DE NIEUWKOOPSCHE PLASSEN
JC.-OonkWL.
fc)
Ze kijken elkaar aan, lachen eens en zeggen niets
meer. Daarover hebben ze geen zorg.
Hij loopt nog wat rond. Dan drinken ze samen
thee en praten wat. Wat heeft hij eigenlijk hier
meer te doen? Hij heeft de papieren en het geld.
de rest is vrouwenwerk.
„Zeg Els, iik heb gezien, dat er nog een half jaar
huur aan dit huis i6. We kunnen dus op ons
gemak de boel wegwerken. Blijf jij voorloopig
hier wonen. Hoe lang dat duren zal, weet ik
vandaag nog niet. Ik geef je nu wat geld voor
je huishouden. Je bent toch niet bang alleen?"
„O nee, waar zou ik bang voor zijn?"
„Nou. 's nachts als vrouw alleen in een heel huis.
Heb je geen vriendin, die hier kan komen slapen?
Dan ben je niet zoo eenzaam."
„Och nee, laat maar. Hier geen vreemden, die
hun neus in de boel steken."
Als Rudolf thuis is, vraagt Rie: „En, hoe was het?"
„Nou, alles stond er nog."
„Ja, dat begrijp ik." Ze lacht.
„Ik weet verder niet, wat ik beslissen moet. Ga
jij maar eens kijken. Die meubelen moeten
ergens heen. Er is geen haast bij, maar het hufa
wordt al te huur gezet, dus het moet éénmaal leeg."
„Neem jij het bureau van je vader. Ik zal dan
kijken, wat wij hier verder gebruiken kunnen en
laat de rest verkoopen."
„Aan wie? Ik kan er geen publieke verkooping
van maken."
„Geef de rest aan Els."
„En dan?"
„En dan? Niets meer."
„Ik kan Els zoo maar niet met een paar oudo
meubels op straat zetten."
„Nou, wat dan?
„Dat weet ik ook niet. 't Is moeilijk. Ik ben veel
aan haar verschuldigd, dat begrijp je. Ze heeft
bijna dertig jaar bij ons in huis gewoond, ze is
een lid van net gezin. En dan is er ook nog de
buitenwereld, die toekijkt en critiek levert."
Rie wordt onrustig.
„Je wilt haar toch niet hier in huis nemen?"
,,'t Zou misschien niet kwaad zijn".
„Dat kan niet, Rudolf, dat kan heusch niet.
Ze is zoo veel ouder dan ik. Ze is voor jou een
soort moeder. Ik zou me vreemd voelen in mijn
eigen huis. En we hebben hier een goede hulp."
„Die gaat vroeg of laat trouwen, dat weten we."
„Dat zien we dan wel", antwoordt Rie angstig.
„Ik zal wel uitkijken naar een andere bevre
digende oplossing," stelt hij genist.
Een dag of tien later is hij weer bij Els.
„Ik kom eens kijken, of het huis al te huur
staat."
„Ja, 't bord is aangeslagen.'*
„Dat heb ik gezien. Zijn er al kijkers geweest?"
„Nog niemand."
„Zoo... Zeg Els, heb jij nou nog familie?"
„Nee, m'n tante is dood. Andere had ik niet.
Alleen een paar achterneven, diie ik niet ken."
„O, zoo. Ja, ik dacht zoo, als het huis eens
plotseling verhuurd wordt..."
„Nee, ik heb heelemaal geen familie".
,Nou ja, 't is ook niet noodig. Ik vraag het
maar."
Als Rudolf weg is, denkt Els over dat gesprek.
Ze voelt zich niet op haar gemak. Waarom komt
zijn vrouw niet eens hier?
Dat gebeurt een week later. Rudolf en Rie ko
men samen. Ze kiezen eenige meubelen, die naar
hun huis verzonden moeten worden, benevens het
schrijfbureau. Rudolf waarschuwt het bestelhuis
van Van Gend en L006. Het ijzeren kistje neemt
hij maar mee, dat komt wel te pas.
