Dr KUYPER EN ZIJN HUIS 3 SS I 3 ÉS II 5S i Mi g M BB p E li Dr Kuyper's Bilderdijk-rede KUYPER-NUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen 29 OCTOBER 1937 BLZ. 13 Wat de Dr Abraham Kuyper-Stichting ons volk biedt door Dr J. W. Noteboom WANNEER wij hier spreken over „Dr Kuyper en zijn Huis" hebberl we niet op het oog zijn „Huis" in overdrachtclijken zin, d.i. zijn huis huisgezin of familie, maar zijn woonhuis en wel bepaaldelijk zijn vroeger woonhuis te 's Graven- hage, waar hij op 8 November 1920 ontsliep. Dat Huis heeft, evenals de straat, waaraan het ge legen is, in 1920 een naamsverandering ondergaan. De straat, vroeger Kanaalstraat, heet nu Dr. A. Kuyperstraat. Het Huis, vroeger eenvoudig aange duid als de woning van Dr. Kuyper, heet nu „Kuy- perhuis". Dr. Kuypers naam leeft ook na zijn ver scheiden voort in den naam van dit Huis. Dooh niet alleen in den naam van dit huis. Ook in dien van de stichting, die door een schenking van Dr. Colijn dit huis in eigendom ontving en er haar bureau en bibliotheek in vestigde. „Kuyperhuis" en „Kuyperstichting", dit zijn na- ternationaal terrein gebeurd, dat aller aandacht spande en nog steeos gespannen houdt! 's Mcnschen herinnering is kort. Vooral in zeer be wogen tijden. Doch wie nog rfiet geheel en al ver geten heeft den toestand in de na-oorlogsch jaren, zal verstaan, dat toen een krachtig initiatief noodig was om eenj dam op te werpen tegen de voort schrijdende twijfelzucht, revolutionaire gezindheid en ontworteling. Dat initiatief werd door de stichters van het dus genaamd „millioenfonds" genomen, toen Kuyper's levenszon ter kimme neigde en diens eminente gaven en kundigheden niet langer meer aan de Antirevolutionaire Partij en de Calvinistische rich ting hier te lande ten dienste stonden. En dat initiatief werd door het antirevolutionaire volk be grepen. Men sloot zich aaneen in provinciale en plaatselijke comité's; men zette de schouders on der het werk. En het geld, dat voor het doel noodig werd geoordeeld, kwam bijeen. Links: het vroegere woonhuis van Dr A. Kuyper te Den Haag, thans met het daarnaast gelegen pand zetel van de „Dr Abraham Kuyper-Stichting". men, die zelfs buiten de grenzen der Antirevolutio naire Partij bekendheid beginnen te krijgen. En geen wonderl De vergaderingen en conferenties, die in het Kuy perhuis worden gehouden; de lectuurzendingen en adviesbrieven, welke daarvan dagelijks uitgaan; het persoonlijk contact, dat door de huidige „be woners" met een breeden kring van niet-bewoners geoefend wordt; het feit dat het Centraal Comité zijn zetel en bureau daar gevestigd heeft, dat alles, en meer nog, maakt het verklaarbaar, dat het Kuyperhuis ook na Kuypers heengaan een centraal punt in het antirevolutionaire leven gebleven is Daarom moge de herdenking van Kuypers geboor tejaar voor ons aanleiding zijn om nog eens enkele feiten betreffende de geschiedenis van dit Huis en de Kuyperstichting in de herinnering terug te roepen en iets omtrent de huidige beteekenis van het Kuyperhuis mede te deelen. 1 h at Êft, t; Sm o? m w" M: :K^| m Een van de beide gedenkramen van gebrand schilderd glas in de vergaderzaal van het op zich zelf staand persoon niet te bereiken is, kan ten minste benaderd worden door de organisatie van een bureau. En ziehier nu de beteekenis van het bureau der Kuyperstichting. Het is bekend, dat dit bureau voorlichting biedt en adviezen verstrekt. Wie daaromtrent meer wil weten, leze de telken jaar in „Antirevolutionaire Staatkunde" gepubli ceerde jaarverslagen. Doch meen nu niet, dat wij op deze zaak de aandacht vestigen met het doel om de loftrompet op te steken over dezen advisee- renden en voorlichtenden