Algemeene Beschouwingen gesloten Vondels grootheid en vroomheid Feestelijke herdenking te Amsterdam DONDERDAG 18 NOVEMBER 1937 TWEEDE BLAD PAG. 5 Rijksbegrooting 1938 Nog eens:Vrijz. Democraten en Liberalen Het Isolement van de S.D.A.P. Overzicht Replieken zijn maar replieken heeft wij len Mr. Heemskerk eens gezegd. We willen dat woord indachtig zijn en er rekening mee houden, dat essentieel op de zen repliekendag, waarop tevens oe algemee ne beschouwingen konden worden beëindigd, niet veel nieuws meer te berde gekomen is. Met genoegen maken we er melding van, dat de heer Albarda zijn misplaatste en on democratische uitlating omtrent den inhoud van liberale blaoen en het vloeien van bloed langs de straten, terugnam. Alleen hij moge thans in eigen pers eens aandacht gaan schenken aan ietwat meer gekuisohte taal en minder denigreerende kwalificaties voor niet soc. deun. in de parlementaire overzichten in de arbeiderspers. Het ruzietje, dat de soc. oera. leider met N.S.B. en communisten maakte, kunnen we laten voor wat het is. Alleen zij de heer Albarda wat voorzichtig met het woord democratie. In zijn kringen is deze voorheen ook vereenzelvigd met dictatuur en het is nog niet zoo lang geleden, dat uit zijn gele deren het betoog vernomen we ra: democra tie goed, maar zoo lang ze ons nuttig is; kan ze ons niet meer dienen, dan zijn ook andere methoden aanvaardbaar (Bonger). Ook met de vrijz. dem. werden nog eenige woorden gewisseld over oemocratische poli tiek. Dacht de heer Albarda wel voldoende aan zijn artikel vlak na den uitslag der ver kiezingen, waarin hij o.a. aandaoht schonk aan de mogelijke samenstelling van een z.g.n. democratisch kabinet, dat doelbe wuste welvaartspolitiek zou voeren? De heer Oud herhaalde daartegenover zijn afwijzing van samenwerking met de soc. dem. Deze komen hierdoor in volslagen po litiek isolement. Slechts de heer Van Houten hangt hun aan de jaspanden, terwijl de com munisten zich plegen schuldig te maken aan hinderlijk volgen. De heer Oud kreeg het over dit zelfde onderwerp nog even te kwaad met den heer Schouten. Deze herinnerde aan een artikel ,van Mr Joekes van 11 Juni 1937, waarin deze samenwerking met de soc. oem. be- geerenswaardig achtte. Reeds een week eerder zoo voegen we er bij had dezelfde voorman der vrijz. dem. den kabinetsforma teur eenige aanwijzingen gegeven op deze wijze: het is wenschelijk dat de kabinetsformateur tracht een kabinet te vormen op zoo breed mogelijken grondslag. Dat klinkt anders dan de verklaring van tien heer Oud op jl. Vrijdag, onze instem ming er mee is er intusschen niet ge ringer om. Over hetgeen op de kabinetsformatie be trekking heeft, mogen we verder kort zijn. Nieuwe gezichtspunten zijn niet opgedo- ien, al deed de heer Oud wanhopige pogin gen zelfs Groen werd door hem in den strijd gevoerd om zijn afwijzing van den „positief christelijken" kabinetsgrondslag te rechtvaardigen. Dit ondernemen moest mis lukken. Dr Colijn heeft dat later kort en helder nog eens uiteengezet, onder opmer king, dat indien „positief leerstellig be- teekenen moet, ook van samenwerking vam anti-rev. en chr. hist, met katholieken geen sprake zou kunnen zijn. Over Leeuwarden sprak de heer Oud wij selijk weinig meer. De heer Bierema bracht nog de poging van tien heer v. Lidth op het tapijt om door een andere formuleering van den grondslag overeenstemming te zoeken, ook al was het den formateur na de persdiscussie toen niet gemakkelijk meer in die richting iets te doen. Ook op dit punt schonk de minister-pre sident klaren wijn. De zaak was toen reeds zoo grondig verknoeid, dat de heer Oud of een ander vrijz. dem. volkomen was uitgeschakeld niet alleen, maar de wensch der liberalen om drie vrijzinnige plaatsen was onaannemelijk, evenals wijziging der formule na alles wat van vrijzinnige zijde tegen den grondslag was aangevoerd. Er behoorde toch ook rekening te worden ge houden met wat andere richtingen, die voor deelneming waren aangezocht, op dit punt dachten. De route kon niet door de vrijzin nigen met hun bezwaren tegen positief christendom worden voorgeschreven. Met een waarschuwing tegen