Het heilige Pinkstervuur Tineke Pop mee naar bed Marietje kon niet slapen, Zo lag zo heel alleen. Haar zus was uit logeren Bij Oma, naar ik meen. Marietje huilde zachtjes, Maar Moeder hoorde het. Ze nam Marietje's popje En legde het in bed. Nu lachte Rietje vrolijk, En toen Moe na een poos Bij Rie haar bod kwam kijken Toensliep ze als een roos. Haar pop lag in haar armen, Dicht tegen Rietje aan. Toen is Moe op haar tenen Weer aan haar werk gegaan. OM NA TE TEKENEN TE KLEUREN door D. Steinfort I. IJSPRET Joke en Tineke Vermeer liepen samen naar school. Ze droegen allebei dezelfde naam, maar 't waren geen zusjes hoor, nee 't waren nichtjes en op school zaten ze in dezelfde klas. In de eerste, bij juffrouw van Wijk. Joke's Vader woonde in Indië. Toen Joke nog een heel klein meisje was, had ze een prettig leventje gehad met Vader en Moeder. Maar Moesje had niet tegen het erg warme klimaat gekund en toen Joke vijf jaar was, was haar Moedertje gestorven. Oom Guus, dat was Joke's vader, was erg knap. Hij kon lange spoorwegen aanleggen en grote bruggen bouwen. Maar daarvoor moest hij dikwijls en soms heel lang van huis. Al die tijd was Joke dan alleen met de bedienden. Oom Guus zag al gauw, dat zijn dochtertje op die manier geen goede opvoeding kreeg. En al" kostte het hem ook veel moeite, zo besloot hij toch haar naar Holland te sturen. Tineke s vader en moeder hadden toen dadelijk gezegd, dat Joke bij hen mocht komen. Oom Guus was natuurlijk erg blij geweest. Nu hij zijn kind in een goed tehuis wist, kon hij haar met een gerust hart achterlaten, als hij zelf weer naar het verre land vertrok. En nu was Joke al bijna drie maanden bij Tante in huis. In 't begin had ze wel erg naar vader verlangd en 's avonds op bed had ze ook wel eens gehuild. Maar dat ging nu wel een beetje over. Tante Els en Tineke waren ook zo lief voor haar. Oom kende Joke nog niet. Oom was kapitein van een groot schip, weet je. Hij had een hele lange reis gemaakt en zou nu weer gauw thuis komen. Joke zette haar kraag nog wat hoger op. „Wat is 't koud hè? 't Vriest hard, we krijgen van middag vast vrij voor 't ijs, fijn zeg." zei Tineke. Die middag gingen Joke, Tineke en Ernst van den dokter, die een paar huizen verder woonde, naar de ondergelopen weilanden toe. Joke, een beetje onhandig nog. wist geen raad met de schaatsbanden en toen hielp Tineke haar maar. „Kijk, zo moet je het doen," zei Ernst en deed een paar slagen voor. „Kom nu eens naar mij toe." Joke deed een stap naar voren, nog één en bons, daar zat ze midden op het ijs. „Och, ik deed 't goed, maar 't ijs is ook zo glad," zei Joke, terwijl ze weer overeind krab belde. „Ik zal 't je wel leren hoor, maar ik moet eerst een eindje alleen rijden om 't weer goed te kunnen", beloofde Ernst. „Ik zou 't je ook wel willen leren, maar ik kan 't zelf niet goed," lachte Tineke. „Zie maar". Joke bleef Tineke nakijken. Tineke liep eigen lijk op haar schaatsen, maar 't ging toch wel goed en zo vlug. Joke zou 't ook maar weer eens gaan proberen. Nu eerst haar rechterbeen uitsteken, 't linker gauw bijhalen en meteen weer naar voren, nu haai rechter weer. Maar nee, die ging te ver en bom, daar zat Joke weer. „Maar Joke, ben je nu al weer aan 't vallen? Waarom doe je nu zo mal." Ernst stond lachend vóór haar. „Ik wil wel goed schaatsen, maar ik kan niet. t Ijs is ook zo glad." „Kom, laten we het samen maar eens proberen, je zult zien, dat 't dan beter gaat. Nu eerst je linkerbeen uitslaan en dan je rechter weer. Goed zo." Hand in hand, met gekruiste armen reden ze. „Links, rechts, één twee. één twee", telde Ernst maar steeds, t Ging wat fijn. Joke kreeg er piezier in. Kris, kras; kris