De volgende dag worden de aangewezen stuk
ken weggehaald en Els blijft achter met het over
schot. Over haar is niet gepraat. Wat zal het
worden? Ze begrijpt Rudolf niet en vermoedt ach
ter diens houding de invloed van zijn vrouw.
XV
Rudolf blijft nu voorloopig een tijdje thuis. Hij
heeft zijn werk. Iedere week twee preeken, huis
bezoek, zieken, catechisatie, kerkeraadsvergade-
ring en daar tusschen door een huwelijk of een
begrafenis. Altijd bezet. Als het Zaterdagavond is,
moet alles klaar zijn.
Dat geval met Els kan intussohen bezinken. Mis
schien komt er licht.
Hij wijdt zich aan zijn arbeid, dag in dag uit,
legt bezoeken af en ontvangt bezoekers, praat
met menschen, bespreekt kwesties en bidt in
stilte om licht in alle moeilijkheden.
Veertien dagen verloopen, het licht komt niet.
Wel komt er een brief van Els. Er zijn kijkers
geweest, die waarschijnlijk zullen huren. Maar
dan moet het huis over een maand leeg zijn.
Rudolf gaat er heen. De toekomstige huurder is
er ook.
„Ik heb er wel zin in", zegt hij. ,,'t Hangt nu
maar af van mijn vrouw. Zoodra zij het gezien
heeft, geef ik u mnjn beslissing. Kan de boel op
tijd weg zijn?"
„Daar zal ik voor zorgen."
De man vertrekt.
„Hoe moet het nu verder?" vraagt Els een beetjo
benepen.
„Ik weet het niet."
Wat klinkt dat moedeloos. Meewarig kijkt ze hem
aan. Heeft hij het moeilijk?
De N.M.C. (de Driehoeksmeisjes) houden ter gelegenheid van het lOjariy bestaan een Nationaal
Lustrumkamp. Deze week arriveerden de meesten reeds in Utrecht en defileerden voor den burgemeester
ïlevrouw ter Pelkwijk werden daarbij bloemen aangeboden,
£34
Ze zitten bij elkaar, alleen de hoek van de tafel
is tusschen hen
„Hoe moet het met jou, Els?"
Zijn toon is weinig hoopvol.
„Ik kan bij jou niet vandaan," zucht Els. Ze fic-
grijpt wel, wat hij bedoelt.
^Ik zou je graag bij me nemen, Els, maar vooc
mijn vrouw is het zoo moeilijk."
„Je vrouw. Ja."
Nu ziet ze de ware toestand. Toen ze bij Rudolf
ïn hetzelfde huis woonde, heeft ze zich de ware wei>
kelijkheid nooit ingedacht. Maar nu ziet ze heti
Ze raakt hem kwijt. Hij is niet van haar. Hij is
van die vrouw, van Rie. Vroeger van zijn ouders,'
nu van die vrouw. Die heeft recht op hem, zij
niet. Zij heeft niets in te brengen, zij heeft geen
recht. Ze zullen haar wegsturen.
Het wordt haar te machtig, een oogenblik ven
liest ze haar kalmte, paar handen glijden over de'
tafel, grijpen zijn bovenarm, haar mond verwringt
zich tot een grijns van ontroering en ze krijtj
„O, Rudolf, verstoot me niet. Je weet niet wat jo
'doet. Als je 't eens wist!"
„Els! Stil. Blijf bedaard. Maak je niet overstuur,
ik wist niet
Hij heeft niet gelet op haar spreken, haar woor
den dringen nog niet tot hem door. Hij ziet alleen
haar verwrongen gezicht, haar wanhopige droef
heid. Hij haalt water. „Hier Els, drink eens. We
praten er niet meer over. Ik laat je niet in da
steek, Els, nooit.''
Hij blijft nog een poos tot Els gekalmeerd is.
