Oiis kort verhaal
Mijn broer Teunus dweilt!
door J. J. v. d. S.
Op Zaterdagavond maken we ons klaar voor de
Zondag. Onze zorgen zetten we op non-activiteit.
Begecrig strekken we onze armen naar de rust,
die komen gaat. En we zijn in een uitgelaten
stemming.
Dit blijkt bij het bloote-beonen-fcal.
Éérst is er groot waterpolo.
Eénpersoonswa terpolo, in de keuken, die dan om
gedoopt wordt in „badkamer". Dit doopcn ge
schiedt zeer letterlijk. Elke week opnieuw ver
klaart moeder hoofdschuddend, dat we „die troep"
zélf moeten opruimen.
Na afloop van het waterpolo is er dus bloole-
beenen-bal.
We dweilen dan de keuken, gezamenlijk.
Alleen Pctronella en Teunus doen niet mee.
Petronclla is onze eenige zuster.
Als wij verklaren, dat de boel voor mekaar is,
doet z ij liet nog eens dunnetjes over.
Beetje serieuzer.
Met waardig plichtsbesef.
Zonder opmerkingen.
En Teunus?
Teunus is er boven verheven.
Hij is onderwijzer.
Honderd onderwijzers, negen en negentig gekken.
Ik wil niet beweren, dat onze Teunus nu juist
die honderdste is.
Hij is onderwijzer, met al den aankleve van dien.
Hij verdient 'n schijntje.
Dat komt omdat z'n officieele titel luidt: kweeke-
ling-met-acte.
Rie van Rossum, die „Cinderella" schreef, noemt
den kweekeiing-met-acte een paedagogisclien krul-
lcjongen.
Mijn broer Teunus is pacdagogische krullejongen
met permissie van Rie van Rossum.
Van paedagogiek heeft-ie wel verstand, want als
hij dit woord uitspreekt kijkt ie enthousiast en
z'n stem klinkt zalvend.
Maar krullenHij staat ijselijk lang voor de
spiegel met de kam, en z'n meisje harkt ook wel
eens door z'n raagbol. Maar krullen
Nee, ik houd 't nog liever bij 't haar van de hond
onzes melkboers
Mijn broer Teunus is een pacdagogische jongen
zonder krullen.
En zonder geld.
Teunus houdt zich dus afzijdig, als we de keuken
een goeie beurt geven, elke Zaterdagavond.
Dit vergeven we hem niet.
En we maken dit kenbaar door luidruchtige op
merkingen.
Vooral Frans blinkt hierin uit.
Die komt na Teunus aan dc beurt.
Zoodra dc deur naar de keuken dicht is, begint
het.
Onze geleerde broer neemt oen boek en zet zich.
Stem uit de keuken: „Hé, Teun, hier ligt je goc4
nog! Brengt 't zélf even boven, in de kuip!"
Pacdagogische rimpels. Zwijgen.
Even lalcr: „Zég, 't is hier klètsnat. Ik verdrink.
Je kan toch zeker je eigen rommel wel op
dweilen?"
Teunus trekt verachtelijk dc schouders op. Zwijgt.
Gelaten.
Weer wat later: „Drommels, hé, Teun, waar heb
je nou de zéép gelaten? 'k Zie 't zeepbakje nér
genshéO, 'k heb het aiJe vuile
handdoek lag erover!"
We bewonderen Teunus' geduld, maar méér nog
Frans' vindingrijkheid.
Kijken scheef naar den paedagoog zonder krullen.
Met geluidloos-grinnekendc monden cn lonken
de oogen.
Toch, hoewel we aan de ecne kant 't niet zetten
kunnen, dat Teunus niet meedweilt, aan de
andere kant zijn we er ook weer b 1 ij om.
Hij maakt opstellen over de waarde van de
lichamelijke reinheid voor dc geestelijke hygiëne.
Hij zou ons kunnen inlichten over onderbewuste
perspectieven en psycho-analytisclie achtergron
den van ons water-gekludder.
Om nog maar niet te spreken van oer-instincica
en verwantschap met Semiotische volken.
Wij trekken ons van alle deze dingen niets aan.
Hij bestudeert fijngemalen papieren zielen onucr
'n microscoop.