kras, ging 't maar steeds onder hun voeten. Af en toe gleed ze nog wel eens uit, maar Ernst hield haar stevig vast en dan viel ze toch niet. t Gaat goed vind je niet?" „Ja hoor, je zult zien hoe gauw je het kan." „Wat zijn we aJ een eind. Is dit de andere kant van het weiland? Ik moet even mijn schaatsen wat steviger onderbinden, want die zitten al weer los. De jouwe nog niet, hoe komt dat?" Een lentebeeld uit de Diergaarde. Joke ging tegen de graskant zitten; deed haar handschoenen los en begon de banden los te peuteren. „Jij glijdt nog wel eens uit en dan komt je schaats scheef te zitten. Natuurlijk gaat hij dan gauwer los, snap je? Daar komt Tineke ook al op ons af." „Kan je 't al een beetje. Joke?'' „Met z'n tweeën gaat 't wel, maar alleen nog niet." „Maar dan begin je toch al op te schieten. Weet je wat? Laten we achter elkaar gaan. Jij voor aan Ernst, Joke in t midden en ik achteraan. Zullen we het doen? Ja? Nu Joke, trek dan vlug je Handschoenen aan." Daar gingen ze. Kris, kras; kris, kras. 't Ging hoe langer hoe vlugger. „Eijn gaat 't hè?" riep Tineke over Joke's schouder heen. „Nou", zei Joke uit de grond van haar hart. Ze werd niets moe. Van voren werd ze door Ernst getrokken en van achteren door Tineke geduwd. Joke wilde dat ze altijd maar zo door zou gaan. Dit had je in Indië toch niet. Als je al maar zo doorreed, kon je alle verdrietige dingen wel vergeten, dacht Joke. Maar Tineke en Ernst werden wel moe en aan het eind van het weiland moesten ze even uit puffen. „Zo, nu zal ik eens proberen of ik het alleen kan. Jullie moeten niet zo heel erg kijken hoor, want dan val ik natuurlijk meteen." (Volgende week slot) 240 ZATERDAG 15 MEI No. 20 JAARGANG 1937 En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuuren het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en be- gonnen te spreken met andere talen, zooals de Geest hen gaf uit te spreken. Handel. 2 3—4. In don cyclus der Christelijke Feesten herdenken wij achtereenvolgens Jezus' geboorte, zijn lijden en opstanding, zijn hemelvaart en daarop aan sluitende Uitstorting des Heiligen Geestes, waar door zijn heilswerk voltooid werd. Pinksteren is daarom de dag, de room der dagen, dien Isrels God geheiligd heeft,wie zou niet roemen, nu in 't vast gebouw der duurgekochte Gemeente de Heilige Geest zijn intrek noemt om er zich wo ning te maken, ja, om er tot in eeuwigheid to blijven? Dit is iets groots en wonderbaars. Het vindt zijn tegenbeeld in de inwijding van Salomo's Tempel. Toen deze voltooid was, stond hij daar als een prachtig, maar ledig gebouw zonder Bewóner. En toen werd hot op schaduw achtige wijze Pinksteren voor Israël: de Heere daalde er in neder met het teelten der wolk, zoo dat de priesters niet konden staan om te dienen vanwege de wolk, want de heerlijkheid des Hoeren vervulde hot Huis des Ileercn, juist zooals er in ónze PLnkstergeschiedenis te lozen staat, dat het gedruisch van den geweldigen gedreven wind des Geestes het geheele huis vervulde, waar de Apos telen met de discipelen zaten. Trouwens, ook de Profeten der oude bedeeling hadden voorzegd, dat de Heere in de nieuwe be doeling zijn Geest zou uitstorten over alle vleesch. En waar Jezus kort vóór de Hemelvaart ook zelf tot de Apostelen gezegd had, dat zij niet lang na deze dagen met den Heiligen Geest gedoopt zou den worden, daar was het Pinkstergebeuren geen onvoorziene verrassing voor hen. Integendeel, zij verwachtten zeer stellig de belofte des Vaders. Zij baden er met de kleine Gemeente tien dagen lang volhardend om, eendrachtiglijk bijeen zijnde in een gewone zaal. En zoo is de Uitstorting des Heilièen Geestes onder de wonderbare teeltenen van wind en vuur een gebodsverhooring geworden. <5 Het teeken van het Pinkstervuur was natuurlijk niet willekeurig door God gekozen, maar moest iets afbeelden van de werking des Heiligen Goestes. Wat in de zaal van samenkomst boven de hoofden der geloovigen zweofdo was geen eigenlijk vuur, daar dit altoos schroeit en ver teert. Lukas schrijft dan ook, dat van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur. 