I ANDonTniNBOUW Ons Praatuurtje AGENTEN GEZOGHT NOVEMBER 1987 No. 1,09 DE „ALMABTRIEB" Herfstfeest in de Oostenrijksche Alpen Met het begin van het gure jaargetijde, als de herfst in, de dalen de bosschen met alle schakeeringen van zijn palet kleurt, en op de bergen de winter al langzaam zijn intocht houdt, dan treedt een overoud gebruik in Oostenrijk in zijn recht, dat met zijn ernstig economisch doel tevens ook de vroolijkheid van een feest verbindt. Om dezen tijd, als de oogst reeds is binnen gehaald en alles op de boerenhofstede klaar is, om te overwinteren, wordt het vee van de almen (de bergweiden) naar het dal gedreven. In het voorjaar, nadat de sneeuw gesmolten was, was het naar boven geleid, om op de hooggelegen bergweiden het sappige voeder af te grazen. De „Almabtrieb", dit herfstfeest der bergen, in tegenstelling tot het dalfeest, de wijn oogst, is een oud gebruik, waarvan de oervorm tot op de Germanen teruggaat, en dat, zooals vele andere, in de Oostenrijk st he Alpendalen in de oude overlevering behouden is gebleven. In oude tijden was de „Alm-Abtneb het uivrhjke teeken van het eind der lichte jaargetijden lente en zomer, den tijd van worcing en zijn. Dan kwam de donkere tijd van sterven en vergaan met zijn machtige Loozi pusten. Onder den invloed van het Christendom er. ook door de verandering der economi sche levens en arbeidsvormen zijn dan uit dat oud-Germaansche gebruik verschillende l<erf=:feesten voortgevloeid, die in de afzon derlijke dalen van Oostenrijk overal anders worden gevierd. En dat er bij deze geiegcnlieid pret gemaakt wordt, is bij het opgeruimde karakter van den Oostenrijk- 1 schen Alpenbewoner, die zich dan ook in zijn traditioneel mooi en veelsoortig feest"""""1'' vertornt wel vanzelfsprekend. Als de dagen korter worden en lichte «moeuwbuien de almen al wit kleuren dan is dat voor de „Sennerin", of hoe ze ook heet. de „Schwoaperin", en den herders jongen, den „Halter", die boven voor het ve" zorgt, het teeken, dat ze met de voor bereidselen voor het afdrijven moeten be ginnen. Melkkannen, potten en pannen worden mooi blank geschuurd, de boter tonnen en kaasemmers krijgen een groote beurt, want de herderin wil beneden in 't dorp als goede huisvrouw gevierd worden; ze wil ook haar stand ophouden voor den onderzoekenden blik van den ,3ergmi ter", die van het dal naar boven komt, orn de alm-lieden en hun werk te controleeren. In de laatste dagen vóór het afdrijven, in de „Schoppwoche", is hij niet de strenge inspecteur, maar dan helpt hij flink mee, dag en nacht te feesten. De eeuwige 9leur het alm-menu, de „Kasnudeln" en broodhompen, wordt afgelost door een heerlijk gebraden stuk vleesch, wfuarvoor vaak een in de bergen levend wild zijn le ven moet offeren. Gebakken bollen, door goudbruine boter overgoten, zelfgebrouwen- pentiaan- en jeneverbes-likeur staan dan op de plompe, eiken tafel. Hel klinkt de cither, door vaardige handen aangeslagen; de her derin jodelt en de jonge kerels, die den berg opgekomen zijn, laten zich niet tweemaal vragen, om een „Schuhplattler", dezen uitge laten dans der Alpen, ten beste te geven, want die hoort bij het feest van den dag. De vrooïijke stemming vindt in een rondedans met de „hudelsaubere" herderin een der hoogtepunten maar nog niet het slot. Want de „Jodlers" en de „Juchezers" der „Buam" (jongens) en „Dirndln". die allen in hun mooie drachten zijn gekomen, worden door de rotsen der omliggende bergen nog den heelen nacht tot aan de morgenschemering, weerkaatst Dan begint het afdrijven. Het vee wordt „aufgekranzt" met kransen van veelsoortige alpenbloemen, en versierd m^t linten, en verguldsel, ja