Vervolgveitiacü- Het „Boheemsche Dorp" in Berlijn Laat ik zien mogen (Slot) Wrevelig loopt hij na eenige tijd achterom naar de keuken. Op het plaatsje voor de keukendeur zit z'n vrouw, de aardappelenmand bij zich, onder liet neergelaten zonnescherm. In de zandbak onder 't keuen raam, bakt de kleine zandtaartjes. Op een omgekeerde emmer gaat van Dam zitten, 't hoofd met beide handen steunend. Starend glijdt zijn blik over de bloemen in 't ach tertuintje, die badend in de zonnegloed, haar kleu renpracht ten toon spreiden. Onvrede is op zijn anders vroolijke gelaat te zien. Ijverig gaat Cor voort met haar werk. Van ter zijde heeft ze 't opkomend storm getij op Jans uiterlijk waargenomen. In stilte besluit ze, elke aanleiding tot verhaasting van de uitbarsting te vermijden. „Niks te vertellen?" informeert Jan, korzelig door liet stilzwijgen. „Och," ontwijkt Cor, „er valt hier zoo weinig voor in dat uurtje dat jij weg bent." Stilte. Jan trekt met een takje wat figuurtjes in het zand. „Heb je die verhuisboel gezien?" „Welke?" „Nou, hiernaast natuurlijk! Waar anders?" „*k Heb er nog geen oogenblik naar omgezien. Ik heb het te druk met m'n werk 's morgens!" „Fijne bullen hohben die lui, zeg! 'k Zag een radio naar binnen brengen, fonkelnieuw. En een ameublementje! Daar kunnen wij niet aan tippen. Je kunt wel zien dat hij geen stempelaar is!" Cor, klaar gekomen met haar werk, gaat zwijgend de keuken binnen, 't aardappel emmertje in de hand 't Beste maar te zwijgen, denkt ze, dan ont kom ik tenminste woorden. Jan staat op en gaat naar de schuur. Tusschen het tuingereedschap rommelt hij wat, stapt even later de tuin in, met een hark en een schoffel. Achter het bloementuintje liggen een paar groen- tebedjes, keurig verzorgd. Heel aan 't eind een stukje aardappelen. Hier harkt van Dam wat om in 't onkruid, dat fiks is opgeschoten tusschen de planten; gevo'g van de overvloedige regen. De schoffel rust weldra. De beweging in het hui6 der buren trekt telkens weer Jans aandacht. Ijverig sjouwen de verhuizers diverse meubels naar hun bestemming. De deuren boven en beneden staan wijd open. Langzaam aan komt er orde in de chaos daar binnen. 's Middags vier uur: de tapissier is weg. Voorzichtig rijdt een luxe wagen langs de zand weg. De chauffeur vermijdt zorgvuldig de vele putten en oneffenheden. Net voorbij het huisje van Van Dam houdt de- wagen stil. De nieuwe buren arriveeren. Achter de gordijnen van het erkerraam spiedt van Dam. Aan de andere zij wordt een portier geopend. De chauffeur stapt uit, loopt vlug om de wagen heen, opent aan de huizenkant het achterportier. Een rijzige vrouwenfiguur stapt eerst uit, dan volgt een veel jongere man. Het portier gaat dicht, samen gaat het tweetal het hekje binnen. De ahauffeur wacht. Onredelijke afgunst wroet in Jans binnenste. „Moet je tooh zien," mompelt hij zacht, „zoo'n jonge vent nog en dan zoo'n fijne spul. Die ziekte zal ook wel schikken als ik hem zoo aan zie. Zoo wil ik wel met hem ruilen! Hij mijn stempelpensioen; ik zijn centjes! 't Zou niet zoo kwaad wezen, denk ik!" Even blijft hij nog dralen, dan loopt hij de 9uite door naar de keuken. „Kom eens even kijken, Cor," zegt hij tegen z'n vrouw, die druk in de weer is met winterprovisie te steriliseeren, „de nieuwe buren zijn aangekomen. De lui laten ziah fijn rijden!" Om haar man terwille te zijn, loopt juffrouw van Dam mee naar de erkerruimte. Daar ontrolt zich een schouwspel aan hun oog dat Cor met diep medelijden bezielt en Jans wre vel ontwapent. Voor het geopende aohterportier staat een inva lidewagentje. Geholpen door de chauffeur, draagt het tweetal van zooeven een, in dikke jas ge- kleeden man uit de auto. Voorzichtig wordt de patiënt in de rolstoel gezet, een plaid wordt om de beenen geslagen en langzaam wordt de nieuwe buur zijn woning ingereden. Als Cor, een paar tranen wegpinkend, haar man aanziet, wendt deze juist het hoofd om, kijkt door het andere raam de laan af. Maar even ziet z'n vrouw toch vochtig glanzende oogen. Een kille avond in September. Na een troostelooze regendag heeft de zon kans gezien door de wolkenmassa's heen te breken. Wat milde stralen koesteren het aardrijk. Vlak bij de erker, om zooveel mogelijk van de spaarzame zonnegloed te genieten, zit Arie Riens in een gemakkelijke stoel. De voeten op een bankje steunend, een plaid om •de beenen geslagen, luistert hij naar de zachte «tonen, welke uit de radio de kamer vullen. 