I ANDonTniNBOUW
Ons Praatuurtje
AGENTEN GEZOGHT
NOVEMBER 1987 No. 1,09
DE „ALMABTRIEB"
Herfstfeest in de
Oostenrijksche Alpen
Met het begin van het gure jaargetijde,
als de herfst in, de dalen de bosschen met
alle schakeeringen van zijn palet kleurt,
en op de bergen de winter al langzaam
zijn intocht houdt, dan treedt een overoud
gebruik in Oostenrijk in zijn recht, dat
met zijn ernstig economisch doel tevens
ook de vroolijkheid van een feest verbindt.
Om dezen tijd, als de oogst reeds is binnen
gehaald en alles op de boerenhofstede
klaar is, om te overwinteren, wordt het
vee van de almen (de bergweiden) naar
het dal gedreven. In het voorjaar, nadat de
sneeuw gesmolten was, was het naar boven
geleid, om op de hooggelegen bergweiden
het sappige voeder af te grazen.
De „Almabtrieb", dit herfstfeest der bergen,
in tegenstelling tot het dalfeest, de wijn
oogst, is een oud gebruik, waarvan de
oervorm tot op de Germanen teruggaat, en
dat, zooals vele andere, in de Oostenrijk
st he Alpendalen in de oude overlevering
behouden is gebleven.
In oude tijden was de „Alm-Abtneb het
uivrhjke teeken van het eind der lichte
jaargetijden lente en zomer, den tijd van
worcing en zijn. Dan kwam de donkere tijd
van sterven en vergaan met zijn machtige
Loozi pusten.
Onder den invloed van het Christendom
er. ook door de verandering der economi
sche levens en arbeidsvormen zijn dan uit
dat oud-Germaansche gebruik verschillende
l<erf=:feesten voortgevloeid, die in de afzon
derlijke dalen van Oostenrijk overal anders
worden gevierd. En dat er bij deze
geiegcnlieid pret gemaakt wordt, is bij het
opgeruimde karakter van den Oostenrijk-
1 schen Alpenbewoner, die zich dan ook in zijn
traditioneel mooi en veelsoortig feest"""""1''
vertornt wel vanzelfsprekend.
Als de dagen korter worden en lichte
«moeuwbuien de almen al wit kleuren dan
is dat voor de „Sennerin", of hoe ze ook
heet. de „Schwoaperin", en den herders
jongen, den „Halter", die boven voor het
ve" zorgt, het teeken, dat ze met de voor
bereidselen voor het afdrijven moeten be
ginnen. Melkkannen, potten en pannen
worden mooi blank geschuurd, de boter
tonnen en kaasemmers krijgen een groote
beurt, want de herderin wil beneden in 't
dorp als goede huisvrouw gevierd worden;
ze wil ook haar stand ophouden voor den
onderzoekenden blik van den ,3ergmi
ter", die van het dal naar boven komt, orn
de alm-lieden en hun werk te controleeren.
