DE „KOOIBAAS" MET ZIJN „KOOI TESSEL Levendig herinner ik mij, al is het reeds ezesfi;; jaar geleden, hoe elk voorjaar op de boerderij var. mijn vader in Zeeuwscii-Vlaanderen Westelijk deel, gedurende eenige dagen „een kooi" kwam werken. Zoo'n kooi was een groep van 20 tot 50 jongens en meisjes van 14 tot 20 jaar en ook wel ouder, die kwamen „kappen" en wieden. Veel is in den loop van dien tijd in het boeren bedrijf veranderd. Het zaaien met de hand werd vervangen door zaaien met een machine; het snijden van het rijpe koren in Augustus met een 6ikkel i:n de hand geschiedt bijna niet meer op die wijze; het koren wordt nu met een machine gemaaid. Het dorschen met een vlegel (in Z. Vlaanderen een vlui genoemd) 's winters in do 6chuur op den dorschvloer, is „uit den tijd" ge raakt, want het koren wordt thans op het veld met een machine gedorscht. Wat echter ook in die zestig jaar veranderd is, gebleven zijn de kooien. Een dezer dagen in /..-Vlaanderen Oostelijk deel vertoevende, zag ik daar op de velden de kooien uit mijn schooljaren terug. Mijn hart ging open bij het zien van de tafereelen, die zich, nog net als in lang vervlogen tijden, weer aan mijn oog vertoonden. Ik kon niet na'aten met een kooihaas en zijn kooi te gaan praten. De kooibaas is de mans onder wiens toe zicht een kooi werkt. Ik vernam verschillende hij zonderheden, die ik. in de meening dat ze voor de lezers wel interessant zullen zijn, hier laat volgen. In den („goeienl") ouden tijd was het loon 30 a 40 ct. per dag met een werktijd van 10 uren, zegge 3 a 4 ct. per uur. Tegenwoordig wordt door de jongens en meisjes, die pas van school zijn en voor het eerste jaar met een kooi meegaan, 1.20 per dag verdiend, de ouderen, die routine ver kregen hebben in het wieden, ontvangen ƒ1.50. De kooihaas heeft een dagloon van een rijks daalder. Zoo'n kooibaas neemt verschillende boeren aan om te bedienen en trekt met zijn kooi van den eenen boer naar den ander. Bij „uit regenen" heeft aftrek van loon plaats. Er wordt gewerkt van 's morgens 6 uur tot 6 uur 's avonds met de volgende schafttijden: van half 9 tot 9 uur, van. 11 tot 12, en van 3 tot half 4, tesamen 2 uur per dag. De kooi is dus 10 2 12 uur per dag op het werk. Sommige der arbeiders en arbeidsters zijn vaak een uur, anderhalf uur en nog meer van hun woning tot het werk verwijderd. Ze moeten dus heel vroeg van huis en komen Iaat tlhuis. liet zijn dus wel lange dagen, die zij maken. Per dag wordt door een kooi 12 14 gemeten vlas gewied, dat hangt er van af, of er veel of weinig onkruid staat. Een geniet in Z.-Vlaanderen is 300 Gentsehe roeden, dat is 44 Aren 23 centi-Airen. Do kooibaas trekt met zijn kooi uit ongeveer half April en heeft er werk voor tot op het eind van October. Van de tarwe, de gerst en de haver gaat men naar het vlas. Dat wordt van half Mei tot begin Juni gewied. Na het vlas komen de suiker bieten aan de beurt. Deze moeten „verdund" worden, dat wil zeggen; de bieten komen, plantje voor plantje, alleen te staan op een onderlingcn afstand van 35 h 40 cM. Dat uitdunnen wordt gedaan, opdat de bieten ruimte zouden hebben om groot van stuk te worden. De p'antjes, die er te veel slaan, worden uitgetrokken en weggeworpen. Zijn de bieten klaar, dan volgt het eiwten pluk ken. Deze worden in balen gedaan en naar de fabrieken gezonden voor doperwtjes in bussen. De erwten uit Z.-Vlaanderen gaan naar België, voor namelijk naar Mechelen. Een goede plukker kan MAAR... 