DE RIJKSBEGROOTING VOOR 1938 Minister de Wilde becijfert een tekort van f 13,2 millioen WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1937 TWEEDE BLAD PAG 5 In de richting van budgetsaneering kon nog weinig worden verricht Prijsstijging der materialen en hoogere defensie-uitgaven hebben ongunstigen invloed Oobrengst Rijksmiddelen f 50 millioen hooger geraamd De Minister van Financiën, Mr. J. A. de Wilde heeft gister zjjn eerste Staatsbegrooting, vergezeld van de Millioenen-Nota voor het jaar 1938 bij de Staten-Generaal ingediend. Voor den gewonen dienst zijn de uitgaven geraamd op 703.195.931.-— (v.j. 664.109.083.de inkomsten op 689.950.275.(vorig jaar ƒ610.059.022.zoodat een nadeel ig saldo is geraamd van 13.245.656.(v. j. 54.050.061.—). In werkelijkheid zou dit tekort echter stijgen tot 84.720.656.— indien bepaalde nader omschreven maatregelen, getroffen in de crisisjaren, weer werden ingetrokken. Indien de verbetering niet in veel sterkere mate voortschrijdt aldus merkt de Minister op zal een budgetsaneering voorshands niet kun nen worden bereikt. Teneinde het deficit op de begrooting 1938 te dekken, meent de Minister, dat de z.g.n. „perspectiefbesparingen" nog niet geheel ontbeerd kunnen worden. Na ernstige overweging heeft de Minister besloten de 24,5 millioen perspectiefbesparingen, welke in 1937 niet geëffectuëerd werden, als dekkingsmiddel tot het bedrag van het tekort ad 13.245.656 aan te merken. Minister de Wilde deelt voorts mede, dat de Regeering het voor nemen heeft in te trekken het wetsontwerp Herberekening der pensioenen van burgerlijke en militaire ambtenaren. Het wetsontwerp strekkende tot tijdelijke verhooging van sommige Nederlandsche invoerrechten wordt in beraad gehouden. Met voldoening wordt opgemerkt dat de nieuwe begrooting met meer in het teeken staat van de aanhoudende strijd tegen dalende inkomsten ëenerzijds en stijgende behoeften anderzijds. De kapitaaldienst wijst voor 1938 een totaal in uitgaven aan van 179.913.926.en in ontvangsten van 24.239.950.zoodat het na- 155.673.976.—. en tantièmebelasting. Het nader berekend tekort 1937 is dus 33.250 061. Bij de opstel ling van het dekkingsplan voor dat tekort is gerekend op ƒ27.800.000 zgn. perspectief besparingen. Zouden deze besparingen voj- ledig effectief zijn, dan zou derhalve het tekort 5.450.061 bedragen. Het lag in het voornemen dit laatste bedrag te dekken door vermindering van uitgaven (o.a. her berekening pensioenen, tijdelijke verhooging sommige invoerrechten). Het overleg hier over is echter nog gaande 'Aan de door den Minister van Financiën ingediende Millioenen-Nota omtleenen wij het volgende: Gewone dienst 1936 Aanvankelijk was de begrooting 1936, wat 'de gewone dienst betreft, vastgesteld als volgt: Uitgaven ƒ707.272.684; Inkomsten 598.818 638; Nadeeligsaldo 108.454.0i6 Thans blijkt, dat, volgens de voorloopige gegevens, de uitgaven hebben bedragen ƒ654.784.650 en de middelen hebben opgele verd 618.081.728. Het nadeelig saldo bedraagt dus 36.702.922. Gewone dienst 1937 De begrooting 1937 is, wat de gewone 'dienst betreft, vastgesteld ails volgt: .Uitgaven 664.109.083 Inkomsten 610.059.022 Nadeelig saldo 54.050.061 Hiervan kan worden afgetrokken een be- 'drpg van ƒ9 milliioen als uitgave wegens distributie, van levensmiddelen aan ge steunde werkloozen, (een gelijk bedrag aan ontvangsten staat hier nl. tegenover) en /ll.SOO.OOO zijnde die opbrengst van de 20 opcenten op de successierechten, zegelrech ten-, registratierechten en op de dividendr, Gewone dienst 1938 De Gewone Dienst 1938 wijst aan: Nadeelig saldo 13.2-45.65f 1. Nader berekend tekort 1937 33.250.061 2. Hoogere raming der uitgaven 1938, in vergelijking met 1937 (zie hierboven) „39.086.848 ƒ72.336.909 