In de laatste dagen vóór het afdrijven, in
de „Schoppwoche", is hij niet de strenge
inspecteur, maar dan helpt hij flink mee,
dag en nacht te feesten. De eeuwige 9leur
het alm-menu, de „Kasnudeln" en
broodhompen, wordt afgelost door een
heerlijk gebraden stuk vleesch, wfuarvoor
vaak een in de bergen levend wild zijn le
ven moet offeren. Gebakken bollen, door
goudbruine boter overgoten, zelfgebrouwen-
pentiaan- en jeneverbes-likeur staan dan op
de plompe, eiken tafel. Hel klinkt de cither,
door vaardige handen aangeslagen; de her
derin jodelt en de jonge kerels, die den berg
opgekomen zijn, laten zich niet tweemaal
vragen, om een „Schuhplattler", dezen uitge
laten dans der Alpen, ten beste te geven,
want die hoort bij het feest van den dag. De
vrooïijke stemming vindt in een rondedans
met de „hudelsaubere" herderin een der
hoogtepunten maar nog niet het slot. Want
de „Jodlers" en de „Juchezers" der „Buam"
(jongens) en „Dirndln". die allen in hun
mooie drachten zijn gekomen, worden door
de rotsen der omliggende bergen nog den
heelen nacht tot aan de morgenschemering,
weerkaatst
Dan begint het afdrijven. Het vee wordt
„aufgekranzt" met kransen van veelsoortige
alpenbloemen, en versierd m^t linten, en
verguldsel, ja zelfs spiegeltjes. Oorspronke
lijk werd het vee geheel ingehuld, om
volgens een oud bijgeloof op den vaak
zeer langen weg van de alm naar het dorp
tegen de booze geesten en hun invloed be
schermd te zijn. Door de veranderde betee-
kenis van het gebruik in den loop der
eeuwen, van het doel om te beschermen tot
aan de feestelijke uiting van vreugde over
den gelukkigen afloop van den alm-tijd, is
het bekransen ontstaan en slechts de spie
gels herinneren nog aan de oude overleve
ring. De booze geesten die er in keken
moesten van hun gezicht schrikken
vluchten.
Het laatste gejodel weerklinkt en het af
dalen gaat beginnen. Voorop de koejon
gen, dan de stier met een dennoboorrt jj?
tusschen de horens. Op een behoorlijke af
stand volgt het overige vee, aangevoer 1
door een koe met een reusachtige bel aan
een mooi versierde bneede halsriem. Hout
snijwerk met een roode stof onderlegd sie
ren het voorhoofd. Iets minder rijk gesierd
volgt het andere vee. De „Schwoagerin"
vergezelt de kudde en deelt aan voorbij
gangers eigen gebakken koekjes uit.
In Stiermarken wordt de, op den laat-
sten dag gewonnen melk onder de armen
verdeeld. Dat brengt de herderin geluk! In
Treglwapg in het Palten-dal loopt nog de
zomer van 1934 in Slochteren plaats; dat
zefde jaar volgden de Groninger Veenkolo
niën. en in het boekjaar werd een aantal
van 'bijna 50.000 monsters gehaald, gevolgd
door nog eens ruim 65.000 in het boekjaar
1935/36 en ruim 34.000 in het pas afgeloo-
pen boekjaar.
Tegelijk daarmee begon de belangstelling
voor meer uitgebreid grondonderzoek toe
te nemen. In de periode 1 Mei1 Oct. 1937
bv., dus vijf maanden, werden onderzocht
4526 praktijkmonsters, 3865 monsters van
proefvelden en 11.629 monsters voor regio
naal pH onderzoek. Hiervoor waren noodig
totaal 137085 analyses, nl. pH 41.125,
vocht 16.227, humus 14.299, S 12.925, T-S
13.465, koolzure kalk 11.099, zand 3424, fos-
foszuur 18537, kali 4659 en zoutgehalte 341
Ook is het Bedrijfslaboratorium het Rijks-
landbouwproefstation gaan ontlasten van
een groot deel van het botanisch onderzoek
van grasmonsters, hetgeen door meisjes-
laboranten geschiedt.
De groei van de inrichting blijkt niet
alleen uit de herhaalde uitbreidingen en
verbouwingen, die nood ie bleken, maar ook
uit het personeel. In 1928 waren er totaal
11 personen in dienst, in het afgeloopen
jaar 50, zoodat met het oog op de ruimte,
met twee ploegen gewerkt moest worden
Daarenboven werd nog een amanuensis
aangesteld en met 1 Mei 1937 een scheikun
dige aan het laboratorium verbonden.
