Prinses Wilhelmina aangehouden bij Goejanverwellesluis
Tir'
Frederika Sophia Wilhelmina van Pruisen,
gemalin van Prins Willem V.
'Somber zag het er uit in het Nederlana van 150
jaar geleden. Felle partijschappen verteerden de
levenskracht van ons volk. Patriotten en Prins-
gczinden bestreden elkaar op de fanatiekste wijze,
waarbij de eersten zich niet ontzagen buitenland-
sche hulp te aanvaarden om op die wijze de
vervulling hunner begeerten te bespoedigen. Eens
gezindheid was er in het kamp der opposanten
tegen ae bestaande orde zooals meer voorkomt
alleen in het negatieve: het verzet tegen
Oranje, die van alles, wat op tegenslag leek, de
schuld kreeg. Zoodra er sprake was van positieve
opbouw, liepen de wenschen der twee groepen,
die te zamen zich vol fierheid Patriotten d.i. Va
derlanders noemden, al heel ver uiteen. De
aristocraten stonden op herstel of bestendiging
van de rechten der oude regenten; de democra
ten bepleitten het recht van de burgers om aan
deel te nemen in de verkiezing van de vertegen
woordigers in de regecringsliohamen.
Dai het bij een dergelijken stand van zaken voor
den Stadhouder mogelijk zou geweest zijn tus-
schen de partijen door te zeilen en van de onder
linge verdeeldheid gebruik te maken, om op die
wijze zelf het roer in handen te houden, te meer
daar nog altijd het grootste deel van het volk
zijn sympathie voor Oranje had behouden, valt
niet moeilijk in te zien. Dat Stadhouder Willem
V van deze gunstige gelegenheid geen gebruik
maakte, moet verklaard worden uit de beide vol
gende omstandigheden: In de eerste plaats moet
dit geweten worden aan zijn zwakke persoonlijk
heid. terwijl in de tweede plaats de eigenaardige
tweeslachtige positie van het Stadhouderschap
daarvan de schuld droeg.
liet laatste punt moge het eerst een oogenblik
onze aandacht hebben. Meer dan in ecnige an
dere functie hing het er bij het Stadhouderschap
van af. welke persoon het ambt bekleedde ter
bepaling van ae beteekenis, die deze waardigheid
op een bepaald moment bezat. Naar den aard van
zijn ontstaan en naar de omschrijving van zijn
rechten was het Stadhouderschap een dienende
functie.
Als Stadhouder waren de Oranje's dienaren van
de Staten der gewesten, die hen daartoe kozen,
terwijl ze daarenboven als kapitein-generaal der
Unie bij het opperbevel over het leger onderge
schikt waren aan de Staten-Gencraal der ver-
ecnigde provinciën Dat daar gedurende het be
staan van de republiek dikwijls zoo weinig van
Meek, dat integendeel in binnen- en buitenland
de Stadhouder in naam en in daad de gebieder
was. was een gevolg van de bekwaamheden der
verschillende dignitarissen: Maurits. Frederilc
Hendrik en Willem III wisten zich steeds de lei
ding te verzekeren.
Iloe ondoelmatig en gevaarlijk de regeling der
bevoegdheden was. werd pas goed openbaar, toen
een minder krachtige en doortastende persoonlijk
heid, als Willem V was, dit ambt bekleedde.
