DE HEILIGE I ANDSTICHTING ?^volm><2d-uaal —rr^ -r door \^J\s.<JonkhmcL. Ï2) XVII Rudolf gaat weer terug naar Mr. Verveen. Ilij overhandigt de foto, die door den jurist tot een zeer belangrijk bewijsstuk wordt verklaard. „En weet u de naam van den dokter?" „Dokter Voorberg. Toen ik een paar jaar oud was, is hij echter al van hier vertrokken, om zijn vader op te volgen in diens praktijk. Juffrouw Van der Ham is de naam van de plaats, waar heen hij ging, vergeten. Het moet echter een kleine plaats zijn, dus een dorp of provincie stadje." „Dat onderzoek ik wel. U draagt mij dus op, deze zaak tot klaarheid te brengen?" „Heel graag." „Goed. Ik zal onderzoek doen naar het adres van dokter Voorberg. Hebt u misschien ook e«en foto van uw moeder, mevrouw Lewenhof, uit haar jonge tijd, liefst omtrent de tijd van uw geboorte?" „Ja, die heb ik wel." „Kunt u mij die foto zenden?" „Zeker. Dat kan." „Als u dat doen wilt, graag. Liefst spoedig, mor gen of overmorgen." „Daar zal ik voor zorgen." „Dan zal ik ook informeeren naar dokter Meer man en den specialist. Heb ik u noodig voor in lichtingen of iets anders dan schrijf ik u. Ook meld ik zoo spoedig mogelijk de resultaten van mijn actie." „Ja, vooral zoo spoedig mogelijk." Rudolf gaat naar huis. Rie is nieuwsgierig. „En? Hoe heb je 't gehad?" Hij vertelt haar alles. „En hoe was Els?" „Gewoon, zooals altijd." „O." Ze glimlacht. Het valt haar mee. Toch is ze in spanning, hoe alles zal afloopen. Ze zal haar invloed niet op non-activiteit stellen. Gelukkig is Rudolf verstandig. Hij doet geen overhaaste dingen. „Dus de advocaat zal ons bericht sturen?" „Zoodra hij iets weet. zal hij schrijven." Mr. Verveen heeft een studievriend, die kanton rechter is in de stad, waar het gezin Lewenhof vroeger woonde. Tot hem wendt hij zich met een vriendschappelijk schrijven, waarin hij inlichtin gen vraagt aangaande dokter Meerman en den specialist. Dan steekt hij een sigaret op en denkt na. De sigaret, opgebrand, wordt gevolgd door een sigaar. Hij bladert in het telefoonboek en legt het on bevredigd weer neer. Hij wil het adres weten van een der oudste doktoren, die misschien dokter Voorberg gekend heeft en zich nog iets herinnert. Zijn eigen huisdokter is een jonge man van be vriende familie. Ten slotte is hij klaar. Op de Soos zal hij den jongen dokter vriendschappelijk aanklampen en onderzoeken, wie zijn oudste collega is. Dezelfde middag begint hij zijn plan uit te voe ren. Dat kan hem eenige uren kosten. Misschien komt de dokter vroeg, misschien komt hij laat, misschien komt hij heelemaal niet. Voor alle zekerheid gaat hij zelf zoo vroeg mo gelijk. De biljartzaal is leeg, in do conversatie zaal zitten een paar bezoekers, die hij nooit spreekt. Hij neemt wat bladen van de leestafel, kiest een tafeltje voor 't raam, zoodat hij het oog heeft op de zaal en op de voorbijgangers. En nu maar geduld hebben. Zoo zit hij ecu half uur, een uur, anderhalf uur. Het duurt lang. De kellners drentelen rond. Geleidelijk komen er meer bezoe kers. Het wordt drukker. Een heer, die hem kent, komt aan zijn tafel en begint een gesprek. Na tien minuten komt er een tweede. Een oogenblik later verschijnt tot zijn verrassing de jonge dokter. Hoe moet hij zich nu losmaken van die twee lui, zonder onbeleefd te zijn? Hij kijkt naar den dok ter, vreezend, dat deze zich intusschen bij eeni gezelschap zal voegen en hij hem dan niet zal kunnen aanspreken. Zijn afgetrokkenheid doet het gesprek verflau wen. Hij kijkt naar buiten en ziet een paar dames naderen. Een daarvan is zijn vrouw. „Excuseer me een oogenblik, heeren. Ik moet mijn .vrouw even een berichtje meegeven." „Ga uw