„Wees nou maar rustig, Els. Ik forceer niets. AIS
de vrouw van de nieuwe huurder het huis wil
nemen, zeg ik, dat we er zoo gauw niet uit kun
nen. Wees nou maar gerust."
Els heeft zich weer hersteld, ze ziet alleen nog
wat bleek.
Als hij weg is, gaat ze naar de melk- en boter-
winkel.
„Mensch, wat zie jij betrokken! Kwestie gehad
met de jonge meneer? Hij is hier geweest, hé?"
Do melkboerin spreekt bot en vrijpostig, Els IS
maar een ouwe dienstmeid!
„Weet je wat je doen moet? Ga eens naar een
avekaat."
t,Wel nee, wat moet ik bij een advocaat? Er zijn'
heelemaal geen kwesties," bromt Els op een toon
van: Waar bemoei jij je mee?
De vrouw zwijgt. Ze hoort wel, dat haar klant
slecht gestemd is.
Els gaat naar huis, ze zit weer alleen. Naar een
advocaat? De heele toestand bloot leggen en raad
vragen? O, nee, nee, geen vreemden, dat niet.
Dan maar alleen alles dragen.
Toch kan ze het niet kwijt raken. Ze is boos op
de boerin, die haar op die gedachte bracht. Maar
zo staat zoo alleen en ze is een vrouw, die van
niets weet. Als 70 eens praten kon met een ver-
etandigen man. Dat zou toah fijn wezen, een beetjo
steun en hulp heeft ze wel noodig.
Zoo gaat ze naar bed. De volgiende morgen is zo
kalm. Naar oen advocaat gaat ze nog niet.
Rudolf heeft een slechte nacht. Hij is aan 't pie
keren geraakt over Elsje's woorden. Wat zei zo
ook weer? „Als je 't eens wist!" Ja, dat zei ze. „Jo"
weet niet, wat je doet!" Wat beteekent dat? Daar
zit wat achter. Vader zei het. En moeder zei het-
En nu heeft Els het gezegd.
Ik wil het weten, denkt hij, ik wil weten, wat
dat is.
Els wacht intusschen op de dinger*, die komen.
De reflectant komt nog eens kijken, nu met zijn
vrouw. Ze bekijken alles, praten lang met elkaar
en vertrekken tenslotte zonder iets te zeggen.
Zoo gaat een week voorbij, zonder dat iemand
iets hoort.
Vrijdagmorgen krijgt Rudolf bericht, dat de huur
der afziet van het huis. Zijn vrouw vindt het to'
ouderwetsch. Gelukkig! Rudolf voelt zich ver
licht. Nu is er althans weer eenige ruimte van
tijd.
„Nu ziet die man er van nf," zegt hij tegen Rie,
„En toch moet er een eind aan komen. De huur,
moerelke maand betaald worden."
Hij zoekt een voorwendsel om er hoen te gaan en!
te praten met Els.
„Ik zou voor die overige maanden de huurprijs
wat kunnen verlagen of een maand gratis wonen
in uitzicht stellen."
„Ja, dat is voordoeliger, dan tot het eind toe alles
betalen. Dat bespreek ik Maandag dan met het
Woningbureau."
Zie zoo, dat is beslist. Hij gaat er Maandag heen,
„Weet je 't, Els? Die huurder ziet er van af."
t,0," zegt Els verrast.
„Er is nu weer tijd."
„Gelukkig."
„Ja, dat is het. Ben je al weer op dreef? Je was
.vorfge keer een beetjo van streek."
„Dat is weer in orde."
i,Wat bedoelde je toch?"
„Ik bedoelde niets."
„Jawel, je bedoelde iets. Je hebt hetzelfde gezegd,
wat moeder zei op haar laatste ziekbed. „Geluk
kig dat jij het niet weet," zei ze. En vader zei
hetzelfde met andere woorden. En nu heib ja|
het ook gezegd. „Je weet het niet, wat je doet. Als
je eens wist!""
„Dat was verkeerd van me. Dat had ik niet mo«
gen zeggen."