En wij zijn vroolijk, zonder te weten waarom.
Misschien alleen, omdat 't Zaterdagavond is en
waterpolo met bal na.
Omdat 't water warm is en de zeep schuimt.
Omdat we onze zorgen uit ons bewustzijn ver
bannen lichtten.
Nee: Teunus hóórt niet bij 't bloote-becncn-baL
We zijn bJij, dat hij onze stekelige uiLuoodiging
ertoe telkenmale zwijgend afslaat.
Als u nu concludeert, dat Teunus' handen ver
keerd staan, dat-ie niet dweilen kan, en slordig
is, moet ik u ten deele ongelijk geven.
Want hij kén wel dweilen.
Dit blijkt uit de geschiedenis, die ik hier ver*
tellen ga.
't Tooneel stelt voor onze huiskamer, op 't moment
dat Teunus aan dè beurt komt.
We weten, nat Pctronella aan onze zijde staat,
ditmaal.
Want daarstraks heeft ze per ongeluk op Teunus'
voet getrapt. Z'n zee re voet nog al: die met de
wandelende spier.
Toen is Teunus 'n beetje onhoffelijk uitgevallen.
En wat later heeft ze, bij T thee-inschenken, de
theepot boven „dc jonge Bavinck" gehouden. „De
jonge Bavinck" is een zielkundcbock, dat er
tamelijk versleten uitziet, vanwege 't vele ge
bruik. Let wel: onze zuster bemorste de jonge
Bavinck nietl Ze hield alleen maar even de thee
pot erboven.
Hierover vertoornde Teunus zich schrikkelijk.
Hij liet dit ook blijken. En Petronella verwaar
digt hem nu geen enkele blik moer.
Teunus legt een hoekje krant, dat-ie van de kaft
afscheurt, bij de bladzij, waar die gebleven is.
Hij sluit z'n boek cn legt het op 't orgel kastje.
Dan haalt-ie z'n stapeltje schoon linnengoed en
begeeft zich naar de keuken.
De deur gaat achter hem dicht
We lezen allemaal. Alleen Frans zit achter het
orgel. Hij zaagt een voorspel van Worp in kleine
stukjes.
Telkens als ie de hooge d neemt, blijft dat ding
doorschetteren. Als een rebellecrcnde baby van
paedagogische ouders, die bang zijn hun spruit
te verwennen.
Onmiddellijk wanneer ik de d hoor, kijk ik naar
Frans. Er komen rimpels boven z'n neus. Z'n
rechteroog knippert bijna dicht cn met z'n pink
legt hij de d 't zwijgen op.
In de keuken giet Teunus de ketel leeg. Nu piept
de kraan. Je hoort een fluitend geluid, zoolang
die loopt Teunus doet koud water bij 't warme,
in de emmer. Dan vult hij de ketel weer en zet
'm op 't fornuis.
Zoo, nu is 't een poos stiL
Daarna wordt er geploeterd.
Nu je precies berekenen, wanneer die klaar
is. Twintig minuten duurt 't wasschen, cn tien
minuten het verder toilet maliën. Dan is de beurt
aan Frans en valt de hooge d in slaap.
Maar vandaag duurt liet langer.
Als de twintig minuten om zijn, hoor ik Teunus
door de keuken loopen. Dan oen driftige bons
van een emmer in de gootsteen. Daarna een ge
stommel en oen gegrom.
Moeder heft luisterend het hoofd op.
De tafel schuift. Er valt oen stoel om.
„Wat doe je, Teunus?" informeert moeder.
Er klinkt een onverstaanbaar geknor als ant
woord.
We luisteren allemaal. Frans zelfs staakt zn
copcert.
De deur van de keuken naar de gang gaat open.
„Hij gaat dweilen!!" stelt Jan met verbazing vast.
„Hij betert z'n leven!" vult Frans aan.
„Teunus, de dweilende kweekeling!" declameer
ik plechtig, en als ze niet lachen, roep ik: „Hé,
Teun, de jonge Bavinck staat op je te wachten".
„Hij wil meedweilen!" roept Frans er achter aan.
„Ja, goed! Kom op dan!" antwoordt Teun.