zelfs spiegeltjes. Oorspronke lijk werd het vee geheel ingehuld, om volgens een oud bijgeloof op den vaak zeer langen weg van de alm naar het dorp tegen de booze geesten en hun invloed be schermd te zijn. Door de veranderde betee- kenis van het gebruik in den loop der eeuwen, van het doel om te beschermen tot aan de feestelijke uiting van vreugde over den gelukkigen afloop van den alm-tijd, is het bekransen ontstaan en slechts de spie gels herinneren nog aan de oude overleve ring. De booze geesten die er in keken moesten van hun gezicht schrikken vluchten. Het laatste gejodel weerklinkt en het af dalen gaat beginnen. Voorop de koejon gen, dan de stier met een dennoboorrt jj? tusschen de horens. Op een behoorlijke af stand volgt het overige vee, aangevoer 1 door een koe met een reusachtige bel aan een mooi versierde bneede halsriem. Hout snijwerk met een roode stof onderlegd sie ren het voorhoofd. Iets minder rijk gesierd volgt het andere vee. De „Schwoagerin" vergezelt de kudde en deelt aan voorbij gangers eigen gebakken koekjes uit. In Stiermarken wordt de, op den laat- sten dag gewonnen melk onder de armen verdeeld. Dat brengt de herderin geluk! In Treglwapg in het Palten-dal loopt nog de zomer van 1934 in Slochteren plaats; dat zefde jaar volgden de Groninger Veenkolo niën. en in het boekjaar werd een aantal van 'bijna 50.000 monsters gehaald, gevolgd door nog eens ruim 65.000 in het boekjaar 1935/36 en ruim 34.000 in het pas afgeloo- pen boekjaar. Tegelijk daarmee begon de belangstelling voor meer uitgebreid grondonderzoek toe te nemen. In de periode 1 Mei1 Oct. 1937 bv., dus vijf maanden, werden onderzocht 4526 praktijkmonsters, 3865 monsters van proefvelden en 11.629 monsters voor regio naal pH onderzoek. Hiervoor waren noodig totaal 137085 analyses, nl. pH 41.125, vocht 16.227, humus 14.299, S 12.925, T-S 13.465, koolzure kalk 11.099, zand 3424, fos- foszuur 18537, kali 4659 en zoutgehalte 341 Ook is het Bedrijfslaboratorium het Rijks- landbouwproefstation gaan ontlasten van een groot deel van het botanisch onderzoek van grasmonsters, hetgeen door meisjes- laboranten geschiedt. De groei van de inrichting blijkt niet alleen uit de herhaalde uitbreidingen en verbouwingen, die nood ie bleken, maar ook uit het personeel. In 1928 waren er totaal 11 personen in dienst, in het afgeloopen jaar 50, zoodat met het oog op de ruimte, met twee ploegen gewerkt moest worden Daarenboven werd nog een amanuensis aangesteld en met 1 Mei 1937 een scheikun dige aan het laboratorium verbonden. Zooals men ziet gaat het met dit Bedrijfs laboratorium, ondanks ecnige tegenslag, goed. Wel een bewijs, dat het particulier initiatief, waarvan dit laboratorium uitvloeisel is, ook tot groote en mooie gen in staat is* Versierde stiergeleid door Seunerin de Almabtrieb „Sautreiber" mee, een grappenmaker, die de varkens drijft. Zwartgemaakt, zijn oak met dunne takjes omhuld, maakt hij aller lei grappen en jaagt den meisjes schrik aan. Tenslotte volgt dan nog de „Protzwa gen" met een kleine nabootsing van almhut Geweerschoten en muziek, vaak ook, vooral in het land Salzburg, jonge kerels met luid knallende zweepen, begroe- -n il"n optocht bij aankomst voor zijn hof stede en het heele dorp is oip de been, om de verdeeling der geschenken bij te wonen, die de boer aan zijn almlieden geeft, als een teeken van zijn waardeering. Zoo ziet het er uit. als er tijdens den alm- tijd geen ongeluk is gebeurd. Is er een stuk vee afgestort, of aan een ziekte ten offer gevallen, is er iemand uit de familie van den boer gestorven, dan komt er plaats van den vroolijken veelkleurigen krans de ernstige, donkere „klaagkrans' en het afdalen en de thuiskomst heeft ts in een emstigen vorm. il en verlaten liggen nu de uitges te almen, de hutten zijn stevig toegegren- deld. Spoedig valt de eerste dichte sne» en alles is met een witte deken bedekt. Dan trekken de ski-loopers stuivend hun siporen en de alm is tot een heel ander leven ontwaakt. Almabtrieb in Oostenrijk. Het vee, gevolgd door de z.g. Protzwagen, een verkleinde •nabootsing van de almhut, verlaat de bergweiden. BEDRIJFSLABORATORIUM VOOR GRONDONDERZOEK Wat het particulier initiatief vermag Het Bedrijfslaboratorium voor Grond onderzoek te Groningen, heeft dezer dagen zijn tien-jarig bestaan herdacht. In een daartoe belegde algemeene vergadering heeft de voorzitter, ir S. L. Louwes, in zijn openingsrede een overzicht gegeven van het werk, dat in deze tien jaar is daan. In hèt begin werden zeer vele monsters ingezonden door de praktijk, in het eerste jaar 6088 met nog 3162, die van Rijksconsu lenten en Rijksinstellingen kwamen. Het tweede jaar was ook goed. Door deze goede gang van zaken kon zelfs een reserve ge kweekt worden van circa 9000 gulden. Doch toen kwam de crisis en liep 't aan tal monsters terug en kwam er een tekort. Gelukkig mocht de vereeniging de volle steun van de Regeering genieten en leende deze in de jaren 1933 en 1934 bijdrage van f 4000, waartegenover de Re geering voor het onderzoek van grondmon sters minder dan de kostprijs behoefde te betalen tot een maximum van 9000 mon sters. In de laatste tijd gaat het met de finan ciën weer beter, vooral tengevolge van de technische veranderingen, die prof. Vries aanbracht. Prof. De Vries heeft de vereeniging ge red door zijn uiterst zuinig beheer ei goede commercieele blik. Het onderzoek naar de zuurgraad nam enorm toe. Het eerste groote, goed-geslaag- de regionaal pH-onderzoek vond in den na din- DE AARONSKELK (Calla of Richardia of Zantedéschia Een fraaie kamerplant Een fraaie kamerplant, een soort aristo craat onder de planten, is wel de Aarons- kelk, die zijn aristocratisch wezen bekroond ziet met een grooter aantal namen waar onder hij bekend staat als welke andere kamerplant ook. Zooals we in het opschrift reeds aangeven, heeft hij, behalve de meest bekende, niet geheel vrij van Arische smet ten klinkende naam, ook nog een drietal deftige namen, waarvan de laatste Zanto déschia wel de meest nieuwe is. De Aaronskelk houdt van zee#" voedzame, vochthoudende grond. Zij komt uit vochtige streken van Zuid-Afrika de bijnamen aethiopica bij Calla en africana bij Richar dia duiden de Afrikaansche oorsprong we! aan en verlangt veel water. In tegenstel ling met vele andere planten vraagt ze wel een groote pot. Het is aan te bevelen deze te vullen met zeer voedzame tuinaarde, ver mengt met veel voenaarde of bladgrond Heeft men geen van beide laatste, dan ver mengt men de tuinaarde met turfmolm (eerst vochtig maken) en oude, verteerde koemest De grond wordt vaak bemest, be halve in de rusttijd, met slappe koegier, of met kunstmest. Zomers staat de plant graag buiten. Zou na de bloeitijd, als die rust moet intredm, graaft men ze in de tuin in en let er niei al te veel op, d.w.z. men geeft geen water en geen mest meer gedurende de eerste week of zes of acht. De bladeren mogen voor deel wel afsterven (niet allemaal). Na het begin van de hergroei zorgt men .voor water en bemesting. Voor de vorst invalt moet de plant weer binnen zijn. Ze houdit van een zonnige ooral geen droge temperatuur. Laat de pot lus in een ruime schotel staan en vul deze •aak met lauw (geen koud) water, zoodat de, grond zich goed vol kan zuigen Na e-n kwartier of half uur werpt men het :>ver blijvende water weg. Ook veel sproeien, be halve tijdens de bloei, is aan te bevelen. Men kan de plant wel omstreeks nieuw jaar in bloei hebben, doch meer gewoon is het, dat de plant tusschen Maart tot Mei bloeit, waarna dan de rustperiode kornt. De buitenste bladeren sterven af, maar de mid delste twee drie moeten, als het goed is. i leven blijven. Voor vroegere bloei is natuurlijk ook een vroegere rustperiode en vroegere hergroei noodig. Voor die hergroei kan men, als dit noo- ig is, doch het behoeft niet elk jaar te ge beuren, de plant verpotten, waarbij di meteen de plant als men van enkele fri sche planten houdt gescheurd kan worden, d.w.z. de jonge planten worden er af ge scheurd en kunnen afzonderlijk opge kweekt worden. Men kan daarbij de wor tels ook wat inkorten vooral die onder in de potkluit zich bevinden. De bovenste wortels nemen n.l. het meeste voedsel op Wie centrale verwarming in huis heeft kan de pot gerust boven de radiatoren plaatsen. De plant houdt veel van bodem- warmte. Als maar voor vochtige lucht ge zorgd wordt De meeste tobberij met de Aaronskelk komt door droogte, droge lucht, te koude standplaats of te koud water. FRiESCHE BOND VAN COOP. ZUIVELFABRIEKEN Het veertig-jarig bestaan gevierd iNnSftap heeft de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland te Leeuwarden zijn veertig-jarig bestaan gevierd. Door dr. F. E. Postbuma, de eerste cretaris, werd een rede gehouden, waarin hij allereerst de geschiedenis van den Bond na ging. v Het doel van den Bond in zijn geheel was goede grondstof in een zoo groot mogelijke hoeveelheid te produceeren. Van het begin af heeft men begrepen, dat er verband be stond tusschen de veefokkerij en het verwer ken van de melk. Een van de middelen het bedrijf zoo productief mogelijk te ma ken, is de melkgift der dieren, zoowel wat de hoeveelheid als het gehalte betreft, zoo goed mogelijk te doen zijn. Spr. dacht veertig jaar geleden, dat c vloed, dien de georganiseerde coöperatieve zuivelbereiding op landbouwgebied in den lande zou verkrijgen, veel en veel grooter zou worden dan deze nu blijkt te zijn. Binnen het bestek der rede, gaat spreker voort, valt' hetgeen ge zelf brouwt en bouwt. Zeer zeldzaam kom ik nog in aanraking met de practijk der zuivelbereiding, doch in mijn kwaliteit van voorzitter van het Nationaal Comité van den Internationalen Zuivelbond hoor ik nog wel van moeilijkheden en wan- ik in weinig woorden de oorzaak daar samenvat, dan zou ik willen zeggen' men ziet te veel naar de een- en en te weinig naar roduct. Ik weet ook wel, hoe benard de tijden zijn, doch er dient naar morgen te worden gezien en zoolang men blijft denken aan den laat- sten cent, zal het' doel van uw Bond „opvoe ring van de productie van den grond' slechts oogenschijnlijk worden bereikt. Voor alles moet aandacht aan de kwaliteit ge schonken worden. Als het waard is vee goed te voerem dan is het zeker waard OHa VOEDERS te koopenl gegarandeerd met O-vitaminen en Okra-Salt» minrealen Van Oijeris Handels-Mij. N.V Postbox 48 VENLO (L.) RAAMLIJSTEN SYSTEEM „NYHOF" 5^ punten waar het om gaat: - Speciale ruitenhouder. Stalen hoeken. Koperen nagels. Langere levensduur. Goedkooper in *t gebruik Wie ze gebruikt, bestelt na. Vraagt vrij blijvend inlichtingen: J. BAK, H. BAK DE JONG EENDRIK-IDO-AMBACHT Telef. 8 voor den verkoop van onze TUIN-, BLOEM- eö LAND60DWZADEN FA. GEBR. OUDIJK - „GRONINGEN" Alg. OnderL Maatsch, t Verzekering van Paarden en Rundvee. Catharijnesinge) 75 UTRECHT! TELEFOON 32138 Directie: Leopold. i I Verzekering op billijke voorwaarden* tegen lage onderlinge of vaste premie RESERVE: f 178.799.44. w Deskundige vertegenw. gevraagd! P. DE VOGEL Pzn. TELEF. 