Letterkundige Ru bliek.' Je Maintiendral. liet behoud der Oranje dynastie door Eduard Veterman. J. M. Meulcnhoff 1937. Als Vader Willam door het l°°d den sluip moordenaar gevallen is, is Louise de Coligny als Louise de Coligny verpletterd en de regeering radeloos. In de Staten* Generaal beraadslaagt men. En wanneer dan Oldenharnevelt voorstelt d<*n 17-jarigen Maurits 't stadhouderschap op te dragen, ondervindt dit voorstel sterke tegenstand. Buys: „Belachelijk! Eenvoudig belachelijk! Een jongen van zeventien jaar!" De discussie ontaardt in twist, de kleine twist van regenten, die ook in de landsregeering zulk een enge blik blijken te bezitten. En dan komt Mau rits op en hij maakt aan alle gekibbel over for- mcele dingen een eind en toont reeds 17 jaar oud! een man te zijn, een man van ae daad. Maurits (kort, afgemeten, scherp): Het komt mo voor hoeren, da» we hier onzen tijd verdoen. Al deze discussies over uiterlijke dingen helpen ons niet verder. Dat ls vim later zorg. Ik wil, met Uw goedvinden, graaf Hohenlohc verzoe ken zich ter beschikking te stellen van do Staten. Ik wil ook een rondschrijven richten aan alle bevelhebbers, die onder mijn vader gediend hebben, om de strijd voort to zetten onder dq Staten-Generaal. En wat mij zelf betreft... (hij trelct in één ruk zijn degen en slaat die dwars over de paperassen beladen tafel), hier is mijn degen. Ilij is jong... maar hij is onbevlekt!" Het aanleunen tegen Engeland dat ten diepstcn gronde toch als blijk van wnntrouwen tegen de jougd en de capaciteiten van Maurits moet worden gezien blijkt niet minder grootc vergissing dan het verzet togen de opdracht der souvereiniteit aan den Prins De schrijver geeft on9 in het derde tafereel een kijk op het Engelsche hof en met name de morali teit van koningin Elisabeth en Leicester. De En gelsche hulp wordt Nederland een bittere ontnuch tering. Engelsche officieren verraden Deventer aan Parma, de landvoogd zelf tracht de vrijheden der Nederlanders aan banden te leggen, hij tracht de leiders van het politieke leven en de militaire tegenstand gevangen te nomen. Maar onder dat nlles groeit toch de bewustwor ding van het volk, zoodot Leicester tenslotte moet toegeven: „ze zijn mondig geworden. Ze zijn de voogdij ontgroeid". En gaat Maurits voort den opdringendrn vijand niet slechts een halt toe te roepen, doch hem ook steeds verder terug te drin gen, zoodat Maurits in de Epiloog mag zeggen: „De slag is gewonnen. Vandaag tien Juli... vier jaar geleden, heb ik de erfschap overgenomen, vaderen ik wist niet van te voren hoe zwaar de last zou zijn! Uw werk is niet te 'oor gegaan! In deze vier jaren is de twijg een boom ge worden." Zoo is Vetermans motief; van de stuurloosheid der onmondige Nederlanders tot de van hun plaats en taak bewuste strijders onder de Oranjevaan uit gebeeld in een reeks spannende taforeclcn, waarin zich de hand van een talentvol dramaturg doet kennen. Er is in Je maintiendral handeling, er zijn span nende scènes, onverwachte wendingen, al zijn daarvoor bijv. in het vijfde bedrijf bewust-onhis torische verbindingen gelegd. Wat echter vooral beslist over de waarde van een drama, is niet in de eerste plaats de uitbeelding, de vormgeving van hoe hoog belang overigens maar do inner lijke diepte en de geest, waardoor het godragen wordt. We loeren uit Vetermans stuk tal van personen nader en van dichtbij kennen: Louise de Coligny in haar ellende en troosteloos- „Iedereen heeft hom gekend. In jaren van glorie en praal. In jaren van strijd. In