sentiments- politiek begon de heer Schouten zijn repliek. Daarna heeft hij duidelijk gemaakt, dat de formule van 1933, waarop de heer Oud wilde terugvallen, essentieel verschilt van wat Dr Colijn in Tweede en Eerste Ka mer heeft gezegd. Inderdaad. „Rekening hou den met" is iets anders dan gericht zijn op" en „bevestigen" van de christelijke grondslagen van ons volksleven. Het kernpunt der kwestie is door den heer Oud ook steeds ontweken. Openbaring als^norm aan wel het eigen innerlijk licht? ziedaar de vraag waarom het gaat. De vrijzinnigen kiezen kennelijk voor het laatste, maar camoufleeren dat 'door met het woord „positief" een tegenstel ling: calvinisme-humanisme naar voren te schuiven. Door daaraan de opmerking te ver binden, dat men bij verschillend dogmatisch uitgangspunt toch tot practische overeen stemming kan komen voor staatkundige pro blemen, toonde echter de heer Oud aan hoe zeer hij en anderen steeds het zwaartepunt .verkeerd gelegd hebben. Vermoedelijk heeft hij en hebben ook de liberalen achteraf wel eenig oog^ voor de door hen gevolgde volmaakt onjuiste tac tiek. Maar gedane zaken nemen geen keerl Het debat is nu gesloten en een aantal begrootings-hoofdstukken, benevens de in stelling van het departement van Algemeene Zaken, zijn reeds goedgekeurd. Na afloop der vergadering schoot Mr Oud op Dr Colijn af.. Achter de ministerstafel zetten ze zich in een zetel, staken een siga ret op en begonnen een geanimeerd vriend schappelijk na-discours. Geen rancune. Zoo behoort het. Verslag In de vergadering: van de Tweede Kamer van gistermiddag werden voortgezet de algem. be schouwingen over de Rijksbegrooting 1938. De heer Albarda (s.d.) komt ln de eerate plaats terug op een uitlating zijnerzijds, waar- In Spr. wees op de slechte gevolgen die zekere artikelen ln de groote pers zouden kunnen oe- vorderen. De onjuiste wijze waarop Spr. zich heeft uitgelaten, kan aanleiding geven tot mis verstand Men had gemeend, dat Spr. tot eenige geweldpleging had aangezet. Spr. stelt er prijs op. te verklaren dat uitlokking va« of aanspu- 'ng tot gewelddadig optreden niet de bedoe- ng was. De bedoeling was alleen, te waar schuwen tegen artikelen, die de gemoederen aan weerszijden noodeloos kunnen verbitteren. Spr. verklaart tegenover den heer De Mar- chant et d'Ansembourg, dat de geldmiddelen s.d.a.p. ln orde en openbaar zijn. Kan dat vui. de N.S.B. ook worden gezegd? De geldmid delen 'der communisten zijn ook grootendeels geheim. (Protesten van den heer L. de Visser). Spi. wijst er voorts op. dat van vrijheid voor Individu en gezin ln Dultsohland noch ln Rus land veel ls overgebleven. In Rusland ls alleen Stalln als dictator overgebleven. De anderen stonden hem ln den weg De kogel, gevangenis. SlberlB, zijn de machtsmiddelen der communistische dictatuur Wat de vrijzinnig-democraten aangaat, vraagt spr. of deze soms eigenlijk den linker vleugel der rechterzijde vo men. Teleurgesteld Is spr. door de redevoeringen der ministers Colijn en de Wilde. Moeten alle noodon ongelenlgd, alle b hoeften onbevredigd blijven? Voor dringende cultureele en sociale nooden geen geld. voor de defensie meer dan de laatste gulden. Spr. wijst op de enorme vermindering van het aantal aanbestedingen. Ons parlement werkt ernstig en hard. maar ook de regeering kan het parlementaire stelsel doen dalen ln de achting van het volk. Als de regeerlng alleen haar wil wenscht te doen doorzetten en niet rekent met anderer wensch" dan helpt het hen die het pariemental hopen te vernietigen. VerdrHf dr en het parlementaire stelsel - grondslagen zullen Spr. betoogt, dat - blnet niet ls een Kabinet met een stellig Chris tendom. doch met een leerstellig Christendom Deze formule van den formateur verscherpt slechts de tegenstellingen Er la veel religie huiten de rechtsche partijen. Bö hen. die tot de rechtsche partijen niet willen worden ge- rCVooral staat spr. tegenover dit Kabinet, om dat het met voorbilgaan van de nooden des volks één ding. de defensie, op den _vo°r^o"a stelt si ls deze ook nog zoo'n waardevol goed De heer de Merchant et dAnsem- bourg (N.SB.) zegt. dat bö d*ze bespreking van de