't gebruik
Wie ze gebruikt, bestelt na. Vraagt vrij*
blijvend inlichtingen:
J. BAK, H. BAK DE JONG
EENDRIK-IDO-AMBACHT - Telef. S
Als het waard is vee goed te voereng
dan is het zeker waard
OHa VOEDERS.
te koopenl
gegarandeerd mét Ti-vitaminen en
Okra-Salts (minrealen)
Van O ij en's Handels-Mij. N.V.
Postbox 48 VENLO (L.)
schuren
bergen:
ciiimxm-iÉ»
Kwaliteit Hennen en Eenden
ind f 1.25, 6M: mnd f 1.35 p. st.; Bh. Isl Red,
n Barnevelders f, mnd f 1.40. mnd fï.50 p.
Patrijs L&gh. 6 mnd f 1.40 p. st.: gekruis-
hennen, goed voor de boerderij 5% mnd
1.20 P st.: Khakie Camb. eenden, reeklem-
ige, mnd 80 ct, 6% mnd 90 ct p. st.
end. remb. verp. vrij, v.af 12 st. fr. station.
G. v. ASSELT, Geervreg 3,
en zal mogelijk tevens herinner!) .gen op*
roepen aan die Flora van 1935, die echteü
met den natuurlijken bloeitijd der bolge*
wassen samenviel.
WAT IK HOORDE EN ZAG, LAS EN DACHT. OP REIS EN THUIS
Het is gewoonte aan het begin van ver
gaderingen bijzondere gebeurtenissen, die
korter of langer tijd geleden voorvielen, te
gedenken.
In overeenstemming met deze gewoonte
wil ik mijn wekelijksch praatjie aanvangen
met hier geluk te wenscben den
PIONJER VAN ONS WETEN
SCHAPPELIJK LANDBOUW
ONDERWIJS, Prof. Dr. JOHAN
OTTO FRANZ PITSCH
die Zaterdag den respectabelen leeftijd van
95 jaar bereikte.
De uit Duitschland door dr. Staring, den
eveneens bekenden landbouwkundige, naar
ons land geroepen landbouwgeleerde, heeft
in ens land' buitengewoon veel gedaan voor
de landbouwwetenschap en dus voor de
la-'.dbouw zelf.
Uit de Duitsche landbouw voortgekomen,
en de landbouwhoogeschool te Poppelsdorf
gevolgd hebbende, promoveerde hij te Heidel-
berg summa cum laude in de natuur
wetenschap. Werd toen wandel-leeraar van
de landbouwkundige vereeniging in de
Rijnprovincie, doch twee jaar later ontsla
gen, omdat hij in een voordracht over het
systeem der boerenleenbanken, het prin
cipe van Schultze Delitzsch had geprezen
boven dat van Raiffeisen, en de commissie
van toezicht od landbouwleeraren was vóór
de laatste. Toen hij vernam, dat de Hol
landsche geoloog W. C. H. Staring iemand
zocht die in Duitschland bekend was,
schreef hij aan Staring, 't Gevolg was dat
dr. Pits in ons land' kwam en hier een
groote rol heeft gespeeld voor de ontwikke
ling van on> landbouw-onderwijs. Eerst gaf
hij les aan de driejarige R H.B.S. te Warfum
waaraan een vierde jaar speciaal voor
landbouw werd toegevoegd. Twee jaar later
werd hij eveneens voor landbouw benoemd
te Wageningen en reisde toen heen en weer
tusschen Warfum en Wageningen. Dit
duurde tot 1S76. Toen kwam uit de H.B.S.
te Wageningen de Rijkslandibouwschool
voort, waaraan dr. Pitsch zijn krachten
geheel gaf. Later kwamen er meer leeraren
en kon hij zich voor een deel van zijn tijd
geven aan wetenschappelijk werk. In 1910
werd het Instituut voor
VEREDELING DER
LANDBO UW GEWASSEN
geopend en werd dr. Pitsch tot directeur
benoemd, als belooning voor het vele dat
hij voor de totstandkoming van dit Instituut
deed. Bij de verheffing van de Wagening
sche school tot hoogeschool was hij te oud
om nog tot hoogleeraar benoemd te worden
(hij was toen 76 jaar) doch de regeering
eerde hem voor zijn vele arbeid, die hij
verricht had voor het wetenschappelijk
landbouwonderwijs in ons land, door hem
tot buitengewoon hoogleeraar te benoemen.
Hij heeft ook praktische beteekenis vooi
de landbouw gehad, daar zijn werk aan het
veredelen van onze landbouwgewassen
goede resultaten heeft gehad. De Imperiaal-
tarwe, een van onze oude bekende tarwe-
soorten is van hem, evenals de Millïoen-
tarwe. Ook de indertijd goed bekende
Castorgerst en de Krügerrogge waren resul
taten van zijn veredelingswerk.
