Een lange weg ligt voor ons! Onze weermacht wordt versterkt VRIJE UNIVERSITEIT De Pers over de Troonrede WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1937 VIERDE BLAD PAG. 11 „Geen reden voor budgetair optimisme", aldus Minister de Wilde Belangrijke uitgaven, hoe nuttig en gewenscht ook, blijven voorshands achterwege Geen belastingverlaging De vorige Minister van Financiën, M r. P. 3. Oud, gaf gewoonlijk in de Millioenen- Nota enkele algemeene beschouwingen ten beste over den toestand van 's Rijks Finan ciën en de vooruitzichten voor de naaste toekomst. Minister De Wilde zet deze goede tra- 'dltie voort. We ontleenen aan zijn beschou wingen het volgende: Gebleken is wel. dat nog een lange weg zal moeten worden afgelegd voor en aleer het reëel sluitende budget is bereikt. In welke ernstige mate de saneering van het budget wordt vertraagd blijkt uit de noodzakelijkheid, meerdere gelden voor liet defensie-apparaat uit te geven. Met het bedrag, dat voor dit doel thans op de begrooting voor 1938 is geraamd, is het voor de defensie in dezen tijd benoodigde bedrag nog geenszins bereikt. Daarbij is nog geen rekening gehouden met dc eischen. welke bij doorvoering van de plan nen tot uitbreiding van het contingent en .verlenging van den eersten oefeningstijd en de daarmede en met het in gebruik stellen van nieuw materieel samenhangende maatregelen aan het budget zullen worden gesteld. Deze eischen zijn van zoodanigen omvang, dat het financieel niet verant woord is te achten die uitgaven te doen. zonder tevens maatregelen te beramen voor haar gedeeltelijke dekking uit nieu we middelen. Deze dekking zal te zijner tijd op zich zelf worden bezien. Doch op wel- ke wijze ook daarin zal worden voor zien, steeds zal de positie van de be- grooting ln ernstige mate den nadee- ligen invloed van de hoogere uitgaven ondervinden en aldus zullen de obsta kels. welke zich op den weg naar da saneering bevinden, weder worden ver meerderd. De Minister meent, dat het overbodig is 'de gevaren te schetsen, waaraan bij het doen voortduren van den huidigen onge zonden toestand van het budget de finan cieele positie van het Rijk blootstaat. Hij betreurt het in hooge mate, dat ten gevolge van dezen toestand er voorloopig niet aan gedacht kan worden de belastingen, die zwaar op het Nederlandsche volk druk ken, te verlagen. Hoe wenschelijk zulk een verlaging ook moge zijn, toch zou men zich schuldig maken aan een roekelooze politiek, indien men daartoe overging, zonder dat de begrooting van inkomsten en uitgaven in het juiste evenwicht is ge bracht. Wel is er aanleiding te overwegen en kele indirecte belastingen te verlagen, die uit fiscaal oogpunt beschouwd, te hoog zijn opgevoerd. Met name wordt hier gedaent aan enkele accijnzen. Maar ook tot zulk een verlaging zal alleen het initiatief ge- pomen mogen worden, als met groote .waarschijnlijkheid verwacht mag worden, dat de verlaging geen aanmerkelijke ver mindering in de opbrengst zal ten gevolge hebben. 'Conversie van Staatsschuld Een tweetal vragen, welke hier min of hieer voor de hand liggen, mogen thans nog worden behandeld. In de eerste plaats zal wellicht de vraag worden gesteld of eventueel door conversie van Staatsschuld budgetaire perspectieven voor de naaste toekomst zouden kunnen worden geopend. Hoewel de mogelijkheid van conversie ten gevolge van de op de kapitaalmarkt inge treden belangrijke daling van het rente niveau geenszins denkbeeldig is te achten, geeft de minister, met het beeld voor .oogen van den nog niet-geschoten beer en diens reeds vooraf verkochte huid, er de voorkeur aan deze vraag voor het oogen- blik onbesproken te laten. Niettemin worde er reeds thans op gewezen, dat de even