lelie i'ku udiqe Ru b tie k'
Stille dingen
STILLE DINGEN
Verzamelde schetsen, door
W. G. van de Hulst
Vierde druk. Illustraties van
W. G. van de Hulst Jr.
Nijkerk. G. F. Callenbach.
In 1921 verscheen de eerste druk van „Stille
Dingen" in een onooglijke uitgave. De schetsen
■waren toen reeds niet „nieuw" meer, en bijeen
gelezen uit tijdschriften.
iNu, in 1937, ontvangen wij de vierde druk,
in een uitstekend verzorgde uitgave.
Dat deze schetsen 16 jaar na verschijning nog een
[vierde druk beleven, is toch wel een vermelding
waard. Ook wanneer het gerucht juist is, dat dit
boek plotseling in Zuid-Afrika werd „ontdekt" en
daar thans als schoolleesboek is ingevoerd (wa.t
het herdrukken zeker zal stimuleren), is het van
belang, ons te bezinnen op het feit, dat dit werk
nog gelézen wordt, ja, zo langzamerhand gemeen
goed is geworden.
Wie kent niet „Het vertrek van den Kurassier
1812"? En „Mientje"?
Van de Hulst, wiens werk, vergeleken bij dat
der oudere, thans producerende christelijke
auteurs, typisch-vóór-oorlogs is, (Rijnsdorp wees
daarop in „Geschenk") is onverstoorbaar zich-zelf
gebleven.
Hij is begonnen met het kind, en hij schrijft nóg
over het kind, zelfs als hij voor „grote mensen"
schrijft.
Zijn werk voor „ouderen", zoals deze bundel,
onderscheidt zich in karakter in niets van zijn
kinderboeken.
De kunst van W. G. van de Hulst is ontroe
ring.
Als schrijver benadert hij elk onderwerp op de
zelfde wijze. Zelfs zijn zinsbouw, zijn woordkeus,
zijn dialoog, is eigenlijk een eindeloze herhaling
van een bepaald procédé. En tóch! Toch bezit hij
bóven de meer individualistische kunstbroeders dit
geheim, dat hij, in zijn eenvoud, recht tot het
hart spreekt van éllen.
De schrijver Van Eerbeek, die niet onbekend is
met de psyche der gevangenisbewoners, vertelde
mij eens, dat de kinderboeken van Van de Hulst
gretig door de gevangenen worden gelezen, en
geprefereerd boven romans, etc.
Bij de in dit boek verzamelde schetsen, is schier
een geslacht opgegroeid. Toen ik ze, ter gelegen
heid van deze vierde druk nog eens alle heb
doorgelezen „deden" ze het nog precies als zestien
jaar geleden.
Het ècht-mensohelijke in dit werk, dat zich niet
gebonden heeft aan actualiteiten, is voor alle
tijden; zolang er lezers zullen zijn, in wie het
kind nog kan „luisteren".
In „Jet, aie de oudste was", is het 't kind-moe
dertje van twaalf jaar, dat, wanneer Moeder
wordt verpleegd in het ziekenhuis, èlle zorg ge
willig torst en de Vader uit zijn onverschilligheid
wekt tot een nieuw leven.
In ,De twee vijanden" (een der schetsjes welke
door de wereld-oorlog zijn ontstaan) zijn het de
Illustratie aan W. O. pan ae nalst Jr. bij .Mie,.tja"
in Stille Dingen.
Duitser en de Fransman die op het slagveld wor-
den verzoend door de naam Jezus.
„Mientje" de dialoog van een Grootvader met
een klein meisje in de sneeuw. (Een van de meest
subtiele sohetsjes in onze Nederlandse literatuur)*
Dan „Het verhaal van den kurassier 1812".
Het loont de moeite dit verhaal eens te vergelij
ken met het proza over hetzelfde onderwerp door
Dirk Coster onlangs gepubliceerd in „De Stem".
„Zonnige Paschen" Een oude moeder, die op
Paaszondag né de kerkgang „de minste" wil zijn
in een oneenigheid met haar enige dochter.
Vooral het begin van deze vertelling is fijn van
sfeer.
Is het ook niet altijd „de sfeer" waarvoor deze
verteller uiterst gevoelig is?
Ook de oudere schetsen: „Soldatenpaard" en „Het
avontuur van Jan Hekman"; „Grootmoedertje";
hebben dezelfde kwaliteiten, terwijl een schets als
„De eene en de andere" bijvoorbeeld, weer een
typisch staaltje is van (onbewust) effect-schrijven-
Daaraan ontkomt schier geen enkele kinder
schrijver. Bij Van de Hulst valt dan zo iets bij
zonder op, als het een schet6 voor volwassenen is.
Ik acht het dus geen geringe verdienste dat dit
werk na zoveel jaren nog blijkt te léven onder
ons volk.
Kan dat gezegd worden van de novellen van
Haspels en Schrijver? Helaas, neen. Het zal ook
wel zijn oorzaak vinden in het feit dat Van de
Hulst het geluk heeft, een stijl te schrijven welke
net tussen de overdaad van 1880 en de kramp-
stijgen) van nd de oorlog in ligt.
De jongere auteurs van héden zij kunnen en
zullen het hem niet nadoen.
Wiens debuut viel na 1925, is van een andere
generatie; diens werk vertoont méér de invloeden
dezer geweldig bewogen tijden, en moeilijker valt
het hem, de weg naar het hart des volks te
vinden.