'T IS GEEN KOOIKER MET ZIJN EENDENKOOI =fc 100 kilo per dag plukken tegen 1 tot IV2. eomfl 2 cent per kilo. Met dat plukken gaan ongeveer 3 weken heen. De erwten zijn dan oud en melig geworden, waardoor ze voor de bussen ndet meer geschikt zijn. Na de erwtenplukkerij gaat de kooi vlas trekken op het eind van Juni en in de eerste helft van Juli. De kooibaas neemt van den vlashandelaar de partijen vlas aan, die deze van de boeren gekocht heeft en betaalt zijn personeel per roe. Gemiddeld wordt per dag en per persoon 40 roedon getrokken a 7 ct. per roe ƒ2.80 per dag. Dan wordt een mooi daggeld verdiend, maar 't is zwaar werk. Veel wordt dan van de handen der arbeiders vereischt, want in droge zomers, als de bodem hard is, staat het vlas in de Zeeuwsche klei erg vast en moet het met groote kracht uit den grond gerukt worden. De handen doen dan 'savonds pijn. Bij het trekken staat de werkman met gekromden rug en als daar een felle zon den heelen dag op brandt, dan valt menige zweet droppel op den grond. Het oude Bijbelwoord: „in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten", wordt aan deze menechen ten volle bewaarheid. Ik herinner mij, dat op de boerderij van mijn vader vaak Belgisehe arbeiders, mannen en vrouwen, vlas kwamen trekken, 't Is mij bij gebleven, hoe deze menschen, als ze 's avonds een uurtje hadden uitgerust, uit volle keel de Vlaam- sche Leeuw of de Braban<;onne aanhieven en vroolijkc Vlaamsche liedjes zongen, muziek maakten op een harmonica en er onder een groote notenboom nog een vroolijk dansje gedaan werd, alvorens ze in de schuur gingen slapen in en onder hooi oif stroo. Is het met het vlas klaar, dan duurt het niet lang meer, of het najaar is daar en dan gaat de kooi naar de akkers met aardappels om die te rooien. Dat rooien wordt soms aangenomen tegen een zeker bedrag per gemet en anders tegen een vast daggeld, dat 1.75 2 bedraag. Zijn de aardappels gerooid, dan is er voor de kooi geen werk meer. De winter, die de harde werkers werk loos maakt, begint dus vroeg voor hen en eindigt' laat, wat het jaarloon niet hoog maakt, daar, tusschen het koren, vlas, de bieten, de aardappels, een of meer weken gewacht moet worden op den juisten tijd. Men is dan ook blij, als de winter weer voorbij is en het voorjaar weer daar is. Dan trekken de kooien opnieuw met frisschcn moed er op uit en wordt het werk weer, vaak onder het zingen van een vroolijk lied, hervat. De meeste ploegbazen hebben indertijd zelf in een kooi gewerkt. Ze weten bij ondervinding wat werken is en treden dan ook niet op als slaven drijvers met een zweep in de hand. Integendeel, zij gaan met bun personeel min of meer vriend schappelijk om. Tusschen de ploegbazen en de kooien is een verstandhouding zóó goed, als ik die zou wenschen tusschen alle werkgevers en werknemers. Waar zoo'n goede geest heerscht, daar wordt niet minder en slechter gewerkt, maar meer en beter dan waar aan dien gerst wat of veel-ontbreekt. Breda, Mei 1937. W. A. DE BLAEY, Een vlaskooi aan het wieden te Hoek bij Terneuzen 270 Naschrift. Men deelde mij later nog mee, dat do kooien nog meer doen. Ze wieden ook uien of ajuin (in Z.-Vlaanderen „juun" ge.heetcn). Dat gebeurt ook in 't begin van Mei. Verder plukken zij in Juli bessen. De zwarte bessen heeten in den volksmond „schoenlappers". Per kilo wordt 2 h 3 cent l>ctnakl, vlugge plukkers plukken pl.m. 70 kg. per dag. In Juli en begin Augustus worden aard beien geplukt. Deze worden in de bekende spanen mandjes gedaan, die „sloffen" heeten. Ik vernam verder nog, dat, als hot getrokken vlas goed dood is en droog, het gebonden wordt in kleine bosjes, „schranken" genoemd. Per getrokken roe wordt voor het binden der schranken 2 cent betaald. Bappe binders kunnen per dag daarmee 2 verdienen. De hengelsport door de eeuwen heen 1 Juni ging het hek van de dam voor da hengelaars. Weken van tevoren worden de toebereidselen al getroffen om, zoodra de kalender 1 Juni aan wijst, viscihvaardig te zijn. Een ware uittocht van stad naar land valt dan te constateeren. De hengelsport is een echt volksgenoegen, dat ieder, hoe arm aan aardsche schatten hij ook moge zijn, zich kan veroorloven. Deze schijnbaar zoo eenvoudige, maar in werke lijkheid zeer gecompliceerde tak van sport, stamt uit de eerste beschavingsdagcn der menscbheid. De totaal ongeciviliseerde mcnsch mag zich daiï al tevreden gesteld hebben met visschen, die