Oiis kort verhaal Mijn broer Teunus dweilt! door J. J. v. d. S. Op Zaterdagavond maken we ons klaar voor de Zondag. Onze zorgen zetten we op non-activiteit. Begecrig strekken we onze armen naar de rust, die komen gaat. En we zijn in een uitgelaten stemming. Dit blijkt bij het bloote-beonen-fcal. Éérst is er groot waterpolo. Eénpersoonswa terpolo, in de keuken, die dan om gedoopt wordt in „badkamer". Dit doopcn ge schiedt zeer letterlijk. Elke week opnieuw ver klaart moeder hoofdschuddend, dat we „die troep" zélf moeten opruimen. Na afloop van het waterpolo is er dus bloole- beenen-bal. We dweilen dan de keuken, gezamenlijk. Alleen Pctronella en Teunus doen niet mee. Petronclla is onze eenige zuster. Als wij verklaren, dat de boel voor mekaar is, doet z ij liet nog eens dunnetjes over. Beetje serieuzer. Met waardig plichtsbesef. Zonder opmerkingen. En Teunus? Teunus is er boven verheven. Hij is onderwijzer. Honderd onderwijzers, negen en negentig gekken. Ik wil niet beweren, dat onze Teunus nu juist die honderdste is. Hij is onderwijzer, met al den aankleve van dien. Hij verdient 'n schijntje. Dat komt omdat z'n officieele titel luidt: kweeke- ling-met-acte. Rie van Rossum, die „Cinderella" schreef, noemt den kweekeiing-met-acte een paedagogisclien krul- lcjongen. Mijn broer Teunus is pacdagogische krullejongen met permissie van Rie van Rossum. Van paedagogiek heeft-ie wel verstand, want als hij dit woord uitspreekt kijkt ie enthousiast en z'n stem klinkt zalvend. Maar krullenHij staat ijselijk lang voor de spiegel met de kam, en z'n meisje harkt ook wel eens door z'n raagbol. Maar krullen Nee, ik houd 't nog liever bij 't haar van de hond onzes melkboers Mijn broer Teunus is een pacdagogische jongen zonder krullen. En zonder geld. Teunus houdt zich dus afzijdig, als we de keuken een goeie beurt geven, elke Zaterdagavond. Dit vergeven we hem niet. En we maken dit kenbaar door luidruchtige op merkingen. Vooral Frans blinkt hierin uit. Die komt na Teunus aan dc beurt. Zoodra dc deur naar de keuken dicht is, begint het. Onze geleerde broer neemt oen boek en zet zich. Stem uit de keuken: „Hé, Teun, hier ligt je goc4 nog! Brengt 't zélf even boven, in de kuip!" Pacdagogische rimpels. Zwijgen. Even lalcr: „Zég, 't is hier klètsnat. Ik verdrink. Je kan toch zeker je eigen rommel wel op dweilen?" Teunus trekt verachtelijk dc schouders op. Zwijgt. Gelaten. Weer wat later: „Drommels, hé, Teun, waar heb je nou de zéép gelaten? 'k Zie 't zeepbakje nér genshéO, 'k heb het aiJe vuile handdoek lag erover!" We bewonderen Teunus' geduld, maar méér nog Frans' vindingrijkheid. Kijken scheef naar den paedagoog zonder krullen. Met geluidloos-grinnekendc monden cn lonken de oogen. Toch, hoewel we aan de ecne kant 't niet zetten kunnen, dat Teunus niet meedweilt, aan de andere kant zijn we er ook weer b 1 ij om. Hij maakt opstellen over de waarde van de lichamelijke reinheid voor dc geestelijke hygiëne. Hij zou ons kunnen inlichten over onderbewuste perspectieven en psycho-analytisclie achtergron den van ons water-gekludder. Om nog maar niet te spreken van oer-instincica en verwantschap met Semiotische volken. Wij trekken ons van alle deze dingen niets aan. Hij bestudeert fijngemalen papieren zielen onucr 'n microscoop. En wij zijn vroolijk, zonder te weten waarom. Misschien alleen, omdat 