LXi
3)
Een paar dagen later vraagt Alfred: „Wel Els,
hoe maakt het de tuinman?"
>,Goed, mijnheer."
„Zoo zoo, goed. Nou meid, ik geef je groot gelijk,
ik neem het je heelemaal niet kwalijk."
Els is te verwonderd om te begrijpen en te ant
woorden.
„Wanneer gaat het er door?"
Nu begrijpt ze beter, ,,'t Gaat er niet door."
>,Er niet door? Hoe komt dat?"
„Ik heb er geen zin in."
'Alfred vertelt het zijn vrouw en 's avonds komt
hij in de keuken.
„Zeg Els, je hebt me dat vanmiddag verteld.
Maar je moet het voor ons niet laten. Je bent nu
Hanger dan tien jaar hier en ik begrijp, wat je
bindt. Maar je zult je geleidelijk moeten losma
ken. Als jij zelf het niet doet, doen het later
misschien de omstandigheden. Het is beter, dat
je het zelf doet."
Maar Els doet het niet. Ze luistert niet. Een
redeneerend hoofd, zooals de mannen hebben,
heeft ze niet. Ze is een vrouw. En ze heeft een
moederhart. Voor een kind is geen offer te groot.
Ze kan Dolfje niet loslaten. Het verleden leeft
nog.
Het verleden sterft nooit.
VI
Annie Lewenhof is een flinke vrouw, maar haar
neiging tot zwaartillendheid wordt er met het
klimmen der jaren niet beter op.
Ze wordt ongerust. Hoe zal het gaan ih de toe
komst? Met bezorgd hart denkt ze aan Els en
aan Rudolf.
Els heeft den tuinman afgewezen. Dat i9 nu twee
jaar geleden. Het 's voor haar gemakkelijk, want
Els zorgt zelfstandig voor alle dingen. Maar het
leit, dat ze hem afwees, bewijst, hoe vast ze zit
aan den jongen.
En nu zijn de kansen voorbij. Rudolf is twaalf
jaar en Els wordt een verwelkende oude vrijstee
met grijzende haren.
Kon ze Rudolf maar wat vaster aan ziichzelf
verbinden en wat losser maken van Els.
Ze bedenkt er wat op.
„Rudolf moet eens iets van de wereld zien, Alfred.
Dat is noodig voor zijn verder leven."
„We weten nog niet, wat hij worden zal."
„Neen, maar menschenkennis en een beetje kijk
©p het leven komen altijd te pas."
„Wat wil je dan?"
„Jij hebt binnenkort twee weken vacantie. Wij
gaan dan ergens voor een maand en pension.
Rudolf en ik gaan een week eerder en komen
een week later terug, dan heb jij met de drukte
van gaan en komen niets te maken. De middelste
veertien dagen kom jij bij ons in het pension en
je stuurt Els met veertien dagen kostgeld naar
haar tante.
„Dat zal nog al wat kosten."
„Als we haar meenemen kost het nog meer. Die
tante zal zooveel kostgeld niet nemen."
„Nee. ik bedoel het heele geval. Vier weken in een
pension."
„Het is maar eens in 't jaar zomer en maar
eens vacantie."
„Het duurt nog twee maanden eer het zoo ver
is. Ik zal er over denken."
Rudolf heeft Woensdag- en Zaterdagmiddag vrij.
Hij is te groot, om zoet met moeder te wandelen
en hij heeft heel wat vrinden. Daar gaat hij mee
op stap.
Hij heeft een schepnet en een vlindernet, hij klimt
met kameraadjes over hekken en ze springen
over slootjes. De zomer is heerlijk, de wereld
ruim., de jongens zijn levenslustig en gezond, ze
scheppen stekeltjes en torren en ze vangen
sprinkhanen.
Met Els heeft hij prachtige geheimen, een augur
kenglas met kevers en rugzwemmers, een drups-
flesch van den kruidenier met eon groote geelge-
rande watertor, die hij pas gevangen heeft en in
de flesch gedaan in gezelschap van kikkervischjes.
Maar de volgende morgen is de tor alleen en de
staartjes van de kikkerlarven liggen op de bodem,
het heele gezelschap is door de vraatzuchtige
kanjer opgegeten.
Els vindt het veel te lastig om zoo'n dier in 'f
leven te houden, daarom laat bij hem zwemmen
en vult de flesch met stekelbaarsjes want hij
moet goede vrinden blijven met Els. Ze heeft hem
ook al een teiltje gegeven om vischjes in te doen,
toen hij eigenmachtig een schaal van het eetser
vies genomen had.