begrooting weer onnoodlg veel ^"k Is en wordt verricht. Spr heeft medelijden gevoeld met de bewindslieden, die naar aller hande redevoeringen moeten luisteren Het Is Jammer, dat de publieke tribunes niet grooter zijn. zoodat niet meer volksgenoo- ten de besprekingen kunnen bijwonen. Hetgeen spr nu gedurende veertien dagen In het parlement heeft meegemaakt, versterkt hem In de hoop. dat het volk van dit stelsel genoeg zal krijgen. De positie van den minister-president ls daarom zoo bijzonder. omdat het volk in hem een tweeden Mozes zag, die het volk door de Roode Zee zou voeren. De N.S.B. zal Inzage geven ln haar boeken, als de andere partijen hiertoe eveneens over- g In Vllegens „Dageraad der VolksbevrUdlng" kan men lezen, dat de socialisten ook wel eens geld uit het buitenland kregen. Als de heer de Marohant et d'Ansem bourg de Kamerleden toespreekt als, „mijne volksgenooten", gaat een luid gelach op. Voor hetgeen ln Dultschland ls geschied, Is de N.S.B. niet aansprakelijk. Het Dultsche en het Nederlandsche fascisme mogen niet op alle punten met alkaar worden vergeleken. De heer de Qeer (C.H.) heeft de redevoe ringen van de beide ministers over het alge meen met Instemming aangehoord. j stelsel werkloosheid de christelijk beveiligd worden, zegt spr posltlef-Chrlstelljk Ka- Spr. is bereid, mee te werken tot handhaving van de Begrafeniswet en spreekt zijn vreugde uit over het feit, dat aangedrongen ls op handhaving van do Zondagsrust en de bepalingen om trent echtscheiding Uitbreiding van de gronden voor echtscheiding ls onge- wenscht. Handhaving van de betreffende wetsartikelen ls ln Nederland eerste eisch, omdat ons land ten aanzien van dit punt een ongunstige plaats Inneemt. Een nl&uwe Zondagswet ls noodlg. De oude ls geworden tot een witgepleisterd gebouw. Als de wet-1815 ln het gebruik niet meevalt, hoopt spr., dat de Regee ring nog ln deze zitting met een voor stel voor een nieuwe wet zal komen. Spr. hoopt, dat de natlonaal-sociallstlsohe Kamerleden zooveel mogelllk met het parle ment zullen meewerken ln het belang van het land. De heer Bierema (11b.) komt terug op de Kabinetsformatie. H(j wil een duidelijke uit eenzetting geven van den gang van zaken. Ge heel kan hü zloh begrijpen, dat de heer Oud In zUn rede te Leeuwarden tot de bekende uit latingen kwam. Het betoog van den heer Colijn moet den In druk vestigen, dat de onderhandelingen met den heer Oud en den heer van Lldth de Jeude parallel liepen. Toch was dat niet het geval. Hoe het mogelijk ls geweest, dat publlcatl» van het program ln „De Standaard" mogelijk was? Dat ls een van de mysteries, want de gegevens, daarin verwerkt, moeten tooh af komstig zUn van de Ingewijden. De heer van Lldth de Jeude heeft verklaard, dat ht) zijn bezwaren tegen den grondslag heeft gehandhaafd en daaraan heeft hij den elsch toegevoegd van drie vrijzinnige zetels. Dit was noodlg, om het gemengde karakter van het kabinet voldoende tot uiting te doen ko men. Ook de heer de Graeff stelde zich op dit standpunt. Bovendien wilden de liberalen ten opzichte van den heer Oud volkomen loyaal blijven hem een plaats laten In het te vormen kabinet. De heer van Lldth de Jeude heeft nooit gewei gerd In een dergelijk kabinet zitting te nemen Sinds deze besprekingen hebben de liberalen niets meer vernomen, totdat ze ln de bladen de samenstelling van het nieuwe kabinet lazen. Spr. zou op zichzelf geen bezwaar hebben tegen de combinatie „posltlef-chrlstelijk". In dien deze combinatie geen geschiedenis had. Om deze reden moest men bezwaar maken tegen den grondslag, door den formateur ge- wenscht Het kabinet vestigt den Indruk, alsof het het monopolie van christendom heeft. De liberalen zullen het kabinet loyaal tege moet komen, maar ze verwachten dan ook. dat de Regeering de tegenstellingen niet zal toe spitsen, en deze tegenstellingen worden toe gespitst als de Zondagswet-1815 ln haar hul digen vorm wordt toegepast De heer van Houten (Chr. Dem.) dringt aan op vermindering van den laat der dlrecto belastingen. Het standpunt van de Regeering ten aanzien van de verschillende desiderata ls teleurstellend. Spr. dringt nogmaals