gang, meneer Verveen, gu uw gang. Ga u maar veilig een oogenblik naar uw vrouw." Ze lachen opzettelijk, hun woorden accentucerend met overdreven gebaren van handen en hoofd. Hij lacht zelf ook. Omdat die twee er zoo in- loopen. Als hij terug komt, groet hij den jongen dokter, die opstaat en hem do hand reikt. Dat gaat goed. „Zet je even hier. Ik zit juist alleen." „Ik stoor je misschien in je lectuur?" „Lectuur van ouwe kranten." De advocaat vraagt den dokter naar zijn pruktijk". „Dat gaat wel. Er zijn hier een paar oudjes, die zachtjes aan uit de tijd raken." Eer het gesprek ten einde is, weet Mr. Verveen, dat een van die oudjes hier al dertig jaar prak tiseert. Die zal dokter Voorberg wel gekend heb ben. Tevreden gaat hij naar huis. Hoe nu verder? De volgende dag is bezet, maar overmorgen heeft hij tijd beschikbaar. In de telefoongids vindt hij het spreekuur van I11H ■- S is Met groote opgewektheid is deze week heel 't land door de verjaardag van H.M. de Koningin gevierd. Voor 'f paleis Het Loo werd door 5500 schoolkinderen een aubade aan de jarige Vorstin gebracht Juichend trok de jeugd langs het bordes waarop de Koninklijke familie was gezeten. den ouden dokter en 's morgens komt hij vijf minuten voor sluitingstijd in de wachtkamer. Hij' wil de laatste patiënt zijn. Hij is de laatste. Nog geen minuut heeft hij ge-» wacht, als de dokter hem noodt in de spreek kamer. „Dokter, lk kom niet als patiënt. Ik hoop, dat U het mij niet kwalijk neemt, maar ik kan bij nie-< mand beter terecht dan bij u. U is waarschijnlijk de eenige, die mij kunt helpen." De oude heer knikt gevleid. Zoo iets hoort 'n mensch niet dikwijls op zijn oude dag, als al do jongeren hem voorbij streven. Aandachtig luistert' hij naar de woorden van den advocaat, wiens' beschaafde taal hem een verkwikking is na de stumperige verhalen, die hij dikwijls moet aan- hooren in zijn spreekuur. „Ik ben blij, dat ik u ©enigszins van dienst kan zijn, meneer Verveen. Ik heb dokter Voorberg goed gekend. Hij is nog in leven en niet heel oud, jonger dan ik. Zijn adres is mij bekend. Ik zal het voor u opschrijven." Mr. Verveen dankt en vertrekt. Nu wacht hij nog bericht van zijn vriend, den, kantonrechter. Dat komt drie dagen later. De specialist is overleden,, maar dokter Mcermari leeft nog, is een krasse oude heer, die, hoewel reeds eenige jaren rustend, nog krachtig van gestel en helder van hoofd is. Hij heeft zijn plan gereed. Zulke dingen kan men niet schriftelijk behandelen. De volgende dag gaat hij bijtijds op reis. Hij wil beide heeren per soonlijk spreken. De twee foto's en de beide brie- .ven heeft hij bij zich. Als hij geluk heeft, kan hij voor sluitingstijd terug zijn en dus nog hooren, wat er vandaag op kantoor gepasseerd is. Eerst naar dokter Voorberg. Die is op bezoek bij patiënten, doch komt om twaalf uur thuis voor de koffie en om één uur begint zijn spreekuur. „Zou ik dokter kunnen spreken tusschen twaalf en een?" „Is u patiënt?" „Neen, ik kom inlichtingen vragen omtrent een geval met een oud-patiënt uit dokters vorige standplaats." „O,," zegt het meisje, dat hem te woord staat, .weifelend. „Wilt u zeggen, dat het een zeer ingewikkeld gei val is? Dan ben ik om twaalf uur weer hier. Misschien kan ik dokter dan dadelijk spreken* Het is heel belangrijk." „Ik zal het zeggen." Mr. Verveen hoopt, dat het meisje de boodschap' goed over brengt. Dan is de dokter wel zoo nieuwsgierig, dat hij hem dadelijk te woord staat. Zijn hoop wordt niet beschaamd. Bij zijn tweed© komst laat het meisje hem dadelijk in de spreek kamer, waar de dokter reeds op hem wacht. De bezoeker stelt zich voor. „Ga zitten, meneer