5. Hoogere raming der middelen 1938, in vergelijking met 1937 59.091.253 Geraamd tekort 1938 13.245.656 'Alvorens wederom 'naar Het Loo te vertr ekken. heeft H. M. de Koningin in den namiddag een rijtoer door de Residentie g emaakt. Overzicht tijdens deze rijtoer ohet Hgojdeijidei De Minister van Financiën wijst er na drukkelijk op, dat dit resultaat is bereikt door handhaving van de verschillende maat regelen, diie in den loop der laatste jaren zijn genomen ter vermindering van het te kort op de begrooting, doch waarmede geen reêele verbetering van den finaracieelen toestand is verkregen. Deze maatregelen vonden uitsluitend in den exceptioneeien financieelen toestand hun oorzaak. Het is zeer te betreuren, dat zi] niet temin bij de opstelling van de Rijks- begrooting voor het tweede Jaar van het economisch herstel vrijwel integraal gehandhaafd moeten blijven. Voor het juiste inzicht in den werkelijken toe stand van het Rijksbudget is kennis van de flnancieele beteekenis dezer maatregelen dan ook onontbeerlijk. Werkelijk tekort f 84.720.656 Hieronder volgen de maatregelen en de bediagen, waarmede, indien zij werden in- getrokkicn, het tekort op den gewonen dienst 1938 zou worden vergroot" 1. Stopzetting uitkeeriinig annu- iteiit Spoorwegpensioenfonds 9.000.000 2. Ontlasting gew. dienst werk loosheidssubsi iiefonds door voorschotten ten laste van de kapitaaldienst te verstrekken 8.550.000 3. Overbrenging uitgaven gew. dienst Yerkeersfonds naar kapitaaldienst 8.000.000 4. Idem uitgaven gew. dienst Dep. v. Soc. Zaken naar den kapitaaldienst (kosten werk verschaffing) 1.825.000 5. Overbrenging naar de ontvang sten van den gewonen dienst van de rente der beleggingen van het Ned. Muntfonds2,880 000 6. Gedeeltelijk achterwege laten vara de stortingen in de sociale verzekeringsfondsen „31.000 000 7. Stopzetting vaa de bijzondere reserveering bij de Staats bedrijven 7.720.000 8. Stopzetting reservevorming woningbouw voorschotten 2.500.000 71.475.000 Wat de punten 1, 2 en 6 betreft (samen 48.550.000), de opneming daarvan in d-en gewopen dienst is volstiekt onvermijdelijk te acht- T.a.v. de resteerende purnten zal de Regeering nauwkeurig nagaan in hoe verre opneming in den gewonen dienst als onbetwistbaar moet worden aangenomen Voorshands meent de Regeering echter te moeten vasthouden aan het bedrag van 71.475.000. Het werkelijk tekort i dus te stellen op 8 4.7 2 0.6 5 6. Naar een reëel sluitend budget Het behoeft onder deze omstandigheden waarlijk geen betoog aldus merkt de Mi nister van Financiën op. dat het noodzake lijk is met allen ernst te streven naar een reëel sluitend budget Alleen op die grondslag kan op den duur de Staats taak naar behooren worden vervuld. De Minister maakt met voldoening gewag van de ingetreden oonjunctuurverbeterirag als gevolg waarvan de middelen ruimer vloeien. Hieronder zal evenwel raag blijken, dat ten gevolge van verschillende om standigheden, waarvan wegens haar beslissenden invloed op het begrootings beeld afzonderlijk moeten warden ge noemd de prijsstijging der materialen, de hoogere uitgaven voor de defensie en h^t natuurlijk accres, in de richting van de budgetsaneering nog weinig kon worden verricht. De raming der Middelen De raming der middelen voor 1937 bedraagt ƒ630.859.022. Die voor 1938 be draagt ƒ689.950.275 of ƒ59.091.253 méér. Gespecificeerd luiden deze bedragen als volgt: 1938 1937 Grondbel10.600.000 10.300.000 Inkomstenbel. 75.000.000 72.000.000 Vermogensbel. Mi 20.000.000 18.000.000 Verdedigingsbel. 9.000.000 8.000.000 ~el. van de doode hand 1.800.000 2.000.000 Div.- en Tant.-bel. 21.000.000 13.800.000 Invoerrechten 98.000.000 91.250.000 Statistickrecht 2.500 000 1.600.000 Accijns op zout 2.000 000 2.000.000 Acc. op geslacht 7.200.000 6.000.000 Accijns op wijn... 2.200.000 1.800.000 Acc. op gedistill. 