'Rie heeft een plaatsje gezooht vlak tegenover baar man, 't uitzicht op de tuiningang. In de achterkamer gloort, in roode omlijsting het lichtje van een electrisch theecomfoor. „k Heb mij in lange niet zoo frisch gevoeld, Rie," zegt Riens, zich wat opheffend in de fauteuil. „k Zou tooh al6 de buurtjes er zijn, maar wat voorzichtig aan doen, hoor!" „O, daar behoef je niet voor te vreezen. Je weet wel, ik ben geen opvliegende debater". „Neen, dat niet, maar jullie verschilt nogal wat van gedachten, is 't niet?" „Nu ja, maar van Dam is een vent met een hel dere kijk op vele dingen. Dat heb ik bij het eerste Het kasteel ..Eckart" dat door bemiddeling van het Makelaarskantoor van v. d. Meeren te Eindhoven, dezer cagen ver koe it werd. Losse nummers Zondagsblad Gaarne zijn wij bereid, voor zoover de voorraad strekt, onze lezers aan losse nummers Zondagsblad te helpen. Wij brengen daarvoor 5 ct. per nummer in rekening en verzoeken vriendelijk het bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen. DE ADMINISTRATIE WIST U DAT? Alle vogels, wanneer zij op boomen of struiken zitten, zijn in zekeren zin windwijzers, daar zij hun kopjes naar den wind draaien. ■bezoek al gemerkt. Maar hij is het evenwicht een beetje kwijt Toen hij de laatste maal hier was beeft hij me dat tamelijk duidelijk doen begrijpen. 1 Valt ook niet mee, voor éen jongen flinken •vakman, steeds maar weer te moeten hooren: „Neen, geen werk voor je," vooral wanneer je, ttooals hij, het werken tot de zegeningen rekent En dat doet hij ongetwijfeld!" „Nou, 't zal wel zijn zooals jij zegt, Arie, maar uit wat ik zoo af en toe van jullie gesprekken boorde, heb ik opgemaakt, dat hij niet direct tot <de geloovigen behoort." „Een beetje gelijk heb je wel, Rie! Zijn gedach- ■tengang loopt meer in de lijn van de klasscn- strijdbegin6elenleer, dan langs die van lijdzaam wachten om des geloofswille. Toch is hij van geloovige afkomst en dat verloochent zich niet". „Zijn vrouw is heel anders. Die schijnt er leed om te hebben, dat haar man zoo afgedwaald is. Dat heb ik uit haar gesprek wel begrepen!" „Misschien dat zich vanavond wel een gelegen heid voordoet, er met hem eens over te spreken, Arie, maar doe het maar voorzichtig aan! Je weet wel, je mag je absoluut niet opwinden, 't Zou je dood kunnen wezen!" „Genist, Rie, "k zal er om denken. Maak je maar niet bezorgd. En je weet, ik behoef voor den koning der verschrikking niet te vreezen. Ik weet me geborgen in Christus onzen Heere!" „Arie, toe spreek daar liever niet over! Ik kan niet zonder je. *k Moet er niet aan denken hier alleen te zullen achterblijven!" „Och Rie, "wie weet hoe lang we inog samen hier mogen blijven. Toe droog je tranen, daar komen de buren al." In gezellig samenzijn is de avond verstreken. De buren verstaan elkander en eer men er aan dehkt, is de tijd van scheiden daar. Terwijl de beide vrouwen reeds in de hal zijn, neemt van Dam nog even de gelegenheid waar tot een korte onthulling. „Riens, "k moet je tooh nog even wat zeggen. De vrouwen behoeven daar niet bij te zijn. Toen jullie hierheen kwaamt, heb ik je benijd." Riens kijkt verwonderd op. „Ja, benijd, heusch," gaat van Dam verder, 'k Zag je boeltje, ük wist dat je kwam rentenieren; ik was dwaas afgunstig. Toen ik je in huis zag brengen, door je neef en je vrouw 6aimen, kreeg ik medelijden met