„Niet mogen? Waarom niet?'*
Wordt vervolgd
ti&iïüép asje '-5.5* ESSfe z
ö'S Q -3 -3 0 |2 m o 3h 8 H
Nu het plassengcbied van de gemeente
Nieuwkoop-Noorden, in het hartje van
de provincie Zuid-Holland, bij de nog
steeds groeiende watersport steeds
meer „in trek komt", willen wij in dit
artikeltje een en ander vertellen van
deze landelijke gemeente met haar
mooie plassen, waarvan een enthou
siaste bewonderaar schreef: „Van
moeras en struiken ontgonnen tot
grasland, van grasland ontbodemd
tot waterplas en zodden vindt men nu
hier, zonder regelmaat en orde een
natuur van ombewerkten en onbe-
grensden rijkdom".
Een stukje historie
De dorpen Nieuwkoop en Noorden, die een ge
meente vormen, dateeren niet van jonge datum.
Integendeel, reeds
in 1131 kent de
Bisschop van
Utrecht de onder
Bodegraven lig
gende Meije aan
Nieuwkoop toe.
Men heeft de
naam Nieuwkoop
willen afleiden
uit de omstandig
heid, dat hier la
ter dan elders
veenderijen wer
den aangekocht,
waardoor men
ging spreken van
een nieuwe koop.
Onwaarschijnlijk
is zulks niet, daar
veel dorpen om
Nieuwkoop hun
naam ontleenen
aan de veenderij,
b.v. Nieuwveen,
lAarlanderveen en Vinkeveen.
Uit de geschiedenis blijkt, dat Nieuwkoop jaren
lang een belangrijk dorp is gewjest. Zelfs is er
in 1394 sprake van dit dorp ais „hooge vrije heer
lijkheid". Dit bcteekende, dat men zich onttrokken
kon achten aan het rechtsgebied van het Baljuw
schap van Rijnland en Woerden, waardoor de in
woners alleen konden gedaagd worden voor een
eigen vierschaar. Een en ander was te danken
aan onecnighcid met Rijnland over de uitwate
ring; ook was deze streek een vooruitgeschoven
post in het Stichtsche gebied, dat aanhoudend
met de graven van Holland in onmin leefde en
nu als stootkussen dienst moest doen.
De glorietijd van Nieuwkoop was echter toen -dc
heerlijkheid in het be7.it was van Jlhr Johan do
Bruyn van Buitenwech, uit den Haag. Deze liet
in 1637 in de kom van het dorp een „gemoenlands-
huis", ook wel kasteel genoemd, bouwen. Van het
eertijds fraaie gebouw, is de toren nog aanweizig.
Bekend is ook nog, dat in 1672 een kleine troep
Nieuwkoopers onder leiding van hun Baljuw Hen
drik van Sevcnhoven, een 3500 man tellende
Franscho legerafdccling de doortocht door het
dorp belette.
De plassen.
Gezicht op de Nieuwkoopsche plassen
krijgen met het Haarlemmenmeer, waardoor als
het ware een binnenzee zou ontstaan, wat een
voortdurende bedreiging zou beteekenen voor de
omliggende steden.
Thans worden nog maar heel weinig turven meer
in Nieuwkoop gestoken, de vraag naar de«ze brand
stof is wel heel sterk verminderd.
Bij ons bezoek aan Nieuwkoop hebben wij nog
een ouden turftrapper opgezocht, die temidden der
wijde plassen op een eilandje zijn bedrijf uitoefende.
Toen wij den man de vraag stelden of hij zijn
turf nogal kwijt kon, schudde hij mistroostig het
hoofd.
Elk jaar gaat het moeilijker meneer, de vraag
wordt steeds minder.
En dan gaat hij naar een stapel turf die hij van
verleden jaar heeft overgehouden en toont ons
met de trots van een vakman een turf.
Kijk eens meneer, hoe mooi vast en licht.