28.000.000 27.500.000 Accijns op bier 7.000,000 7.000.000 Acc. op suiker 55.000.000 53.000.000 Accijns op tabak 35.000.000 32.500.000 Bel. op gouden en zilveren werken 575.000 475.000 Omzetbelasting 75.000.000 62.500.000 Couponbelasting 6.000.000 5.500.000 Zegelrechten 26.000.000 16.400 000 Registr.-rechten 17.000 000 11 100.000 Successierechten 46.000.000 40.SOO.OOO Tot. belastingen ƒ544.875.000 ƒ483.525.000 Overige gewone middelen „145.075.275 „147.334.022 Totaal ƒ689.950.275 630.859.022 Wat de kohierbelastingen betreft is reke ning gehouden met verwachtingen aangaan de een verbetering in de opbrengst. Voor de niet kohierbelastingen zijn grootendoels als raming voor 193S aangenomen de bedra gen, welke in 1937 als jaaropbrengst kunnen worden verwacht. Men zou uit bovenstaande gegevens de conclusie kunnen trekken, dat volgens ra ming aan de begrooting 1938 een bedrag van f 59.1 millioen meer aan middelen zal toevallen dan aan de begrooting voor 1937 Dit is niet geheel juist. Het werkelijke be drag is te stellen op f50.1 millioen, doordat voor enkele middelen naast hoogere ont vangsten. ook meerdere uitgaven staan. Hoogere uitgaven Zooals hierboven reeds is medegedeeld, zijn de uitgaven in de begrooting 1938 rond f 39.1 millioen hooger geraamd dan in de begrooting 1937. Voor wijzigingen van administratieve be teekenis is nl. uitgetrokken f9 millioen (zie hierboven) voor meer reëele uitgaven (waar op hieronder nader wondt teruggekomen) f34.4 millioen, voor steun aan noodlijdende gemeenten f3.05 millioen en voor storting in het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds f2.50 millioen. Totaal f48.9 millioen. Hiervan kan f 9.8 mill, worden afgetrokken, f6.5 millioen voortvloeiend uit de wijziging van de ver- deeling van kosten van de zeemacht tus- schen Nederland en Ned.-Indië (hierover wordt nog met Indië onderhandeld) en f 3.3 millioen perspectiefbesparifigen. Resteert f 39.1 millioen. Het hierboven vermelde bedrag van f34 4 millioen stelt voor het netto-resultaat van een reeks verhoogingen en verlagingen van uitgaven. Zooals reeds werd opgemerkt, hebben de uitgaven slechts in beperkte mate den gun- stigen invloed van de conjunctuurverbete- rinz ondergaan. Het bedrag, uitgetrokken wegens subsidie aan de werkloozenkassen, kon met handhaving van de normen voor uitkeering en genoegzame reservevorming, vooral als gevolg van teruggang van de werkloosheid, met f 1.650.000 verlaagd den. en de scheepvaart- en cambricsteun met f5.350.000. Het aanzienlijke bedrag, dat op het Rijksbudget drukt voor steun aan werkloozen, kon evenwel niet worden ver minderd. Stijging der materiaalprijzen Het totaalbedrag der uitgaven is on danks de genoemde verlagingen in be- teekenende mate omhoog gedreven als gevolg van de stijging der materiaal- prijzen. Overigens moest in deze begroo ting rekening worden gebonden met de meerdere uitgaven, welke op de Defen- siebegrooting moesten worden geraamd. Deze meerdere uitgaven beloopen pl.m. f 25.5 millioen. Daar in deze verhooging mede zijn begre pen alle kosten van aanbouw van nieuw materieel voor de Staatsmarine, waartegen over Hoofdstuk XII een verlichting onder gaat, kan de nieuwe last uit hoofde van de aanspraken, welke de defensie, in vergelij king met de begrooting van 1937, stelt, op pl.m. f 18.2 millioen worden aangenomen. Bij de beoordeeling van dit bedrag mag niet uit het oog worden verloren, dat dit, hoéwei het in zijn geheel voor den gewonen dienst een hoogere uitgaaf is, ook betrek king heeft op uitgaven, welke eveneens, doch niet ten laste van den gewonen dienst in 1937 zijn gedaan. Het eindcijfer der begroo ting voor 1937 kon immers belangrijk