Zooals men ziet gaat het met dit Bedrijfs
laboratorium, ondanks ecnige tegenslag,
goed. Wel een bewijs, dat het particulier
initiatief, waarvan dit laboratorium
uitvloeisel is, ook tot groote en mooie
gen in staat is*
Versierde stiergeleid door Seunerin
de Almabtrieb
„Sautreiber" mee, een grappenmaker, die
de varkens drijft. Zwartgemaakt, zijn oak
met dunne takjes omhuld, maakt hij aller
lei grappen en jaagt den meisjes schrik
aan. Tenslotte volgt dan nog de „Protzwa
gen" met een kleine nabootsing van
almhut Geweerschoten en muziek, vaak
ook, vooral in het land Salzburg, jonge
kerels met luid knallende zweepen, begroe-
-n il"n optocht bij aankomst voor zijn hof
stede en het heele dorp is oip de been, om
de verdeeling der geschenken bij te wonen,
die de boer aan zijn almlieden geeft, als
een teeken van zijn waardeering.
Zoo ziet het er uit. als er tijdens den alm-
tijd geen ongeluk is gebeurd. Is er een
stuk vee afgestort, of aan een ziekte ten
offer gevallen, is er iemand uit de familie
van den boer gestorven, dan komt er
plaats van den vroolijken veelkleurigen
krans de ernstige, donkere „klaagkrans'
en het afdalen en de thuiskomst heeft
ts in een emstigen vorm.
il en verlaten liggen nu de uitges
te almen, de hutten zijn stevig toegegren-
deld. Spoedig valt de eerste dichte sne»
en alles is met een witte deken bedekt.
Dan trekken de ski-loopers stuivend hun
siporen en de alm is tot een heel ander
leven ontwaakt.
Almabtrieb in Oostenrijk. Het vee, gevolgd door de z.g. Protzwagen, een verkleinde
•nabootsing van de almhut, verlaat de bergweiden.
BEDRIJFSLABORATORIUM
VOOR GRONDONDERZOEK
Wat het particulier
initiatief vermag
Het Bedrijfslaboratorium voor Grond
onderzoek te Groningen, heeft dezer dagen
zijn tien-jarig bestaan herdacht. In een
daartoe belegde algemeene vergadering
heeft de voorzitter, ir S. L. Louwes, in
zijn openingsrede een overzicht gegeven
van het werk, dat in deze tien jaar is
daan.
In hèt begin werden zeer vele monsters
ingezonden door de praktijk, in het eerste
jaar 6088 met nog 3162, die van Rijksconsu
lenten en Rijksinstellingen kwamen. Het
tweede jaar was ook goed. Door deze goede
gang van zaken kon zelfs een reserve ge
kweekt worden van circa 9000 gulden.
Doch toen kwam de crisis en liep 't aan
tal monsters terug en kwam er een tekort.
Gelukkig mocht de vereeniging de volle
steun van de Regeering genieten en
leende deze in de jaren 1933 en 1934
bijdrage van f 4000, waartegenover de Re
geering voor het onderzoek van grondmon
sters minder dan de kostprijs behoefde te
betalen tot een maximum van 9000 mon
sters.
In de laatste tijd gaat het met de finan
ciën weer beter, vooral tengevolge van de
technische veranderingen, die prof.
Vries aanbracht.
Prof. De Vries heeft de vereeniging ge
red door zijn uiterst zuinig beheer ei
goede commercieele blik.
Het onderzoek naar de zuurgraad nam
enorm toe. Het eerste groote, goed-geslaag-
de regionaal pH-onderzoek vond in den na
din-
DE AARONSKELK
(Calla of Richardia of Zantedéschia
Een fraaie kamerplant
Een fraaie kamerplant, een soort aristo
craat onder de planten, is wel de Aarons-
kelk, die zijn aristocratisch wezen bekroond
ziet met een grooter aantal namen waar
onder hij bekend staat als welke andere
kamerplant ook. Zooals we in het opschrift
reeds aangeven, heeft hij, behalve de meest
bekende, niet geheel vrij van Arische smet
ten klinkende naam, ook nog een drietal
deftige namen, waarvan de laatste Zanto
déschia wel de meest nieuwe is.