jaren van beproeving. In jaren van ontbering. Ik heb hem gekendin één jaar van liefde.'' (Zacht snikkend:) Willem! (Luider:) Willem!" Maurits in zijn weinig diplomatieke eerlijkheid, maar met onbezoedeld zwaard, met 6lcchts één doel voor oogen, de waardige opvolger van z'n vader te zijn; „Zoo groote adel als de uwe, vader, j>aalt den weg af voor uw nakomelingschap." Oldenharnevelt, de geslepen staatsman, die zijn wil weet door te drijven en triomfeert in do Generale Staten, maar ook tegenover koningin Elisabeth en Leicester. I-Iohenlohe, de ruwe houwdegen, die van de 30 jaar dat hij in 't veld stond nog geen vijf op een behoorlijk bed geslapen had. De wijze, waarop Veterman zijn figuren door een enkele daad, door een gebaar, een antwoord, een dialoog weet te typeeren, is voortreffelijk. Zijn figuren zijn geen marionetten, maar levende menschen met al die eigenschappen, die hen in hun historisch karakter onmiddellijk doen hei- kennen. Behalve de voortreffelijke bouw van dit drama en de uitstekende psychologische kenschetsing der Prins Maurits personen wijzen wij tenslotte op de echte vadcr- landsche geest, waardoor het wordt gedragen. Bestudeering van de nationale geschiedenis doet wanneer ze op de juiste wijze, dus ontvangen en onbevooroordeeld geschiedt, ontstaan of groeien krachtig nationaal besef, wat vóór alles inhoudt: 7ohan van Oldenbarneveldt de erkenning van de groote beginselen van recht en vrijheid, waarvoor Willem van Oranje stierf. Beginselen, die Maurits heeft bevestigd. De schrijver heeft in zijn voorwoord zelf reeds gezinspeeld op de beteokenis van zijn stuk voor, het heden. Deze beteokenis is niet in de laatste plaats een waarschuwende, nu er ook thans „stroomingen genoeg zijn, die ènderc staatsvor* men wenschcn dan de door-en-door-hollandsche, die ons volk zoo veel ellende heeft bespaard." En ook in het stuk zelf heeft de schrijver zich tegen deze onvaderlandslievende drijvers to weer ge stold en de hoofdpersonen woorden in de mond gegeven, die aandoen al6 anachronismen, maar het daarom niet zijn, wijl de gedachten die zo vertolken, juist in de laatste jaren der 16e eeuw. zoo bij uitstek levendig waren. Wc willen onzen lezers daarvan enkele voorbeel den niet onthouden. 01 Jenbarnevelt: „De Nederlander is geen kudde-dier, dat het bevel van den aanvoerder blindelings gehoorzaamt. Do Nederlander is een vrije geest ja'oensch op zijn vrijheid." Maurits tot Leicester: „Als iemand het eens in z'n hoofd haalde hier den roimein6chen dictator uit te hangen, dan zoudt u eens zien, hoe die brave burgers hun koffiepot in de steek lieten om te verdedigen wat 2e met zooveel ellende hebben gekocht! Oldenharnevelt tot Leicester: „Ah! U wilt de macht in handen van één persoon brengen? Natuurlijk dan verkrijgt men een heid. Do eenheid van een kerkhof! Maar dat *3 niets nieuws voor ons, Excellentie. Die eenheid hebben we al lang gehad! Het was juist die een heid, waartegen we in opstand zijn gekomen. Do eenheid die zich handhaaft met tyrannic!" Het stuk verheft zioh ten slotte boven de his torie van onze vrijheidsstrijd uit en plant met' machtig gobaar voor alle tijden op den heuvel der vrijheid den standaard der liefde. „Laat de vorsten der aarde omzien naar vader Willem. Onnoozcle schapen zijn de volkeren. Do herder die hen niet met liefde leidt, brengt duis ternis over het land." M. J. L. Uw belangstelling wou ld De leeftijden van dieren Uit den aard der zaak is het vrij moeilijk om van in het wild levende dieren te bepalen hoe oud zij kunnen worden. Men zegt dat de walvisch wel 1000 jaar oud kan worden, en dat door den oli fant de leeftijd bereikt kan worden van 400 jaar. Herinnerd wordt dan aan den Indischen olifant van Alexander den Grooten, die in een veldslag zoo bijzonder had uitgemunt, dat de koning het dier den naam Hjax gaf en hom een metalen band om den hals liet hangen met de inscriptie: Alexan der. de zoon van Zeds, wijdt Hjax aan de zon". 