Els is zijn vertrouweling. Ze maakt zijn vuile
schoenen en kousen schoon en verstelt 6tiekem
zijn gescheurde broek. Ze hebben samen allerlei
geheimen, die niemand weet, ook vader en moe
der niet.
Moeder Annie krijgt haar zin.
De plaatsen in het pension worden besproken.
Opgetogen vertelt Annie van de toekomstige heer
lijkheden aan Rudolf en ze verwaoht, dat hij een
meter hoog de lucht in springen zal. Maar dat
valt tegen. Hij kijkt een beetje twijfelachtig,
vraagt of daar weilanden en slooten zijn en
toont zich eigenlijk teleurgesteld als hij hoort van
bosch en heide. Annie weet hem alles in zulke
aantrekkelijke kleuren voor te schilderen, hem zoo
te bepraten en te Overreden, dat hij enthousiast
wordt en naar de keuken springt, om Els het
groote nieuws te vertellen.
„Moet ik dan alleen hier blijven?" vraagt Els
bedenkelijk.
„Misschien." Daar heeft hij nog niet aan ge
tocht. „Veertien dagen blijf je bij vader. Zeg,
eorg jij dan voor mijn beesten?" Dat schiet Kern
ineens te binnen. Jrpat doe je wel, hè?"
Hij kijkt zoo trouwhartig, zoo verlangend naar
haar gunstig antwoord, dat ze overwonnen, haar
beide handen op zijn schouders legt en zegt:
„Natuurlijk, zorg ik voor jouw beesten."
Nu krijgt Annie de handen vol met het nemen
van voorbereidende maatregelen. En wat nog
nooit gebeurd is, schijnt nu te gebeuren. Het lijkt
wel, dat ze er nerveus van wordt. Ze zit soms in
gebogen houding met een pijnlijke trek op haar
gezicht.
„Wat scheelt er aan?"
„Ik heb telkens zoo'n pijnlijk gevoel in de buik."
„Je maakt je veel te druk. Ga vanmiddag een
poos rusten. Ik kom vroeg thuis. Zorg, dat ik je
te bed vind."
Amfie volgt Alfreds raad. Het bevalt haar goed.
„Hoe gaat het?"
„Goed. Ik voel niets meer. Ik kom er uit."
„Nee nee, vanmiddag houd jij je gemak. Ik haal
twee kopjes thee, jij blijft in bed."
's Avonds is Annie weer monter. De pijn is weg.
De rust heeft haar opgeknapt.
„Zie je wel. dat je een beetje gejaagd was!" zegt
Alfred triomfantelijk.
Annie lacht en knikt.
Sindsdien klaagt ze niet meer. Maar de pijn komt
wel eens terug. Dan gaat ze een paar uur liggen.
Dat doet haar goed. Ze zegt er maar niets van
tegen haar man.
Annie betrekt met Rudolf het pension. Ze vindt
het heerlijk. Nu is Dolfje alleen van héér.
Het is ®lke dag mooi weer. Ze kan den jongen
niet in huis houden. Dat w'l z© ook niet. Samen
trekken ze er op u-it en Rudolf geniet van de
buitenlucht, van het nieuwe en het vreemde.
Maar ze begrijpt niet, wat er aan hapert. Ze is
zoo gauw moe, daar had ze vroeger nooit hinder
van. Haar spiegel vertelt haar, dat ze er betrok
ken uitziet. En dan die pijnlijke plek van binnen.
Soms wordt ze ongerust. Daags voordat haar man
komt, laat ze Rudolf 's middags alleen wandelen
en zij rust °P de divan. Nu is ze de volgende dag
frisoh en blozend.
Alfreds oogen inspecteeren onderzoekend haar
gezicht, haar oogen, maar tot zijn blijdschap ont
dekt hij niets.
Dolfje heeft veel te vertellen. Hij zou graag 'vra
gen, hoe het m€t zÖn dieren gaat, maar dat kan
niet. Vader en moeder weten daar niet van. Els
zal er wel goed voor gezorgd hebben en alle
maatregelen genomen, troost hij zich. Dus daar
over zwijgen.
Maar vertellens doet hij zooveel te meer. Hij is
hier geweest en daar geweest. En dd&r moet u
©ens gaan kijken! Hij heeft een stille plas ontdekt,
waar eenden zwemmen en waterkippen en andere
watervogels, waar hij één keer zelfs een roerlooze
reiger aan de waterkant zag.