De Aaronskelk houdt van zee#" voedzame,
vochthoudende grond. Zij komt uit vochtige
streken van Zuid-Afrika de bijnamen
aethiopica bij Calla en africana bij Richar
dia duiden de Afrikaansche oorsprong we!
aan en verlangt veel water. In tegenstel
ling met vele andere planten vraagt ze wel
een groote pot. Het is aan te bevelen deze
te vullen met zeer voedzame tuinaarde, ver
mengt met veel voenaarde of bladgrond
Heeft men geen van beide laatste, dan ver
mengt men de tuinaarde met turfmolm
(eerst vochtig maken) en oude, verteerde
koemest De grond wordt vaak bemest, be
halve in de rusttijd, met slappe koegier, of
met kunstmest.
Zomers staat de plant graag buiten. Zou
na de bloeitijd, als die rust moet intredm,
graaft men ze in de tuin in en let er niei
al te veel op, d.w.z. men geeft geen water
en geen mest meer gedurende de eerste
week of zes of acht. De bladeren mogen voor
deel wel afsterven (niet allemaal). Na
het begin van de hergroei zorgt men .voor
water en bemesting.
Voor de vorst invalt moet de plant weer
binnen zijn.
Ze houdit van een zonnige
ooral geen droge temperatuur. Laat de pot
lus in een ruime schotel staan en vul deze
•aak met lauw (geen koud) water, zoodat
de, grond zich goed vol kan zuigen Na e-n
kwartier of half uur werpt men het :>ver
blijvende water weg. Ook veel sproeien, be
halve tijdens de bloei, is aan te bevelen.
Men kan de plant wel omstreeks nieuw
jaar in bloei hebben, doch meer gewoon is
het, dat de plant tusschen Maart tot Mei
bloeit, waarna dan de rustperiode kornt. De
buitenste bladeren sterven af, maar de mid
delste twee drie moeten, als het goed is.
i leven blijven.
Voor vroegere bloei is natuurlijk ook een
vroegere rustperiode en vroegere hergroei
noodig.
Voor die hergroei kan men, als dit noo-
ig is, doch het behoeft niet elk jaar te ge
beuren, de plant verpotten, waarbij di
meteen de plant als men van enkele fri
sche planten houdt gescheurd kan worden,
d.w.z. de jonge planten worden er af ge
scheurd en kunnen afzonderlijk opge
kweekt worden. Men kan daarbij de wor
tels ook wat inkorten vooral die onder in
de potkluit zich bevinden. De bovenste
wortels nemen n.l. het meeste voedsel op
Wie centrale verwarming in huis heeft
kan de pot gerust boven de radiatoren
plaatsen. De plant houdt veel van bodem-
warmte. Als maar voor vochtige lucht ge
zorgd wordt
De meeste tobberij met de Aaronskelk
komt door droogte, droge lucht, te koude
standplaats of te koud water.
FRiESCHE BOND VAN
COOP. ZUIVELFABRIEKEN
Het veertig-jarig bestaan
gevierd
iNnSftap heeft de Bond van Coöperatieve
Zuivelfabrieken in Friesland te Leeuwarden
zijn veertig-jarig bestaan gevierd.
Door dr. F. E. Postbuma, de eerste
cretaris, werd een rede gehouden, waarin hij
allereerst de geschiedenis van den Bond na
ging. v
Het doel van den Bond in zijn geheel was
goede grondstof in een zoo groot mogelijke
hoeveelheid te produceeren. Van het begin
af heeft men begrepen, dat er verband be
stond tusschen de veefokkerij en het verwer
ken van de melk. Een van de middelen
het bedrijf zoo productief mogelijk te ma
ken, is de melkgift der dieren, zoowel wat
de hoeveelheid als het gehalte betreft, zoo
goed mogelijk te doen zijn.
Spr. dacht veertig jaar geleden, dat c
vloed, dien de georganiseerde coöperatieve
zuivelbereiding op landbouwgebied in den
lande zou verkrijgen, veel en veel grooter
zou worden dan deze nu blijkt te zijn.