je en ik zag hoe dwaas en ongerijmd m'n afgunst geweest was. Nu ben ik dankbaar dat ik je heb ontmoet. Wat zelfs het gepraat van mijn vrouw en haar vader niet heeft kunnen uitwerken, heeft God mij leeren verstaan door bet zien van jouw geloof, dat schittert in je geduldig dragen van al je moeiten. *lc Weet nu, dat de weg waarop ik ging de verkeerde was. God heeft me dat duidelijk getoond." Toen juffrouw van Daan die avond, als altijd, voor zij zich ter ruste begaf, neerknielde om be lijdenis te doen van haar bedreven kwaad, om vergeving te vragen voor de ongerechtigheden van de voorbije dag, oan bescherming af te smeken voor haar en de haren in de komende nacht, kniel de voor het eerst sinds een jaar haar man naast haar neder. En in de kamer aan de andere zijde van de schei dingsmuur tusschen de beide huizen dankte een zieke in kinderlijke eenvoud: „Vader, ik dank U, dat ik weten mag, dat deze, voor mij zoo moeilijke weg de Uwe is. Leidt Gij mij vender op Uwe wegen!" Z. H. L. Gelijk heeft hij De menschen zijn toch eigenaardig, als je hun vertelt dat er 987,956,784 sterren aan den hemel staan, dan gelooven ze dat dadelijk, maar als je op je huisdeur schrijft „pas geverfd", dan pro- beeren ze allemaal, of 't wel waar is. 344 'Als een oase in de woestijn wérkt op onze ver beelding het verdroomde „Boheemsche Dorp" in een der drukste volkswijken der wereldstad. „U heelt den werusah kenbaar gemaakt, deel te nemen aan een rondwandeling door het zooge naamde „Boheemsche Dorp" te Neukölln. Wij ver wachten u aan den ondergrondschen spoorweg, halte Bergstrasse, tegen half vier." !Zoo luidde de vriendelijke uitnoodiging van lie. Nordmann, waaraan wij gaarne gevolg gaven, Want onder zijn deskundige leiding beloofde deze rondwandeling iets goeds te worden. En dat werd zij ook. Wij bevinden ons op historisch gebied. Tweehon derd jaar geleden hielden hier in het toenmalige Rixdorf de armzalige vluchtelingen intocht, die wegens hun protestantsch geloof uit hun vader land verdreven waren en een levensgroot stand beeld van den toenmaligen koning heeft dit histo risch feit voor latere geslachten vastgelegd. Deze Friedrich Wilhelm I, de zoogenaamde „Sol- datenkoning", die trotsch was op zijn „Lange Ke rels", is in de geschiedenis "blij ven voortleven als „rau'hbeinig" en de hardvochtige strengheid, waar mede hij zijn zoon, den tateren Frederik den Groote, behandelde, schijnt hiertoe alle aanleiding gegeven te hebben. In de tallooze films, welke men juist de laatste tien jaar aan dit stuk Pruisische geschiedenis heeft gewijd, legde men telkens weer den nadruk op de tegenstelling tusschen vader en 7xx>n. En een vergelijking valt dan meestal niet ten gunste van dien meedoogenloozen tyran uit! Maar komt men in persoonlijke aanraking met de Boheemsche Gemeente te Neukölln, met de ook in ons land bekende „Hernhutters" en luistert men naar wat zij te vertellen hebben over de ont vangst, welke hun voorvaderen in een tijdiperk van geloofsvervolging in het toenmalige Pruisen is bereid, dan krijgt men plotseling den indruk, dat deze IToheiuzollern toch een goed hart moet hebben gehad. Nog sterker: hij moet een overtuigd Christen zijn geweest, want toen de eerste twin tigduizend protestantsche vluchtelingen, uit Bohe- men verdreven met den aartsbisschoppelijken ban vloek, „so f ah ret hin zum Teufel", in 1732 in jam merlijken toestand Berlijn bereikten, werd hun als voorloopige woonplaats een stadswijk aange wezen, die ook nu nog in den volksmond „Frie- drichstadt" genoemd wordt, hoewel het toenmalige Rixdorf allang officieel Neukölln heet. In een oud geschrift lezen wij omtrent hun bin nenkomst onder meer: „Op twee wagons bevonden zich de ouden van dagen, de zieken en zwakken, in dekens gewikkeld. Achtenveertig handkarren waren ertoe noodig, om de kinderen en het arm zalige huisraad te vervoeren en zoo hielden ze al zingend hun