aan op verlaging van de leerllngenschaal. In de ge zamenlijke actie van de onderwijzers ziet spr. een verbindend teeken. De defensieplannen van de Regeering zijn ontstellend. Het staat vast. dat deze plannen voor langen tijd zullen binden. Ze bedoe- 1 e n slechts verdediging Maar de Indruk wordt gevestigd, alsof meegewerkt wordt aan den bouw yan een groot lijkenhuis. De C.D.U. handhaaft haar bezwaren tegen oorlogstoerus ting. waarin gebrek aan Godsvertrouwen tot uiting komt. Wie het met God waagt voor het recht, komt nooit bedrogen uit. De heer Teullngs (K.K.) Is het eens, piet het beginselstandpunt dat de Regeering voor het financieel beleid heeft ingenomen. De flnanclcele toestand Is Inderdaad ongun stig. maar Intrinsiek toch gunstiger dan uit de Mlllloenennota zou kunnen worden afgeleid. Verder verdedigde de beer Teullngs zijn cij fermateriaal uit eerste termijn; we moeten niet b|j de pakken neerzitten. Het ls van psychologische beteekenls. dat aan het volk blljke dat naast de defensie ook n de volkskracht zorg besteed wordt. De heer Schouten (A.R.) heeft met ge noegen kennis genomen van de verklaring van de Regeering. die t.a.v. ..de wapenen uit het economische tuighuis" een bevredigend antwoord bevat. Hl) zal niet Ingaan op de op merkingen van den heer Teullngs, die gespro ken heeft over „psychologisch", „sentimenten" Ten opzichte van dergelijke uitlatingen past groote soberheid. Als het erom gaat, aan te dringen op „volhouden", „geen gebrek aan ioed toonen", enz., dan doet spr gaarne mee m den wedstrild. Hier past het echter een Ingaan op de zaken zelf. Wie zijn roeping met goeden moed vervult, mag hopen op slagen Spr. uit de verwachting, dat de minister nog zal zoeken naar versobering van d staatsorganisatie. Tot den heer de Geer zegt de heer Schouten, dat bö spreken over de Zon dagsrust niet alleen gelet moet worden op de woorden van art 6 van het A.R_ Beginselprogram, doch niet minder op den geest van het artikel. Handelend over eventueele samenwerking tusschen socialisten en vrijz.-democraten, leest de heer Schouten een artikel ln „De Vrtlz Democraat" van de hand van den heer Joekes'. waarin staat, dat de samenwerking met de socialisten niet bö voorbaat wordt afgewezen. Naar aanleiding van een desbetreffende op- ierklng van den heer Oud zegt de heer Schouten, dat de antl-rev. over de waardeering van de Fransche revolutie steeds geltjk hebben gedacht. Als er dienaangaande In de vorige eeuw meenlngsverschll ls geweest, was het tusschen contra-revolutionairen en anti-revo- lutlonalren. De gevolgen kunnen zegenrijk z(1n geweest, maar de revolutie zelf was geheel l verwerpen. Vervolgens betoogt de heer Sohou- ten, dat tusschen de formuleertngen van de verklaringen van den heer Colijn In 193S en 1937 geen essentieel verschil bestaat. Als men zegt. dat het kabinet het mono polie van het christendom opelscht, verlegt men het zwaartepunt van de kwestie, zonder dat men overgaat tot een betoog over de zaak zelf. De betreffende exclamaties hebben niet veel waarde. De vraag, hoe de mensch komt tot kennis van God. is een vraag, niet alleen van dogma tisch belang, doch die voor het belang van het land eerste elsch Is. De heer Oud (V.D.) zegt, dat de heer Schouten ongelijk heeft, als hij meent een te genstelling te zien tusschen uitlatingen vai den heer Joekes en spr. In het artikel van den heer Joekes werd gehandeld over een eventueel kabinet, waarin ook de socialisten zitting zouden hebben. De heer Schouten: Uw bezwaren golden elke samenwerking tusschen socialisten vrljz.-democraten De heer Oud zegt. dat de heer Schouten geen verkeerden Indruk mag vestigen omtrent hetgeen door spr. ls betoogd. De socialisten verwachtten tot vlak vöór de verkiezingen e- débacle voor de vrUz.