„Dan moet jij onze gids maar zijn," zegt vader,
„We gaan er morgen dadelijk op los."
De volgende dag is er een van uitgaan en go-
nieten.
's Avonds zegt Alfred: „Je ziet er betrokken uit."
„We hebben een drukke dag gehad." glimlacht'
Annie.
Dat •►©valt hem niet. Hij zal voorzichtig wezen.
Wat is er toch? Ze was altijd gezond en sterk en
blofcénd en nooit moe.
Een paar dagen doen ze voorzichtig aan. Ze gaan
eens rijden inplaats van wandelen.
Maar dan krijgt Annie op een nacht een hevige
pijn. Ze kermt telkens en rilt soms hevig, minuten
lang, alsof ze door en door koud is. Er worden
dekens aangebracht en het schijnt eenige baat te
geven, want de pijp mindert.
's Morgens komt de dokter. Hij vraagt en
onderzoekt. Dan neemt hij Alfred alleen.
„Het is ontsteking aan de blinde darm in vrij
gevorderd stadium. Een operatie is oogenblikkelijk
noodig."
„Kan het niet een dag wachten?"
„Onmogelijk."
,,'t Zal haar zoo overvallen."
„Was er hier ter plaatse een chirurg, dan zou ilt
eerst consult houden. Maar nu gaat dat niet. Zo
moet naar het Ziekenhuis in de stad. Daar kan
ton het consult plaats hebben en de chirurg zelf
het geval beoordeelen. Ik durf de beslissing niet
langer uitstellen dan noodig is. Begin u vast haar
voor te bereiden. Ik bel inmiddels het Ziekenhuis
op, om het transport te regelen. Daarna kom ik
weer hier, praten met de patiönte.
Alfred is verslagen. Hij overweegt wat Annie zeg
gen zal.
„Wat heeft de dokter gezegd?" vraagt ze.
„Och, het is niets bijzonders. Het bekende liedje,
de blinde darm."
„Wat doet hij nu?"
„Dat kun je wel begrijpen, misschien. Zoo'n geval
willen ze altijd opereeren."
Annie wordt ftngstig. Ze antwoordt niet.
Alfred wacht op den dokter.
Die komt spoedig. Hij doet rustig en opgewekt.
„U hefty het zeker gehoord, mevrouwtje?"
„Ja, dokter. Maar dat doe ik niet. Ik Iaat me niet
opereeren."
„We zullen kijken, mevrouw. De chirurg kan dat
het best beoordeelen. Hij is vakman."
„Komt er oen chirurg?"
^Necn, wij gaan naar hem toe. De auto is al
onderweg. Ik ga met u mee."
„Al onderweg?"
Annie spartelt nog tegen. Maar het feit ligt er.
De auto komt voor de deur en zij moet er in.
Wordt vervolgdj
Woensdagmorgen heeft de Alte Schwalcnberger Trachtengruppe, welke in ons land vertoeft, voor het
Prinselijk paar volksdansen uitgevoerd. De Prinses en de Prins in gezelschap van Prinses Armgard
hadden op het bordes van het paleis Soestdijk plaats genomen.
31 e
DE STERRENHEMEL
IN JULI
Jupiter op 15 Juli in oppositie
De kaartjes stellen elk het halve hemelgewelf
voor, boven den noordelijken en den zuidelijken
horizon, in den stand van 15 Juli 's avonds le
negen uur.
Een loodlijn uit de Poolster neergelaten, wijst het
noordpunt van den horizon aan.
De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord
kaartje binnen de gebogen, staan op onze breedte
altijd boven den horizon.
De sterrenbeelden
De kop van den Draak staat ongeveer in het
zenith. De Groote Beer daalt in het N.W., terwijl
in het N.O. Pegasus en Andromeda opkomen. In
het westen gaat de Leeuw onder en laag boven
den noordelijken horizon staat de Wagenman met
de heldere Capella. Hoog aan den oostelijken
hemel staan de heldere sterren Deneb en Wega in
Zwaan en Lier, terwijl in het westen Arcturus en
Spica in Boötes en Maagd de aandacht trekken.
Laag boven den zuidelijken horizon loopt do
ecliptica, waarop (zie zuidkaartje) in den Schut
ter, met een kruisje de plaats der zon op 22 Dec.
is aangegeven. In Weegschaal en Schutter staan
resp. de planeten Mar9 en Jupiter.