lager worden gesteld in verband met de omstandig heid, dat in 1937 nog een gedeelte der kosten verbonden aan de verbetering en aanvulling van het bestaande materieel der weermacht t,en laste van het Defensiefonds kon worden gebracht. Hiermece zijn de voornaamste factoren, welke tot de reëele verhooging van uitgaven met f 34.4 millioen hebben geleid, in het licht gesteld. De verbetering van het budget Wanneer men nu dit bedrag vergelijkt met de reëele verhooging der middelen (f 50.1 millioen), dan komt men tot de conclusie, dat een bedrag van niet meer dan f 15.7 millioen voor de verbetering van het budget kan worden aangewend. De Minister betreurt het zeer, dat voornamelijk als gevolg van de reeds genoemde omstandigheden geen voor het budget meer bevredigend resultaat kan worden bereikt. Vergelijking van dit be drag met het bedrag van het ook na de verbetering nog resteerende reëele tekort ad ca. f 84.7 millioen toont wel zonne klaar aan, dat, indien de verbetering niet in veel sterkere mate voortschrijdt en vooral indien de als gevolg daarvan beschikbaar komende middelen niet vol ledig voor een primair belang als de budgetsaneering beschikbaar worden ge houden, deze voorshands niet kan wor den bereikt. Rekent men de f 6.5 millioen, voortvloeiend uit de wijziging van de verdeeling van kosten van &e zeemacht tusschen Nederland en Ned. Indië bij de gemelde f 15.7 millioen, dan is de totale bate, die aan de begrooting 1938 toevalt bij vergelijk met de begrooting 1937 f 22.2 millioen. Dit bedrag zal moeten djenen om de niet geëffectueerde dekkingsmiddelen van het dekkingsplan, hetwelk voor 1937 werd aan vaard, to vervangen, zooaat het tot het leed wezen van den Minister in het algemeen niet beschikbaar is om terug te komen op de buitengewone maatregelen, die in vorige jaren werden genomen ter ontlasting van de begrooting en waarvan in de Millioenen- nota, welke ter geleide van de begrooting voor werd ingediend, werd geconstateerd, dat al deze maatregelen, welke hun recht vaardiging uitsluitend hebben kunnen vin den in oen slechten financieelen toestand der laatste jaren, de reservekrachten, die een goede Staatsbegrooting behoort te be zitten, langzamerhand hebben uitgeput en dat het herstel daarvan een der eerste zaken is, die behooren te geschieden, zoodra ^de mogelijkheid daarvoor zal worden Rijkssteun aan noodlijdende gemeenten Met betrekking tot één maatregel, tot de hipibedoelde groep behoorende, moet de Mi nister intusschen reeds voor 1938 een uit zondering maken. Voor den Rijkssteun aan de noodlijdende gemeenten werd voor 1937 een bedrag ge raamd, dat beduidend lager was dan het totaal van de door deze groep van gemeen ten benoooigde middelen. Ten gevolge hier van zal de schuld van deze gemeenten wor den verhoogd met het bedrag, dat zij voor het sluitend maken van den gewonen dienst barer begrootingen meer behoeven dan het Rijk kan verstrekken. Naar het oordeel van den Minister kan deze maatregel wegens de groote moeilijkheden, daaraan voor de be trokken gemeenten verbonden, niet geconti- nucera worden. Bereids is in de ontwerp- begrooting voor steun aan noodlijdende ge nieenten het bedrag uitgetrokken, dat in verband met. de behoeften van de gemeen ten noodig wordt geoordeeld. Dit bedrag is f 3.05 millioen hooger dan het voor 1937 ge voteerde bedrag. Volledigheidshalve merkt de Minister in dit verband nog op, dat ingevolge de wet tot verlaging van de openbare uitgaven, de helft van het bedrag, dat de omzetbelasting meer opbrengt dan f 70 millioen ten bate van het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds behoort te worden gebracht. Op deze begroo- ting is een opbrengst van f 75 millioen ge raamd. zoodat f 2.5 millioen aan voormeld fonds ten