't Klinkt zoo welgemeend en hoopvol, dat we
tegelijkertijd in de lach schieten.
„Hij heeft... z'n... Zondagsche pAk aan!" galmt
Frans, onder 't lachen door.
„Wie?!" raast Teunus, .schiet nou liever op,
flauwerds!"
„Wat is t'r dan?" vraagt moeder, wat bezorgd.
Haar stem komt in onze laatste lach-eruptics om.
Er ontstaat een onheilspellend-lange serie vage
mopperingen. Alleen 't laatste kunnen we ver
staan:
„Hebben jullie soms 'n lekke emmer?"
„Welnéél" zegt Pctronella, met verheffing van
stem.
„Wat möèt je daarmee?" roept moeder er door*
hoen.
Er rolt weer iets om.
Teunus' gemopper boldert er achter aan.
„Ga jij dan 's helpen, Frans!" zegt moeder, waf
bezorgd.
„Moet 'k komen hèlpen?" brult Frans met 'n
geeuw.
„Nee, blijf t'r nou óók maar!" gromt de paeda
goog nijdig.
De voordeelen der zelfwerkzaamheid
Wat er gebeurd was?
Teunus had de grijze emmer genomen.
Het water uit do bruine ketel had ie cringe-
kiept-rd.
Toen koud water erbij.
Ander water opgezet.
't Kleed 'n eind opgeslagen.
Toen was tie begonnen zich" te wasschen, eerst
z'n hoofd, en dan verder naar beneden. Hij had
*t programma gewoon afgewerkt Eén voor één
z'n beenen in de emmer gezet en geboend.
En toen was 't gebeurd
Het onheil ware voorkomen, indien het lek bij
tijds gesignaleerd geworden ware
Doch, helaas:
Wie wijdt nu speciale aandacht aan een krikken
de krak, die door een geëmailleerde emmer wordt
voortgebracht?
I k zou T evenmin hebben gedaan als Teunus.
Maar toen die klaar was, dacht-ie zoo bij zich
zelf: „Hé, wat is tie emmer leeg! Zou 'k zoo go-
morst hebben?" En, rondom zich heenziende, be
speurde hij een zware overstrooming, die hier en
daar 't opgeslagen vloerkleed aantastte.
Natuurlijk begon hij dadelijk 't kleed verder op
te schuiven. Dat valt niet mee, als er nog een
paar stoelen op staanl Eén stoel was daarbij om
gevallen. Toen tilde hij de emmer op. Een
troebel straaltje water, dat zonder geluid do
watersnood deed toenemen, toonde de oorzaak van
oe overstrooming.
De emmer zette hij in de gootsteen.
Toen rukte hij 't kleed verder opzij. Maar hij kcm
het zóóver niet wegduwen, of 't water drenkte
d'oude zoomen opnieuw en stuwde er zelfs tegen
aan. Dus frommelde Teunus zoo goed en zoo
kwaad als 't ging het hccle karpet iu elkaar en
wierp hot in een hoek, op een stoel.
Toen is tie boven op oen ander© stoel geklom
men cn heeft zich aangekleed'.
En daarna heeft ie gedweild, met plassende voo-
ten en een ongeadresseerde wrok in 't hart
Onze Teunus heeft ook acte handenarbeid,
'k Geloof niet, dat ie op dat examen heeft moeten
dweilen. Maar dis tie 't had moeten doen, en
ik had 'm een cijfer moeten geven
Toen we allemaal 't tooneel in oogenschouw
namen, zei Pieternclletje, m'n waardige zuster,
alleen maar: ,.Hm!" Met paf-wangetjes boven 'n
Bcheefgetrokken'mond.
En moeder: „Nou hoeven we de keuken alvast
niet meer te doen!"
Frans zei: „1937: Sint-Teunus-vloed".
Na afloop zien we de schuldvraag onder do
oogen.
„Had een andere emmer genomen!" zegt
moeder.
„Weet i k, dat die emmer niet deugt?"
„Hij was nog heel!"
„Cli, heel!"
„Hadden we 'm nou van de week maar voor
kólenemmer genomen" zucht Petronella, met een
triomfantelijk gezicht, „dat heb 'k nog gezegd,
Woensdag, of nee, Dinsdag!"