Binnen het bestek der rede, gaat spreker
voort, valt' hetgeen ge zelf brouwt en bouwt.
Zeer zeldzaam kom ik nog in aanraking met
de practijk der zuivelbereiding, doch in mijn
kwaliteit van voorzitter van het Nationaal
Comité van den Internationalen Zuivelbond
hoor ik nog wel van moeilijkheden en wan-
ik in weinig woorden de oorzaak daar
samenvat, dan zou ik willen zeggen'
men ziet te veel naar de een-
en en te weinig naar
roduct.
Ik weet ook wel, hoe benard de tijden zijn,
doch er dient naar morgen te worden gezien
en zoolang men blijft denken aan den laat-
sten cent, zal het' doel van uw Bond „opvoe
ring van de productie van den grond'
slechts oogenschijnlijk worden bereikt. Voor
alles moet aandacht aan de kwaliteit ge
schonken worden.
Als het waard is vee goed te voerem
dan is het zeker waard
OHa VOEDERS
te koopenl
gegarandeerd met O-vitaminen en
Okra-Salt» minrealen
Van Oijeris Handels-Mij. N.V
Postbox 48 VENLO (L.)
RAAMLIJSTEN
SYSTEEM „NYHOF"
5^ punten waar het om gaat:
- Speciale ruitenhouder.
Stalen hoeken.
Koperen nagels.
Langere levensduur.
Goedkooper in *t gebruik
Wie ze gebruikt, bestelt na. Vraagt vrij
blijvend inlichtingen:
J. BAK, H. BAK DE JONG
EENDRIK-IDO-AMBACHT Telef. 8
voor den verkoop van onze
TUIN-, BLOEM- eö
LAND60DWZADEN
FA. GEBR. OUDIJK -
„GRONINGEN"
Alg. OnderL Maatsch, t Verzekering
van Paarden en Rundvee.
Catharijnesinge) 75 UTRECHT!
TELEFOON 32138
Directie: Leopold. i I
Verzekering op billijke voorwaarden*
tegen lage onderlinge of vaste premie
RESERVE: f 178.799.44.
w Deskundige vertegenw. gevraagd!
P. DE VOGEL Pzn.
TELEF. 53
BERKEL Z.-H.
Huisbrand- en Industriekolen
Kwaliteit Hennen en Eenden
Rh. Isl. Reds en Barnevel
ders 5% mnd f 1.40, 7 mnd f 1.60 p. st.: Ge
kruiste hennen, goed voor de boerderij 5%
mnd f 1.20 p st.; Khakle amb. Eenden, ree-
kleurige 6% mnd f 1.80 p. at.; 6% mnd 90 ct
p. st. Zend. remb., verp. vrij, v.af 12 at.
'Adronskelk (als embleem van de Vrimavera)
Bloemen naar Zwitserland
Resultaten der tentoonstelling
De deelname van Nederland aan de Inter
nationale chrysanten-tentoonstelling te Zu
rich, heeft thans reeds het resultaat van deze
reclame doen bemerken; aan de Westland-
sche Bloemenveiling te Honselersdijk wer
den de laatste dagen flinke hoeveelheden
bloemen gdkocht, die dank zij de nieuwe re
laties naar Zwitserland verzonden worden.
In Zurich heeft de Nederlandsche inzen
ding veel aandacht getrokken, en de Bond
van Bloem veilingen in Nederland heeft met
de deelname veel succes geoogst, waarbij
het doel, uitbreiding van den export, wel
bereikt wordt.