Verveen. U wilt mij spreken over een oud-patiënt? Is u ook dokter?" „Pardon, ik ben advocaat en als zoodanig ben ik hier." „Wat hebt u?" „Dokter, herinnert u zich uit uw vorige stand plaats de familie Lewenhof?" „Lewenhof?" Nadenkend streelt hij zijn vinger toppen langs zijn wang en zoekt in zijn onder bewustzijn naar de naam Lewenhof. „Het is een oud-patiënt van mij?" „Het was een echtpaar, waar een paar jaar vóór uw vertrek een kind geboren is." „O ja... Ja jaDat herinner ik me nog. Ik" heb in mijn eerste standplaats maar drie jaar. gepraktiseerd, dus de betrekkelijk weinige rela ties, die ik daar had, zijn me goed bijgebleven, temeer doordat het de eerste jaren van mijn praktijk waren. Niet waar, dat weet u zelf, die onthoudt men het beste." „Zeker, zeker. Dus u herinnert zich die menschen nog. Weet u misschien ook iets aangaande de dienstbode?" „Nou, eerlijk gezegd, ben ik daar niet goed achter gekomen. Die mevrouw Lewenhof leek me nog al enkele jaren jonger dan haar man. Dan was er nog een dame in huis, die ik heb aangezien voor een familielid van meneer. Ze was ook ongeveer, van gelijke leeftijd. Maar een dienstbode heb ilc er eigenlijk niet gezien". „Kunt u zich die menschen nog min of meer .voorstellen?" „Zeker wel". „Kent u deze?" Hij legt den dokter do foto voor .van Els en Rudolf. „Dat zijn ze. Dat is mevrouw Lewenhof met haar, kind. Heel duidelijk. Ik herken ze beide". „Zoo zoo. U twijfelt geen oogenblik?" „O nee. Nu ik ze zie, weet ik het zeker". Nu geeft hij ook de andere foto. „En deze?" „Dat is nu die dame, waar ik zooeven van sprak'* „Dat familielid van meneer?" „Ja, tenminste, ik vermoedde, dat het een familio lid was. Ze spraken familair enneheelemaal kreeg ik de indruk, dat het familio was". „Dokter, ik dank u zeer voor uw medewerking", „Hoe gaat het die menschen nu?" „De twee op deze foto leven nog. De anderen zijn, dood". i „Maar wat is uw bedoeling? Ik begrijp er nog niet veel van". .(Wordt vervolgd). 388 -IET verheven DOEL: CHRISTUSPREDIKING IN OOSTERSCH KLEED Het was op een warmen Augustusdag, dat we ons naar de Heilige Landstichting spoedden, om kennis te nemen van de jongste vernieuwingen en aanvullingen. Op reis erheen vermenigvuldigen zich reeds de gedachten, die de kerk der Stichting, die ver in den omtrek domineert, in ons oproept. De Oostersche stijl valt op. Geen wonder. Ze is opgetrokken op de grondlijnen van een Basiliek, die men bij de opgravingen in het Oosten heeft weergevonden en ze wil een getrouwe weergave zijn van 't Cenake (eetzaal) waar onze Heiland Zijn laatste Avondmaal nuttigde en waar de discipelen de uitstorting van den H. Geest ver wachtten. Wondere stichting. Levenswerk van Monseigneur Ara. Suys, die het klein begon en nu na 26 jaar een landschap met ©en werkelijk Oostersch cachet ziet groeien. Wondere stichting. Een stuk ongeëvenaard natuurschoon is gegrepen en door menschenhanden in een Oostersch kleed gedrongen. Een 50-tal H.A. boschgrond, ingesloten in een groot geheel van 100 H.A. wordt gemaakt itot een imitatie van het H. Land, waar eens de voetstappen gestaan hebben van de twaalf Pa triarchen, de Richters, de Koningen. Dat schaduw achtig heeft afgebeeld de komst van den Redder der Wereld en dat, meer nog, eens de voetstappen gedragen heeft van Hem, onzen Heiland, die ge nezend, troostend, en predikend, Zijn taak vol bracht. 