-demo- craten. Nu echter spreekt de heer Albarda ge heel anders. Spr. zegt daarop tot den heer Albarda, dat hö ook wel eens op zUn pers mag letten, die ten aanzien van het vorige kabinet heeft gesproken van een „volks vijandig kabinet". Komend tot de rede van den heer Colijn zegt hU, dat de formatie van dit kabinet daarom zoo bedenkelijk was. omdat ze niet ln de UJn lag van het constltloneel stelsel. De grief van spr. ls, dat de positie vat. A.R. Partij ln de verkiezingen zoodanig was. Wel heeft vroeger de heer Colijn niet over de kabinetsformatie gesproken, maar wel heeft hö Ideeön geopperd, en hierop zön de kiezers afgegaan. Ook ls het onjuist te onderschelden tusschen georganiseerde en ongeorgani seerde kiezers, want staatsrechtelijk staan alle kiezers gelük. De formateur heeft de redenen aan gegeven welke tot een formatie van een brcede basis konden lelden. Daarbü heeft hö den indruk gevestigd, alsof een aantal door hem ontvangen brieven ge- lök zou staan met de stemming ln het land. Spr herinnert eraan, dat de heer Colön ln de Éérste Kamer heeft gezegd, dat het kabi net van 1933 ln zön werk zeker niet minder christelijk ls geweest dan de vroeger rechtsche kabinetten. Het woord „positief ln „positief christendom" heeft een vaststaande be teekenls en wordt steeds gebruikt tegen over „vrözlnnlg". Zoo zag ook Groen van Prinsterer het reeds ln 1851, die posi tief christendom en leerstellig christen dom gelök stelde, gelük de heer Oud ln een uitvoerig citaat uit een Kamerrede van den heer Groen aantoonde. Het standpunt van den heer Oud la, dat het verband tusschen godsdienst en politiek niet mag worden ontkend, maar dat verschillend uitgangspunt leidt tot ulteenwükende staatkunde. Is nu de homogeniteit van hst kabinet zoo iterk? Een verklaring van den heer Colijn ln zake de handelspolitiek liet het wel anders zien. Spr. neemt terstond aan, dat hö In het neiuwe kabinet niet slechts als „vakminister" zou zön opgenomen, maar wel zou aan anderen een dergelijke functie zön toegekend. Waarom moesten de vrözlnnlge minis ters op deze enge formule worden ge vangen? Op dit moellöke punt is voor spr. niet voldoende licht gevallen. Spr. veronderstelt wel. dat een ander kabinet niet kon worden gevormd, maar dat had toch eerst moeten blöken. De weg was vrö voor een nieuwe opdracht. Spr. acht het na de vierjarige samenwerking niet prettig, dit te moeten zeggen, maar ht) acht de samenstelling van dit kabinet con stltloneel minder juist, en bet ls zön plicht, zulks op te merken. De heer de Visser (comm.) zegt. dat de geldmiddelen van zijn partö voortkomen uit de offers der arbeiders. De communistische partö staat principieel op de basis der demo cratie. Spr beströdt vervolgens den heer Albarda en de Regeering Hü betoogt, dat het vertrou wen op het leger niet te groot mag zön. Onbe trouwbare elementen moeten daaruit worden verwijderd. In het hoogere kader j-ün fascisti sche elementen. Mevrouw De V r 1 e sB r u 1 n s licht haar betoog ten aanzien van de gehuwde vrouw nader toe en stelt enkele vragen aan den minister-president. De heer DECKERS (R.K.) zegt. dat niet al leen voor de weermacht gelden beschikbaar gesteld behooren te worden maar dat de zorg voor de volkskracht daarbü niet ten achter mag worden gesteld. De Regeering wil aan belde zaken denken. Zü heeft daarmee een Juist standpunt Inge nomen. Zü kent de desiderata der Katholieken, waarover zü zich kan beraden. Bö de behan deling der hoofdstukken kan blöken. wat van de onderschelden ministers Is te verwachten. Gehoopt wordt, dat de medewerking zoo zal zön, dat met het verleenen van steun aan het Kabinet kan worden voortgegaan. Er moet komen doelbewuste bemoeiing van de Regeering met de leiding onzer volkshuis houding. totdat de wending ln de economische omstandigheden zich zal hebben voltrokken. Anti-Romanitls heeft den heer Kersten aan getast. De ziekte schünt echter ongeneeslük. ROFFELRIJMEN DOE WAT! Acht dagen na de tweede lente Van dit verwonderlijke jaar Wordt Nederland de koude adem Van Koning Winter weer gewaar. Ik moet het openlijk erkennen, 't Is waar, hoezeer ik me ook schaam3 Ik durf wel Majesteit?' te zeggen, Maar niet „bizonder aangenaam". We grijpen naar de dikke jassen En mantels met een randje bont, En sturen zoo ons kroost naar buiten; De frissche vrieslucht is gezond! We stoken onze knusse haarden En kachels warm, gezellig rood. En zeggen prettig tot elkander; 't Genot des winters is ook groot! Ja ja! maar als je nu geen mantel En warme jas hebt in de