350 jaar later was doze olifant nog in leven, en verheugde zich zelfs in do be6tc gezondheid. Ove rigens schijnt de levensduur evenredig te zijn met de lichaamsgrootte. De leeuw heet 60 jaar te kunnen worden. De beer hoogstens 20, de wolf overleeft zelden zijn 12de jaar en de vos sterlt evenals de kat tusschen zijn lie en 16e levensjaar. Onder de vogels zijn het de adelaars en de valken, die een leeftijd bereiken van meer dan een eeuw. Men mag met zekerheid aannemen, dat de zwaan wel ouder dan 300 jaar kan worden. De geboorteplaats van de paling Een Engelsche geleerde vestigde onlangs de aan dacht op de ontdekking der geboorteplaats van do Europoesche paling, door een Decnscho weten schappelijk expeditie. In den herfst trekken groote palingen van uit de binnenwateren naar zee en bewegen zich langzaam tot midden in den Atlan- tischen Oceaan. Zij keeren niet terug, maar tclc:} ergens diep in zee; de jongen zijn doorzichtig plat en langwerpig en lijken zoo weinig op paling, dat men ze vroeger als een ander soort visch be schreef. Zij komen aan de oppervlakte en drijven met den stroom tot ze de kusten van West-Europa bereiken of door de straat van Gibraltar in do Middellandsche Zee raken. Daarna zwemmen zij rivieren en kreeken op en komen niet weer naar. zee voor ze volwassen zijn. Dr. J. Schmidt, dc leider der Docnsche expeditie, heeft telkens andere vangsten van jonge palingen gedaan tot hij geleidelijk de plaats ontdekte, waai; ze het jongst en meest talrijk waren. Tot nu toe meende men, dat de teeltgrond tus schen de AiZoron en Bermuda lag. Schmidt meent de juiste plaats to hebben vastgesteld: 27 gr. N« en 60 gr. niet ver ten Zuiden van Bermuda en veel Westelijker dan men gedacht had. Naar deza strook, beweert hij, trekt alle paling van Europa* De Amerlkaansche paling kiest een zóne Westelijk en Zuidelijk van de Europeo6cho en gedeeltelijk samenvallend. Ze heeft dus een voel korter reis to «naken. Drankzucht onder de dieren In do prairiën van Midden- en Zuid-Amerika! groeit een plant, die van de plantkundigen deni Latijnschen naam Astragalies Moltiscimus ont ving. 't Is een soort loco-kruid. De bladen bevatten 'r sap, waar de dieren dol op zijn. Doch na 't eten ervan raken zij in een toestand, waarin de menscli verkeert, die to voel aan Bacchus geofferd heeft. Ze draaien en tollen rond en weten niet wat zijj doen. Ze verliezen alle gevoel van grootte en afstand. Ze willen niets anders eten dan loco-kruiden en 't einde is meest, dat de dood licn uit hun lijdcni \c Jost, 290 lenvijl op een van de twee paarden een postilj'on was gezeten. Bij de terugkeer uit Scheveningen, aan liet begin van de Oude Scheveningse weg, schrokken de paarden en sloegen óp hol. De beesten, die zeker naar liun stal verlangden, holden in die richting de gehele Scheveningse weg ongetoomd voort. Omdat de koninklijke rijtuigen altijd nogal snel reden, merkte het juichende publiek niet direct, dat er iets niet in orde was. Koningin Emma had intussen het Prinsesje in haar armen genomen en riep nu en dan iets, dat door de menigte echter niet verstaan