We moeten het toegeven, het is een prachtig ge
vormde harde turf, die toch opvallend licht in
onze handen rust.
Als ik er niets bij zie te verdienen, dan eet
ik nog geen droog brood; daarom ga ik volgende
week maar aan 't
wenk op 't land....
Somber kijkt hij
over de plassen.
Maar ik ben
liever op de plas
sen, dat verveelt
nooit, meneer.
Dat verveelt nooit.
Inderdaad, het is
een genot op deze
plassen te zwal
ken met roei- of
zeilboot. Steeds
ziet men weer
anders voordoen
de waterpartijen,
de rijkdom der
flora, de tallooze
slooten, poelen en
sloppen in de
grilligste lijnen
tusschen de krag-
bedrijt van den turf- gen doorloopend;
met op de ach
tergrond de schil
derachtige Meije of de aardige huisjes van
Nieuwkoop waar de eeuwenoude toren van het
vroegere gemeerd an dsthu is ver boven uitsteekt.
Ook zij die belang stellen in het dierenleven
l dat der vogels, kunnen op de Nieuwkoop
sche plassen genieten. Niet alleen treft men in
groote getale de meerkoet aan, ook het Woudaapje,
de Karrekict, de Kwikstaart, ja zelfs de Roer
domp, die met zijn snavel in of op het Water ge
plaatst, een tot op verre afstand hoorbaar won
derlijk brulgeluid laat hooren.
Ook de vischliefhebbers kunnen in Nieuwkoop
te kust en te keur terecht en talrijk zijn de ge
legenheden waar men een vischbootje kan huren.
Meerdere malen heeft men pogingen aangewend
om deze plassen in te polderen, wat ten deele
ook is gelukt. Zoo werden omstreeks 1S00, 4300
hectaren drooggemalen, maar rond 2000 hectaren
zijn toch nog blijven liggen. De laatste plannen tot
inpoldering van dit gedeelte dateeren van 1919,
maar daaraan is wegens te hooge kosten geen
uitvoering gegeven.
Uit het oogpunt van natuurschoon is dit zeker
gelukkig te noemen.
Tenslotte nog een enkel woord over het gemeen
telijk ontginningsbedrijf. Niet omdat dit bedrijf
in het algemeen zoo uiterst belangrijk is al
willen wij het nut daarvan voor de gemeente
Nieuwkoop niet onderschatten doch veelmeer
omdat indertijd
in verband met
dit bedrijf in dag
blad en tijdschrift
zooveel bezorgd
heid is getoond
voor het natuur
schoon van Nieuw
koop. We hebben
kunnen consta-
teeren, dat er
voor deze bezorgd
heid geen reden
bestaat. Zeker, er
wordt stadsvuil
aangevoerd, maar
dat wordt niet in
het water gestort
doch op minder
waardig rietland.
Zoo dra de stort-
laag op voldoen
de hoogte is ge
bracht wordt het
vuil met een
laagje bagger af
gedekt en reeds
spoedig is de
grond dan voor
bietenteelt ge
schikt, Van watervervuiling of wat dies meer zij,
is dan ook geen sprake.
Laten wij mogen besluiten met aan te halen wat
de burgemeester van Nieuwkoop van zijn plassen
schreef:
„Honderd jaren geleden was dit gebied even mooi
als thans; men ging naar de meren van Friesland
en Zuid-Holland, men ging naar het buitenland,
men kwam eohter niet hier. Onze plassen, men
kende ze niet, zelfs de eigen bevolking kende ze
niet, wist ze althans niet op de waarde te stellen
en wie dit wel kon, genoot ervan, doch sprak er
niet over. Zij voelden als bij intuïtie aan, dat het
eigenlijke karakter van de Nieuwkoopsche plassen,
de sfeer welke daarover hangt, is: rust en stilte.'*
Moge het gemeentebestuur er in slagen bij do
toenemende belangstelling voor de plassen, dezo
sfeer te bewaren.