kast, En als je kolenkistje leeg is. De kolenboer voor poffen past, En als je schrale kinders rillend En bibberend naar buiten gaan, Wat denk je: kan je menschlijk masker, Dan ook zoo stralend zonnig staan Nee, 'k zeg niet: schrijf-er-is een stukje, Vol jammerklachten in de krant. Maar: laat je gulle hart eens spreken% En dóé watmet je eigen hand! Schrijf, als je schrijven wilt, een Lpostcheque^ Doe, als je wat wilt doen, een daad En toon je eens je broeders hoeder Die echt z?n tijd en taak verstaat. (Nadruk verboden) LEO LENS Het Vondelgedicht van Albert Verweij Ten besluite van de plechtigheden op Vondels geboortedag is gisteravond in den Stadsschouwburg te Amsterdam een feeste lijke herdenking georganiseerd, waarbij Prof. Dr. N. A. Donkersloot de feest rede hield. Vondels grootheid en vroomheid Het is moeilijk een volk te noemen aldus prof. Donkersloot dat, klein als het Nederlandsche, een zoo rijke poëzie bezit als wij. Maar ik vrees, dat ook niet licht de onbekendheid dier poëzie bij eigen volk ge ëvenaard wordt. Wij we,en het maar al te goed, dat onze dichters groot zijn. Sinds de schoolbanken weten wij het eens en voor altijd, zoodat wij er verder niet meer naar behoeven om te zien, wij gelooven het ver der weL Men zou Vondel, zei spr., als dat niet misverstaan wordt, ook een groot journalist kunnen noemen: geep verslaggever dan. maar een vlammend hoofdartikelschrijver. een die voor beginselen streed, hartstochte lijk. partijdig, maar vervuld van een groote idee. Vondel schreef in verzen het geschied boek van zijn tijd, van Oldenbaraeveldt tot Johan de Witt. Hij schreef het album amicorum zijner tijdgenooten. de familie kroniek zijner levensjaren, de maatschap pelijke, politieke, godsdienstige kroniek van zijn eeuw, de stedelijke van Amsterdam, de kroniek van zeevaart en welvaart. Van zulk een dichter zou men een lange en blijvende populariteit verwachten. Waarom dan is die populariteit er niet meer? Vondel is een moeilijk dichter, daar hij vervuld werd door één groote idee. Al wat hij schreef, wees in één richting. Het kwam uit het Christendom, het ging tot de Christenheid Vondel voerde in zijn gedichten al 's werelds gebeurtenissen, ook het zooge naamde actueele „wereldgebeuren" naar een ander, moeilijker plan, hij mat ze af aan een hooger oorsprong, hij zag ze leiden tot een hooger doel- Zoo was het ook in zijn dramatiek. Alle overlevering, alle levens geschiedenis werd onder zijn oog Gods geschiedenis. Dat onttrekt ze aan het vlak, waarin nien zich gewoonlijk bij voorkeur beweegt, aan dat der gewone wereldsche horizontale zienswijze der enkele spannende feitelijkheid. Juist datgene wat Vondels grootheid uitmaakt, kon hem geen groot en geestdriftig publiek verwerven. Spr. lichtte dit toe, met een beschouwing over Vondels drama's, gedramatiseerde sym bolen en getuigenissen van den strijd van groote krachten en ideeën. Het is spannen der den aardschen strijd der Shakespeariaan- sche hartstochten te volgen dan den onge- lijken strijd van God en den mensch, die het gegeven is van Vondels drama's. Maar er zijn nog andere belemmeringen voor het verstaan en beleven van Vondels werk. Spr. noemde o.a. de mythologische versiering van zijn vers als zulk een be lemmering en wees vervolgens op de strenge karakter-vastheid van den dichter, waar door zijn persoon en zijn dichterschap des te bewonderenswaardiger zijn. Talent, karakter en geest hebben aldus op uitzon derlijke wijze samengespannen tot het tot standkomen van dat hymnische gehee'. tegelijk poëzie en lofzang in den besten zin des woords, dat Vondels werk is. Altijd op het goddelijk gericht, is het toch door het rijke leven der zinnen zoo vervuld, voor het aardsche en wereldsche zoo open, dat hel door zijn hooge steile doelstelling niet in boet aan gewone, natuurlijke menschelijk- heid, of het moes* zijn aan de dramatische spanning der aardsche menschelijke con flicten, die hier altijd in een anders gerichte en geaarde spanning, van aanbidding, van ootmoed, zijn opgelost Deze man, die bij het doorleven zijner drama's de wereld branden zag en in God bleef gelooven aldus eindigde spr., na