53 BERKEL Z.-H. Huisbrand- en Industriekolen Kwaliteit Hennen en Eenden Rh. Isl. Reds en Barnevel ders 5% mnd f 1.40, 7 mnd f 1.60 p. st.: Ge kruiste hennen, goed voor de boerderij 5% mnd f 1.20 p st.; Khakle amb. Eenden, ree- kleurige 6% mnd f 1.80 p. at.; 6% mnd 90 ct p. st. Zend. remb., verp. vrij, v.af 12 at. 'Adronskelk (als embleem van de Vrimavera) Bloemen naar Zwitserland Resultaten der tentoonstelling De deelname van Nederland aan de Inter nationale chrysanten-tentoonstelling te Zu rich, heeft thans reeds het resultaat van deze reclame doen bemerken; aan de Westland- sche Bloemenveiling te Honselersdijk wer den de laatste dagen flinke hoeveelheden bloemen gdkocht, die dank zij de nieuwe re laties naar Zwitserland verzonden worden. In Zurich heeft de Nederlandsche inzen ding veel aandacht getrokken, en de Bond van Bloem veilingen in Nederland heeft met de deelname veel succes geoogst, waarbij het doel, uitbreiding van den export, wel bereikt wordt. WEET GE dat ze in Engeland aannemen, dat 't mond en klauwzeer aldaar Is aangebracht met de bloembollen uit ons land. diat deze boosaardige theorie waarschijnlijk alleen gelanceerd wordt door hen, die er belang bij hebben, dat de export uit ons land naar Engeland zooveel moge lijk belemmerd wordt; D. VAN DEN BOSCH Telefoon 28 NAALDWIJK Tuin bouwgereed schappen KASSENBOUW IN IJZER VERWARMING - WATERLEIDING STALEN WAGENS en BURRIES JONGE HENNEN EENDEN EN m. 8 dagen vrij zicht. 100 W.L., 6 mnd. oud 1.30; 40 Rh. Isl. Reds, 6 mnd. oud, 1.40; 30 Barnevelders, 6 mnd. oud, 1.40; 100! Khaki Campb. Eend., 6 mnd., 0.85. Flink; ontw. en kemgez. a. en t. de leg. AJIq werkd. te bez. Vanaf 12 st. vr. en verp. vrij*i Zend. remb. Bel. aanbev. W. v. d. BERG* Stationsweg 541, WOUDENBERG (Utrecht)* dat in Zuid-Afrika de boterproductie sterk i is teruggeloopen, zoodat het land, dat doorgaans een boter-exiporteerend land i was. thans boter moet importeeren; dat de aardappelproductie op het Noorde* lijk halfrond der aarde in 1937 over algemeen goed genoemd mag worden, De productie over 20 landen, die voor* j loopige cijfers bekend maakten, be* draagt 1.195 millioen quintalen (100kg)| 't welk 6.1 pet meer is dan in 1936 en! 9.8 pet meer dan het gemiddelde vart 1931—'35, WAT IK HOORDE EN ZAG, LAS EN DACHT. OP REIS EN THUIS Deze week is het tien jaar geleden, da het bedrijfslaboratorium voor grond-onder- zoek met zijn werkzaamheden is begonnen De man die het initiatief hiertoe nam was prof. ir. Hudig, die in de totstandkoming van dit laboratorium de eerste stap zag op de weg naar een werkelijk AGRARISCH BEDRIJFSLABORA TORIUM dat innig contact houdt met de bedrijven en nagaat wat aan de landbouwbedrijven gedaan kan worden om de productie zoo economisch mogelijk te doen plaats heb ben, zooals het Alg. Hbl. opmerkt, welk blad er op wijst, dat reeds in 1924 dr. Moschaupt er op wees, dat wanneer men het vraagstuk der productiviteitsverhooging van den bodem beschouwt, men het land bouwbedrijf moet vergelijken met de fa brieksnijverheid, al treden dan dadelii' zulke groote verschilpunten aan den dag. dat gemakkelijk te begrijpen is, dat zulk een vergelijking gewoonlijk niet gemaakt wordt. De factoren van physische en chemische aard zijn bij de industrie klein in verge lijking met die in het landbouwbedrijf en men kan daar de omstandigheden, waar onder het technisch proces verloopt, groo- tendeels naar willekeur regelen. Maar het chemisch en biologisch proces in de land bouw is geweldig gecompliceerd. Toch moet men in de land1- en tuinbouw evenals in de technische bedrijven streven naar