„Ja, haddenantwoordt moeder, afwezig,
„haddenI"
„Je wist toch wel, dat hot 'n ouwe emmer
was?"
„Hoe moet i k dat nou wéten? Zetten jullie er
dan oen papier op: „Alleen droog tc gebruiken",
of zooiets".
„Dat kleed moet naar de zolder!" zegt moeder,
„dan kan 't drogen!"
„Is heelomaal niet nat!" beweert Frans.
Moeder neemt de waterschade op.
,,'t Moet naar bovenl Vooruit!"
Maar Teunus is nét schoon, en ik ook.
,,'k Zou je danken om de vuile boel van dat
lieer op te ruimen!" snibt onze lieftallige zuster.
Dus moet Frans er eindelijk voor opdraaien. Hij
fluit van oen meisje aan de oe-oever va-6n een
snè-èlle vliet. Tamelijk zuiver, zonder orgelpunt
bij de hooge d.
En besluit hiermee z'n muzikale prestaties van
hedenavond.
Als Frans even later poedelt, zitten we weer
rustig in de kamer.
„Dc jonge Bavinck" is er wel bij, maar hij zegt
niet vecL
Teunus moppert.
Hij strooit verbeten-wrange opmerkingen rond
over 't beleid van de vrouwen.
En hoe boozer hij wordt, hoe meer onze bemin
nelijke zuster 't naar haar zin heeft.
„Och, je kan die jongens ook niks laten doen!"
zegt ze.
„De eenheid van het ziclelevcn", zegt de jonge
Bavinck.
„Jóngens, jongens?" herhaal ik, „bedoel je
m ij soms ook?"
„Jou evengoed!" beweert Petronclla overmoedig
en strijdlustig.
„HcuscJi, Teun, je moest je haar niet zoo nAt
maken. Alle slAg gaat er uitl" vervolgt ze noder-
buigend.
„De eenheid' van het zieleleven", houdt de jonge
Bavinck vol.
„Slag om je hoofd! Bah! Ezels! Mispunten!" zegt
Teunus.
„Nou, hou nou maar 's op!" vermaant mooder,
met gefronste wenkbrauwen.
Dit doet Teunus met 'n priemende blik in d©
riediting van onze edelmoedige zuster.
Die sarrende keelgeluiden uitgorgelt achter haar
zakdoek
Die avond zijn we dubbel uitgelaten tijdens het
bloolc-bcencn-bal
1188
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
DONDERDAGA VOND
DE OPLEVING IS ER
met al de vreugde en al de narigheid welke
daaruit voortvloeien. De vreugdeen een rij
van belevenissen in de laatste week komen
Zaterdagmiddag om 3 uur 35 minuten precies
hakte de Koningin de klinkdraad door, welke
de Nieuw-Amsterdam nog aan de helling ge
boeid hield. Enkele seconden was cr een be
klemmende stilte, maar de ingenieurs gaven
hun orders, cn weer enkele seconden later
gleed het 36.000 tons groole schip rustig en
majestueus te water, onder het gejuich van de
toeschouwers ?n de zegezang der stoomfluiten.
Holland vaart weer, maar Holland blijft ook
bouwen. Feitelijk is in de slappe tijd het rijk
daarmee begonnen cn ook deze week werd een
regecrings-opdracht verstrekt. Bij de Schelde
eii de Rott. Droogdok Mij is order gegeven
voor de bouw van vier onderzeebooten. De
machines voor deze booten werden reeds in
Maart jl. besteld bij (le Kon. Mij ,.Dc Schelde".
De torpedobvizen cn liet geschut zullen worden
vervaardigd door Wilton-Fijenoord.
Een merkwaardige opdracht kreeg Wilton
dezer dagen. Aan het bedrijf is ni. opgedragen
de reparatie van het Noorsche s.s. Ingrid
dat onlangs op de re ede van Oporto is losge
slagen en op de rotsen'is vastgeloopen. Ook
voor de werkverruiming is dit karwei natuur
lijk van beteekenis, maar het is merkwaardig,
omdat het werk gegund werd in concurrentie
met buitenlandsche werven en omdat opdrach
ten uit den vreemde altijd een grootc bekoring
hebben.