't Zaterdagavond is en waterpolo met bal na. Omdat 't water warm is en de zeep schuimt. Omdat we onze zorgen uit ons bewustzijn ver bannen lichtten. Nee: Teunus hóórt niet bij 't bloote-becncn-baL We zijn bJij, dat hij onze stekelige uiLuoodiging ertoe telkenmale zwijgend afslaat. Als u nu concludeert, dat Teunus' handen ver keerd staan, dat-ie niet dweilen kan, en slordig is, moet ik u ten deele ongelijk geven. Want hij kén wel dweilen. Dit blijkt uit de geschiedenis, die ik hier ver* tellen ga. 't Tooneel stelt voor onze huiskamer, op 't moment dat Teunus aan dè beurt komt. We weten, nat Pctronella aan onze zijde staat, ditmaal. Want daarstraks heeft ze per ongeluk op Teunus' voet getrapt. Z'n zee re voet nog al: die met de wandelende spier. Toen is Teunus 'n beetje onhoffelijk uitgevallen. En wat later heeft ze, bij T thee-inschenken, de theepot boven „dc jonge Bavinck" gehouden. „De jonge Bavinck" is een zielkundcbock, dat er tamelijk versleten uitziet, vanwege 't vele ge bruik. Let wel: onze zuster bemorste de jonge Bavinck nietl Ze hield alleen maar even de thee pot erboven. Hierover vertoornde Teunus zich schrikkelijk. Hij liet dit ook blijken. En Petronella verwaar digt hem nu geen enkele blik moer. Teunus legt een hoekje krant, dat-ie van de kaft afscheurt, bij de bladzij, waar die gebleven is. Hij sluit z'n boek cn legt het op 't orgel kastje. Dan haalt-ie z'n stapeltje schoon linnengoed en begeeft zich naar de keuken. De deur gaat achter hem dicht We lezen allemaal. Alleen Frans zit achter het orgel. Hij zaagt een voorspel van Worp in kleine stukjes. Telkens als ie de hooge d neemt, blijft dat ding doorschetteren. Als een rebellecrcnde baby van paedagogische ouders, die bang zijn hun spruit te verwennen. Onmiddellijk wanneer ik de d hoor, kijk ik naar Frans. Er komen rimpels boven z'n neus. Z'n rechteroog knippert bijna dicht cn met z'n pink legt hij de d 't zwijgen op. In de keuken giet Teunus de ketel leeg. Nu piept de kraan. Je hoort een fluitend geluid, zoolang die loopt Teunus doet koud water bij 't warme, in de emmer. Dan vult hij de ketel weer en zet 'm op 't fornuis. Zoo, nu is 't een poos stiL Daarna wordt er geploeterd. Nu je precies berekenen, wanneer die klaar is. Twintig minuten duurt 't wasschen, cn tien minuten het verder toilet maliën. Dan is de beurt aan Frans en valt de hooge d in slaap. Maar vandaag duurt liet langer. Als de twintig minuten om zijn, hoor ik Teunus door de keuken loopen. Dan oen driftige bons van een emmer in de gootsteen. Daarna een ge stommel en oen gegrom. Moeder heft luisterend het hoofd op. De tafel schuift. Er valt oen stoel om. „Wat doe je, Teunus?" informeert moeder. Er klinkt een onverstaanbaar geknor als ant woord. We luisteren allemaal. Frans zelfs staakt zn copcert. De deur van de keuken naar de gang gaat open. „Hij gaat dweilen!!" stelt Jan met verbazing vast. „Hij betert z'n leven!" vult Frans aan. „Teunus, de dweilende kweekeling!" declameer ik plechtig, en als ze niet lachen, roep ik: „Hé, Teun, de jonge Bavinck staat op je te wachten". „Hij wil meedweilen!" roept Frans er achter aan. „Ja, goed! Kom op dan!" antwoordt Teun. 