't Geleek op aardsch vuur, maar was het niet, want het zette zich op do hoofden der aanwezigen neer zonder hun leed te doen. Bovendien overtrof de glans er van dien, waaraan wij gewoon zijn: 't was klaarlichte dag en toch werd do lichtschijn duidelijk gezien, 't moet Iets geweest zajn als het licht uit den hemel, dat Paulus op den weg vaid Damascus gezien heeft, een licht boven den glans der zon, vonken, spranken van de vlammende heerlijkheid des Heercn, Gij kunt er ook bij den ken aan den brandende braambosch van Mozesj deze werd door het vuur in brandende glorie go- doopt zonder er door verteerd te worden. Waar» mede zouden wij trouwens den Heiligen Geest cfl zijn werking zuiverder kunnen voorstellen dan door een homelsche, bewegelijke, als 't ware levende Vlam, waardoor het verduisterde verstand verlicht, het hart in liefde tot den Heere ontsto ken, en met vurigen ijver tot zijn dienst bezield wordt? \Vaar die heilige Vlam niet is, vindt men slechte een doodsch Christendom, dat in uitwendigheden en vormendienst opgaat. Maar zulk een krachte loos geloof, dat geen licht en gloed, geen warmte en bezieling uitstraalt, is Gode onwaardig, het beste en ééne noodige ontbreekt er aan: de tinte ling van het vuur des Geestes, bij gebreke waar van het geestelijke leven mat. het geloof krach teloos, het gebed lippentaal wordt, terwijl de lof zang op de goedertierenheid Gods er geheel door verstomt. Elk onzer neme dit ter harte. De Pinkstergloed is niet voor enkele bevoorrech ten als de Apostelen bestemd. De heilige Vlam, zoo lezen wij, zat op een iegelijk van hen, hoofd voor hoofd, die in de zaal aanwezig waren, man nen en vrouwen, jongeren en ouderen; er is bij God geen aanneming van den persoon des men- schen, alle geloovigen zonder onderscheid kunnen den Geest deelachtig worden. Alle hoofden in de Pinksterzaal werden met het heilige vuur ge doopt, de één zag het bij den ander, maar niemand zag de Vlam op zijn eigen hoofd,im deze bij zonderheid ligt een ernstige wenk, om zich niet op zijn persoonlijk, geestelijk bezit te verhoovaar- digen, maar klein en ootmoedig te blijven voor 's ITeeren aangezicht, en zich 't meest te verblij den over den Gee6tesdoop der broederen. Het Pinkstervuur had de gedaante van tongen. Ook dit is een zinrijke bijzonderheid. De tong toch is het kleine lid, dat nochtans vaak groote dingen roemt Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de menschen, zegt Ja kobus, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn. Door den Pinkstergeest wordt zij echter ge heiligd. En waar niet alléén de Apostelen, maar Alle discipelen zulk een vurige tong ontvingen, daar hebben wij vóór alles te denken aan de roe ping, die voor élle discipelen in eigen kring de zelfde is: „Gijlieden zult mijne getuigen zijn!" Wij worden niet allen tot de Evangeliebediening in ambtelijken zin geroepen. Deze stelt geheel bij zondere eischen. wuaraan ieder Christen niet kan voldoen. Maar wél verlangt Christus van él de zijnen, dat zij in hun eigen levensmilieu als zijn getuigen optreden, en zich zijn Evangelie niet schamen. Wie den Geest ontvangt, ontvangt daar mede vanzelf een nieuwe tong. Van de discipelen in de Pinksterzaal staat geschreven: ..En zij wer den allen