aam land spoelden, het duurde niet lang of men ging er toe over om de waterbewoner zelf te vangen. Dat gebeurde met de hand, of men verdoofde do visschen door hen mot steerwm of stokslagen to bewerken. Ook mu nog bestaan er volksstammen, die zonder eenig vischgerei bun voedsel uit het water halen. In Komschatka en Kamibodja verleggen de in boorlingen op handige wijze de stroom van een rivier. Ook gebeurt het wel eens, dat zij het vischwater vergiftigen. Bevorderlijk voor een goede gezond heid zal deze maatregel waarschijimlijk niet zijn, maar zoover denken eenvoudige mensen niet, De vUiskooi aan 't nuttigen van 't elfuurtje Uit het etecnen tijdperk zijn verschillende vond sten een bewijs dat de menschen ook toen reeds bengels kenden. Er werden haken uit steen, been of graat gevonden, die veel gemeen hebben met de haken, tegenwoordig nog door de Eskimo's en de Vuurlanders gebruikt. Later gebruikte men bronzen haken. In een Zwitsersche paalwoning vond men een dergelijk „moord werk tuig" van niet minder dan 20 cm. lengte. De hengelaars uit de voor-historische tijd waren Bekerder van hun buit dan de amateurs van tegenwoordig. Zalm, karper, paling, haring, snoekde visscherij leverde heel wat op. Uit de vischvangst noodig om in het levensonder houd te voorzien, ontwikkelde zich de liefhebberij, die hengelsport heet. Oude Egyptische reliefs too rnen aan, hoe deftige hoogwaardigheidsbekleeders met spitse vingers hun hengel vasthielden. Zij Bijna alle Hollandsche jongens houden van hengelen. zaten op hun gemak in èliepe zetels of op kost bare tapijten voor de vijver, waarin troepen vis schen rondzwommen. Of zij voeren, den hengel jin de hand, in prachtige booten op de Nijl. In In<Lië en China was de hengelsport reeds heel vroeg bekend als tijdverdrijf. De Romeinen waren geen liefhebbers van deze rustige bezigheid. De kalmte ontbrak hun om het genoegen ervan op prijs te stellen. In de Middeleeuwen kreeg de hengelsport vooral groote beteekenis. Daar het den geestelijken stand verboden was te jagen, wierpen de monniken zich met hart en ziel op de hengelsport, die wèl toe gestaan was. De vrome broeders vischten uren achtereen in de kloostervijvors en zorgden dat er op vastedagen geen visch op tafel ontbrak. De ridders bedreven de edele sport in, de stads grachten. In de literatuur staat Isaac Walton als vakkun dige bovenaan; Walter Scott, Samuel Coleridge en andere dichters verheerlijkten de hengelsport. Lord Grey, de bekende Engelsche staatsman, heeft maast zijn politieke vermaardheid een grooten naam verworven met een verhandeling over: „Het hengelen met kunstvliegen". De ware liefhebber weet, dat visschen nog iets meer is dan een aangehaakte worm aan een draad in het water houden en een visch ophalen. Voor hem is de weersgesteldheid van niet geringe beteekenis; zon en regen, schaduw en luchtbellen op het water en niet het minst de juiste manier om het snoer in het water te wer pen en den verschalkten visch op 't goede oogen- blik op te trekken, dat alles moet de hengelaar grondig bestudeeren en eerst na langdurige oefe ning wordt behendigheid en de juiste kijk op den toestand verkregen. Dan is volgens de experts deze sport ook aesthetisch. Walton schrijft in zijn beroemde hengeliboek: „weinig kunstenaars verdienen zoo onze bewon dering; de houding die de hengelaar aanneemt is tegelijkertijd mannelijk en elegant!" Toch schijnen maar weinig hengelaars die hou ding te kunnen ieerenDat getuigen tenminste de roeibootjes met enthousiaste visschers-voor-één- dag; dat getuigen de meeste hengelaars, die aan den oever van den snellen vliet beet trachten te krijgen. Van een klassieke schoonheid en houding bij de beoefening van deze klassieke sport valt in Maar ook de ouderdom versmaadt de hengel niet, de meeste gevallen maar weinig te bespeuren. Augustus is dè maand voor de hengelsport, al ziet men ook in het najaar nog heel wat visechers aan de wallekant of in