arbeid. Ons doel is slechts om er op te wijzen, dat door middel van het bureau een voorlichtingsorganisatie is in het leven geroepen en geleidelijk nog verder wordt ver beterd, waardoor het mogelijk wordt o, niet om Kuypers arbeid te vervangen maar toch wel om «enigermate te benaderen datgene, hetwelk door hem in het belang oer Antirevolutionaire Partij werd verricht. Daartoe dienen ook wat ik zou willen noemen de studieopdrachten en voorts de publicaties. De vrijchtbaarheid van Kuypers leven wat betreft studie en publicatie is moeilijk te overtreffen. Doch door het geven van opdrachten tot het bestudeeren van onderwerpen van historischen, wijsgeerigen en socialen aard en door het bevorderen van deze publicaties is de Kuyperstichting er in geslaagd, Dr. Kuypers traditie wel niet geheel maar toch goeddeels voort te zetten en daardoor, althans op deze terreinen, te voorzien in de leemte, welke door zijn heengaan ontstond. „Omina sunt odiosa". Namen noem ik liever niet. Doch bij wijze van voorbeeld wil ik toch wij zen op het tijdschrift der Kuyperstichting „Anti revolutionaire Staatkunde", hetwelk in den loop der jaren een der middelen was, waardoor belang rijke studiën betreffende de anti-revolutionaire be ginselen het licht zagen en op velerlei gebied voor lichting geschonken werd. Op velerlei gebied! Ook met betrekking tot het ge meenterecht en de gemeentepolitiek. En dit mag wel eens speciaal worden genoemd omdat hier nu een terrein is,.waarop Dr. Kuyper te overtreffen was en ook metterdaad in zekeren zin overtrof- Door dit te constateeren doen we aan de beteeke nis van Dr. Kuyper niet te kort. Hij zelf heeft meer malen als een bezwaar gevoeld, dat het leven hem geen gelegenheid gelaten heeft bijzóndere aan dacht aan de gemeentepolitiek te schenken. Hij zelf gevoelde dit als een gemis. En meermalen sprak hij het uit, dat in dit gemis behoorde te worden voorzien door middel van een goed ingericht bureau, speciaal met het oog op de leden der ge meenteraden. Welnu, die wenk van Dr. Kuyper is van het begin De tijd van den Wereldoorlog en de stoffelijke en geestelijke ontreddering, welke daarmede gepaard ging en daarop volgde, liggen al zoo lang achter ons, En wat is at sindsdien pp nationaal en ia- Welk was dat doel? Men heeft destijds bij het ontwerpen van het „millioenenplan" niet allereerst gedacht aan ge wone verkiezingspropaganda. Het millioenenfonds en later de Kuyperstichting werden niet in het leven geroepen om aan de plaatselijke kiesvereeni- gingen het werk uit handen te nemen, doch in tegendeel juist om de plaatselijke en gewestelijke belangstelling en activiteit zooveel mogelijk te be vorderen. Daartoe stond drieërlei oogmerk op den voorgrond'. Vooreerst het inrichten en onderhouden van een centraal bureau voor voorlichting en advies. En daarbij een flinke bibliotheek, waardoor ook boe ken en andere geschriften ten dienste van het werk zouden staan. Voorts het openen van gelegenheid voor daartoe geschikte wetenschappelijke personen om zich te wijden aan historische of andere bestudeering en verklaring der antirevolutionaire beginselen. En eindelijk in de derde plaats het verspreiden van geschriften. Op die manier hoopte men, zij het ook onvolkomen, te voorzien in de leemte, welke het heengaan van Dr. Kuyper achterliet. Doch zien we nu, hoe de gang van zaken zich ont wikkeld heeft. Op 20 April 1921, dus eenige maanden na het over lijden van Dr. Kuyper werd te 's-Gravenhage opge richt de Dr. A. Kuyperstichting. Aan haar werd het (door middel van 't millioenfonds verzameld) kapi taal overgedragen. Hot werd op de Deputatenver- gadering van 13 April 1922 door Dr. Colijn uit han den van het Hoofdcomité van