De Melkweg, waarin de sterrenbeelden Perseus,
Cassiopeia, Zwaan, Arend en Schutter, loopt van
het noorden door het oosten naar het zuiden.
Vallende sterren, de Aquariden, zijn te verwach
ten in de laatste week van Juli.
Algolminima: 27 Juli 's morgens te kwart voor
één en 29 Juli 's avonds te half tien, maar Algol
staat niet gunstig.
De zon
De zon is een ster, en niet eens een van de groot
ste, en de sterren zijn dU9 alle hemellichamen van
gelijken aard als de zon. Dat de zon, in tegen
stelling met de sterren, voor ons zoo groot, zoo
helder en warm is, laat zich verklaren door dc
relatief geringe afstand waarop wij ons van haar
bevinden. De aarde beweegt zich In haar baan om
de zon, op een afstand van rond 150 millioen K.M.,
terwijl de dichtstbijzijnde ster 41 billioen K.M. van
ons verwijderd is. De zon is in vele opzichten een
middelmatige ster. Zij behoort tot de gele ster
ren, wat zeggen wil, dat er veel heetere. maar ook
sterren (de roode) van veel lagere temperatuur
zijn. Dc oppervlakte-temperatuur dor zon bedraagt
G000 graden, terwijl die der kern vele millioen
graden moet bedragen.
Nadat het inzicht algemeen was geworden, dat de
zon, het middelpunt van het planetenstelsel, een
ster is, kwam de vraag aan de orde of ook alle
sterren als middelpunt en „zon" van een plane
ten-familie moeten gedacht worden. Nu is de af
stand tot de sterren zóó groot, dat geen kijker
sterk genoeg is, bovenstaande vraag langs den
weg van waarneming op te lossen. Voor velen is
dit evenwel geen beletsel geweest het antwoord
langs den weg van redeneering en speculatie té
zoeken en bij voorbaat (voorbarig) toestemmend
te beantwoorden. Waarom toch. zoo vroeg men,
zou „onze" zon een uitzondering zijn en zouden
alle andere sterren niet door planeten omcirkeld
worden. Vooral gedurende do negentiende eeuw
werd deze meening vlijtig gepopulariseerd en in
de hoofden van millioenen ingepompt.
Do genoemde opvattingen stonden in nauw ver-
15 JUNI II U.
30 10 U
band met de theorieën die werden opgesteld over
het ontstaan van het zonnestelsel. Wij noemen
hier slechts drie dier theorieën, n.L de gasnevel-
theorie van Kant-Laplace, de meteoren-theorie
van Lovky^r-Darwin en de- spiraalnevel-tbeorie
van Chamberlin-Moulton. Deze theorieën waren,
meer of minder uitgesproken, eigenlijk ook schet
sen van den levensgang van elke ster. Vooral de
gasnevel-theorie van Kant-Laplace heeft langen
tijd de geesten beheerscht.
Er waren en bleven echter bezwaren en die ver
minderden met den tijd niet. Tegenwoordig zijn
al de genoemde theorieën op den achtergrond
geraakt en staat midden in de belangstelling de
getijden-theorie van Jeans. Wij kunnen hier niet
verder op ingaan maar en dit is wel merk
waardig en hierop willen wij de aandacht vesti
gen volgens die nieuwste theorie is ons zonne
stelsel zooal niet een unicum dan toch een
hooge uitzondering in de sterrenwereld.
Ons geloof in de uitspraken der Heilige Schrift
die dc aarde een bijzondere plaats in dc
schepping toekent, daarop den mensch als hoogste
schepsel en beelddrager Gods plaatst en in dc
volheid des tijde, den Christus doet geboren
worden is wel niet afhankelijk van de vond
sten en uitspraken der wetenschap, maar wij
zullen er toch met belangstelling kennis van
nemen wanneer de uitkomsten der wetenschap,
de uitspraken der Schrift niet bestrijden maar
veeleer bevestigen.
In 1610 ontdekte pater Soheiner te Ingolstadt
en ongeveer terzelfder tijd Fabricius in Holland
en Galileï in Italië vlekken op de zon. Deze
ontdekking had tweeërlei gevolg. Ten eerste gaf
zij aanleiding tot bestudeering van de natuur
kundige gesteldheid der zon, dus tot beoefening
der zonnefysica en ten tweede werd hierdoor dc
wenteling der zon om haar as ontdekt. Gewoon
lijk toch verschijnt een zonnevlek, aan den oosto-
lijken rand der zon om na ongeveer veertien
dagen aan den westelijken rand te verdwijnen.