'Het land waar Zijn striemend woord de Farizeeën en Schriftgeleerden heeft gegeeseld, doch waar ook het evangelie van de vervulling der wet ge predikt werd. Waar het „Wee U" weerklonk en het „Zalig" uitgesproken werd. Het land dat door God Zelf uitverkoren was om „het beloofde land" te zijn. De doorloopende lijn op Ch,ristus We mogen vooropstellen dat onder ons bezwaren tegen deze bij uitstek R.K. instelling bestaan, maar als we die eens een oogenblik trachten te vergeten dan moet het verheven doel van deze stichting voor ons Orthodox-protestanten zijn be koring niet missen. Vaklieden als de theologen, in ruimeren zin, en historici, zullen wellicht bezwaren van exegeti- schen en historischen aard met recht en reden kunnen aanvoeren, maar moeilijk zal de ontzagge lijke bcteekenis van deze stichting kunnen worden ontkend. Bij den gewonen rondgang ontmoet men slechts gering R.K. ritueel en hot gchecle werk is dan toch een doorloopende lijn op Christus Jezus, den Zaligmaker van zondaren. Dat begint reeds met de bron, waar het typische tafereel van Filippus en de Kamerling is .afge beeld en dat oproept tot het geloof: „indien gij gelooft zoo kan het geschieden". Om het geloof gaat het ook hier. De „tent van Abraham" biedt onmiddellijk ge legenheid om te wijzen op de voorspellingen van het beloofde zaad uit het gezin van den Aarts vader. In zulk een tent (geheel naar het model der zwervende bedoeïenen-stammen) is de Heiland beloofd. De tent predikt het tabernakelen op de aarde. Wij Iïebben geen blijvende 6tad, zijn zoekende naar de toekomende. Gasten en vreemdelingen op de aarde. Maar er zit climax in de tocht. Geheel Oostersch ligt straks Nazareth voor u, met de prediking van den geboren Nazarencr; de velden van Bethlehem, met de schaapskooi, de grot, de wachttoren der herders. De prediking van den geboren Koning der Joden. Voordat we het poortje, dat symbolisch den door gang van Jezus naar het openbare leven voorstelt, doorschrijden ontmoeten we nog de timmerwinkel van Jozef. In zulk een winkel heeft onze Heiland de eerste drie decenniën van Zijn leven Zijn waarachtig mensch-zijn bewezen. Daarin heeft Hij Groep slapende discipelen in den hof van Gethsemanè. „die moest zijn in de dingen Zijns Vaders", deze trap Zijner vernedering jarenlang in vol bewust zijn doorleefd. In al zijn eenvoud ligt de winkel er alsof vader Jozef er juist uitgeloopen \j[as. Een stukje folklore in den meest verheven zin van het woord. Betreedt dan eens de Caravansera, de Oostersche herberg en plotseling worden al uw vooretellingen van de komst van Jozef met z'n ondertrouwde vrouw aan het nachtverblijf uiteengerafeld als spinrng voor de wind. Een geheel nieuwe verkla ring gaat voor u leven van het „voor hen geen plaats in de herberg". Hier loopt de lijn van Christus van.het begin tot het einde. Een stuk levende exegese. De Lijdensweg Ongetwijfeld heeft dit eerste deel van den rond gang voor ons de meeste bekoring. Het tweede deel, dat gewoonlijk „De Lijdensweg" wordt ge noemd, ontmoet meerdere bezwaren omdat de uit beelding van den persoon van den lijdienden Hei land, do aantrekkingskracht missen moet. Het belangrijkste waar het om gaat, het geweldig zielelijden en het torsen van de last der zonde, de vloek en de toorn Gods, laat zich immers niet uit beelden? Het gevool van medelijden dat het op wekt, baat ons niet; indien we in Hem niet den Borg zien, Die voor ons in den dood, den onzicht- baren dood, ging. In elk geval is het als kunstwerk te waardeeren, doch daarvoor heeft de lijdende Messias dezen gang over hel en graf niet gemaakt. Maar toch onvergelijkelijk schoon ligt de „Hof der Olijven" op de stichting. Men kan zich voor stellen hoe de Hcere Jezus met Zijn jongeren ging over de beek Kidron. Een niet te ontkennen indruk gaat er uit van deze geheel trapsgewijze aangelegde hof, waarin de drie slapende apostelen en de Christus in doodsstrijd liggen uitgebeeld. Slechts dan zal