Naar het oordeel dor historiekenners was Willem
geenszins een man zonder beteekenis: Hij bezat
een helder verstand, hij betoonde een toewijding
en een energie om zich in de zaken in te werken,
die alle lof verdient, maar het ontbrak hem aan
durf en doorzettingsvermogen en dat is hem en
ons land in de roerige tijden, waarin hij leefde,
noodlottig geworden. Meer dan iemand van zijn
voorgangers heeft hij zich gehouden aan zijn in
structie, heeft hij zich den dienaar en niet den
regeerder gevoeld. Bedreef men onrecht jegens
hem, verkortte men hem in zijn rechten, hij liet
het bij protesteeren, maar angstvallig vermeed
hij krachtig en welbewust ingrijpen, indien niet
zijn lastgevers, de Staten, hem daartoe machtig
den. Daarom verliet hij in 1785 Den Haag, toen
enkele heethoofden zijn afzetting als bevelhebber
2 8 JUNI 178 7
van de residentie doordreven, terwijl de hem ge
trouwen niet de kracht bezaten om hem tot op
treden te manen. Daarvan is ook een gevolg het
onaangenaam avontuur van Prinses Wilhelmina,
zijn echtgenoote, bij Goejanverwellesluis, waarop
we hier in het bijzonder de aandacht willen ves
tigen in verband met het verjaren van deze
unieke gebeurtenis in onze landshistorie.
Wilhelmina van Pruisen, sinds 1767 gemalin van
Willem V, was in vele opzichten het tegendeel
van haar echtgenoot. Als 16-jarige Prinses naar
ons land gekomen en daar met jubel ontvangen,
had zij er zich al spoedig aan moeten gewennen,
dat onder de uiterlijke luister der vorstelijke
waardigheid heel wat moeien en zorgen schuil
gingen. Haar onafhankelijke aard kon het al heel
spoedig moeilijk verkroppen, dat haar man zich
zoo geheel liet leiden door den gouverneur zijner
jeugd, den Hertog van Brunswijk. Jaren waren er
voorbijgegaan, voor deze en dan nog door toe
doen van buiten af verwijderd was.
Met toenemende bezorgdheid had zij, die zich op
advies van haar oom Frderik den Groote,
Koning van Pruisen al van meet af volkomen
op de hoogte gesteld had van de staatszaken, ge
zien, hoe de Prins zich in zijn beleid veel te
weinig zelfstandig betoonde en zich meer liet
regeeren dan hij inderdaad zelf bestuurde.
Niet zonder tegenzin had zij er in berust Den
Haag te verlaten om elders in het land, vooral
op Het Loo een rustig verblijf te zoeken. Op aller
lei wijzen, door correspondentie met haar oom
in 1786 gestorven en door haar broer als Koning
opgevolgd door overleg met trouw gebleven
regeerders, met den jongen Gijsbert Karei van
Hoogendorp vooral, die later bij de restauratie
zoo'n belangrijke rol zou spelen, had zij getracht
middelen te vinden om den Prins te bewegen
zich van den toestand meester te maken, maar
alles was afgestuit op zijn onverzettelijken afkeer
van maatregelen, die den schijn van onwettigheid
zouden kunnen dragen. Twee jaar reeds had het
prinselijk gezin Den Haag gemeden en hoewel
allerlei geruchten, uit de residentie tot den vorst
doorgedrongen, er op wezen aat hij zich slechts
in Den Haag had te vertoonen, om door de over-
groote meerderheid van de bevolking met ge
juich te worden ontvangen, had zij hem tot deze
daad niet kunnen bewegen: Hij wenschtc eerst
in zijn rechten te worden hersteld.
Jntusschen begon het in het land al meer en
meer te gisten. Ook in Utrecht o.a. was er ver
deeldheid gekomen in de Staten, zoodat het
Oranjegetrouwe deel te Amersfoort het opstandige
deel te Utrecht vergaderde. Het Amersfoortsche
deel riep de hulp van den Prins in, om met een
leger de grenzen van het opstandige Holland te
bezetten. Uit reactie daartegen had Holland een
Commissie van defensie in het leven geroepen
cn te Woerden gestationneerd, om een eventueele
opmarsch naar dit gewest te beletten. De Prin
ses, wetend hoe weinig initiatief er van haar ge
maal uitging, had er opgestaan en het was haar
vergund, mede de Statenvergadering te Amers»
foort bij te wonen. Opnieuw had zij daar het reëels
vaak door haar geopperd plan steeds door Wil*
lem van de hano gewezen naar voren gebracht/
om zelf naar Den Haag te gaan en alzoo den;
weg voor hem te effenen. Toen zij nu in deze
vergadering van allen kant steun ontving, gat
ook de Prins zijn verzet op en Van Hogendorp
werd naar Den Haag gezonden om de vrienden'
te polsen. Binnen een enkelen dag was hij terug
en wel met de gunstigste berichten.