wetenschappelijke bedrij fscontról e. GROOTE MOEILIJKHEDEN DOEN ZICH VOOR In de eerste plaats duurt het productie proces in de land- en tuinbouw veel langer dan in de technische bedrijven en ziet men soms pas na een jiaar en vaak na langei tijd de resultaten van het proces, waaraan men heeft gewerkt. Daarbij komt, dat de maatschappelijke positie van dei» leider van het land- er tuinbouwbedrijf niet ge doogt, dat de groote onkosten aan zoo n controle verbonden, zijn bedrijfskosten drukken. Daarom is het van zoo groote beteekenis, dat door het particulier initiatief de eerste stap op de weg naar bedrijfscontrple gezel kon worden. Want door particulier initia tief is dit laboratorium tot stand gekomen. Daartoe werd een vereeniging gesticht, waaraan bijna alle groote gewestelijke en eenige landelijke landbouworganisaties deelnamen, die belang hebben bij de cul tuur op zand- en veengronden. Het doel was duidelijk omschreven: hel onderzoek van zand- en veengronden, waar door het mogelijk was de benoodigde be mesting vast te stellen, waardoor fouten voorkomen konden worden. Bovendien zou door dit onderzoek uitgemaakt worden ol er gevaar bestaat voor het optreden van een der bodemziekten: ontginnings-, Hooghalen- sche en Veenkoloniale haverziekte en hoe deze voorkomen en bestreden kunnen worden. Hier heeft de vereeniging het werk, dat oorspronkelijk door rijksambtenaren gedaan werd overgenomen. Er kwamen allerlei vertragingen in dit werk, omdat het grond onderzoek toenam, en personeel-uitbreiding al.c-en door betreffende posten op de rijks- begrooting mogelijk is. En dat bracht be- zwt ren. Nu heeft de vereeniging het werk van het rijk overgenomen. In de tien jaar, dat het laboratorium nu bestaat is veel verricht in het belang van de landbouw en heeft het zijn werkzaamheden uitgebreid ook tot kleigrond. Het particulier initiatief is dus nog wei in staat groote dingen tot stand te brengen Men gaat niet altijd klap loopen op de staatsruif. Dat deed men ook niet in het Oosten rijksche plaatsje Rauris, een klein dorpje in de Hohe Tauem, waar de BOEREN EEN EIGEN MUSEUM hebben opgericht. Ze hebben hierdoor een afgerond overzicht willen scheppen van hun geboorteplaats, de geschiedenis van de om trek en het leven aldaar. De boeren leveren aan dit museum, dat gevestie-d is in hel huis van den laatsten goudmijnbouwer, die veel voor de streek deed, historische voor werpen en waarde volle stukken. Er is in dit museum een relief van de bergen en het dal, waar ze wonen. De steensoorten, de bloemen en planten, de dieren uit de omgeving worden daar bijeen gebracht. Alles wat op de oude volksgebruiken be trekking heeft, oude huishoudelijke voor werpen, gereedschappen en alles wat op de bedrijven betrekking heeft, zal men hier kunnen vinden. Het zou niet kwaad zijn als ook in ons land in verschillende gebieden zulke musea werden ingericht. Er gaat nu zoo veel ver loren aan oude gebruiken en gebruikt voorwerpen, waaraan men later nog wcJ eens terugdenkt en waarvan het komende geslacht toch ook wel kennis mag nemen. Al is het dan alleen om hun voorgeslacht te kunnen eeren, die met vaak primitieve middelen zooveel en zooveel goeds tot stand wisten te brengen. Hiermede willen wij niet beweren, dat het nieuwe van thans niet zoo goed is als het oude van vroeger. Integendeel. Voor verreweg het grootste deel beteekent al her nieuwe, dat we in de loop der tijden kregen, verbetering voor onze bedrijven. Van deze bedrijven wordt ook hoe langer hoe meer gevraagd. En op alles wordt ge let, veel meer dan vroeger. Zoo wordt nu, naar we vernemen, dooi de regeering overwogen om een HYGIëNISCHE CONTROLE