Den grijzen landbouwgeleerde van hier
onze hartelijke gelukwenschen en onze
warme hulde voor alles wat hij voor onze
landbouw heeft beteekend.
En nu, na deze welgemeende woorden
gaan we over tot de orde van den avond.
In de eerste plaats willen we dan even
wijzen op het feit. dat uit de ellende van
den een, voordeel van den ander kan ont
staan. Dat heet in de dagelijksche omgangs
taal: de eene z'n dood is den ander z'n
brood.
Dat blijkt thans voor de zooveelste maal
Nu uit het feit, dat
ONZE EIEREXPORT
NAAR SPANJE
groote omvang aanneemt Het bleek de
vorige week o-a. uit het wekelijksch over
zicht omtrent de NederlancLsche eierexport
Daarin stond zoo doodgewoon vermeld, na
de cijfers van de export naar Engeland en
naar Duitschland: naar andere landen
ruim 8 millioen eieren.
Men leest daar licht over heen zonder na
te denken, doch als men eens informeert
wat dat in dit geval betcekent, dan zal
men vernemen, dat deze 8 millioen eieren
naar Spanje zijn gegaan. Reeds eerder gin
gen groote zendingen naar dit land, dat
bezig is zich zelf te verwoesten, na dat het
enkele jaren geleden bezig was zich een
plaats in de wereldnatiën te veroveren, die
het beste voor de toekomst van dit land
deed hopen. Maar voor de oorlogvoerende
burgers is voedsel noodig, zijn ook eieren
noodig en daar ze dit zelf niet meer kunnen
leveren, komen ze voor zoover dit mogelijk
is op de wereldmarkt en dus ook bij ons.
Dat is voor onze eierleveranciers wel aan
genaam, want we kunnen nog wel wat
missen en extra vraag brengt ook altijd
extra prijzen mee.
Maar hier komt nog iets bij. Wij hebben
veelal moeite met de kleine eieren. Die
kunnen we niet bij onze gewone afnemers
kwijt en ook niet in het binnenland. En
juist deze kleine eieren worden door Spanje
gevraagd.
Voor onze eierhandelaren is dus de oorlog
in Spanje voordeelig. Maar een voordeel,
als men er goed over doordenkt, om van te
sidderen.
Dezelfde oorlog heeft indirect ook onze
uien op een zeer hooge prijs gebracht.
OMDAT SPANJE GEEN UIEN
MEER LEVERDE WERDEN
DE ONZE VEEL GEVRAAGD.
Engeland moet uien hebben. Moet veel
uien hebben. En die koopt dit land in
Egypte, in Spanje en ook voor een gedeelte
in ons land, met name van de eilanden,
waar veel uien verbouwd worden.
Maar in de laatste jaren waren de prijzen
zeer slecht Tot Spanje, door de oorlog, zich
zelf als uienleverancier uitschakelde en er
groote vraag naar onze uien ontstond.
Reeds in Augustus was de prijs hoog te
noemen, toen toch noteerden ze f 2.50 per
100 k.g- en sedert liep de prijs geweldig op.
Zoo hoog, dat in October de prijs van f 7.50
per h.l. werd bereikt. Maar later liep deze
buitengewoon hooge prijs weer terug tot
f 4.50. Dit laatste was een gevolg van aan
voeren uit andere landen op de Engelsche
markt en ook omdat door speculatie de
prijs hier te hoog was opgevoerd. Uien zijn
altijd een speculatief artikel geweest en
groote prijsschommelingen komen vaak
voor, maar zoo groot als nu zal het wel
niet vaak voorkomen. En wat zal de uien-
handel nog laten zien?!
Met spanning wordt afgewacht hoe de
uien, die bewaard werden voor winter- en
voorjaarslevering zich zullen houden. De
kwaliteit was over het algemeen genomen
niet slecht, doch in September viel buiten
gewoon veel regen en het is de groote vraag
nu wat de gevolgen van deze abnormale
hoeveelheid water voor de houdbaarheid
van de uien zijn geweest.
Of Duitschland ook nog van ons uien zal
betrekken hangt van verschillende omstan
digheden af. Door belanghebbenden worden,
naar we vernemen, pogingen gedaan bij
onzen minister om de uienhandel op Duitsch
land weer vrij te geven. Majar dan ook zóó
vrij, dat ieder exporteur deze handel kan
voeren, en niet enkele d'aar voor aange
wezenen. Na Nieuwjaar zal Duitschland
werd ons verzekerd, beslist om onze uien
vragen. En dat zal buiten de clearing-over
eenkomst om zijn werd er bij gezegd. Niet
door de eerste de beste, doch door een zeer
bekende exportfirma, die ook uien ver
handelt en goed op de hoogte schijnt te
zijn. Wij zullen afwachten, wat dit weer
geeft.