tueel uit conversie voortspruitende verlich ting van den rentelast, bij hervatting van hormale aflossingen, waarnaar immer dient gestreefd te worden, althans gedurende de eerstvolgende jaren, voor een belangrijk gedeelte zal worden gecompenseerd door hoogere schuldaflossing; die uit deze con versie zal voortvloeien. In de tweede plaats ligt de vraag voor 'de hand, of de reeds in het jaar 1936 inge treden verbetering van den economischen toestand hier te lande, welke vooral in de laatste maanden tot uiting kwam in een piet onaanzienlijke stijging der middelen, 'liet budgetaire toekomstbeeld biet gunstig beinvloedt. Inderdaad Is ten gevolge van het ingetreden conjunctuurher- Btel de budgetaire positie verbeterd en is tian ook de raming der middelen in de ontwerpbegrooting réëel met een bedrag van niet minder dan f50,1 millioen ver hoogd. Niettemin is voor optimisme in dit opzicht geen plaats en wel, omdat de uit gavenkant van het budget zelfs afge zien van den invloed van de verhooging der defensie-uitgaven nog slechts zeer Sveinig van de conjunctuurverbetering heeft geprofiteerd. Integendeel, op menig begroo- tingsonderdeel moest de raming der uit gaven ten gevolge van de reeds genoemde factoren niet onaanzienlijk worden ver hoogd. Voeg daarbij de omstandigheid, dat on- üanks eonjunctuurherstel nog steeds een aanzienlijk deel der valide Nederlandsche arbeidskrachten werkloos blijft, zoodat uit !dien hoofde op het budget zoowel van Rijk als van gemeenten een aanzienlijke druk blijft bestaan, terwijl ook in de toekomst 't normaal accres der uitgaven tengevolge van den bevolkingsaanwas (te schatten op =t: f 10 mill, 's jaarsl), hetwelk op den duur niet volledig door bezuiniging op andere uitgaven zal kunnen worden opgevangen, wederom zijn invloed zal doen gelden, dan ligt de conclusie voor de hand. dat' voor budgetair optimisme voorloopig niet de min ste reden bestaat. Een waarschuwing Ook daarom meent de Minister tegen een te groot optimisme, gebaseerd op de verbe terde conjunctuur hier te lande, te moeten waarschuwen, omdat in het verleden zeer duidelijk is gebleken, dat deze conjunctuur in zekeren zin parallel loopt met de ontwik keling van de wereldconjunctuur. M.a.w. tusschen het verloop der middelen hier te lande en 't verloop der wereldconjunctuur bestaat verband. Daar er geen zekerheid bestaat, dat de ontwikkeling der wereldconjunctuur voor de naaste toekomst tn stijgende lijn door zal gaan, schijnt ten aanzien van het toekomstig verloop van 's Rijks middelen een voorzichtig beleid op zijn plaats. Voor zoover de Regeoring het in haar macht heeft, door middel van beïnvloeding der kosten van levensonderhoud mede te werken tot behoud van werkgelegenheid, zullen de noodige voorzieningen, ook al mogen deze budgetaire offers (mits binnen redelijke grenzen blijvend) vorderen, worden getroffen. Ook ten aanzien van een stimu leering der uitbreiding van werkgelegen heid, mits deze op zoodanige wijze plaats vindt, dat zij niet leidt tot werkver- s c h u iv i n g, geldt, dat hiervoor, ondanks den weinig gunstigen budgetairen toestand, middelen beschikbaar moeten zijn. Deze be langen toch vallen naar bet oordeel der Re geering binnen hetzelfde kader als het defensiebelang. Overigens worde in dit ver band niet uit het oog verloren, dat herstel der door de crisis aangetaste financieele fundamenten voor de volksgemeenschap van gelijke orde is als de behartiging der even- genoemde andere belangen. De financieele koers Resumeerendo luidt de conclusie, bij de vaststelling van den financieelen koers, dien de Regeering in de naaste toekomst meent te moeten sturen, dat voor do volvoering van de taak, die zij zich heeft gesteld met betrekking tot