noch begrepen werd. Eerst toen de paarden de Zeestraat waren door gehold, de postiljon van zijn paard was gevallen on het rijtuig in hot Noordeinde, even voorbij de Oranjestraat was gekomen, begon het publiek te beseffen wat er gaande was. IIoc alles in zo'n korte tijd was toegegaan wist niemand met zekerheid te zoggen en er zou -zeker een groot ongeluk gebeurd zijn als de paarden met het rijtuig achter zich aan getracht zouden hebben de stallen binnen te dringen. Op het Noordeinde stond Anton Kabelaar met het rijtuig van Dr Stein, in wiens dienst hij was. Dezen man heeft God willen gebruiken om de twee vorstinnen voor een groot onheil te behoeden. De gevaarlijke toestand ziende, waarin Koningin en Prinses zich bevonden, bedacht Kabelaar zich geen ogenblik. Toen hij de hollende paarden zag aankomen, sprong hij van de bok, liep op di woeste dieren toe, gaf ze een paar flinke zweep slagen over hun kop, zodat de beesten wat tot bezinning kwamen en greep ze daarna bij de teugels. Eerst werd hij nog een eind meegesleurd, maar met hulp die was komen opdagen gelukte het hem de beesten tot stilstand te brengen Op onze foto, genomen kort na dit voorval, zien jullie don heldhaftigen koetsier Kabelaar, in uniform, met de zweep in de hand staan. Een leuke oude foto niet? Als een onbekend man stond Kabelaar 's morgens op, als beroemd man ging hij ter ruste. Dankbaar als Koningin Emma was. heeft ze den koenen koetsier dadelijk aangeboden in dienst te komen van het hof. Kabelaar heeft deze betrek king echter niet aangenomen, omdat hij zich to zeer aan Dr Stein gehecht voelde. Hij ontving van de Koningin een fraai gouden horloge mej inscriptie: Aan Anton Kabelaar, 19 Februari 1887. dat hij steeds zorgvuldig bewaarde. Op 19 Februari van dit jaar is Kabelaar voor zijn heldhaftige daad van vijftig jaar geleden, op waardige wijze gehuldigd. Lang beeft hij echter de dag waarop hij nog één maal in het middelpunt stond, niet mogen over leven. Zondag jl. overleed hij in de ouderdom van 75 jaar. Al heeft men aan deze daad van Kabelaar wel eens te kort willen doen, toch eal hij bekend blijven a's de man, die eens de Koningin-Moeder en de latere Koningin Wilhelmina uit groot ge vaar heeft gered. Anton Kabelaar overleden De man die eens de Koningin uit groot gsvaar heeft gered Jullie zult je misschien nog wel herinneren, hoo in Februari van dit jaar de hoer Anton Ka- Anton Kabelaar naar een foto uit 18S7 b e 1 a a r, die op de Amsterdamse Veerkade in Den Haag woonde, is gehuldigd. Dan weet je ook nog wel waarom men dezen een- voudigen man, die koetsier van beroep was, toen geëerd heeft en hoe het kwam, dat hij in het middelpunt van de belangstelling stond. Voor dc jongens en meisjes, die de geschiedenis van Anton Kabelaar nog nooit hebben vernomen, wiilen wij nog even vertellen wat hij heeft gedaan, waardoor hij zo bekend geworden is. Het was op 19 Februari 1887, de verjaardag van Koning Willom III, dat Koningin Emma met Prinsesje Wilhelmina een rijtoer naar Schevenin gen gingen maken. Koningin en Prinsesje zaten in een open rijtuig, bespannen met twee paarden, 't Eigste is: er nog vijf cent bijverdienen. Nog oen klant opzoeken. En vruchteloos peinst hij waar hij die zo gauw vandaan moet halen. „Bram, jongen, wat ben jc laat. Freek is weg en Mevrouw VI iets tra heeft opgebeld om een dub beltje radijs. Ze wacht erop. Niet teuten hoor!" „Nee Vader", zegt Bram gehoorzaam. Schijnbaar kalm zegt hij het, maar z,n hart bonst. Vader gunt een klant helpen die juist binnengekomen is. en daardoor ziet hij niets van het plotselinge rood dat over Bram's gezicht glijdt. Een dubbclljo radijs! Een dubbeltje! En Mevrouw Vllctstra betaalt altijd direct. Als hij straks terugkomt heeft hij dus een dub beltje. (Wordt vervolgd.) Kunstjes en Spelletjes I. Een l\iciferskunstje ï*eg van 9 lucifers het bovenstaande figuur. Pro- Ibeer dan alle lucifers te verplaatsen, maar dan zo, dat drie gelijkmatig© figuren ontstaan. 