't Klinkt zoo welgemeend en hoopvol, dat we tegelijkertijd in de lach schieten. „Hij heeft... z'n... Zondagsche pAk aan!" galmt Frans, onder 't lachen door. „Wie?!" raast Teunus, .schiet nou liever op, flauwerds!" „Wat is t'r dan?" vraagt moeder, wat bezorgd. Haar stem komt in onze laatste lach-eruptics om. Er ontstaat een onheilspellend-lange serie vage mopperingen. Alleen 't laatste kunnen we ver staan: „Hebben jullie soms 'n lekke emmer?" „Welnéél" zegt Pctronella, met verheffing van stem. „Wat möèt je daarmee?" roept moeder er door* hoen. Er rolt weer iets om. Teunus' gemopper boldert er achter aan. „Ga jij dan 's helpen, Frans!" zegt moeder, waf bezorgd. „Moet 'k komen hèlpen?" brult Frans met 'n geeuw. „Nee, blijf t'r nou óók maar!" gromt de paeda goog nijdig. De voordeelen der zelfwerkzaamheid Wat er gebeurd was? Teunus had de grijze emmer genomen. Het water uit do bruine ketel had ie cringe- kiept-rd. Toen koud water erbij. Ander water opgezet. 't Kleed 'n eind opgeslagen. Toen was tie begonnen zich" te wasschen, eerst z'n hoofd, en dan verder naar beneden. Hij had *t programma gewoon afgewerkt Eén voor één z'n beenen in de emmer gezet en geboend. En toen was 't gebeurd Het onheil ware voorkomen, indien het lek bij tijds gesignaleerd geworden ware Doch, helaas: Wie wijdt nu speciale aandacht aan een krikken de krak, die door een geëmailleerde emmer wordt voortgebracht? I k zou T evenmin hebben gedaan als Teunus. Maar toen die klaar was, dacht-ie zoo bij zich zelf: „Hé, wat is tie emmer leeg! Zou 'k zoo go- morst hebben?" En, rondom zich heenziende, be speurde hij een zware overstrooming, die hier en daar 't opgeslagen vloerkleed aantastte. Natuurlijk begon hij dadelijk 't kleed verder op te schuiven. Dat valt niet mee, als er nog een paar stoelen op staanl Eén stoel was daarbij om gevallen. Toen tilde hij de emmer op. Een troebel straaltje water, dat zonder geluid do watersnood deed toenemen, toonde de oorzaak van oe overstrooming. De emmer zette hij in de gootsteen. Toen rukte hij 't kleed verder opzij. Maar hij kcm het zóóver niet wegduwen, of 't water drenkte d'oude zoomen opnieuw en stuwde er zelfs tegen aan. Dus frommelde Teunus zoo goed en zoo kwaad als 't ging het hccle karpet iu elkaar en wierp hot in een hoek, op een stoel. Toen is tie boven op oen ander© stoel geklom men cn heeft zich aangekleed'. En daarna heeft ie gedweild, met plassende voo- ten en een ongeadresseerde wrok in 't hart Onze Teunus heeft ook acte handenarbeid, 'k Geloof niet, dat ie op dat examen heeft moeten dweilen. Maar dis tie 't had moeten doen, en ik had 'm een cijfer moeten geven Toen we allemaal 't tooneel in oogenschouw namen, zei Pieternclletje, m'n waardige zuster, alleen maar: ,.Hm!" Met paf-wangetjes boven 'n Bcheefgetrokken'mond. En moeder: „Nou hoeven we de keuken alvast niet meer te doen!" Frans zei: „1937: Sint-Teunus-vloed". Na afloop zien we de schuldvraag onder do oogen. „Had een andere emmer genomen!" zegt moeder. „Weet i k, dat die emmer niet deugt?" „Hij was nog heel!" „Cli, heel!" „Hadden we 'm nou van de week maar voor kólenemmer genomen" zucht Petronella, met een triomfantelijk gezicht, „dat heb 'k nog gezegd, Woensdag, of nee, Dinsdag!" „Ja, haddenantwoordt moeder, afwezig, „haddenI" „Je wist toch wel, dat hot 'n ouwe emmer was?" „Hoe moet i k dat nou wéten? Zetten jullie er dan oen papier op: „Alleen droog tc gebruiken", of zooiets". „Dat kleed moet naar de zolder!" zegt moeder, „dan kan 't drogen!" „Is heelomaal niet nat!" beweert