het millioenenfonds aanvaard. En het Kuyperhuis werd de zetel der stichting. Inmiddels was reeds dit Kuyperhuis voor zijn nieuwe .bestemming ingericht. De vroegere woon kamers van Dr. Kuyper werden tot vergaderloka len ingelicht. Statige schilderijen met tafereelen ontleend aan oe gewijde geschiedenis door het Rijk welwillend in bruikleen afgestaan droegen er toe bij om aan deze vertrekken oen stemmig en toch tegelijk gezellig uiterlijk te geven. En bij honderden kan men in de verschillende streken van ons land de medelevende antirevolutionaire tellen, die van deze vergaderlokalen een dankbaar gebruik hebben gemaakt. Van meer beteekenis is echter, dat dit Kuyperhuis verrijkt werd of juister gezegd verrijkt bleef met de boekenschat van Dr. Kuyper. Deze werd ten behoeve van de stichting aangekocht en van jaar tot jaar werd nieuwe lectuur aangevuld, zoodat van de bibliotheek van het Kuyperhuis zonder grootspraak gezegd mag worden dat ze „klinkt als een klok". En dat is ook noodig. Want de eischen welke aan deze bibliotheek worden gesteld zijn niet gering. De veelvuldigheid van onderwerpen van politiek belang, het aantal en de veelsoortigheid van de genen, die voor studie of voorlichting op deze bi bliotheek een beroep doen, zijn zoo groot, dat een goed geoutilleerde en uitgebreide bibliotheek strikt noodzakelijk is. Want men moet wel bedenken, dat deze bibliotheek niet slechts ten dienste staat van enkele geleerden, die voor hun studie geschriften noodig hebben, doch ook bedoelt te voorzien in de behoeften van de op politiek ter rein meest vooraanstaande mannen. En, wat nog meer zegt, men heeft in 't oog te houden, dat de geschriften naar alle oorden, zelfs soms naar het buitenland, gezonden worden, teneinde jong en oud, geleerd en ongeleerd, rijk en arm de helpende hand te bieden bij het inleiden of bespreken van onderwerpen van politieken, socialen of histori schen aard. Een dergelijke veelzijdigheid treft men ook aan in het bureau der Kuyperstichting. Een veelzijdigheid van capaciteiten en kennis al? bij Dr. Kuyper is niet te evenaren. Althans niet daox één bep&ald, persoon. Doch hetgeen door een M. J. Leendertse In het Kuyperhuis worden véle fraaie albums bewaard, die Dr Kuyper op een van zijn vele gedenkdagen werden aangeboden. aan door het Bestuur der Kuyperstichting ter harte genomen. Het heeft blijk gegeven de groote betee kenis van de gemeentepolitiek niet alleen voor do gemeenten zelve, maar voor de geheele bestuursin richting van ons land in te zien. En het bureau der Stichting heeft nu reeds jaren lang zeer bijzon dere aandacht juist aan de gemeentepolitiek ge schonken. Ziehier, een niet volledig maar toch wel in enkele lijnen aangegeven beeld van de huidige bestem ming en beteekenis van het Huis van Dr. Kuyper. Nu weten wij niet wat de toekomst zal brengen. Veelbelovend ziet ze er niet uit. Misschien zal de Werkelijkheid straks minder somber blijken dan de voorteekenen doen vreezen. Doch vooral dan wan neer, wat God verhoede, een bange tijd voor land en voor het Calvinistische leven in ons land aanbreekt, zal er te meer aanleiaing zijn om met dankbaarheid te gedenken, dat dit Huis aan de na gedachtenis van Dr. Kuyper gewijd en tot voort zetting van zijn levensarbeid bestemd werd. EEN-der ernstigste vergrijpen, welke de litera tuur-geschiedenis en literaire kritiek tegen zich zelf hebben bedreven, is de verenging van de begrippen „literatuur en literator". Wie romans en drama's of kritieken en verzen schrijft, behoort tot de literatuur en wordt geacht literator te zijn, maar wiens proza niet tot inhoud heeft de uitbeel ding van een of ander stuk denkbeeldige levens werkelijkheid doch zich bezig