vervuld met den Heiligen Geest en be gonnen te spreken met andere talen, zooa.s oe Geest hun gaf uit te spreken." Laat die „anderq talen" maar rusten, zij behooren bij het éérste Pink sterfeest, zij gelden alleen in zooverre voor u dat gij anders spreekt en ook andere gedachten dan vroeger onder woorden brengt. Vóór elk onzer komt het er voornamelijk op aan. dat wij geen zwijgende discipelen mogen zijn, maar ons geloof vrijmoedig moeten .belijden. De inhoud van ons getuigen is geen ander dan in het Pinksterverhaal: het bekend maken van de groote werken Gods. Getuig niet van uw eigen vroomheid, maar vertel de groote werken Gods in Jezus Christus. Maak zijn naam als Verlosser, Helper en Redder groot Wijs op zijn diepe ver nedering en zijn bovenmaatsche verhooging, op zij>n zondaarsliefde en do zaligheid, die Hij ver worven heeft. Bereid u daar niet op voor door een toespraakje te bedenken, dat misschien wel eens te pas kan komen, maar spreek zooals da Geest u geeft uit te spreken op elk moment, dat het noodig is. En laat uw eenvoudig getuigenis niet mat en dor zijn. alsof het buiten uw per soonlijke zieleleven omging. Een vurige tong is hier noodig, die spreekt onder den heiligen drang des Geestes. Zóó wordt uw woord bezield en spat ten de vonken uit het eenvoudigst getuigenis en zulke vonken slaan in en maken brandcndeharte.ru Brokstukken van de sijnagoge van Kapernaüm, vermoedelijk de plaats waar Jezus eens leerde. De tekst spreekt van vtrueciué vurige tongen, d.w.z. zij zweefden in de zaal, ieder naar een eigen kant en richting, als wilden zij er allo windstreken der aarde mede aanwijzen. Inderdaad is dit de befeokenis van deze spreiding dei vurigo tongen. Destijds meende men vrijwel algemeen, dat het heil, door den Christus aangebracht uit sluitend voor het ééne kleine Israël bestemd was. Men vergat de oude profetie, dot in het Zaad Abrahams alle geslachten des aardrijke éénmaal gezegend zouden worden. En nu. op het eerste Pinksterfeest wijzen de vurige tongen er op, dat het Evangelie gepredikt moet worden, en de ver deelde tongen geven te kennen, dat het aan alle volken en in alle landen gepredikt moet worden, opdat de Heere zich een Gemeente moge vergade ren uit dlle volken, geslachten, tongen en talen. Deze waarheid wordt in 't volle licht geplaatst door het talenwonder, dat in de Pinksterzaal door den Heiligen Geest gewrocht werd. De met do heilige Vlam gedoopten begonnen te spreken met anderer talen. Jeruzalem was vol van vreemde lingen uit schier alle toen bekende deelen der wereld. Zij ontzetten zich, toen zij uit den mond van ongeletterde Galileörs in hun eigen taal de groote werken Gods hoorden verkondigen. Dit was een afdoend bewijs, dat de middelmuur des af- scheidsels tusschen Joden en Heide ien afgebroken was, en dat het do heilige roeping der Gemeenio is de boodschap der genade uit te dragen tot allo volken, hen doopendc jn den naam des Vaders cn des Zoons en des Heiligen Geestes, loerende 'nen onderhouden al wat do Heere in zijn Woord ge boden hoeft Pinksterfeest is Zendingsfeestl Zwaar is de verantwoordelijkheid, die op ons rust, vooral nu de Zendingsarbeid wegens gebrek aan de noodige middelen op vele plaatsen ingekrompen moet worden. Mannen en vrouwen mot vurigo tongen staan klanr. Bovendien zijn de velden wit om te oogsten. Wat moet er van dien menschen- oogst worden? Mogen wij dien op den akker laten verdorren? Wddr is in do Gemeente de heilige Vlam, dio overslaat op do Heidcnwereld, om haac voor Jezus Christus op do knieën to brengen? 't is een vraag, die ieder In eigen consciëntie io beantwoorden heeft 229

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 13