Frans. Moeder neemt de waterschade op. ,,'t Moet naar bovenl Vooruit!" Maar Teunus is nét schoon, en ik ook. ,,'k Zou je danken om de vuile boel van dat lieer op te ruimen!" snibt onze lieftallige zuster. Dus moet Frans er eindelijk voor opdraaien. Hij fluit van oen meisje aan de oe-oever va-6n een snè-èlle vliet. Tamelijk zuiver, zonder orgelpunt bij de hooge d. En besluit hiermee z'n muzikale prestaties van hedenavond. Als Frans even later poedelt, zitten we weer rustig in de kamer. „Dc jonge Bavinck" is er wel bij, maar hij zegt niet vecL Teunus moppert. Hij strooit verbeten-wrange opmerkingen rond over 't beleid van de vrouwen. En hoe boozer hij wordt, hoe meer onze bemin nelijke zuster 't naar haar zin heeft. „Och, je kan die jongens ook niks laten doen!" zegt ze. „De eenheid van het ziclelevcn", zegt de jonge Bavinck. „Jóngens, jongens?" herhaal ik, „bedoel je m ij soms ook?" „Jou evengoed!" beweert Petronclla overmoedig en strijdlustig. „HcuscJi, Teun, je moest je haar niet zoo nAt maken. Alle slAg gaat er uitl" vervolgt ze noder- buigend. „De eenheid' van het zieleleven", houdt de jonge Bavinck vol. „Slag om je hoofd! Bah! Ezels! Mispunten!" zegt Teunus. „Nou, hou nou maar 's op!" vermaant mooder, met gefronste wenkbrauwen. Dit doet Teunus met 'n priemende blik in d© riediting van onze edelmoedige zuster. Die sarrende keelgeluiden uitgorgelt achter haar zakdoek Die avond zijn we dubbel uitgelaten tijdens het bloolc-bcencn-bal 1188 WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK DONDERDAGA VOND DE OPLEVING IS ER met al de vreugde en al de narigheid welke daaruit voortvloeien. De vreugdeen een rij van belevenissen in de laatste week komen Zaterdagmiddag om 3 uur 35 minuten precies hakte de Koningin de klinkdraad door, welke de Nieuw-Amsterdam nog aan de helling ge boeid hield. Enkele seconden was cr een be klemmende stilte, maar de ingenieurs gaven hun orders, cn weer enkele seconden later gleed het 36.000 tons groole schip rustig en majestueus te water, onder het gejuich van de toeschouwers ?n de zegezang der stoomfluiten. Holland vaart weer, maar Holland blijft ook bouwen. Feitelijk is in de slappe tijd het rijk daarmee begonnen cn ook deze week werd een regecrings-opdracht verstrekt. Bij de Schelde eii de Rott. Droogdok Mij is order gegeven voor de bouw van vier onderzeebooten. De machines voor deze booten werden reeds in Maart jl. besteld bij (le Kon. Mij ,.Dc Schelde". De torpedobvizen cn liet geschut zullen worden vervaardigd door Wilton-Fijenoord. Een merkwaardige opdracht kreeg Wilton dezer dagen. Aan het bedrijf is ni. opgedragen de reparatie van het Noorsche s.s. Ingrid dat onlangs op de re ede van Oporto is losge slagen en op de rotsen'is vastgeloopen. Ook voor de werkverruiming is dit karwei natuur lijk van beteekenis, maar het is merkwaardig, omdat het werk gegund werd in concurrentie met buitenlandsche werven en omdat opdrach ten uit den vreemde altijd een grootc bekoring hebben. Nederland kan weer meedoen. Zie slechts ten bewijze de laatste statistiek. De in aanbouw zijnde tonnage in de voornaamste landen be droeg op 31 Maart jl: Groot-Brittannië cn Ier land 1.014.454 ton, Duitschland 352.938 ton, Japan 2-16.723 ton. Nederland 201.464 ton, Vereeniqde Staten 153.350 ton, Ztvcden 112.050 ton en Denemarken 92.