17. Eieren-vraagstuk Iemand staat op de markt met oen korf met eieren. Een ander vraagt hem hoeveel eieren hij bij ziclx heeft, waarop hij antwoordt; Leg ik mijn eieren in partijtjes van 2 dan houd ik er één over, leg ik zc in partijtjes van drie, vier, vijf, of zcö, da-v houd ik ook altijd één over, maar leg ik ze in partijtjes van zeven dan houd ik er geen over. Hoeveel eieren waren in de korf? OPLOSSING van de raadsels de vorige Kinderkrant I. Een vingerhoed. II. Dc plaats is Appingedam. Dc onderdeden zijnj page, Pim, maag, pad, pan. III. RAADSELS I. Een cijferkunstje In onderstaand vierkant zie je 16 vakjes; in elk vakje staat een getal. Deze cijfers moeten nu zó verplaatst worden, dat ze bij optelling, hetzij ver ticaal of horizontaal of ook over de twee diago nalen, altijd dezelfde som geven. II. Eén lettertje veranderen Met m dien ik om iets te bergen, te bewaren of te vervoeren; niet h ben ik een lichaamsdeel, met t zit ik jn je mond; met l woon je in mij; met 3 ben ik een grondsoort en met w heeft elk vertrek mij enkele malen. III. Eén letter afnemen 'k Ben door mijn sterkte zeer vermaard En voor geen klein gerucht vervaard, Maar als ik schrik, dan loop ik snel En luister niet meer naar bevel. Veegt men mijn laatste letter uit, Dan vindt men bruidegom en bruid, En telt men niet mijn eerste mee, Dan vindt er mens en dier een stee. Vijf létters is mijn naam gewis, Die makkelijk te raden is. IV. Welk dorp is dat Mijn eerste is een jongensnaam^ mijn tweede een rivier in ons land en mijn geheel een dorp in Zuid-Holland. VOOR KNUTSELAARS I. Een schemerlampje En dan kunnen wc met onze lamp best k'aac zijn. We beginnen met bet voetje, vo'gcnde weck vertel ik wel hoe we 't kapje maken. Zo'n voetje lijkt erg eenvoudig, maar 't mooie komt er aan door „strak" te werken. Drie vier kante plankjes worden op elkaar gelijmd, viec pootjes er onder en er op een balkje van 10.5 cM.* dat je er iets in laat verzinken. Middendoor loopt een gat voor het snoef. Dat Snt kun je er zo nodig door een timmerman in laten boren. Da maten geef ik aan in millimeters. Verder is de tekening duidelijk genoeg. GRAPJES De eerste keer dat kleine Bessie, die met haait ouders naar Inöiö was gegaan, een slang zag, kwam zij ademloos in huis gelopen en vertelde:) ,*0 vader kom 'ns gauw! Daar ligt ccn staart in! de tuin, maar er zit geen hond aan!" Een Ier wedde om 50 shilling met een Engelsman* dat hij hem over een vrij brede rivier zou gooien* Aangenomen, zei de Engelsman. De Ier greep toen zijn makker heet en smeet hem niet over, maar in dc rivier. Nat als ccn poedel kwam deze gelukkig weer aan dc oever, stak toen lachende dc hand uit en zei: Geef maar op jo 50 shilling! Ho, geduld wat, hernam de Ier. ik heb niet gezegd, dat het de eerste keer zou lukken! Eerst moet ik me enkele keren oefenen en dan speel ik liet wel klaar. Onderwijzer: „Dit opslel over „Onze Hond" is woord voor woord hetzelfde nis dat van jc broer." Henk: „Ja meneer oh natuurlijk; 't is decelf* <'.e hond!" :99

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12