houdt met de be schouwing en bespreking der grootste levensvra ger zelf, al geeft hij deze op nog zoo overtuigende en harmonische wijze in nog zulk een beeldenden en ritmisehen stijl, wordt door de boedel beschrij vers der letteren geen woord Waardig gekeurd. Het komt ons voor dat de literatuur zich zelf daarmee blameert én schaadt. Blameert, wijl er uil blijkt, hoe het de letterkundigen dan toch blijk baar niet bovenal en alleen te doen is om den schoonen schijn en glanzenden stijl, de treffende beeldspraak en het karaktervolle ritme, onverschil lig waar deze gevonden worden. Maar ook schaadt, want door het machtig proza van groote redenaars, talentvolle, godgeleerden, geniale politici en wijs- geeren te sluiten buiten het domein der literaire belangstelling, berooft men de literatuur van leven wekkende sappen en geeft een schijn van gelijk aan hen, die meenen dat literatuur, „die verzame ling versjes en liefdeshistories", alleen een zaak is van hen, die ervan leven of zich met niets nuttigers hebben bezig te houden. Dr.. Ritter heeft er in D e k r i t i s c li e r e i s op ge wezen, hoe er buiten de onmiddellijke beïnvloeding van De nieuwe Gids om, buiten de aanra king met de eigenlijke literatuur, door enkelen, een Bolland, een Fruin, een Savornin Lohman. een Kuyper, „het schoonste proza (werd) geschreven dat onze letterkunde kent". En hij concludeert daaruit: „Zoo-dient de letterkundige kritikus tot bezinning te komen en te gaan weten dat stijl een product is van het leven, dat breeder sfeer heeft dan de lite ratuur in engeren zin omvat". De invloed, die Dr. Kuyper heeft uitgeoefend op onze Nederlandsche taal moet groot geweest zijn. Om twee redenen: Kuyper was een stylist van de eerste grootte, maar ook: Kuyper's woord bestreek duizenden bij tienduizenden, die door zijn taal en gedachten als gefascineerd werden. Zijn korte Standaardasterisken, menigmaal flonkerende star ren gelijk, zijn innige mystieke meditaties, zijn schitterende studiën over godsdienstige en politieke onderwerpen, zijn gelezen en herlezen door een breede schare trouwe volgelingen, maar ook aoor vele tegenstanders. Daarom, waar Kuypers per soonlijk, stijlvol, menigmaal prachtig en lucide proza dag bij dag kwam onder de oogen van waar schijnlijk tienmaal zooveel lezers als Kloos, van Deyssel en Verwey samen ooit hebben gehad, is misschien dr. Rullmann's bewering niet te sterk, dat „Kuypers invloed op onze taalbeoefening maar luttel minder geweest (is), dan die der tachtigers". Die invloed heeft Kuyper uitgeoefend door zijn fascineerenden stijl zelf en niet via literaire be schouwingen of kritieken. Slechts enkele malen heeft hij zich (o.a. in zijn tweede rectorale-rede, de vijfde Stonelezing, 't laatste deel der Gemeene Gratie en zijn Bilderdijkrede) met 't vraagstuk der schoone letteren bezig gehouden. Toch wil dit niet zeggen, dat Kuyper's uitspraken over aesthetische en dichterlijke aangelegenheden, van geringe waarde zouden zijn. Zij trekken richt lijnen, waarschuwen tegen gevaren 'en verklaren ook, welke krachten en bronnen»den eigen stijl van dr. Kuyper hebben gevoed. Ik denk hier b.v. vooral aan de rede, die dr. Kuyper op 1 Oct. 1906 te Am sterdam heeft uitgesproken; B i.l der dij k i n z ij u nationale beteekenis. Dr. Kuyper heeft Bilderdijk geëerd als een genie, als een machtige persoonlijkheid, als een strijder, als dichter van echt-Hollandsehen stempel, als taal virtuoos, als redder der nationale geschiedschrij ving, als vaderlander en Oranjeklant. De deugden, welke Kuyper in Bilderdijk eert, zijn geen zelfstandige elementen, welke niets met el kaar te maken hebben, maar facetten van één en denzelfden steen. We kunnen