(775 ton. Daardoor staaf ons land weer op de vierde plaats; wat aantal schepen betreft zelfs op de derde. Ook Phüips kan ccmcurreeren. Immers, aan deze fabrieken is opdracht gegeven tot levering van de door haar ontworpen complete geluids- verslerking-installatie voor het nieuwe Volken- bondspaleis te Genève. Hoewel nog geen détails bekend zijn, staat het reeds vast. dat dit de grootste permanente electro-acoustische instal latie in Europa zal worden. De vooruitzichten van de visscherij zijn even min slecht Daarvan getuigde het jaarverslag van de Haagsche Kamer van Koophandel. Wel was cr onlangs eenige ongerustheid over een flinke hoeveelheid nog niet geruimde ha ring 1936, maar hoe groot die voorraad is, schijnt niet bekend te zijnEen algemeene in- ventarisate is niet mogelijk. Echter, verblijdend was het bericht, dat al vast vóór 10 Mei opening van het ,.vischseizoen" van haring 8500 ton naar Rusland gaat. (Nader vernemen wijdat de totale voorraad weinig meer be droeg en dat men over de vangst 1937 reeds onderhandelt.) Aan alle kanten dus. opleving. En dit weer spiegelt zich in de dalende werkloosheid. Van de verzekerden, niet behoorende tot dc land arbeiders waren de geheele week werkloos, m de week van 22 tot en met 27 Maart 1937: 27.7 pet.; in de vorige verslagweek (8 tot en met 13 Maart 1937) 29.5 pet.; in de overeen komstige week van 1936 31.2 pet.; in de over eenkomstige week van 1935 28.7 pet. Hoe ontzaglijk het percentage op zichzelf nog is. het stemt tot dankbaarheid dat de daling zoo snel gaat. Trouwens, ook in vroeger tijden moesten vaak groote groepen der burgerbevol king onderhouden worden. In 1850 bv. kregen 182.000 personen onderstand en in 't vorig jaar 385.000; percentsgewijze is het dus nu niet De opleving is er en de vreugde daarover. Maar tegelijkertijd komt de narigheid. Niet deze, dat bij opgaande conjunctuur de arbeiders ook in de meerdere welvaart hopen te deelen; maar dat zulks zoo vaak gepaard gaat met onrust. In de blnembollenbedrijven bij Enkhuizen ginq het goed: zonder strijd kregen vele arbeiders loonsverhooging. Ook de taxi chauffeurs in den Haag: voor de glazenwassclicrs aldaar gaf de arbeidsvrederechtereen gunstig advies; maar in Gouda ging het met het wasscherijpersoneel niet zoo goed: slechts enkele patroons gaven toe en bij andere wordl dc staking voortgezet. Erger is nog, dat zoowel bij de Nederlandschc Schcepsbovtr-Maatschappii als bij de Neder landschc Dok-Ma at schappij thans wilde sta kingen van eenige groepen arbeiders aan de gang zijn Een slaking is te beteuren: een wilde staking is altijd een ramp. Misschien dat Ford. die de vakorganisaties gram is, dat ook nog eens begrijpt. Nog betreurenswaardiger is natuurlijk, wan neer wcrklonze kantoorbedienden, die op iet wat ongewone maar zeer ordentelijke ivijzc hun nnod kenbaar willen maken door een overvalwagen van de politie en met knuppels uit elkaar worden geranseld. Commissaris Cla- sie schijnt een basic, maar eenige bedachtzaam heid ware voor een corpsleider geen overtollige kwaliteit. Waarschijnlijk hebben de mishan delden een andere en ook juistere opvattina van eeiuge met verschoonin toegepaste tikken dan hij. F.rn zindelijk mensch verstaat er waarschijnlijk ren dubbele portie onder. Men geve den hardhandige een zachte wenk om de overvalwagen en de ruggen van het publiek wal te sparen. Natuurlijk kunnen