een bootje op liet water; de groote trek is dan aan het betijen. De meeste hengelclubs, en er bestaan er heel wat, houden dan grandioze afscheidsfeesten. Die karakteristieke festijnen zijn ook weer over blijfselen uit vroeger dogen en al moge de zin van het gebruik in de loop der tijden zoo goedi als geheel verloren zijn gegaan, de lust om feest te vieren blijft onverwoestbaar in den menscli! Amsterdam, 1 Juni. J. II. KRUIZINGA- HET VOGEL-EILAND Dezer dagen hield de bekende vogel- en plant en- kenner Dr Jac. P. Thijsse een met vogelfilms ge- illustreerde voordracht voor de Tesselsche school jeugd en bevolking. Het is ruim 47 jaar geleden, dat Dr Thijsse, toen nog bewoner van Tessel en aldaar als hoofd van de zoogenaamde Fransche school werkzaam, dit grootste der Wadden-eilan den heeft „ontdekt". In zijn vele geschriften, waarvan het „Vogel jaar" en het Verkade-album „Texel" wel de bc- 1Tessel, Westerslag. (foto Tex. Ct.) kendste zijn, ontsloot deze geleerde en matuur- kenner voor zijn landgenootcn de schatten van dit eiland, dat ham nog steeds boven alle andere deelcn des lands lief is. In die 47 jaar is er wel allerlei veranderd, maar ook zijn er voorzorgen genomen om wat er aan schoons was, te bewa ren. Door de zorgen van het staatsljoschbeheer eijn honderden hectaren duinen met dennen be plant, groote. weilanden werden bestemd tot nar tuurmon urnen t of vogelreservaat, waar het juist in de Mei- en Junimaand vol is van klein, jong, meestal verborgen vogelleven. Hoog boven alle andere vogels uit zweven do lepelaars en reigers statig en welbewust. De scholeksters drib belen bedrijvig langs het strand, meeuwen, futen, koeten, kluten en vele andero vogels wieken vol gezinszorgen over het eiland om telkens weer met buit terug te koeren naar hun vaak zoo kunstig gewrocht nest. Tessel heeft zijn goede naam eigenlijk vooral to danken aan het feit dat zijn schoonheden zoo rvan uiteenloopcnde aard zijn. Naast en bij elkaar zijn er de zee en het broede, veilige strand oen enorm duingebied en vele honderden hectaren dennenbosch, op talrijke plaatsen mot loofhout omzoomd frisoh polderland en vette schapen weiden, omheind door tuiiniwallctjos. Een even (kostbaar bezit als de natuurmonumenten zijn de Tessel, Zuiderstrand. Foto Tex. Ct.) 271) Beven dorpen, met elkaar verbonden door geas- phalteerde wegen. Hoofdplaats is den Burg. een kostelijk rondgebouwd stedeke, centraal gelegen met zijin lamimerenmarkten en gezellige oude huilden. Het is gedoken in het groen. De eenige havcp bezit het typische dijkdorp Oudeschild, dat speelgoed lijkt voor.wie komt aangevaren. De bad plaats aan de Noordzee-kust, de Koog, is gemak kelijk bereikbaar, ook van het vliegveld, dat in Eijerlantl is gelegen. Tessel is bijna wat oppervlakte betreft even groot als Walcheren. Uren kan men er wandelen zon der iemand tegen te komen. I-Iet is nog over-rijk aan stille plekjes, langs de rijwielpaden kan het geheele eiland worden bestreken, prikkel draad en „art. 461 strafwetboek" zijn er ombe kende grootheden. Ook zijn er blijkbaar geen die- len op het eiland. Nacht en dag ziet men fietsen cnet rijwielplaatje en al aan de weg en bij de huizen staan. Een enkele keer wordt er wel eens een even meegenomen, maar de volgende dag is hij weer terecht op dit eiland der gemoede lijkheid. Daarom is Tessel een heerlijk bezit van ons volk, een reservaat van rust en schoonheid, waarin iedere stedeling gaarne zijn retraite zoekt in onze woelige tijd. Want nog altijd heelt de natuur vele wonden; wie thuis door zijn werk onder de voet Schapenboet op Tessel. 'Foto Tex. Ct.) is geloopen en meent nergens rust meer te kunnen vinden, betrapt er zich op, op Tessel een heele zonnige morgen te hebben liggen kijken naar het epeelsche vechten van de kemphaantjes, waarin hij de vreugden van het leven in hun zuiverste Tessel is en blijft een gezegend land

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 14