Als hierbij de eerlijkheid betracht wordt
zal het een reden zijn om zich opnieuw
over de groote uien vraag te verblijden
Maai we gevoelen er heel veel voor om de
export vrij te geven en niet zichzelf te be
voorrechten en anderen uit te schakelen.
Maar nu zou ik toch al te uiig worden en
daarom gauw over iets anders.
En waar we nu eenmaal met een sterk
ruikend gewas bezig zijn, zullen we maar
over andere gewassen, die ook sterk ruikend
zijn, beginnen.
Zoo is er ook een luchtje aan de
VERBOUW VAN
GENEESKR UI DEN.
In de dubbele beteekenis van het woord. De
meeste geneeskruiden zijn nog al geurig van
aard. Maar de verbouw ervan is figuurlijk
gesproken niet al te geurig. Men heeft in de
Dolder een geneeslcruidentuin gehad, doch
de afzet was te gering om er veel van te ver
wachten. Ook elders is het wel eens be
proefd. Meestal bepaalt men zich tot hier en
daar een bepaald gewas te laten verbouwen.
Veel is het in elk e-eval nooit geworden en
menigeen heeft alles behalve prettige herin
neringen aan geneeskruiden.
In de laatste tijd is de aandacht er weer
op gevallen. Nog door minister Deckers is
een commissie ingesteld voor de teelt, de
handel en de verwerking van geneeskrach
tige, aromatische en aanverwante gewassen;
De voorzitter dier commissie is prof. dr. W.
C. de Graaf te Utrecht. Een van de leden
dezer commissie is de rijkstuinbouwconsu-
lent te Leeuwarden ir. C. M. v. d. Slikke, die
zich vooral voor de teelt van geneeskruiden
interesseert. Zijn eerste pogingen, waarbij
vooral Valeriaan verbouwd werd, mislukten:
de buitenlandsche afnemers lieten de teler*
met de oogst zitten. Daarna is deze zaak nog
eens onder de oogen gezien en goed voorbe
reid en kwam de geneeskruidentuin te Bui
tenpost tot stand. Daar is men op kleine
schaal begonnen met de volgende gewassen-
Angelica officinalis; Valeriana officinalis;
Mentha piperita (pepermunt); Taraxum of
ficinalis: Lavandula: Datura stramonium en
Pyrethrium cine rariae folium. Ook wordt
een proef met Ghineesche rabarber genomen.
Voor de teelt van pyrethrium werd zaad uif
Duitschland verkregen, terwijl ook nog zaad
uit Dalmatië zal worden betrokken.
De heer v. d. Slikke meent, dat in de teelt
van deze gewassen wel „iets zit" maar voor*
al ale nevenbedrijf. Maar dan moet de teelt
goed aangepakt worden en een prima artikel'
in een goed kwantum aangeboden kunnen'
worden. Dat het tot dusver niets is geweest
met deze geneeskruiden teelt komt omdat
van deze gewassen zoo weinig bekend wasj
en men niet over cte vóór alles noodige ham
delsrelaties beschikte.
We hopen, dat deze teelt, in nieuwe banen
geleid, voordeelen voor de kweekers zal
brengen. Er zit wel eenig perspectief in naar
het ons voorkomt.
Dat er in het kunstmestgebruik wat zit
heeft men thans in Italië ook door.
ITALIË WIL ZELF ZIJN
KUNSTMEST F AB RICE EREN.
Dat zijn geruchten, die al lang de ronde de*
den, doch zekerheid daaromtrent is er nog
niet. De minister der corporaties zal nog be
slissingen moeten nemen in deze zaak.
Zoo gemakkelijk is deze zelfvoorziening
niet. Zoo b.v. zal de kalivoorziening naar
het ons voorkomt wel bezwaren meebrengen;
Het gemakkelijkst zal het met de stikstof-
behoefte gaan. Die wordt tegenwoordig voör
een goed deel uit de lucht gefabriceerd eti
dat kan in Italië ook geschieden. Ook daar
bestaat de lucht voor 80 pet. uit stikstof;
Maar met kali en ook met fosforuur is hei
wat anders.
Er is nu een commissie bezig om te onder*
zoeken hoeveel stikstof de Italiaansche land*
bouw noodig heeft. En naar aanleiding vaiï
dit onderzoek zal aan de fabrikanten mede*
gedeeld worden, hoeveel stikstof ze hebbefl
te prOduceeren.
Men rekent er reeds op dat alle bestaanda
fabrieken van synthetische stikstof hun pro
ductie moeten uitbreiden en dat er meerdere
fabrieken bij zullen komen.
Bij mijn praatje zal vanavond niets meer
bijkomen.
Ik sluit.
Tot de volgende week.
PRAATJESMAKER,