politie en justitie zich ver gissen, maar ze moeten desnoods ook de fout durven erkennen. Nu hel waarschijnlijk is, doordat men den echten postxvisselverralsrher te pakken heeft, dat een ander onschuldig voor dit feit in de gevangenis zit. dient zoo spoedig mogelijk eerherstel te volgen en had men den man op vrije voeten moeten stellen. Om bv. met ren goedkoop avondretour op de Nederlandsclir. Spoorwegen een bezoek te bren gen aan de Hofsladbloem de mooie b'^men tentoonstelling in het nieuivc gebouw Houtrust te den Haag Eet loeien van koeien of het springen van vis- schen. Ik zit op een ouden boomwortel en verroer mij niet Ik ben mager, de haren zijn mij afge schoren. Van het lange kijken naar het water gaan mijn oogen pijn doen. Al drh cn een halve maand ben ik hier. Het herstel gaat langzaam en duurt lang. In mijn ge heugen is als het ware een leege plek ontstaan. Na mijn aankomst kreeg ik typhus. Eenige weken lang bevond ik mij aan den rand van het graf. Daarna een rtecidive... met complicaties in de longen. Pas kort geleden kon ik weer uitgaan. Meestal moest ik nog in den tuin zitten. Met de warme Meidagen kon „oom Senja" mij eindelijk met zich meenemen. Ik kan mijn dankbaarheid jegens hem niet onder woorden brengen. Wij zijn aan elkaar gewend geraakt en hij begon echt van mij te houden. Pas een maand geleden ben ik uit het ziekenhuis teruggekeerd. Toen het ge vaar was geweken, bracht „oom" mij bij zich ia huis. Met volle borst adem ik de zuivere rivier- luoht in. Met nog zwakke handen houd ik den hengel vast en *"1^ naar het water. Voor het eerst in mijn leven ben ik aan het hengelen. „Oom Senja" is in de buurt op een anderen boom wortel, samen met den ouden boer Petro, zijo besten vriend, die zijn grijze wenkbrauwen deftig fronst. Aan den overkant van den Dnestr is de Roemeenschc oever te zien. Hier ia de Dnestr ta melijk breed. Er zijn smalle plekken, waar het hengelen Onmogelijk is merkt Petro op. Wij zitten zwijgende. Ik trek eenige malen, maar zonder resultaat d<r visch heeft den worm al gebeten. Beter toekijken en de trillingen met de hand volgen als hij naar jou toetrekt, dan moet je uittrekken, want dan heb je beet. Als hij van je af trekt, dan is het uit onderwijst de grijsaard. Maar ik voel alleen scherpe stooten van mij af. De oude man heeft weldra oen heele mand vol, en ik heb maar drie kleintjes gevangen. Niet erg, je moet aan alles wennen, troost met een glimlach mijn nieuwe vriend. Petro is een oude boer. Zijn leven is de natuur. Grond, rivier, bosch, veld. Er is iets eigenaardigs in hem, dat zoo weinig lijkt op wat ik vroeger bij andere mcnschen heb gezien. Zijn bewegingen zijn afgemeten en doordacht, zijn gedachten zijn vast en duidelijk, zijn blik is eerlijk en open en schijnt ten onrechte streng, door de lange en dichte gefronste wenkbrauwen. Als hij in een goede stemming was, was Petro spraakzaam cn welbespraakt Hij sprak met korte, afgebroken zinnen. Zijn gedachten verborg hij nicL Van dezen ouden man vernam ik een merkwaar dige geschiedenis. Ik luisterde naar hem met go- spannen aandacht, want hij was een levende ge tuige daarvan, maar een ecnigszins andere ge tuige, dan die ik vroeger had gezien. Zijn borst was niet versierd met de orde van het „Boode Vaandel". Maar tusschen schouder en elleboog liep bij hem een breed rood üttecken. Dat was zijn ibelooning, ontvangen van de straf-expeditie van de republiek van arbeiders en boeren (de U.S.S.R.), De oude man hield er van, om van zijn verleden te vertellen. Dikwijls, als hij bij „oom Senja"' in, den tuin zat, vertelde hij op mijn verzoek van den revolutietijd, die mij zoo interessant en ro mantisch leek. Het volgende kwam ik te weten van den ouden Petro. 