Den 28sten Juni vertrok de Prinses toen uit!
Nijmegen naar Den Haag, maar de toebereidselen
voor het verwisselen der paarden te Haastrecht
en te Nieuwpoort hadden de aandacht van de
Defensie-Commissie getrokken, die daarom de
grootste waakzaamheid aan den dag legde. Op
den avond van denzelfden dag nog werd zij een
uur voorbij Schoonhoven, bij Goejanverwellesluis^
aangehouden en gedwongen haar reis op te ge
ven. Met getrokken sabel werd zij eerst bewaakt*
maar weldra werden haar verschillende facili
teiten toegestaan, al werd zij dan ook naar Schoon
hoven teruggevoerd. Haar hoop op interventie
van de Staten van Holland kwam bedrogen uitj
den volgenoen dag kreeg dit college twee brieven;
te behandelen: een van de verontwaardigde
Prinses en een van de Commissie.
Den ganschen dag wachtte de verongelijkte,
maar de Staten namen geen beslissing: „Do
meerderheid der Leeden had het noodzakelijk!
geoordeela den hrief over te neemen en ten spoe
digste ter deliberatie van de Hecren hunne Prin
cipalen te brengen, waardoor op dezelve geeit
conclusie heeft kunnen vallen."
Onverrichterzake moest de vorstin naar Nijmegen
Icrugkeeren.
Wederzijdsche verontwaardiging was natuurlijk
het gevolg van dit gebeuren, waarvan het gerucht
zich als een loopend vuur door het land ver
spreidde. De Patriotten waren heftig verbolgen
op „Willemijntje oe Schoonmaakster". In menig
schotschrift werd zij belasterd en gehoond; een
enkel voorbeeld moge dienen als illustratie. Het
is een vers dat tot titel draagt: „Aan Neder-
landsch Moeder."
Zeg, Neerlands Delxwa! of liever, Iesabcl!
Hoe lang zult gij den Banger drukken?
En Wij voor uwe wraakzucht bukken"
Het is voorwaar geen kinderspel.
Wie heeft u, onder ons, zoo veel gcizag gegeven?!
Wat zijt gij toch, in ons Gebied?
Prins Willems Vrouw, en anoers niet:
En echter doet gij Neerland beven.
Maar weet, (onthouw het wel) Hoogmoedige
VorstinÉ
Wij zijn, gelijk voorheen, nog Belgen!
Van Bato geen ontaarde Telgen,
Ons hart blaakt nog in Vrijheidsmin.
Bet gevangen houden van de Prinses.
(Naar een gravure uit dien tijdj,
294
De zucht tot wederwraak begint bij 't Volk
't ontbrandenl
Dus, Trotschel wil u wel beraên:
Hou op, of 't is met u gedaan,
De Patriot slaakt ligt zijn banden,
En dan lekt mogelijk, Prinses! een Keezen-Hond,
.Gelijk van Iesabel, u bloed nog van den grond.
Evenmin eohter lieten de Stadhouoer en zijn ge
malin het er bij zitten. De eerste was zijn vrouw
al voor en het strekt hem niet tot eer om
de hulp van zijn zwager, den Koning van Pruisen
in te roepen; liever had hij zelf met eigen mid
delen krachtdadig moeten optreden. Maar ook
.Wilhelmina schreef om hulp 't werd haar na
!dien herhaaldelijk en ten onrechte verweten, dat
!dit de eenige opzet van haar ondernemen ge
weest was, nl. een aanleiding zoeken, om buiten-
landsche bijstand in te roepen. Pruisens dreigen
Ihielp niet; eerst moest een leger de grens over
trekken om de overmoedige regenten tot bezin
ning te brengen. Pas toen wend de gevraagde
satisfactie gegeven en de Prins in al zijn waar
digheden hersteld; de Prinses met triomf in Den
Haag ingehaald.