een uitvoerige beschrijving van Vondels groote werken, was een eenzelvig en ernstig burger van zijn stad, Amsterdam. Die stad was met hem groot geworden, in zijn lang leven dat bijna een eeuwtij besloeg Haar welvaart was begonnen omstreeks het jaar van zijn geboorte. Bij zijn leven was Vondelherdenking in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Overzicht tijdens de rede van dr. Ludwig uit Vondels geboorte- stad Keulen. Links (ln uniform) de vertegenwoordiger van H. M. de Koningin, jhr. mr. dr. W. F. Röell: voor de microfoon dr. Ludwig. burgemeester dr. W. de Vlugt en geheel rechts de minister van Onderwijs dr. J. R. Slotemaker de Bruine en de Commissaris der Koningin in de provinc ie Noord-Holland, A. Röell. haar bevolking meer dim verdubbeld. Hij zag haar stijgende grootheid met trots en welgevallen. In deze stad leefde Vondel. Van hieruit zag hij de wereld. Het had voor hem een diepe beteekenis, een burger te zijn; een goed burger wilde hij zijn van zijn stad, een goed burger van de stede Gods. de civitas Dei. Ook zijn burgerschap richtte zich naar hetzelfde goddelijk doel, dat hij aan het begin en eind van alle dingen zag- In deze bijeenkomst is nog het woord ge voerd door den voorzitter van het Amster- damsche Vondelcomité, wethouder Drs. E. Boekman. Aan het Vondelgedicht, dat Prof. Albert Ve r w e y kort voor zijn dood maakte, werd voor het eerst bekendheid gegeven. De voordrachtskunstenaar P a u 1 H u f en de Haarlemsche Motet- en Madrigaal-ver eeniging, onder leiding van Sem Dres den, verleenden hierbij hun medewerking. Het gedicht vangt aldus aan: Xoi ember was de maand, de dag vos aan gebroken toen ik langs d'Amstel ging, de stad en de rivier nog in de mist verdoken die mij ook klam omving. De nevel scheurde niet, maar scheen zich te vergaren, sloeg als een sluier uit: een hoge vrouw stond voor me: een kroon omsloot haar haren, en een bekend geluid hief aan: „ik ben de stad die ge in uw jeugd beminde die ge daarna verliet, en soms maar, als een vreemdschoon dan een welgezinde, bezocht, maar dient haar niet". Na de stedemaagd te hebben bezongen vraagt de dichter haar: Weet ge waarom ik kom? Hoef ik de maand te noemen, de dag en t zalig jaar, toen aan de Rijn een kind waarop we nu nog roemen geluid sloeg en gebaar „Vondel". Zij zei 'f niet luid, maar innig klonk 't gefluister „Vondel". Spreek mij van hem. Als ik zijn naam maar hoor, gedenk ik de oude luister. Spreek en ik hoor zijn stem". Toen sprak ik haar van hem, herdacht zijn eerste komen. Herzong zijn eerste zang. De zon brak door en de rivier scheen nu te stromen met vreugdevoller 'drang. Want ik herdacht de tijd, toen Amsterdam naar Oosten en Westen vloot op vloot uitzond die schatten bracht, die nochtans t volk niet troostten in twist en oorlogsnood. Zijn liedren stemde ik aan. De kunstvolle gewrochten, Romeins en Grieks van snit, gedacht ik, waar zijn dromen zich tot vormen vlochten. ■voor altijd ons bezit. En Verwey eindigt zijn schoon herden kingsvers dan met de strofe: Lachend en schreiend stond ze ook nu: de laatste nevel was heen, maar nu ook zij. Ik ging alleen naar stad en zocht langs markt en 'ev»l naar Vondels burgerij... De Katholieken willen met Calvinisten en an deren het eene en ondeelbare Nederlandsche volk Dr COLIJN REPLICEERT Het woord ls hierna aan den MINISTER PRESIDENT. Dr COLIJN. Over verschillende details van geuite wen- schen kan meent spr. het beste bö de afzonderlijke hoofdstukken gesproken worden. De lön van de algemeene regeerlngspolltlelc zal daarbö ln het oog worden gehouden. De continuïteit ln den arbeid brengt mee, dat met de aanstelling van ongehuwde vrou wen eenige voorzichtigheid moet worden be tracht Ze blöven ln den regel slechts voor enkele jaren. Den heer v. Houten over de formatie te kun nen bevredigen verwachtte de minister niet. Als de heer Albarda gesproken heeft, legt de heer v. Houten er altüd nog een schepje op. Met den heer Albarda ls geen overeenstem- Ing bereikbaar; nog minder dus met den heer v. Houten. Het ls verspilling van woorden om met den heer v. Houten over de landsverdediging to spreken. In de rede van den