19211922Een bloedige brand woedde in de dorpen van de Oekraine. De legerkorpen, die van de fronten (van den burgeroorlog) waren terug gekeerd werden geworpen tegen de opstandig© Oekraine. Overal in Rusland waren er oproeren. 'Aan de Wolga, in Siberië, in de Oekraïne, in den Kaukasus. Een legcndaire Oekrainischc opstande ling was ataman (kozakken-hoofdman) Zabolótni. Kleine paardjes gleden als slangen door het dichte loofhout, waar de legcr-cavaleric niet door hen kon. Vandaag hier en morgenzestig of tachtig kilometer verder. Als een spook trok Zabolotni door het land cn veroorzaakte een pani sche schrik onder de roode troepen. Uit Odessa werden er troepen van het G.P.O© gedirigeerd. Behalve voor den strijd tegen de op standelingen, moesten zij ook zorgen voor d© voedselvoorziening (een typisch begrip in de Sowel-Unie). Te vuur en te zwaard werd het graan ingezameld door de Tsjekisten (d.i. de agen ten van de Tsjeka, de voorloopster van het G.P.Oe), die daarbij tevens wraak namen voor den ataman, die maar niet kon worden gevangen. De dorpen brandden, en het roode proletarische boerenbloed stroomde. Maar de boeren bleven het antwoord ook niet schuldig. In de bossehen lagen de lijken van in tweeën gescheurde commissaris sen van de Sowcts. Een oude foltering werd toen in de Oekraine in eere hersteld: de gevangene werd gezet op een boomstam cn daarna werden zijn beide boenen ieder vastgebonden aan een omgebogen jongen boomwaarna deze boomen werden gevierd. Wordt vervolgd) Het richtingsgevoel van boomen Evenals dc kleinere planten, waarvan de wortels voedsel en water, de stengels en bladeren licht en lucht speuren en alles doen, oin dat te boreikon, hebben ook de boomen een bijna even sterk richtingsgevoel als vogels. Boomen, die vrij op een open plaats staan, gaan recht op in de vrije lucht, terwijl dc takken van in guren wind staande boomen zóó groeien, dat ze, in den wind, nog zooveel mogelijk luwte en zoo weinig mogelijk weerstand hebben. Hier ook zou men van „stroomlijn" kunnen sproken! Dit echter is algemeen bekend. Minder békend en hoogst merkwaardig is het richtingsgevoel der boo men, zoools zich dat in bizondcro omstandigheden openbaart. Is er bijv. in een park of in een tuin een lek in een ondergrondsche buis van de wa terleiding, dan zal de dichtstbijzijnde boom niet falen dit te vinden en zijn wortels in die richting uitzendend, een nieuwen scheut door de opening heen in de pijp werken. Wonderlijker nog gedraagt zich de rotan, een in dc tropen veel voorkomend© rictsoorL Wanneer dit tot boven aan toe tegen ©en boom is opgegroeid, gaat het over den top heen en groeit dan weer naar beneden tot op den grond. Daarna begeeft het zich met een groei van 30 cM. in de 24 uur, linea recta naar den volgenden boom, uls is deze ook 300 M. daarvan .verwijdcrdl De Lente is ge komen en doet Hollands tulpen- weelde in haar volle schoonheid ontplooien. 185

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 15