Maar de oorzaken der verwijdering waren niet
weggenomen; het verkeerde der staatsinstellingen
bleef; Oranje was vernederd, door vreemde steun
slechts had hij zich kunnen -handhaven. Het
duuroe nog acht jaar en toen moest hij wijken
.voor de overmacht en in Engeland een schuil
plaats zoeken. Nooit zag Willem daarna zijn land
weer; Wilhelmina heeft na 18 jaar van balling
schap haar oudsten zoon nog zeiven jaar als con
stitutioneel vorst op Neerlands troon gezien.
Dr. J. KARSEMEIJER
„Overleg" bij katten
Iedereen, die wel eens dieren nauwlettend gade
geslagen heeft, zal wel eens dingen opgemerkt
hebben, die de vraag doen stellen: kunnen dieren
dieniken?
Er komen gevallen voor die wel zuiver op een
soort overleg schijnen te wijzen.
Daar is het heel eenvoudige voorbeeld van de
kat, die op de tafel springt en daar de melkkan
ontdekt. (Dit is een geval, dat dikwijls voor komt,
misschien meer dan eigenaressen van oogenschijn-
lijk good-opgevoede katten vermoeden.)
Waarschijn lijk heeft die kat zich van tevoren
Intelligente kattekop
overtuigd, dat het terrein veilig is. Ook katten
die schijnbaar (zonder zich aan het aanwezige
publiek te storen hun verkenningstochten over
tafel maken, weten wel of van het publiek gevaar
dreigt of niet.
En blijkt dan inderdaad melk in de kan te zijn,
maar die melk is onbereikbaar.
IWat doet de kat nu?
Een poot wordt in de melkkan gestoken en die
poot wordt afgelikt. Zoo krijgt de poes toch do
begeerde melk binnen.
Zijn nu de „handelingen" die de kat verriqht, het
resultaat van een soort denkproces?
Constateert de kat dat zijn kop te groot is voor
'de melkkan en denkt hij: „Ik zal 't maar eens
met mijn poot probeeren"?
.Volgens dierpsychologen gaat het zóó:
Dieren nomen waar en reageeren op die waar
nemingen. Ook hij dieren blijft het waargenomene
doorwerken. Zij hehben een geheugen, dat op dit
nawerkende opriieuiw kan reageeren. „Weten,"
'door ervaring, koant dius ook baj dieren voor. Maar
'dienken is het reageeren van dieren toch niet te
noemen.
De kat heeft dius waargenomen, dat hij met zijn
Ikop niet bij do imelk kan. Hij weet zich te her
inneren van andere gelegenheden, dat zijn poot
oen bruikbaar instrument is, waarmee in som
mige gevallen meer te bereiken valt dan met «rijn
feop. De reactie is nu die tweede „handcling"j
z'n poot gaat in de melkkan.
,We hdbben nu maar aangenomen, dat het de
eerste keer is, dat de kat zich aan de afgebeelde
Euveldaad bezondigt Als dat niet zoo is, wordt
Dat gaat bijna, niet
't geval natuurlijk eenvoudiger: de poes herinnert
zich van de vorige keer dat melk in een melk-
kannetje alleen door middel van een poot te
oonsumeeren valt.
Een ander staaltje van „overleg" bij katten Is
het volgende:
Een dame die op een buitenplaats in de buurt
van Londen woonde zoo vertelt de Engelsche
dieren-schrijver Hudson hield er een kat op
na, waar ze erg op gesteld was. Maar ook hield
ze veel van vogels. Ze deed al haar best. er zoo
veel mogelijk in haar tuin te lokken,
's Zomersmidclags werd er altijd thee gedronken
in den grooten achtertuin, of op de veranda die
op dien tuin uitzag. Een oude appelboom stond
op hot grasveld, cn op de takken van die boom
kwamen de vogels bij elkaar om op hun eten
te wachten. Want ze waren gewend dat om die
tijd de dame brood voor hen kwam strooien op
het gras onder de boom.