De „turjtrapper" aan het steken
van zijn product Op de voorgrond
de nog onbewerkte veenlaag
Uw bfclcmqsifcHinq waard)
Een uitgedroogde ziel
Niemand minder dan de beroemde natuurkun
dige onderzoeker Darwin heeft, in zijn eigen
levensbeschrijving, met edele openhartigheid do
kwalen van zijn innerlijk leven en haar oorzaken
ons blootgelegd.
Hij vertelt ons, hoe hij begon met veel van poëzio
te houden, poëzie van Milton, Gray, Byron,
Wordsworth, Coleridge en Shelley. Reeds als
Schooljongen werd hij geboeid door Shakcspearo,
voornamelijk in de historische stukken.
Ook vond hij veel behagen in mooie schilderijen
en vooral in muziek, maar sedert vele jaren was
dit alles gansch anders geworden onder en door
veelvuldige en weldra uitsluitende bemoeiing
me* wetenschap.
„Het is mij niet mogelijk", zegt hij, „een enkelen
regel poëzio te lezen. Ik heb het laatst nog weer
eens met Shakespeare beproefd, maar ik vond
alles zoo onuitstaanbaar vervelend, dat ik er
van walgde. Ook heb ik zoo goed als geheel mijn
smaak in muziek en schilderen verloren. Mijn
geest schijnt geworden te zijn een soort machine,
om algemecne wetten te fabriceeren uit een
grootcn voorraad van feiten.
„Een geest, hoogcr en beter georganiseerd dan
dc mijne, zou daarvan, meen ik, zeker niet zoo
geleden hebben. Indien ik mijn leven nog weer
moest overdoen, zou ik er een vaste regel van
maken, om minstens éénmaal in de week wat
poëzie te lezen en muziek te hooren. Misschien
waren op dio wijze de deelcn van mijn herse
nen. die nu geatrophieerd (krachteloos door ge
brekkige voeding) zijn. dan blijven werken."
Darwin heeft het verlies, dat hij beschrijft, maar
niet als iets gerings beschouwd. Hij geeft te ver
staan, dat hij het gevoeld heeft als een verlies
van geluk, en wat nog meer zegt, dat hij het
beschouwd heeft als een mogelijke schade voor
het intellect en als oen zeer waarschijnlijke
schade voor hot zedelijk karakter, vanwege do
verzwakking, die de gevoelszijde van onze na
tuur hier geleden heeft.
Op aandoenlijke wijze noemt hij zich zelf ,.een
verdord blad" met betrekking tot alles wat geen
wetenschap is, en hij spreekt van zijn „uitge
droogde" ziel."
Het is alweer een bewijs, dat de wetenschap op
zich zelve ons niet kan geven, waaraan wij zoo
schreiende behoefte hebben: zielevrcdc.
365
Hoe belangrijk echter dc historie van Nieuwkoop
moge zijn, voor menigeen ls het bezit van de
plassen, een ver daarboven te waardeeren bezit.
Op welke wijze doz-e plassen zijn ontstaan?
De vraag naar turf waaraan in vroeger jaren
©en sterker behoefte bestond dan tegenwoordig
was oorzaak dat men er toe overging het veen,
'dat in groote hoeveelheid aanwe/.ig was, te ver
wenken tot deze brandstof. Het was een gouden
tijd voor Nieuw
koop. Bij hon
derdduizenden
werden dc turven
vervaardigd en
naar do groote
steden vervoerd,
wat aan vele han
den werk gaf.
Echter, de rijk
dom van deze
handel bcteèken-
de ook een aan
staande armoede.
Men maakte en
verkocht turf,
maar hield onaf
zienbare water
vlakten over. Zoo
groot werden de
plassen tenslotte,
dat zij de schrik
werden van volk
en regeering. Men
achtte het gevaar
niet denkbeeldig
Vat deze piaseen op de duur verbinding zouden
Een monumentaal geveltjedat her
innert aan de gouden tijd" van
Nieuwkooo