intocht, ongeveer vijfhonderd per sonen." Deze eeiste emigranten waren eenvoudige boeren en pas later volgden hun Tsjechische landgenooten, die als wevers de basis hébben gelegd voor een bloeiende industrie. Zij kregen weefstoelen, wol en katoen, om op bescheiden .wijze in hun levens- Het mooie kerkje van het Boheemsche dorp. Tweede eeuwfeest dezer Tsjechische nederzetting De „Soldatenkoning" toonde hart voor de verdreven protestanten (Van onzen Duitschen correspondent) i het Boheemsche dorp onderhoud te voorziien en imaakten daarvan dank baar gebruik. Zoo ontstond het „Boheemsche Dorp", dat ook tnu nog zijn oorspronkelijk landelijk karakter heeft behouden. Wij wandelen langs smalle steegjes en kijken over lage munen in de •welverzorgde tuintjes, waar de thans overwegend Duitsch sprekende Bohemers wonen en de traditie hunner voorouders met voorbeeldige nauwkeurig heid handJiaven. In de „Kirchgasse" ontdekken •wij het kerkje der Hernhutters, waar juist een samenkomst heeft plaats gevonden en in zijn lichte kleunen herinnert het aan de Broederge meente, zooals we die bij ons in Zeist kennen. De Vrouwen dragen ook hier, al naar ze gehuwd of longehuwd zijn, blauwe en roode linten in 't haar en ze houden het „Losuingsbüchleiin" van graaf Kinsendorf onder haar ami, het gezangboek, waar- Voor ook Bismarck en von Hindenibung groote be langstelling getoond hebben. Dat er ook onder deze Tsjechische vluchtelingen Verschil van geloofsovertuiging bestaat, worden "wij pas gewaar op het kleine welvenzorgde kerk hof, den „Gottesacker" op den Hohemzollernplatz, wamt hier hebben de Lutheranen, de Gereformeer- 'den en zij, die zich tot de Broedergemeente van Graaf Zinsendorf gerekend wenschten te zien, ieder een eigen hoek. Op de grafetecnen leest men typisch Tsjechische namen: Kutschera, Skribanek, Koftcoschla, Petranek en men vertelt ons, hoeveel Inspanning het gekost heeft voor de toenmalige inwoners van Berlijn, die geen wooixl Tsjechisch kienden, om vriendschap te sluiten met de nieuwe bewoners, die al evenmin de Duitsche taal mach tig waren! Maar door hun bescheiden optreden en hun grooten ijver overwonnen ze tenslotte het wantrouwen der bevolking en de belangstelling begon zoetjesaam toe te nemen voor het stadsge deelte, dat den spotnaam ,3öhmische Walachei" bad gekregen. „Dit verschil van religie use overtuiging brengt met zich mee, dat er ook nu nog in Neukölln drie evangelische gemeenten van Boheemsche af komst zijn: de Lutihersche gemeente met het sier lijke dorpskerkje aam den Richardplatz, de Gere formeerde gemeente met haar zaal voor kerkelijke samenkomsten in de Richardstrasse en de Broe dergemeente met haar gemeentezaal in de Kirch- g«ase". En om ons duidelijk te maken, dat onder deze religieuze verschilpunten de broederlijke saaanhoorigihekl hoegenaamd niet te lijden heeft, noodigt lie. Nordmann ons uit naar een samen komst der Bioedergomeente, waar we met de mannen en vrouwen aan lange tafels plaats nemen, om met hen van tc onzer' eore aangeboden „Kaffee und Kuchen" te genieten. Wij worden hier begroet door den kerkelijken voorganger en als we hem ons geboorteland verraden, dan straalt hij van vreugde, want Nederland heeft twee eeuwen geleden aan gastvrijheid tegenover de achtervolgde Boheemsche Protestanten voor het toenmalige Koninkrijk Pruisen in geen enkel opzicht ondergedaan! Opzienbare onthullingen Prof. Kirkpatrick van Stanford heeft onlangs merkwaardige onthullingen gedaan.'De geleerde nian betoogt toch, dat een hamer, geworpen in Japan, ruim 12 c.M. verder komt dan eenzelfde hamer geworpen in Finland; hij wijt dit aan üe zwaartekracht. Een kogelslooter te Helsingfors werpt daér misschien 15 M., dooh te Rome allicht 15.025 M. Een speerwerper kan, zoodoende, een winst van 30 oM. behalen! Hoogspringers e. d. vallen onder dezelfde wetten. 345

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 14