Ook de kat kende die gewoonte van haar, en
daarom kwam hij altijd tegen theetijd opdagen.
Zoodra de vogels bij het brood kwamen zitten,
sloop hij, al kruipend over het grasveld, naar
ze toe Maar altijd vlogen de vogels weer naar de
veilige takken van de boom juist op het moment,
dat hij zich gereed maakte voor de sprong.
Dan liep hij langzaam en waardig weg en ging
naast de stoel van zijn meesteres zitten. Maar
als de vogels weer op de grond kwamen om te
eten, moest hij er weer op af, natuurlijk met het
zelfde resultaat.
De dame deed al haar best om baar kleine gasten
te beschermen tegen de bloeddorstige neigingen
van haar poes. Maar het lukte haar niet de kat
tegen te houden. Tenslotte vond ze het °°h wel
vermakelijk al die vcrgeefsche pogingen gade te
slaan.
Als ze .gasten had amuseérde ze die kostelijk ten
koste van haar kat. Ze zei dan: „Eigenaardig dat
zoo'n intelligent beest iedere dag maar weer
hetzelfde probeert en nooit ontdekt, dat het on
mogelijk is. Ik wil wedden, dat hij daar al maar
mee door zal gaan en nooit uit zal vinden dat
het onmogelijk is vogels op een open grasveld tc
vangen door ze te besluipen."
Maar de kat ging niet almaar door met dezelfde
methode. Toen de dame op zekere middag met
het bord brood naar de appelboom liep, liep hij
achter baar aan. Tot haar groote verbazing ging
hij, toen ze de kruimels onder de boom gestrooid
had, precies in het midden van het bestrooide
stuk grasveld zitten. Daar wachtte bij tot de
vogels naar beneden kwamen om gevangen te
worden. Maar de vogels wachtten tot bij weg
ging. Zoo ging er een uur voorbij. De kat was
zeer geduldig, maar de vogels maakten zooveel
herrie als ze konden. Ze vlogen af en aan,
alleen dorsten ze niet naar beneden te komen.
Tenslotte ging de kat naar zijn meesteres terug
en toen konden de vogels in vrede hun maal nut
tigen. De beslui pi ngsme tl ïode werd van die dag
af nooit meer toegepast. Wel ging de kat de vol
gerwie middag weer midden tusschen het brood
een vol uur lang op de vogels zitten wachten. De
derde dag speelde alles zich weer precies zoo af.
De vierde middag werd het brood op de gewone
plaats uitgestrooid. De dame ging terug naar de
tafel en iedereen maakte zich gereed om de kat
uit te lachen. Maar men werd teleurgesteld. Hij
bewoog zich niet: de vogels kwamen met hun
gewone aantal op het grasveld zitten. Op zijn
plaats naast zajn meesteres zat de kat wijsgcerig
naar ae te kijken. Van die dag af deed hij geen
poging meer om ze te vangen.
Dan maar zoo!
In dit geval had de kat zichzelf bespottelijk ge
maakt, toen hij zijn strategie veranderde nog
meer dan tevoren. Maar toch, het feit °P z'ch zelf
dat hij van methode veranderde schijnt hier weer
op een soort overleg te wijzen.
Hij was op het idee gekomen, dat woord móét
haast wel gebruikt worden dat het zijn zicht
bare nadering over het grasveld was. die de vogels
waarschuwde, en ze weg deed vliegen. Als hij nu
eens van tevoren tusschen he^ voedsel in ging
zitten! Dan zouden ze wel komen om het op te
eten, en omdat hij daar dan al was, zou hij ze
zonder moeite kunnen pakkenl
Toen bij do/.e tweede methode drie dagen gepro
beerd had had de ervaring hem geleerd, dat dié
even nutteloos was als de vorige. Daarna zag de
kat voor goed af van de vogeljacht op dat gras
veld.