VAN ALLE NEDERLANDSCHE INDUSTRIEMELK verplichtend te stéllen. Door den inspecteur van het Veeteelt- en Zuivelwezen, ir. H. G. A. Leignes Bakhoven, wordt n.l. een onderzoek ingesteld naar de vvenschelijkheid om te komen tot een wet tclijke verplichting, om alle melk, dus ook de industrie melk te onderwerpen aan een hygiënische kwaliteitscontrole en op grond daarvan te doen betaren, en niet alleen paar vetgehalte. Deze contróle wordt door de regeering wensohelijk geacht om onze reputatie, die we in het buitenland hadden, met onze boter, kaas, melkpoeder en con denssoorten te behouden. Want het bacterie-getal en het vuilgehalte van de verwerkte melk zijn van groote invloed op de kwaliteit van hel product. De enkele fabrieken, die dit stelsel van uitbetalen naar vetgehalte en kwali teit reeds toepassen, worden door de andere fabrieken, die alleen betalen naiar vet gehalte, tegengewerkt en die zien, dat deze laatste beter melkleveranciers kunnen krijgen dan eerstbedoelde. Deze zomer is op het wereldzuivelcongre.- deze kwaliteitscontröle zeer uitvoerig be sproken. Misschien is het onderzoek van ir. Leignes Bakhoven een gevolg van deze be spreking geweest. 't Zou misschien wel goed zijn dal tusschen bijenhouders en fruittelers be sprekingen gehouden werden. Want VOOR ONZE FRUITTEELT ZIJN ER TE WEINIG BIJENVOLKEN Dat wordt tenminste beweerd door Henri Meyer in de Telegraaf. Deze berekent, dat er wel 150.000 bijenvolken meer moesten zijn. Want er zijn in ons land, gerekend naar de oppervlakte die de boomgaarden ir, ons land in beslag nemen, minstens 230.000 hijenvolken noodig. Immers per h.a. zaï naar de nieuwste inzichten een vijftal goede hijenvolken noodig zijn. En in ons land wordt 46 000 h.a. voor fruitteelt gebruikt Volgens den heer Meijer komt men dan wel 150.000 volken tekort. Deze schatting lijkt ons wel wat overdreven, doch dat er in de boomgaarden nog te weinig bijen gehouden worden is waar. Er is iets met de bijen houderij in ons land niet in orde. Want in Drenthe en op de Veluwe waar vrij veel bijen gehouden worden is in het voorjaar, de bloeitijd der vruchtboomen, zoo goed als niets te halen en moeten ze vaak gevoerd worden om in het leven te blijven, terwijl id de fruitcentra te weinig bijen zijn. In de groote fruitteeltgebieden koopen dfl fruittelers kunstzwermen, die in de bloei1 tijd zich goed ontwikkelen, doch daarna t0 gronde gaan. Het volgend seizoen koopf men toch weer en betaalt er goede prijzeni voor. Ook verhuurt een bijenhouder wel bijenvolken aan de fruitteeltbedrijven. Dal kan hier ook, door met elkaar overleg to plegen. Maar daarbij moet de bespuiting met giftige stoffen, die in onze boomgaarden veel toegepast wordt, ook onder de oogeü gezien worden. Toch hebben we dit jfuar een goed fruit» jaar maar dit kan ook aldus gezegd worden: Ondanks het feit dat er veel te weinig bijerii in onze boomgaarden komen, hebben we dit jaar een goed fruitjaar. 't Is maar boe; men het opvat, nietwaar. Voor Duitschland is het heel goed, dat da appeloogst ruim is. Daar moeten ze, zooals we reeds een vorige keer opmerkten veel meer aardappelen eten. Nu is veel aard» appelen eten voor velen geen bezwaar. Maaf fel gaat ook wel eens tegenstaan, twae of driemaal per dag zich te goed te moeten doen aian dit volksvoedsel. Nu er veel appelen zijn vergasten ze ziclij op „heete bliksem", zooals in vele gedeelteii van ons land stamppot van appelen eD aardappelen heet. 't Wordt tijd dat ik eindig, merk ik. Als ik het over eten en drinken krijg is hel steeds tijd om te stoppen. Daarom Tot de volgende week PRAATJESMAKER.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 8