het behoud van de volks kracht, budgetaire saneering onvermijdelijk is. Uiteraard zullen hierbij de eventueel rui mer vloeiende middelen in principe aller eerst beschikbaar moeten blijven voor de verbetering van het budget en zal uitzet ting der uitgaven dan ook slechts daar mogen plaats hebben, waar zij, gelijk bij de uitgaven voor de defensie en eenige econo- misch-sociale maatregelen, als een onvermij delijke noodzakelijkheid is te beschouwen. Uitzetting van de uit/gaven voor een bepaald doel in zoo belangrijke mate als thans voor dc defensie is voorgenomen, moet, zelfs in normale omstandigheden, noodzakelijk lei den tot benerking van de uitgaven voor de andere onderdeelen van Regeeringszorg. In de huidige omgtpndigheden echter is dezo beperking dubbel geboden. Het zal das duidelijk zijn, dat voors hands ook de mogelijkheid ontbreekt tot het doen van allerlei belangrijke uitga ven, die op zichzelf gewenscht of nuttig zouden zijn, zooals: verhooging van sa larissen en loonen, verlaging van de leer- llngcnschaal bij het lager onderwijs, uit breiding van de gelegenheid tot op neming in de ouderdomsverzekerlng en meer andere. De Regeering heeft vertrouwen, dat, Indien het verloop van de middelen zich in gun stige richting blijft ontwikkelen en ook do crisisuitgaven, welke op de Rijksbegrooting drukken, als gevolg van een voortgaande gunstige ontwikkeling van den economi schen toestand kunnen worden verlaagd, bij een beleid, als de Regeering heeft aangege ven, het reëel sluitende budget zal worden bereikt. Minister van Dijk zet zijn defensieplannen uiteen Tot 1941 f 157'!2 millioen Vlootplan 1930 als basis voor de sterkte van onze Marine Bouic van een nieuwe kruiser Bij de Staten-Generaal is thans inge diend de defensiebegrooting 1938. Deze bevat tal van voorstellen tot verster king van onze weermacht en wordt aan geboden met een eindcijfer, dat f 25.513.240.— hooger is dan dat van het dienstjaar 1937. Wat de sterkte van onze staatsmarine betreft heeft Mi nister J. J. C. v a n D ij k als basis aan genomen het vlootplan 1930. Een zorg vuldige becijfering heeft uitgewezen, dat in de Jaren 1938 tot eu met 1941 be- noodigd zal zijn f 157.500.000.—waar van 120.500.000 voor de zeemacht. In de toelichting op de begrooting deelt de Minister van Defensie mede van oordeel te zijn, dat de staatsmarine een sterkte zal moeten hebben van 3 kruisers, 2 flot tieljeleiders, 12 torpedobootjagers, 18 onder zeebooten meer in het bijzonder voor Indic bestemd, benevens eenige voor den dienst in Nederland bestemde onderzeebooten, 3 flottieljevaartuigen, waarvan 1 voor West- Indië, 1 artillerie-instructieschip, 6 bewa- kingsvaartulgen voor den dienst hier te lande, 8 mijnenleggers, ten minste 12 mij nenvegers, eenige torpedomotorbooten be nevens de noodige opnemings-, politie- en hulpvaartulgen, terwijl een aantal van 72 groote zeevliegtuigen, naast de noodige klei nere toestellen voor opleiding en insche ping, de noodzakelijke aanvulling in de lucht dienen te vormen van de genoemde varende strijdkrachten. De Minister meent, dat het kruiservraag- stuk als afgedaan kan worden beschouwd. Dit wapen wordt niet opgegeven. Geen en kele buitenlandsche mogendheid denkt daar trouwens aan. De Indische onderzeebootsterkte wordt onaangetast gelaten. Een zeker aantal (hoogstens 6) zal voor Nederland in de sterkte worden opgenomen. Dit is een zaak voor de meer verwijderde toekomst, aangezien voorloopig nog over een voldoend aantal O booten kan worden beschikt. Jaarlijks 17!