Ook in dit meer gecompliceerde geval van „over
leg" bij dieren, voerde dus de ervaring, die ge
leerd had, dat een handeling nutteloc was, tot
een andere handeling. Evenwel, nu bleef ook
bij de tweede handelingsmethode het begeerde
resultaat uit.
Ook het volgende is een interessant verhaal over
de intelligentie van katten;
Het kwam zoo uit, dat een jong hondje en een
katje, dat nog maar kort met verbaasde blauwe
oogen de wereld in keek, bijna op dezelfde tijd
De hond nam een van de poesjeK
in z'n bek en volgde haar.
hun intree in huis deden. Allebei waren ze door
vrienden gegeven.
Nu wilden de dame, die deze geschiedenis vertel
de, en haar moeder en zuster, graag 'n hond èn 'n
kat hebben. Dus vonden ze het heel plezier r. dat
de dieren nu van jongsaf aan elkaar konden
wennen, zoodat ze in vrede me^ elkaar zouden
leven.
Het kwam uit zooals zij gehoopt hadden. Het
hondje en het katje sliepen in één mand. dronken
van één schotel, en brachten al hun tijd, als zo
niet sliepen, met spelen door.
Toen zo volwassen waren, bleek het de kat
heel klein bleef, terwijl de hond van een vrij
groot soort was, zoodat ze in grootte veel ver
schilden. Maar dit maakte geen verschil in hun
vriendschap en hun spelen samen. Het waren
allebei bizonder lieve, goed-gemanierde dieren.
Na zekeren tijd kreeg de poos jongen. Ze was er
heel blij mee, maar ze 6oheen niet tevreden te
zijn met de plaats, waar haar jongen lagen. Ze
was onrustig en na een dag of twee begon ze het
heelc huis af te zoeken, van de kelder tot de
vliering toe.
De dames sloegen haar bewegingen met groote
belangstelling gade, zonder tusschenbe i de te
komen. Alleen deden ze de deuren voor haar open
als ze telkens maar weer terug kwam om een
kamer, die haar op 't eerste gezicht wel aantrekt
kelijk geleken bad, nog eens te inspectoeron. De
keuze scheen ten slotte te vallen op een kamer
een verdieping hooger dan waar de poesjes nu
waren.
En nu komt het bizondere van het geval: de kat,
ging niet zelf haar jongen verhuizen, of, voor
zoover de dames dat konden nagaan, tenminste
probeeren dat te doen, maar zij ging direct haar,
vriend den hond opzoeken. En do hond, die door
dat zij al zoo lang met elkaar omgegaan hadden,
haar goed kon begrijpen, rees op en volgde haar
maar de plek, waar de poesjes lagen.
Toen hij naar de diertjes gekeken had, ging do
kat op weg naar de kamer boven en ae hond liep
haar trouw achterna. Maar toen zij zag, dat hij,
om zoo te zeggen, met leege handen kwam, draai
de ze om en ging terug naar de poesjes. En wer
kelijk, na nog twee of drie vergeefsohe pogingen,
begreep de bond haar. Hij nam een van de poesjes
in z'n bek en volgde haar naar de nieuw-gekozen
verblijf plaats.
Verder ging zijn begrip niet. Ze moest hem *.veer
naar de andere kat jes terugbrengen en al La
moest hem nog eens voorgedaan worden. Zoo wer
den ten slotte alle katjes door den hond verb isd.
Op haar nieuwe verblijfplaats voelde de kat z'°h
heel gelukkig, maar dat duurde maar één dag.
Ook dit was toch niet de ideale plaats. Er moest
dus weer een verhuizing plaats hebben. Weer
werd de hond er bij gehaald. Hij moest alles nog
een keertje doen. 't Ging hem nu al heel wat beter
af dan bij de eerste gelegenheid.
Maar weer kwam de poes tot de conclusie, dat
haar jongen toch eigenlijk niet in een kamer
waren, die goed genoeg voor ze was. Zoo werd er
oen andere plaats opgezocht, haar jongen meer
295