WEET GE
dat ze in Engeland aannemen, dat 't mond
en klauwzeer aldaar Is aangebracht met
de bloembollen uit ons land.
diat deze boosaardige theorie waarschijnlijk
alleen gelanceerd wordt door hen, die
er belang bij hebben, dat de export uit
ons land naar Engeland zooveel moge
lijk belemmerd wordt;
D. VAN DEN BOSCH
Telefoon 28 NAALDWIJK
Tuin bouwgereed schappen
KASSENBOUW IN IJZER
VERWARMING - WATERLEIDING
STALEN WAGENS en BURRIES
JONGE HENNEN
EENDEN
EN
m. 8 dagen vrij zicht. 100 W.L., 6 mnd. oud
1.30; 40 Rh. Isl. Reds, 6 mnd. oud, 1.40;
30 Barnevelders, 6 mnd. oud, 1.40; 100!
Khaki Campb. Eend., 6 mnd., 0.85. Flink;
ontw. en kemgez. a. en t. de leg. AJIq
werkd. te bez. Vanaf 12 st. vr. en verp. vrij*i
Zend. remb. Bel. aanbev. W. v. d. BERG*
Stationsweg 541, WOUDENBERG (Utrecht)*
dat in Zuid-Afrika de boterproductie sterk i
is teruggeloopen, zoodat het land, dat
doorgaans een boter-exiporteerend land i
was. thans boter moet importeeren;
dat de aardappelproductie op het Noorde*
lijk halfrond der aarde in 1937 over
algemeen goed genoemd mag worden,
De productie over 20 landen, die voor* j
loopige cijfers bekend maakten, be*
draagt 1.195 millioen quintalen (100kg)|
't welk 6.1 pet meer is dan in 1936 en!
9.8 pet meer dan het gemiddelde vart
1931—'35,
WAT IK HOORDE EN ZAG, LAS EN DACHT. OP REIS EN THUIS
Deze week is het tien jaar geleden, da
het bedrijfslaboratorium voor grond-onder-
zoek met zijn werkzaamheden is begonnen
De man die het initiatief hiertoe nam was
prof. ir. Hudig, die in de totstandkoming
van dit laboratorium de eerste stap zag op
de weg naar een werkelijk
AGRARISCH
BEDRIJFSLABORA TORIUM
dat innig contact houdt met de bedrijven
en nagaat wat aan de landbouwbedrijven
gedaan kan worden om de productie zoo
economisch mogelijk te doen plaats heb
ben, zooals het Alg. Hbl. opmerkt, welk
blad er op wijst, dat reeds in 1924 dr.
Moschaupt er op wees, dat wanneer men
het vraagstuk der productiviteitsverhooging
van den bodem beschouwt, men het land
bouwbedrijf moet vergelijken met de fa
brieksnijverheid, al treden dan dadelii'
zulke groote verschilpunten aan den dag.
dat gemakkelijk te begrijpen is, dat zulk
een vergelijking gewoonlijk niet gemaakt
wordt.
De factoren van physische en chemische
aard zijn bij de industrie klein in verge
lijking met die in het landbouwbedrijf en
men kan daar de omstandigheden, waar
onder het technisch proces verloopt, groo-
tendeels naar willekeur regelen. Maar het
chemisch en biologisch proces in de land
bouw is geweldig gecompliceerd.
Toch moet men in de land1- en tuinbouw
evenals in de technische bedrijven streven
naar wetenschappelijke bedrij fscontról e.
GROOTE MOEILIJKHEDEN
DOEN ZICH VOOR
In de eerste plaats duurt het productie
proces in de land- en tuinbouw veel langer
dan in de technische bedrijven en ziet men
soms pas na een jiaar en vaak na langei
tijd de resultaten van het proces, waaraan
men heeft gewerkt. Daarbij komt, dat de
maatschappelijke positie van dei» leider
van het land- er tuinbouwbedrijf niet ge
doogt, dat de groote onkosten aan zoo n
controle verbonden, zijn bedrijfskosten
drukken.
Daarom is het van zoo groote beteekenis,
dat door het particulier initiatief de eerste
stap op de weg naar bedrijfscontrple gezel
kon worden. Want door particulier initia
tief is dit laboratorium tot stand gekomen.