/2 millioen noodlg Het totaal, dat gemiddeld per jaar aan aanbouw moet worden besteed, om de be oogde sterkte op peil te houden, blijkt on geveer ny2 millioen te beloopen. Door ge middeld per jaar deze som voor aanbouw te besteden is een regelmatige vervanging van het materieel dat veroudert, te ver krijgen. Ten laste van den kapltaaldienst zijn de nog ontbrekende tweede flottieljeleider en drie bewakingsvaartuigen gebracht. Gebruik makende van de gelden, welke, op grond van het defensiefonds te harer be schikking zijn gesteld heeft de regeering met bekwamen spoed de aanschaffing van een deel van het in de allereerste plaats onontbeerlijke materieel ter hand genomen. Daartoe is overgegaan tot den aankoop van een aantal batterijen modern lucht doelgeschut, van een zij het beperkt aantal moderne lnfanterlekanonneh, van enkele batterijen moderne artillerie, van een aantal zoeklichten en van een hoeveel heid gasbeschermingsrnaterieel, zoomede van een aantal vliegtuigen. Voorts werd overgegaan tot het Inrichten van kleine versterkingen (kazematten) bij de overgangen der groote rivieren en op enkele andere voor de verdediging van ons land van bijzonder belang zijnde punten. Hiermede is ae versterking van on. weermacht nog allerminst voltooid, gelijk uit het volgende blijkt: Nog meer ls noodlg 1. Het aantal aangekochte infanterievuur- monden is bij lange niet toereikend om de verdediging tegen vecht wagens naar hehooren te verzekeren. 2. Verder ontbreekt aan het luc hl- wapen zeer veel. De aanschaffingen, welke ten laste van het defensiefonds heb ben plaats gevonden, zijn, hoewel belang rijk, te eenen male onvoldoende om dc kracht van het luchtwapen tot het ge- wenschte peil op te voeren. 3. Ook de overige middelen ter verdedi ging tegen aanvallen uit de lucht., n.l. de luchtdoel artillerie en de zoek lichten, behoeven verdere versterking, wil een doelmatige verdediging gewaar borgd zijn. 4. Voorts is een veraer gaande verster king van de lichte troepen, vooral met gemotoriseerde en gemechaniseerde strijdkrachten, zoomede een uitbreiding van het aantal pioniereenheden, een dringende eisch. 5. Ten slotte is het niet mogelijk gebleken de versterking van 't a r ti 11 e rl s ti s c h vermogen uit de door de instelling van genoemd fonds beschikbaar gekomen gelden te verwezenlijken. Een nieuwe kruiser Het ligt in de bedoeling drie bowakings- vaartuigen te doen bouwen voor de verde diging van onze mijnenvelden. Deze schepen zullen in tijden van neutraliteitshandha- ving geschikt zijn voor patrouillevaartuig. Een zorgvuldige becijfering heeft uitge wezen, dat, ten einde op bescheiden wijze in d" hooser aangegeven behoeften van de weermacht te voorzien, in de jaren 1938 tot on met 1941 benoodigd zal zijn rond f 157.500 000. waarvan f20.500.000 voor d? zeemacht. Voor 1938 wordt op den kapitaaldienat f40 940.000 aangevraagd. Een termijn van 5 millioen wordt op den aewonen dienst gebracht als eerste termijn voor den bouw van een kruiser ter vervanging van H. Ms „Sumatra". De nieuwe kruiser zal uit den aard in verband met den vooruitgang in de uitwer king van nieuwe wapens, voorzien worden van eenige meerdere pantserbescherming dan op de vroeger gebouwde kruisers be hoefde te worden aangebracht. De bewape ning van 8 kanonnen van 15 cm zal ln dub beltorens worden opgesteld en het schip zal een anti-luchtbewapening van 6 dubbelmt- trailleurs van 40 mm in twee groepen met afzonderlijke vuurleiding krijgen. Geschutreserve voor koopvaardij-schepen Het op de begrooting brengen van een post van 2 millioen voor geschut voor de bewapening van koopvaardijschepen, is het gevolg van de noodzakelijkheid onze nieuwe koopvaardijschepen een uitrusting te geven voor defensieve doeleinden, zooals dit ook allerwege in het buitenland geschiedt. Het is de bedoeling een bewegelijke ge- schutreserve te vormen, die, afhankelijk van het onverhoopt Intredende