die indruk blijvend zijn als men leeft in het volle ernstige besef dat in zulk een hof het zweet van den Heiland werd tot groote druppelen bloeds, voor onze zonden. Iets nieuws op den lijdensweg (waarop we nader terugkomen) is het paleis van Pilatus, waar „het recht" gesproken werd, met het marktplein waar de tierende menigte het bloed van Jezus geëischt heeft. Langs kunstig reliëf-werk en mozaïken voert de wog naar de Calvariënberg, naar Golgotha, waar Christus gekruisigd werd. Tenslotte is er het graf met den half afgewcnteldcn steen en van dit graf voert de weg der verheer lijking naar den Olijfberg, waar Christus ten Hemel voer. Hoeveel bezwaren er ook tegen dit „tweede deel" zijn aan te voeren, dat hier Christus in Zijn lijden gepredikt wordt, staat voor alles vast. De weaen van Gods liefde. Monseigneur Suys heeft ons dit alles met een be wonderenswaardige vitaliteit voor een 66-jarige laten zien. Het is een genot hem erover te hooren spreken. Het is zijn levenswerk, waarvoor hij zelf driemaal Palestina heeft afgereisd en dit werk voert hij nu uit met zijn gewaardeerden mede werker en vriend, dien kunstenaar P. Gerrits, Bei den wonen op de stichting in woningen met een speciaal Oostersche inrichting. „Wat ge hier ziet," zoo zei de geestelijke vader van het werk ons, „is de uitbeelding van wat God in Zijn liefde voor de menschheid heeft gedaan. Het is geen propaganda voor een bepaalde kerk, want we bereiken alle groepen der bevolking. Van de meest uiteenloopende richtingen zijn hier Grooten der aaide en kleine burgers hebben het gezien. We zetten de menschen aan het denken over wat God ons openbaarde. De geschiedenis der menschheid beweegt zich om het Heilige land en het is dat wat we willen laten zien. Het uiteindelijk doel is de éénheid te bereiken om zoodoende de menschheid te brengen tot God eu deze menschheid door daden tot wederliefde te nopen. Wie hier eens is geweest en denkt de stichting te kennen, vergist zich. Het is ermede, als met de De Heilige Landstichting. Ver in den omtrek domineert de kerk. Het graf met den half afgewentélden steen. Links ziet men een deel van den heuvel Golgotha. inhoud van den Bijbel zelf, die steeds op elke persoon, karakter of omstandigheid een eigen licht werpt. Altijd vindt men er iets nieuws. Bovendien zijn er in de laatste jaren belangrijke aanvullingen en verbeteringen aangebracht, en zoo werken we voort aan de voltooiing van ons werk". Over de aanvullingen en verbeteriingen vertellen we iets in een volgend'artikel. Uw bfclonqrifcHinq waui'd) Bijen prestatie Een bij weegt slechts 1/10 gram, dus het gewicht der stof welke zij uit de bloemen naar den korf meedraagt, kan niet anders dan zeer gering wezen waarschijnlijk ongeveer 1/3 van het gewicht der bij zelf. Dit beteekent, dat een bij dus minstens 15000 maal er op uit moet gaan om één pond honingsap te verzamelen. Doch dit sap is slechts voor de helft honig, zoodat voor een pond zuivere honig zeker 30.000 reizen noodig zijn. En hoever zou een bij gemiddeld wel gaan op 'n reisje? Een ruwe schat ting geeft hiervoor y2 K.M. heen en terug. Dus een bij moet minstens 15000 K.M. afleggen om het nieuwe materiaal voor een pond honig te ver zamelen. Goud en Zilver In ons Zondagsblad van verleden week namen wij een stukje op over de verhouding van de waarde van goud en zilver. In de laatste regel van dit stukje kwam een fout voor, die onze lezers wel bemerkt zullen hebben, maar die we hier toch willen hei-stellen. Er slaat, dat tegenwoordig het goud 20 maal zoo duur IS als het zilver. Dit moest zijn 80 maal zoo duur. 389

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 16