Nederland kan weer meedoen. Zie slechts ten
bewijze de laatste statistiek. De in aanbouw
zijnde tonnage in de voornaamste landen be
droeg op 31 Maart jl: Groot-Brittannië cn Ier
land 1.014.454 ton, Duitschland 352.938 ton,
Japan 2-16.723 ton. Nederland 201.464 ton,
Vereeniqde Staten 153.350 ton, Ztvcden 112.050
ton en Denemarken 92.(775 ton. Daardoor staaf
ons land weer op de vierde plaats; wat aantal
schepen betreft zelfs op de derde.
Ook Phüips kan ccmcurreeren. Immers, aan
deze fabrieken is opdracht gegeven tot levering
van de door haar ontworpen complete geluids-
verslerking-installatie voor het nieuwe Volken-
bondspaleis te Genève. Hoewel nog geen détails
bekend zijn, staat het reeds vast. dat dit de
grootste permanente electro-acoustische instal
latie in Europa zal worden.
De vooruitzichten van de visscherij zijn even
min slecht Daarvan getuigde het jaarverslag
van de Haagsche Kamer van Koophandel.
Wel was cr onlangs eenige ongerustheid over
een flinke hoeveelheid nog niet geruimde ha
ring 1936, maar hoe groot die voorraad is,
schijnt niet bekend te zijnEen algemeene in-
ventarisate is niet mogelijk. Echter, verblijdend
was het bericht, dat al vast vóór 10 Mei
opening van het ,.vischseizoen" van haring
8500 ton naar Rusland gaat. (Nader vernemen
wijdat de totale voorraad weinig meer be
droeg en dat men over de vangst 1937 reeds
onderhandelt.)
Aan alle kanten dus. opleving. En dit weer
spiegelt zich in de dalende werkloosheid. Van
de verzekerden, niet behoorende tot dc land
arbeiders waren de geheele week werkloos, m
de week van 22 tot en met 27 Maart 1937:
27.7 pet.; in de vorige verslagweek (8 tot en
met 13 Maart 1937) 29.5 pet.; in de overeen
komstige week van 1936 31.2 pet.; in de over
eenkomstige week van 1935 28.7 pet.
Hoe ontzaglijk het percentage op zichzelf nog
is. het stemt tot dankbaarheid dat de daling
zoo snel gaat. Trouwens, ook in vroeger tijden
moesten vaak groote groepen der burgerbevol
king onderhouden worden. In 1850 bv. kregen
182.000 personen onderstand en in 't vorig jaar
385.000; percentsgewijze is het dus nu niet
De opleving is er en de vreugde daarover. Maar
tegelijkertijd komt de narigheid. Niet deze, dat
bij opgaande conjunctuur de arbeiders ook in
de meerdere welvaart hopen te deelen; maar
dat zulks zoo vaak gepaard gaat met onrust.
In de blnembollenbedrijven bij Enkhuizen ginq
het goed: zonder strijd kregen vele arbeiders
loonsverhooging. Ook de taxi chauffeurs in den
Haag: voor de glazenwassclicrs aldaar gaf de
arbeidsvrederechtereen gunstig advies; maar
in Gouda ging het met het wasscherijpersoneel
niet zoo goed: slechts enkele patroons gaven
toe en bij andere wordl dc staking voortgezet.
Erger is nog, dat zoowel bij de Nederlandschc
Schcepsbovtr-Maatschappii als bij de Neder
landschc Dok-Ma at schappij thans wilde sta
kingen van eenige groepen arbeiders aan de
gang zijn
Een slaking is te beteuren: een wilde staking
is altijd een ramp. Misschien dat Ford. die de
vakorganisaties gram is, dat ook nog eens
begrijpt.