oorlogsgeval, door de Regeering bestemd kan worden voor opstelling op onze moderne koopvaar dijschepen, dan wel voor een plaatsing op het zeefront in Nederland, Personeel In 1937 is een grooter aantal lichtmatro zen aangenomen voor de op 1 Mei aange vangen opleiding. Mede wordt het noodige verricht tot t in halen van het bij enkele officierskorpsen bestaande tekort aan personeel. De aan de herhalingsoefenin verbonden kosten worden geraamd op een bedrag van f 1.713.800, Overdracht rectoraat door Prof. Wateririk aan Prof Sizoo Gelijk en ongelijk" Hedenmiddag heeft in het Gebouw voor den Werkenden Stand te Am sterdam de plechtige overdracht van het Rectoraat der Vrije Universiteit plaats gehad, waarbij Prof. Dr J. W a- terink, alvorens zijn waardigheid over te dragen aan Prof. Dr G. J. Sizoo, een rede hield. Rede Prof. Waterink Er is, aldus de hoogleeraar, geen onder wijsinstelling, zelfs geen sociaal instituut, dat in verschillende opzichten zooveel zichzelf is gelijk gebleven, als de Universiteit, inzonderheid ook in de me- thodus docendi. De z.g. B-faculteiten hebben krachtens den aard van de daar beoefende wetenschappen allengs een eigen methodiek, al hebben zij de A-faculteiten de methode van doceeren afgezien. In dit conservatisme ligt de kracht van de Universiteit door de eeuwen heen. Zij had als republiek den Staat een eigen rechts spraak, en zij heeft ndg haar eigen tuchtrecht. In universitaire didactiek vooral schijnt wijziging moeilijk. Een Uni versiteit is niet maar een onder wijsinrichting zon der meer. Zij dient in de eerste plaats aan haar studen ten te leeren, op welke wijze weten schappelijke ar beid moet worden aangepakt en langs welke wegen men komt tot wetenschappelijke con clusies. Daarbij dient een Universiteit als de Vrije, die zich stelt op de basis der door haar beleden beginselen, den studenten te leeren, hoe zij steeds de beginselen in rap- Prof. Waterink port moeten zien met de wetenschappelijke probleemstellingen. Spr. meent, dat de vraag, hoe de metho- dus docendi moet zijn, óf nog niet dikwijls serieus is opgeworpen óf beantwoord dien zin, dat de bestaande methode de voortreffelijke is. Dat dit laatste het geval zou zijn, dient te worden betwijfeld. Na dit historisch te hebben toegelicht, stelt Spr. de vraag, of bezinning op de Aca demische methode noodzakelijk Waarschijnlijk zal deze vraag meer gaan leven, ook onder de afgestudeerden der Uni versiteit zelve, wanneer aan het voornemen van Z.E. den Minister van O., K. en W., dat hij onlangs aankondigde, uitvoering gegevei wordt, dat a.s. leeraren voor het Middelbaar en Voorbereidend Hooger onderwijs tijdens hun verblijf aan de Universiteit ook zelf de didactiek hunner vakken, bene vens de paedagogische vraagstellingen betreffende het onderwijs, dat zij zullen hebben te geven, moeten gaan bestu deer en. Vooralsnog zal echter ten dezen van ee verandering in het zichzelf gelijkblijvende academieleven nog wel geen sprake zijn. Er zou reeds veel zijn gewonnen, wanneer de kwestie door spreker aangeroerd, object werd van wetenschappelijke bezinning. Zou dit geschieden, dan zou men tevens de economische kant van het vraagstuk van de organisatie der Universiteit aanraken. Vooralsnog loopt echter de Vrije Universi teit weinig gevaar al te veel leerstoelen te scheppen voor alle mogelijke speciaislten. Fata academica Prof. Waterink herdenkt vervolgens hen, die door den dood aan de Universiteit ont vielen: Ds M i e d e m a, deputaat voor het verband met de Geref. Kerken en de stu denten Mr P. van der Kam en C. Bak ker. Na vermeld te hebben de verschillen de aangelegenheden waarbij de Universiteit naar buiten optrad, wijdt hij eenige woor den aan de emeriteering van Prof. Dr