goede komt. Dit bedrag strekt dus in mindering van het bedrag der als nood maatregel tijdelijk achterwege gelaten stor ting in bedoeld Fonds Voor beide maatregelen te zamen is der halve een bedrag van rond f 5.5 millioen noodig. Het werkloosheidssubsidiefonds Voordat de Minister overgaat tot bespre king van de maatregelen ter voorziening in het tekort, maakt hij eerst enkele opmer kingen over de hegrooting van het werk loosheidssubsidiefonds. De begrooting 1937 van dit fonds liet een tekort zien van f 7.7 millioen, waarvoor geen dekkingsmiddelen aanwezig waren. Thans kan een begrooting worden aangeboden, welke gunstiger is. Bij de handhaving van den maatregel, dat de helft van het totaal aan bijzondere bijdra gen. waaraan de gemeenten behoefte hebben, weder in den vorm van voorschotten ten laste van den kapitaaldienst van de Fonds- begrooting zullen worden verleend, zullen de uitgaven, het begrootingsjaar zelf betref fende. door de gewone inkomsten kunnen worden gedekt. De begrooting voor 1938 ver toont derhalve een beeld, dat f 7.7 millioen gunstiger is. dan dat van 1937. al moet hier aan onmiddellijk worden toegevoegd, dat vnor het nadeelig saldo van een afgesloten dienstjaar, hetwelk in 193S voor het eerst od de begrooting moet worden gebracht, daarop nog geen ruimte aanwezig is. Met het oog op het groote tekort, dat het Rijksbudget voor 1938 nog vertoont, zou de vraag ernstige beschouwing verdienen, of de vermindering van de werkloosheid niet voor een gedeelte aan het Rijk ten goede moet komen door verlaging van de op het Rijks- budget al te zwaar drukkende bijdrage aan het Fonds van f 53 millioen. Dat geen voorstel tot verlaging van dezen last wordt gedaan, vindt zijn mo tiveering in de ook thans nog precaire positie van het Fonds. Nu de curve der werkloosheid zich naar omlaag buigt, verwacht de Regeering, dat de positie van het Fonds verstevigd zal worden, in dien de inkomsten van het Fonds voors hands gehandhaafd blijven. Indien bij het voortschrijden van de ver mindering der werkloosheid aan de uitgaa'f- zijde van de Fondsbegrooting eenige ruimte ontstaat, zal, naar de meening der Regee ring, deze allereerst benut moeten worden om terug te komen op den maatregel, welke vorig jaar werd genomen, strekkende om deel der bijzondere bijdragen uit het Fonds aan de gemeenten door voorschotten te vervangen. Eerst wanneer de besparing op de uitga ven, welke op de onderhavige begrooting zijn geraamd, grooter is dan noodig om op bedoelden maatregel terug te komen, zal dit meerdere worden aangewend voor de dek king van het nadeelig saldo van den dienst 1935 ad ca. f 14.7 millioen, hetwelk ingevolge de wettelijke voorschriften op deze begroo ting is .overgebracht. Ten slotte wordt nog opgemerkt, dat door den Minister, in samenwerking met zijn ambtgienooten van Binnenlandsche Zakeft en van Sociale Zaken, het oordeel vai commissie, als bedoeld in art. 9bis van de .vet van 11 Sept. 1936, is gevraagd over de wenschelijbhedd van wijziging vam den al- gemeenen maatregel van bestuur, welke de verleenine van de bijdragen uit het Fonds aan de gemeenten nader regelt; de bedoe ling zat daarbij voor, de vraag in overwe ging te nemen, of de wijziging im het ver loop dier werkloosheidscurve verandering. van de regelen, betreffende de verleening van bijdragen aan de gemeenten, wenschs- lijk maakt. In het bijzonder i6 hierbij voorts gedacht aan de wenschelijkheid van ophef fing van het bezwaar, dat vele gemeenten als gevolg van het systeem van berekening der bijdragen weinig financieel belang heb ben bij de stijging of daling van het totaal bedrag der uitgaven voor werkloosheids voorziening. Hoe het tekort gedekt wordt Ten aanzien van deze kwestie merkt de Minister op, dat in 1937 geen