Daartoe werd een vereeniging gesticht,
waaraan bijna alle groote gewestelijke en
eenige landelijke landbouworganisaties
deelnamen, die belang hebben bij de cul
tuur op zand- en veengronden.
Het doel was duidelijk omschreven: hel
onderzoek van zand- en veengronden, waar
door het mogelijk was de benoodigde be
mesting vast te stellen, waardoor fouten
voorkomen konden worden. Bovendien zou
door dit onderzoek uitgemaakt worden ol
er gevaar bestaat voor het optreden van een
der bodemziekten: ontginnings-, Hooghalen-
sche en Veenkoloniale haverziekte en hoe
deze voorkomen en bestreden kunnen
worden.
Hier heeft de vereeniging het werk, dat
oorspronkelijk door rijksambtenaren gedaan
werd overgenomen. Er kwamen allerlei
vertragingen in dit werk, omdat het grond
onderzoek toenam, en personeel-uitbreiding
al.c-en door betreffende posten op de rijks-
begrooting mogelijk is. En dat bracht be-
zwt ren.
Nu heeft de vereeniging het werk van
het rijk overgenomen. In de tien jaar, dat
het laboratorium nu bestaat is veel verricht
in het belang van de landbouw en heeft
het zijn werkzaamheden uitgebreid ook tot
kleigrond.
Het particulier initiatief is dus nog wei
in staat groote dingen tot stand te brengen
Men gaat niet altijd klap loopen op de
staatsruif.
Dat deed men ook niet in het Oosten
rijksche plaatsje Rauris, een klein dorpje
in de Hohe Tauem, waar de
BOEREN EEN EIGEN MUSEUM
hebben opgericht. Ze hebben hierdoor een
afgerond overzicht willen scheppen van hun
geboorteplaats, de geschiedenis van de om
trek en het leven aldaar. De boeren leveren
aan dit museum, dat gevestie-d is in hel
huis van den laatsten goudmijnbouwer, die
veel voor de streek deed, historische voor
werpen en waarde volle stukken. Er is in
dit museum een relief van de bergen en
het dal, waar ze wonen. De steensoorten,
de bloemen en planten, de dieren uit de
omgeving worden daar bijeen gebracht.
Alles wat op de oude volksgebruiken be
trekking heeft, oude huishoudelijke voor
werpen, gereedschappen en alles wat op de
bedrijven betrekking heeft, zal men hier
kunnen vinden.
Het zou niet kwaad zijn als ook in ons
land in verschillende gebieden zulke musea
werden ingericht. Er gaat nu zoo veel ver
loren aan oude gebruiken en gebruikt
voorwerpen, waaraan men later nog wcJ
eens terugdenkt en waarvan het komende
geslacht toch ook wel kennis mag nemen.
Al is het dan alleen om hun voorgeslacht
te kunnen eeren, die met vaak primitieve
middelen zooveel en zooveel goeds tot
stand wisten te brengen.
Hiermede willen wij niet beweren, dat
het nieuwe van thans niet zoo goed is als
het oude van vroeger. Integendeel. Voor
verreweg het grootste deel beteekent al her
nieuwe, dat we in de loop der tijden
kregen, verbetering voor onze bedrijven.
Van deze bedrijven wordt ook hoe langer
hoe meer gevraagd. En op alles wordt ge
let, veel meer dan vroeger.
Zoo wordt nu, naar we vernemen, dooi
de regeering overwogen om een
HYGIëNISCHE CONTROLE
VAN ALLE NEDERLANDSCHE
INDUSTRIEMELK
verplichtend te stéllen.
Door den inspecteur van het Veeteelt- en
Zuivelwezen, ir. H. G. A. Leignes Bakhoven,
wordt n.l. een onderzoek ingesteld naar de
vvenschelijkheid om te komen tot een wet
tclijke verplichting, om alle melk, dus ook
de industrie melk te onderwerpen aan een
hygiënische kwaliteitscontrole en op grond
daarvan te doen betaren, en niet alleen
paar vetgehalte.