H. H. Kuyper. Na de bespreknig van de z.g. personalia behandelt spreker het huidige studentenleven, speciaal aan de V.U. In het hedendaagsche studentenleven in ons vaderland schijnt hem eenige inzinking te zijn. En relatief genomen is het, voor zoo ver hij er over kan oordeelen, aan de V.U. nog niet slecht. Nu lijkt het hem generaal genomen niet juist om klaagzangen heffen over het stude n le v ad. Spreker is er van overtuigd, dat de klacht die veelszins geuit wordt over het studenten leven, minder grond heeft dan men ver moedt. Hij ziet in de situatie zoowel een reactie op het verleden als een voorberei ding voor wat komt, al is het dan ook veel- voorbereiding voor hetgeen men zelf nog niet kent. Wij vragen ons wel eens af, zoo be toogde spreker, of er bij de Gerefor meerde studenten van thans niet dik wijls een soort over-verzadigdheid is van principes. Niet van heilige begin selen. Doch van datgene wat zij, zonder nog voldoende de eenvoudige Gerefor meerde waarheid te kennen, zonder nog wat de kennis der eenvoudige beginse len betreft, te staan op het peil van een flink en dorpscatechisant, plotseling aan zwaarwichtige principia te slikken kregen. In zulk een situatie komt men er gemak kelijk toe Barth na te praten, Brunner fijn te vinden, onrijpe or deningsprincipes toe te juichen; maar weldra voe len de besten heel den kunstbouw als fundamentloos, en komt er bij velen soort reactie tegen den princi- pieelen opzet van beschouwingen. Het is zelfs de vraag of men in Calvinistischen kring wel steeds voor het gevaar, men zwaar wichtig bouwde op een plaats waar ternau wernood een heipaal was geslagen voldoende op zijn hoede is geweest. Na er op gewezen te hebben, dat bij alle ongelijkheid van jaar tot jaar God dezelfde blijft en zichzelf gelijk blijft, ook in Zijn beloften over de Vrije Universiteit, droeg hij het rectoraat over aan zijn opvolger Prof. Dr. G. J. Sizoo. Prof. J. G. Si: ZENDINGS-ZONDAG Het comité voor de Alg. Ned. Zendings- Conferenties heeft den Zendings-Zondag van dit jaar gesteld op Zondag 7 November. Dit is de eerste Zondag van de Week van Gebed, Toewijding en Offer, door de Samenwerkende ZendingB-Corporaties uitgeschreven. De uitgaven voor de bescherming van Curacao eischen een bedrag van f 554.368. In verband met den ouderdom der loods- vaartuigen en de geringe sterkte der aan wezige reserve, is het noodzakelijk over te gaan tot den aanbouw van een nieuw loods vaartuig, waarvan de kosten naar de tegen woordige materiaalprijzen on arbeidsloonen, op f700.000 kunnen worden gesteld. Als eerste termijn is een som van f350.000 uitgetrokken. Het eindcijfer van de ontwerp begrooting voor het dienstjaar 1938 is totaal f66.593.440 hooger dan dat van de begrooting 1937. Ten slotte wordt nog aangeteekend, dat de kosten van uitbreiding van het contingent en verlenging van den eensten oefentijd, waarvoor spoedig voorstellen bij de Staten- Generaal zullen worden aanhangig gemaakt onder deze cijfers niet zijn begrepen. AFZONDERLIJKE HOOFDSTUKKEN Meer gelden aangevraagd voor Luchtbeschermings doeleinden Kademuur te Maassluis in verval Bij de Tweede Kamer zijn ingediend' de volgende hoofdstukken der Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1938. Hoofdstuk I (Huis der Koningin) Aangevraagd wordt f 1.760.000. Hieronder is o.a. f 60.000 begrepen voor de voortzetting der restauratie van het Kon. paleis te Am sterdam. Hoofdstuk III (Buitenlandsche Zaken) De begrooting voor 1937 werd vastgesteld op f 3.582.322, terwijl voor 1938 geraamd wordt f 3.710.573, dus is meer geraamd voor 1938 dan oorspronkelijk toegestaan voor 1937: f 128.251. Hoofdstuk IV (Justitie) Voor 1938 wordt meer geraamd f 531.944. Ten aanzien van de stijging van het eind cijfer merkt de Minister o.a. op, dat daar aan, zonder de vitale belangen in gevaar te brengen, niet is te ontkomen. Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken) Voor 1937 werd, rekening houdende met de gewijzigde departementale indeeling. toe gestaan f 30.101.704 op den gewonen dienst en f 13.162.6S2 op den kapitaaldienst. Voor 1938 wordt geraamd resp. f 33.529.194 en f 15.072.567, zoodat meer wordt aangevraagd f 3.427.490 en f 1.909.885. Voor luchtbeschermingsdoeleinden wordt f 325.000 aangevraagd (v.j. t 50.000). Het is de bedoeling ook in de eerstvolgen de jaren een ongeveer gelijk bedrag aan te vragen. Naar verwacht wordt zal hiermede binnen een begrensd aantal jaren een voor ziening tot stand zijn gebracht, die aan rede lijke eischen voldoet Voor steun aan noodlijdende gemeenten wordt f 6.500.000 aangevraagd of f 1.000.000 minder dan vorig jaar. Hoofdstuk IX (Waterstaat) Het eindcijfer van de uitgaven ten laste van den gewonen dienst beloopt f 50.398.744 tegen f 41.529.448 in 1937. Deze hoogere ra ming is o.a. het gevolg van de hoogere uit- keering aan het verkeersfonds. De kademuur langs het Rijksterrein te Maassluis, dienende tot aanlegplaats van den veerdienst Maassluis—Rozen burg verkeert in verval. De toestand is thans zoodanig, dat met de mogelijkheid van instorten ernstig rekening moet wor den gehouden. Voor den bouw van een nieuwe, uade- muur wordt derhalve 20.000 aangevraagd. Als naar gewoonte geven we enkele pers stemmen over de Troonrede, welke ter rech terzijde over het algemeen nog al instem ming vond, al zijn er wel bedenkingen. Een zeker geluld schrijft de Standaard boven zijn be schouwing en dat zegt reeds genoeg. Dit geldt allereerst voor de geestelijke zijde: Duidelijk wordt uitgesproken dat het kenmerk van het Regeeringsbelcid zal zijn een doelbewust streven naar beveili ging en versteviging van de positief Christelijke grondslagen van onze samen leving. De noodzakelijkheid hiervan spreekt in onze dagen zoo duidelijk, dat de Regee- ring durft zeggen, dat zulk beleid door zijn innerlijke redelijkheid instemming vordei t. Dat het haar hierbij niet te doen ls om toespitsing van tegenstellingen spreekt vanzelf, al zal een tegenstelling met die genen die zulke innerlijke redelijkheid nog niet willen toegeven, niet kunnen worden ontgaan. Voor Indië is de toon zeer hoopvol, maar ook hier gaat het beter: Men zie echter bij dit alles niet voorbij, dat wij de moeilijkheden, welke rezen,- nog niet konden overwinnen. Inzonder heid de openbare financiën zullen bijzon dere zorg vragen, vooral omdat belang rijke defensie-uitgaven noodig werden. Wie dus kwam met allerlei wenschen. ook inzake het onderwijs, wordt er op ge wezen. dat eerst de inwendige positie van het budget voldoende moet zijn gesterkt, voor tot allerlei veel geld kostende maat regelen kan worden overgegaan. Een stuk uit één stuk, aldus de Ne d e r Ia nd er en dit bewijst reeds, hoe het blad in het geheel over het program denkt: Het ls een kloek en evenwichtig stuk. waarvan de paragrafen niet zooals ook wel eens het geval was min of meer kunstmatig aan elkaar zijn geregen, doch dat één geheel ia en een duidelijk beeld geeft van de principes waarop 't huidige kabinet zijn politiek zal baseeren. Principes, waarmede wij ln bet alge meen volledig kunnen instemmen. Dit geldt ook van het economisch beleid; doch daarbij zijn ook teleurstellende feiten. In dit verband wordt zonder bepaalde cn- tiek te oefenen, gewezen op de steunrege Ilng en heet het verder: Ook de salarissen van het Rijksperso neel, waarvan de toewijding met die van Leger en Vloot in de Troonrede wordt ge prezen, kunnen dus nog niet worden her zien. Ook hier speelt