effect heeft gehad de besparing te verwachten vara de herberekening der pensioenen en de tijdelijk ke verhooging van sommige invoerrechten. Van deze dekkingsmid-delen werd 5.4 mil lioen verwacht Over beide wetsontwerpen is intusschen het overleg tusschen Staten- Generaal en Regeering nog gaande. Waar de Regeering het voornemen heeft eerstgenoemd wetsontwerp in te trekken en het laatstgenoemd wetsont werp nog in beraad heeft gehouden, meent de Minister met geen van beide maatregelen bij de opstelling van het dekkingsplan voor 1938 rekening te moeten houden. Wat i>u ben slotte de z.g. perspectiefbe sparingen aangaat, welke tot een bedrag van 27.8 millioen tegenover het tekort op de begrooting van 1937 waren gesteld, wordt in de eerste plaats opgemerkt, dat voor 1938 met een aeel van dit bedrag, namelijk 3.3 millioen, als besparing, welke in dat jaar geëffectueerd zal worden, is rekening ge houden. Er resteert dan nog ƒ24.5 millioen aan perspectiefbesparingen. Naar het oordeel van den Minister behoo ren alleen de besparingen, welke in het 'ue- grootingsjaar werkelijk'effect zullen hebben, bij de opstelling van een dekkingsplan in aanmerking te worden genoimen. Zoo spoe dig mogelijk zal naar zijin oordeel dan ook teruggekeerd moetien worden tot de z. i. al leen juiste methode om de perspectiefbespa- riingen eerst in het dekkingsplan te ver werken van het jaar, waarin zij vvordlen ge- effecbueerd. Voor het jaar 1938 kunnen evenwel de perspectiefbesparingen bij de opstelling van het dekkingsplao nog niet geheel ontbeerd worden. Na ernstige overwe ging kan de Minister aanleiding vin den de niet geëffectueerde ƒ24.5 mil lioen tot het bedrag van he«t tekort ad ƒ13.245.656 als dekkingsmid-del aan te merken. Het begrootingsbeeld geteekend Wanneer nu de thans sangeboden bö- grooting nog eens naast de begrooting van het jaar 1937 wordt gelegd, zal geconsta teerd kunnen worden, dat beide in feite een zeer groot tekort vertoonen en wel tot het bedrag, waarmede de begrooting als gevolg van de bovenbesproken buitengewone maat regelen is ontlast. Hierbij moet dan volle digheidshalve opgemerkt worden, dat op één maatregel, nl. die betreffende den steun aan de noodlijdende gemeenten, in de be grooting 1938 teruggekomen is en dat van de geraamde opbrengst der omzetbelasting ad ƒ75 millioen een bedrag van ƒ2.5 mil lioen voor het Invaliditeits- en Ouderdoms fonds is gereserveerd- Bij de vergelijking kam dan nog ten gun ste van de begrootipg 1938 worden opgeC merkt: le. dat deze begrooting niet meer in het teeken staat van den aanhoudenden strijd tegen dalende inkomsten eenerzijds en stij gende behoeften, onmiddellijk verband hou-» diende met de ernstige tijdsomstandigheden anderzijds; 2e. dat de dekkingsmiddelen, welke in het dekkingsplan van 1938 zijn gebracht, in meerdere mate de verwachting wettigen, dat zij ook inderdaad gerealiseerd zullen worden. Immers is in de plaats van de nog niet geëffectueerde 24.5 millioen aan perspectiefbesparingen en ƒ5.4 millioeïï aan overige dekkingsmiddelen, hiervoren genoemd, voor 1938 gekomen een reëele verbc srirag van het budget tot een bedrag van circa 16.7 millioen en een bedrag van niet meer dan circa 13.2 millioen aan perspectief besparingen. Geen marine-manoeuvres Naar het H.bL verneemt van den chef van de Marinestaf te Willemsoord, zullen dit jaar geen marinemanoeuvres gehouden wor den. Een en ander in verband met de groo te activiteit door de vloot bij het beharti gen van onze belangen in het buitenland. Gisteravond werd door de Oranje-Garde gedefileerd voor 'den minister-president Dr. H. Colijn. De heer en mevrouw Co lijn slaan voor hun woning aan de Stad houderslaan het défilé gade.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5