Nog betreurenswaardiger is natuurlijk, wan
neer wcrklonze kantoorbedienden, die op iet
wat ongewone maar zeer ordentelijke ivijzc
hun nnod kenbaar willen maken door een
overvalwagen van de politie en met knuppels
uit elkaar worden geranseld. Commissaris Cla-
sie schijnt een basic, maar eenige bedachtzaam
heid ware voor een corpsleider geen overtollige
kwaliteit. Waarschijnlijk hebben de mishan
delden een andere en ook juistere opvattina van
eeiuge met verschoonin toegepaste tikken
dan hij. F.rn zindelijk mensch verstaat er
waarschijnlijk ren dubbele portie onder. Men
geve den hardhandige een zachte wenk om de
overvalwagen en de ruggen van het publiek
wal te sparen.
Natuurlijk kunnen politie en justitie zich ver
gissen, maar ze moeten desnoods ook de fout
durven erkennen. Nu hel waarschijnlijk is,
doordat men den echten postxvisselverralsrher
te pakken heeft, dat een ander onschuldig
voor dit feit in de gevangenis zit. dient zoo
spoedig mogelijk eerherstel te volgen en had
men den man op vrije voeten moeten stellen.
Om bv. met ren goedkoop avondretour op de
Nederlandsclir. Spoorwegen een bezoek te bren
gen aan de Hofsladbloem de mooie b'^men
tentoonstelling in het nieuivc gebouw Houtrust
te den Haag
Eet loeien van koeien of het springen van vis-
schen. Ik zit op een ouden boomwortel en verroer
mij niet Ik ben mager, de haren zijn mij afge
schoren. Van het lange kijken naar het water
gaan mijn oogen pijn doen.
Al drh cn een halve maand ben ik hier. Het
herstel gaat langzaam en duurt lang. In mijn ge
heugen is als het ware een leege plek ontstaan.
Na mijn aankomst kreeg ik typhus. Eenige weken
lang bevond ik mij aan den rand van het graf.
Daarna een rtecidive... met complicaties in de
longen. Pas kort geleden kon ik weer uitgaan.
Meestal moest ik nog in den tuin zitten. Met de
warme Meidagen kon „oom Senja" mij eindelijk
met zich meenemen. Ik kan mijn dankbaarheid
jegens hem niet onder woorden brengen. Wij
zijn aan elkaar gewend geraakt en hij begon echt
van mij te houden. Pas een maand geleden ben
ik uit het ziekenhuis teruggekeerd. Toen het ge
vaar was geweken, bracht „oom" mij bij zich ia
huis. Met volle borst adem ik de zuivere rivier-
luoht in. Met nog zwakke handen houd ik den
hengel vast en *"1^ naar het water. Voor het eerst
in mijn leven ben ik aan het hengelen. „Oom
Senja" is in de buurt op een anderen boom
wortel, samen met den ouden boer Petro, zijo
besten vriend, die zijn grijze wenkbrauwen deftig
fronst. Aan den overkant van den Dnestr is de
Roemeenschc oever te zien. Hier ia de Dnestr ta
melijk breed.
Er zijn smalle plekken, waar het hengelen
Onmogelijk is merkt Petro op.
Wij zitten zwijgende. Ik trek eenige malen, maar
zonder resultaat d<r visch heeft den worm al
gebeten.
Beter toekijken en de trillingen met de hand
volgen als hij naar jou toetrekt, dan moet je
uittrekken, want dan heb je beet. Als hij van je
af trekt, dan is het uit onderwijst de grijsaard.
Maar ik voel alleen scherpe stooten van mij af.
De oude man heeft weldra oen heele mand vol,
en ik heb maar drie kleintjes gevangen.
Niet erg, je moet aan alles wennen, troost met
een glimlach mijn nieuwe vriend.
Petro is een oude boer. Zijn leven is de natuur.