zeker de spanning, waarover wij eerder schreven, een groote rol. Bijzonder teleurstellend echter achten wij het. dat geen verbetering der ouderdomsverzekerlng voorge steld wordt, gelijk in ons verkiezingspro- gram genoemd en als wij ons niet zeer sterk vergissen ook door dr Colijn in een zijner verkiezingsredevoeringen min of meer als mogelijkheid gesteld. Wij vertrouwen echter dat een aanvul ling van deze lacune niet zal uithlijven. Zij is ons inziens volstrekt noodzakelijk. De Roomsch-Kath. bladen spreken ln het algemeen van Een nieuwe koers en willen vooral doen uitkomen, dat de in vloed der RK. ministers in het Kabinet merkbaar is. Met schier alle bladen erkent de Maasbode (r.k.) dat versterking der weermacht voorop moet gaan, maar Dit neemt niet weg, dat èn verlaging van de leerlingenschaal èn herziening der salarissen, waarover naar wij meewri in het kabinet wel een en ander te doen is gewekt, zaken zijn, die zoo snel moge lijk onder het oog verdienen te worden gezien en waarover wij in de Millioenen- nota iets hopen aan te treffen. In de economische paragraaf speurt de redactie de sterke hand van min. Steen- b e r g h e, en wat het fier ontplooien aer Christelijke vlag betreft, zegt het blad: 'tls een onwaardeerbaar voorrecht deel uit te maken van een volk. dat. te midden van de schier alom heerschende geeste lijke verwarrine, waarvan de Troonrede terecht gewaagt zulk een taal verneemt uit koninklijken mond. Voorzoover we thans kunnen nagaan, schrijven alle andere r.k. bladen in gelijko geest. Wij hadden dét niet verwacht. Tegen het Christelijk beginsel De vrijzinnige bladen laten een geheel ander geluid hooren. Als voorbeeld daarvan nemen we de Nieuwe Rott. Crt., die het oude anti these-vuurtje stookt. Toch moet het blad erkennen: Wij verheugen ons echter over de ver zekering in de Troonrede, dat toespitsing van tegenstellingen zal worden vermeden, al zal moeten worden afgewacht wat daarvan in de practijk terecht komt. Wij juichen ook toe, dat het Kabinet de vrij heid zoowel van godsdienst als van ge weten zal eerbiedigen en den rechtmati- gen volksinvloed op het landsbestuur zal handhaven. Over de meeste der economische deside-" rata luidt het oordeel niet ongunstig of wordt het aangehouden. Alleen schijnt het blad bevreest te zijn voor „ordening": Voor de liberalen ligt hier een taak om bij het vroeg of laat te verwachten alge meene politieke debat hot principieele liberale geluid te laten klinken en o.a. de onverbindendverklaring van onderne- mersovereenkomsten te onderscheiden van de verbindendverklaring, daarbij ten aanzien van deze laatste op dc hres staan de voor het persoonlijk initiatief, het per soonlijk verantwoordelijkheidsgevoel, de handhaving van de gezonde ontwikke- lingsvoorwaarden van het bedrijf en dc belangen ook van de consumenten. Zon der eenige buiging voor een eenzijdig, verkeerd begrepen groepsbelang. Nog minder tevreden is natuurlijk de roode pers. Het Volk schrijft boven het artikel: Van het aanpassingsfront geen nieuws Zooveel, als thans in uitzicht wordt ge- steld, had in de nieuwo financieele ver houdingen ook de oude regeering wel ge geven. In dit staatsstuk is niets te vinden, dat op een eigen, krachtiger sociaal- economisch beleid van de nieuwe heeren kan duiden. De liberalen hebben slechts twee achterneefjes als vakministers m het kabinet gekregen, doch zij kunnen met de koers, voorzoover deze uit do Troonrede kan worden afgeleid, tevreden zijn; nog regeert in Nederland Colijn. Wij zijn geneigd hier alleen dit aan toe te voegen: En het ging in Nederland waarlijk niet slechter dan in de landen waar rood regee- ringsinvloed kon oefenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 11