Bilderdijk alleen begrijpen, indien wij hem zien tegen den achtergrond van zijn tijd: de grauwe, trieste Aufklarun^, welke 't eene, organi sche leven uit elkaar heeft gerukt „en in eindeloos atomisme en individualisme heeft vergruizeld". Heel het levert van Bilderdijk aldus teekent de redenaar het ons is één machtige, titanische strijd tegen het losrukken van wat God heeft samengevoegd: taal en volk, staat en volk, be zieling en ziel, Oranje en Nederland. Ziehier Bilder- dijks nationale beteekenis. „Neen, 't heelal was geen hoop aangerolde steenen, die wij eerst te stapelen hadden, maar van méét af het „céne machtig kunstgewrocht var. t onbogr'j- pelük één God alleen was cn Z ij n woord, Z ij n wil schiep al wat bestond saam Ub vin orean'sch j^hcel'* Men gevoelt, dat Dr. Kuyper zich hier geesteskind van Bilderdijk weet. In hem ook is er hetzelfde streven, dat aandrijft om heel het volk ter wille te zijn: het volk terug te schenken het geloof aan de virtualiteit van onzen nationalen geest, het terug te brengen van 't glibberig atomisme naar do vastheid der „determinatie", het te leiden tot natio naal heroïsme, dat desnoods eiken weerstand tart, waar 't geldt h%t heiligst in ons hart. En nu rijst voor dr. Kuyper de groote tegenstelling op tusschen de levensidealen en levenshouding van' Bilderdijk en die van de moderne dichters. Do laatsten zijn tenslotte ook kinderen van het atomis me, van de Aufklarung. Zij ook hebben het leven uit elkaar gerukt en zich teruggetrokken in hurt ivoren torens. Het volk, het vaderland, de nópaen van de gemeenschap, wat gingen deze alle hun aan? Zij hadden tenslotte alleen te maken met zich zelf, hun gevoelens en verlangens, hun vreugden en leed en hun vermogen, om van dat alles kunst lo maken. Dr. Kuyper móet dan ook deze beginselen en dezb levenshouding afwijzen en veroordeelen. Elders heeft hij het de jongere Christendichters toegeroe pen: Snijdt het tafellaken tusschen u en tachtig We hebben dit niet zóó te verstaan, dat Kuyper on gevoelig was voor de schoonheid, die de tachtigers ons geschonken hebben! Integendeel! „De productie onzer jongere dichterschool onder* recht v e r r ij k t; en moog' se al in hun genre het hoogere kunstmerk niet terugvinden, dit heb ben ze, ze gaven ons weer. poëzie". Doch Kuyper heeft den geest veroordeeld, den ik- geest, den individualistischen geest, waaruit do moderne poëzie is opgekomen. Het prijsgeven en losmaken van alle organische banden, het zich overgeven aan de cultus van de schoonheid, gelijk deze door den modernen dichter wordt beleefd, ja, vergoddelijkt en aanbeden bewijst, dat hun wezen principieel verschilt van dat van een Bilderdijk, wien alle kunst was een heilig kunnen, krachtens schepping naar Gods evenbeeld, niet eigen genot of Mr Willem Bilderdijk. verheerlijking ten doel hebbende, maar het welzijn van zijn volk. Tusschen Kloos' „Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten en zit in 't binnenst wan mijn ziel ten troon" en Bildcrdijks: „Met hart, met mond, met pen, met rechterhand. Getrouw aan God, Oranje en 't Vaderland", ligt een onoverbrugbare kloof. Beiden zijn anders, er is geen overeenstem ming mogelijk, de antithese is volstrekt. Aan den geest van Kloos zich inspireeren betec- kent misschien winst aan schoone woorden, maar, verlies aan geestelijke waarden. Zijn inspiratie* zijn bezieling ontleene de Christendichtcr elders* „Alles is uwe zegt ar. Kuyper ook de kunst, ook de luit en harp, doch gij zijt van Christus, en alleen zoo de Christus ii inspireert zult se priesters cn koorknapen zijn in Gods heiligen tempel". Vervolg op blz. 15t onderaan ie kolom

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 23