heer De Marchant et d'Ansembourg werd spreker vergeleken met Mozea Maar wat moet hö dan met den heer Mussert doen? In zake handelspolitiek ls het Kabinet homogeen. Voor protectie kunnen Tarlefmach- tlglngsvvet en Crisisinvoorwet niet worden ge bruikt Zou dat gebeuren, dan zou de homo geniteit worden verbroken. Het mag verbazen, dat de heer Kersten durft vragen uitwerping en bestrüdlng van de Katholieken door de Regeering. Hoe staat hö toch met zijn eed op de Grond wet? EEN STEM: Die kan hem niets schelen! De MINISTER wöst er op, dat de Grondwet dezelfde rechten aan alle burgers waarborgt, Hoe kan men dan met dergelüke waanzinnige elschen voor den dag komen? Komende tot de Kabinetsformatie moet spr. herhalen, dat anallseerlng van de stem van de kiezers volkomen speculatief ls. Spr. ontkent niet, dat hö steeds voor nationale eenheid gepleit heeft. Dat kan hem stemmen hebben bezorgd. Maar beteekent dat, dat bil Kabinetsformatie alleen een Kabinet op breede basis zou mogen worden gevormd? Spr. moet dat afwijzen. Waarom stond ge op dat woord „positief"? vroeg de heer Oud. En hö beriep zich In dit verband op Groen om te bewüzen, dat positief cn leerstellig elkaar dekkende begrippen zön. Maar ln 1857 was de situatie gansch anders. En bovendien: als positief leerstellig betee kent. dan zou ook het samen in één Kabinet zitten van Katholieken en Calvinisten on denkbaar zijn. Het ging er alleen om uit te drukken, dat de groote grondbeginselen van het Christendom grondslag voor rcgeerbeleld zouden vormen. Het staat zoo, dat de R.K. bö geen enkele combinatie voor kabinetsformatie kunnen wor den voorbögegaan. Dat moet men bedenken. Er kon toch niet ln zee worden gegaan met 6 V.D. en 4 Liberalen? Met de wenschen van andere groepen moest toch ook rekening wor den gehouden! Aan benoeming van menschen als ..vakminis ter" heeft spr. nimmer gedacht. Hö ls begon nen met twee politieke figuren uit de Unker- züde uit te noodlgen. Eerst later ls van Iets anders sprake geweest, nl. toen de heer Oud ten opzichte van den grondslag zön bezwaren niet kon loslaten en spr. ook geen ander stand punt kon Innemen. Toen ls aan den heer Oud gevraagd- wat zoudt ge denken van een ander, vrüz.-democraat? Van liberale züde ls gepoogd ten aan zien van de formule een brug te slaan, toen het te laat was. Toen wil den ze tevens 3 vrijzinnigen ln het Kabi net; dat was nadat gebleken was, dat noch de heer Oud, noch een ander vrüz.-dem. beschikbaar was. De zaak nu toen reeds volkomen bedorven. Voor het wözlgen van de formule was geen aanleiding; op staatkundig terrein was z(J voor vrijzinnigen volkomen aanvaardbaar. Te meer, omdat de liberalen Cort v. d. Linden en v. Houten thans niet meer als representatief beschouwen. Daarom kon het verkrijgen van overeenstemming zooveel gemakkelijker zöu. Sociale politiek Maar er gebeurt meer dan ln eenlg ander land. De werkloosheid ln Amerika ls, ondanks de uitgegeven milUarden. groo ter dan ergens elders. Met „Inspuitingen" komt men er niet. Het ls thans onmogelök om maar eentgszlns de richting af te bakenen, waarin moet wor den gehandeld. Onze eerste zorg moet zön be houden wat we hebben. Het ls een prestatlo geweest, wat we in het verleden hebben ge daan. Men verwacht van het Inspuiten van mlllloe- nen wonderen. Het zou echter een ramp zön, dat te doen bö de onzekere omstandigheden, die er zijn Voor sociale uitgaven staat voor 1938 7.2 mllltoen meer op de begrooting. bulten de 2.3 mlllloen. die minister Romme reeds meer heeft uitgegeven voor 1937. De millloenen groeien ons niet op den rug. Spr. noemt het een dwaasheid, dat van ach ter de Regeerlngstafel het volk In twee deelen verdeeld zou worden, waarvan de groepen van rechts het betere deel zouden uitmaken Spr Is bereid. eer dan de ro| Vnn Vn' Fsrl- zeeSr ln te nemen, zich ln de positie van den tollenaar te stellen. De nerandslaglngen werden gesloten. Z.h st. werden vervolgens goedgekeurd de begrotingshoofdstukken I en II, de Instelling van een departement van Algemeene Zaken en de hoofdstukken IIA. VILA, cn VTU be nevens de Wet op de Middelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5