Grond, rivier, bosch, veld. Er is iets eigenaardigs
in hem, dat zoo weinig lijkt op wat ik vroeger
bij andere mcnschen heb gezien. Zijn bewegingen
zijn afgemeten en doordacht, zijn gedachten zijn
vast en duidelijk, zijn blik is eerlijk en open en
schijnt ten onrechte streng, door de lange en
dichte gefronste wenkbrauwen. Als hij in een
goede stemming was, was Petro spraakzaam cn
welbespraakt Hij sprak met korte, afgebroken
zinnen. Zijn gedachten verborg hij nicL
Van dezen ouden man vernam ik een merkwaar
dige geschiedenis. Ik luisterde naar hem met go-
spannen aandacht, want hij was een levende ge
tuige daarvan, maar een ecnigszins andere ge
tuige, dan die ik vroeger had gezien. Zijn borst
was niet versierd met de orde van het „Boode
Vaandel". Maar tusschen schouder en elleboog
liep bij hem een breed rood üttecken. Dat was zijn
ibelooning, ontvangen van de straf-expeditie van
de republiek van arbeiders en boeren (de U.S.S.R.),
De oude man hield er van, om van zijn verleden
te vertellen. Dikwijls, als hij bij „oom Senja"'
in, den tuin zat, vertelde hij op mijn verzoek van
den revolutietijd, die mij zoo interessant en ro
mantisch leek. Het volgende kwam ik te weten
van den ouden Petro.
19211922Een bloedige brand woedde in de
dorpen van de Oekraine. De legerkorpen, die van
de fronten (van den burgeroorlog) waren terug
gekeerd werden geworpen tegen de opstandig©
Oekraine. Overal in Rusland waren er oproeren.
'Aan de Wolga, in Siberië, in de Oekraïne, in den
Kaukasus. Een legcndaire Oekrainischc opstande
ling was ataman (kozakken-hoofdman) Zabolótni.
Kleine paardjes gleden als slangen door het
dichte loofhout, waar de legcr-cavaleric niet door
hen kon. Vandaag hier en morgenzestig of
tachtig kilometer verder. Als een spook trok
Zabolotni door het land cn veroorzaakte een pani
sche schrik onder de roode troepen.
Uit Odessa werden er troepen van het G.P.O©
gedirigeerd. Behalve voor den strijd tegen de op
standelingen, moesten zij ook zorgen voor d©
voedselvoorziening (een typisch begrip in de
Sowel-Unie). Te vuur en te zwaard werd het
graan ingezameld door de Tsjekisten (d.i. de agen
ten van de Tsjeka, de voorloopster van het
G.P.Oe), die daarbij tevens wraak namen voor
den ataman, die maar niet kon worden gevangen.
De dorpen brandden, en het roode proletarische
boerenbloed stroomde. Maar de boeren bleven het
antwoord ook niet schuldig. In de bossehen lagen
de lijken van in tweeën gescheurde commissaris
sen van de Sowcts. Een oude foltering werd toen
in de Oekraine in eere hersteld: de gevangene
werd gezet op een boomstam cn daarna werden
zijn beide boenen ieder vastgebonden aan een
omgebogen jongen boomwaarna deze boomen
werden gevierd.
Wordt vervolgd)
Het richtingsgevoel van boomen
Evenals dc kleinere planten, waarvan de wortels
voedsel en water, de stengels en bladeren licht en
lucht speuren en alles doen, oin dat te boreikon,
hebben ook de boomen een bijna even sterk
richtingsgevoel als vogels.
Boomen, die vrij op een open plaats staan, gaan
recht op in de vrije lucht, terwijl dc takken van
in guren wind staande boomen zóó groeien, dat ze,
in den wind, nog zooveel mogelijk luwte en zoo
weinig mogelijk weerstand hebben. Hier ook zou
men van „stroomlijn" kunnen sproken!
Dit echter is algemeen bekend. Minder békend en
hoogst merkwaardig is het richtingsgevoel der boo
men, zoools zich dat in bizondcro omstandigheden
openbaart. Is er bijv. in een park of in een tuin
een lek in een ondergrondsche buis van de wa
terleiding, dan zal de dichtstbijzijnde boom niet
falen dit te vinden en zijn wortels in die richting
uitzendend, een nieuwen scheut door de opening
heen in de pijp werken. Wonderlijker nog gedraagt
zich de rotan, een in dc tropen veel voorkomend©
rictsoorL Wanneer dit tot boven aan toe tegen ©en
boom is opgegroeid, gaat het over den top heen en
groeit dan weer naar beneden tot op den grond.
Daarna begeeft het zich met een groei van 30 cM.
in de 24 uur, linea recta naar den volgenden
boom, uls is deze ook 300 M. daarvan .verwijdcrdl
De Lente is ge
komen en doet
Hollands tulpen-
weelde in haar
volle schoonheid
ontplooien.
185