Aangenomen dat een vlek nagenoeg niet van
plaats verandert, heeft dus de zon in dien tijd
een halve omwenteling volbracht. De omwente-
lingstijd der zon aan de zonne-equator bedraagt
ongeveer 25^4 dag. Den waren aard van het ver
schijnsel der zonnevlekken kent men nog niet.
De vlek ontstaat door een werveling in de boven
ste lagen van het zonnelichaam waardoor een
krater of diepte ontstaat die volstrekt niet
„donker" is, maar alleen minder licht uitstraalt
dan het zonne-oppervlak en daardoor zich af-
teekent.
Er zijn altijd wel eenige grootere .of kleinere
vlekken op de zon maar er is een periode van
ruim 11 jaar waarin zij veelvuldig voorkomen.
Na het jaar van een minimum neemt het aantal
vlekken toe tot na pl.m. 4y2 jaa«" een maximum
bereikt wordt. Daarna neemt het verschijnsel
weer langzaam af tot na pl.m. 6Vfe jaar weer een
minimum volgt. Een verklaring voor het op
treden dezer perioden is tot heden niet gevonden.
Het jaar van een maximum i9 gekenmerkt door
optreden van noorderlicht en storingen in het
aardmagnetisme. Het laatste maximum- en mi
nimumjaar waren resp. 1928 en 1933, waaruit
blijkt dat wij nu in een periode van toenemende
zonnevlekken zijn.
De zon, de maan en de planeten
De zon treedt 23 Juli in het teeken Leeuw, staat
dan in het sterrenbeeld Kreeft, r. kl. 8 u. 7 min.,
deel. 4- 20 gr. 11 min.
5 Juli komt de aarde in haar aphelium (grootste
zonsafstand).
Het eerste kwartier der maan van 15 Juli staat
in de Maagd, de volle maan van 23 Juli in den
Steenbok.
Mercurius is 8 Juli in bovenconjunctie en
dus niet zichtbaar.
Venus, rechtloopend in den Stier, is een schit
terende morgenster en komt in het begin der
maand ruim 2 uren, aan het eind ruim 3 uren
voor de zon op.
Mars rechtloopend in den Schorpioen staat nog
als een heldere roode ster aan den avondhemel,
maar gaat in het midden der maand reeds voo
middernacht onder.
Jupiter komt 15 Juli in oppositie met de zon
en gaat dus dan te middernacht door het zuiden.
De planeet staat wegens groote zuidelijke decli
natie met hoog boven den horizon maar is van
groote helderheid: 2.3 m!
Satumus, ir. de Visschen komt aan het begin
der maand voor middernacht, aan het eind
's avonds voor tien uur reeds op.
Voor zomertijd moeten de tijdsopgaven één uur,
later gesteld worden.
ri zontaal:
armoedig.
bedwelmende drank, werd door de Germanen
veel gedronken,
centrum van bloemencultuur,
voor (Latijn),
bekend Bijbelwoord,
bekende volksdrank,
wat we thans in de weide zien.
schikking,
voorteeken (Latijn),
verleden tijd van leeren.
r ti caal:
niet stijf.
stad in Noorwegen.
geliefde vorstin in Nederland.
aardsoort.
pit.
verdeelen.
stad in Gelderland.
slaginstrument
egel.
lidwoord,
telwoord.
landbouwwerktuig.
OPLOSSING
Horizontaal: 1. slof, 4. leek, 6. opa, 7. mik,
9. beo, 11. nar, 12. esp, 14. iepen, 17. kast, 19. idee,
21. een, 23. nid, 24. les, 26. bes, 27. mot, 29. tor,
30. kixx>t, 31. spons
Verticaal: 2. lama, 3. fok, 4. lab, 5. epos, 8.
iris, 10. eend, 11. nikkel, 13. phebus, 15. eten, 16.
eind, 18. ar' rem, 20. ether, 22. eik, 25. sok, 26. bot,
28. trap, 29. torn
VENUS'
■V- MARS
JUPITER
5ATURNUS
I GR BEEi
UMIM I
WAGENI
kbe'FT '~/m '•v*'*"
"-vi/ „-'ANDROMEDA >x
»V\V%---V
J «x.-'w, vV#, -..
o
,ii\ \?-sc"0«p'<
317