Deze contróle wordt door de regeering
wensohelijk geacht om onze reputatie, die
we in het buitenland hadden, met onze
boter, kaas, melkpoeder en con denssoorten
te behouden. Want het bacterie-getal en
het vuilgehalte van de verwerkte melk zijn
van groote invloed op de kwaliteit van hel
product. De enkele fabrieken, die dit stelsel
van uitbetalen naar vetgehalte en kwali
teit reeds toepassen, worden door de andere
fabrieken, die alleen betalen naiar vet
gehalte, tegengewerkt en die zien, dat deze
laatste beter melkleveranciers kunnen
krijgen dan eerstbedoelde.
Deze zomer is op het wereldzuivelcongre.-
deze kwaliteitscontröle zeer uitvoerig be
sproken. Misschien is het onderzoek van ir.
Leignes Bakhoven een gevolg van deze be
spreking geweest.
't Zou misschien wel goed zijn dal
tusschen bijenhouders en fruittelers be
sprekingen gehouden werden.
Want
VOOR ONZE FRUITTEELT
ZIJN ER TE WEINIG
BIJENVOLKEN
Dat wordt tenminste beweerd door Henri
Meyer in de Telegraaf. Deze berekent, dat
er wel 150.000 bijenvolken meer moesten
zijn. Want er zijn in ons land, gerekend
naar de oppervlakte die de boomgaarden ir,
ons land in beslag nemen, minstens 230.000
hijenvolken noodig. Immers per h.a. zaï
naar de nieuwste inzichten een vijftal goede
hijenvolken noodig zijn. En in ons land
wordt 46 000 h.a. voor fruitteelt gebruikt
Volgens den heer Meijer komt men dan wel
150.000 volken tekort. Deze schatting lijkt
ons wel wat overdreven, doch dat er in de
boomgaarden nog te weinig bijen gehouden
worden is waar. Er is iets met de bijen
houderij in ons land niet in orde. Want in
Drenthe en op de Veluwe waar vrij veel
bijen gehouden worden is in het voorjaar,
de bloeitijd der vruchtboomen, zoo goed als
niets te halen en moeten ze vaak gevoerd
worden om in het leven te blijven, terwijl id
de fruitcentra te weinig bijen zijn.
In de groote fruitteeltgebieden koopen dfl
fruittelers kunstzwermen, die in de bloei1
tijd zich goed ontwikkelen, doch daarna t0
gronde gaan. Het volgend seizoen koopf
men toch weer en betaalt er goede prijzeni
voor. Ook verhuurt een bijenhouder wel
bijenvolken aan de fruitteeltbedrijven. Dal
kan hier ook, door met elkaar overleg to
plegen. Maar daarbij moet de bespuiting
met giftige stoffen, die in onze boomgaarden
veel toegepast wordt, ook onder de oogeü
gezien worden.
Toch hebben we dit jfuar een goed fruit»
jaar maar dit kan ook aldus gezegd worden:
Ondanks het feit dat er veel te weinig bijerii
in onze boomgaarden komen, hebben we
dit jaar een goed fruitjaar. 't Is maar boe;
men het opvat, nietwaar.
Voor Duitschland is het heel goed, dat da
appeloogst ruim is. Daar moeten ze, zooals
we reeds een vorige keer opmerkten veel
meer aardappelen eten. Nu is veel aard»
appelen eten voor velen geen bezwaar. Maaf
fel gaat ook wel eens tegenstaan, twae of
driemaal per dag zich te goed te moeten
doen aian dit volksvoedsel.
Nu er veel appelen zijn vergasten ze ziclij
op „heete bliksem", zooals in vele gedeelteii
van ons land stamppot van appelen eD
aardappelen heet.
't Wordt tijd dat ik eindig, merk ik. Als
ik het over eten en drinken krijg is hel
steeds tijd om te stoppen. Daarom
Tot de volgende week
PRAATJESMAKER.