Hopen we, dat ook de latere schetsen van dezen
auteur, (waarvan een groot gedeelte is opgeno
men in de tussen 1924 en 1933 verschenen „Kerst-
Hoevccl hemden Willem van
Oranje had
In de middeleeuwen en ook daarna nog werd veel
minder zorg aan onderkleeding besteed dan in den
tegenwoordigen tijd. Van Willem van Oranje
wordt alle Hollandsche zindelijkheid ten spijt, ver
teld, dat hij slechts drie hemden bezat. Hendrik
IV erfde van een fabrikant in onderkleeding, die
waarschijnlijk niet veel aan hem verdiend had,
den geheelen inventaris. Hij deelde deze met de
hovelingen en behield zelf slechts de hemden,
daar hij er niet meer dan acht bezat. Hendrik van
Navarra was de gelukkige bezitter van elf hem
den, die echter in een treurigen toestand verkeer
den.
Toen hij in 1585 in den oorlog was schreef hij
aan zijn minister hem „een hemd te zenden".
Men vond echter bij zijn dood meer dan twintig
mooie linnen hemden, wat destijds de wereld in
groote verbazing bracht.
De prinsessen der Fransche en Engclsche hoven
bezaten slechts twee hemden, een voor den dag en
een voor den nacht Deze werden gedragen tot
ze geheel versleten waren en werden dan pas door
nieuwe vervangen.
In later tijden werd het iets beter, hoewel ook Na
poleon I nog niet bijster gesteld was op het wis
selen van onderkleeding.
Een mooie vondst
Het gemeentearchief en een gedeelte van het
dorpsmuseum te Woubrugge heeft op initia
tief van den heer H. B. N. M u m s e n, burge
meester dezer gemeente, de beschikking gekregen
over een nieuw, geheel brandvrij lokaal, naar den
eisch des tijds ingericht.
In dit lokaal yerricht de heer O. C van He-
messen, de bekende archivaris van Woubrugge,
zijn niet genoeg te waardeeren arbeid. Stuk voor
stuk worden door hem de oude archiefbescheiden
nagelezen en geëxcerpeerd.
Bij dezen moeizamen arbeid bleek, dat tal van
documenten sedert ruim twee eeuwen niet waren
ingezien. Zoo als vanzelf spreekt worden tal van
wetenswaardigheden ontdekt, die niet alleen van
plaatselijk belang zijn.
Dat is zeker ook het geval met het bevelschrift
van Prins Willem III, gedateerd 8 April 1673, en
door den heer Van Hemessen vorige week „ont
dekt".
We laten het merkwaardige stuk hier in de oor
spronkelijke spelling volgen.
y ,£yne Hoogheyt Last en ordonneert hier mede
boeken"), spoedig zullen worden bijeengevoegd lot
een nieuwe bundel, waarvoor zéker belangstelling
zal bestaan.
In het latere werk van Van de Hulst (ik denk
aan „In de Gouden Rose" en „Als een oude ro
mance" heeft de schrijver vaak zijn vroegere
werk nog overtroffen.
Het zal voor den heer Van de Hulst een vreugde
geweest zijn, dat de 4e druk van „Stille Dingen"
kon worden verlucht met penteekeningen van zijn
zoon, die, als schilder en tekenaar, evenals zijn
vader, veel gevoel heeft voor „sfeer".
Voor zover ik zijn werk van voor enkele jaren
terug, kon vergelijken met dat van heoen, geloot
ik een verrassende groei te kunnen constateren-
P. J. RISSEEÜW;
Prins Willem lil
oen schout ende de vande Gerechte van Wou
brugge, tegens Woonsdagh toekomende, zijnde,
den 12den dezer, te zenden naer Alfen, omme
ten dienste vanden Landengeëmploijeert te
worden thien man onder een commandeur
alle voorsien met een schup ofte graef, ende
daer onder vier schippers met haere schepen
ijder ten minsten vande groote van een Rijn*
sche praem, ende daerin twee kruijwagensj
zullende ijder van de voors: manschap voor,
haeren arbeijdt genieten thien stuijvers 's daegi
ende de schippers noch drij stuyversdaeren-
boven voor haere schepen, behalve de kostt
dewelcke hun van het Landt zal werden ver-*
schaft t alles op poene zoo wel voor den
schout ende de Gerechte, dewelcke vandezen
opbodt te doen sullen blijven in gebreecke als,
voor de huijsluijden, dewelck opontboden zijn*
de in gebreecke sullen blijven vante verschijnen
van daer over sondcr eenighe genade ofte
fgure van Proces met de g alg e te worden
gestraft.
Gedaen in 's-Gravenhage den 8 April 1673.
(get.) Prince v. Orange"*
Ter ordonnantie van 's Hoogh."
(get.) HuijgerUt
Prinselijk zegelstempel)
J 70
zaam dé deur wat verder... Hij loert naar buitep..*
Niets te zien!..;..,
XX. VELDWACHTER VAN GEESTEREN TOONT
TEGENWOORDIGHEID VAN GEEST
De veldwachter is zich van niets kwaads bewust,
Z'n dorp, hij spreekt graag over zijn dorp"
en dan voelt ie zich zo'n beetje als Nebukadnezar
of Napoleon z'n dorp is helemaal rustig. Er
zijn geen twistende mannen in de herberg. Ook
geen kwajongens die belletje drukken of dieren
plagen. Nee, ze hebben allemaal diep ontzag voor
z'n glimmende knopen en alle ongerechtigheid
kruipt weg, waar hij verschijnt. Hij: Samuel van
Geesteren, veldwachter te Grintwijk!
Hij denkt erover, waar hij nu eens zal hééngaan:
In de riohting van de stad of de andere kant op,
de rivier langs.
Het is een moeilijk vraagstuk.
Hij geeuwt welopgevoed achter z'n hand.
Daarna krabbelt hij zich heel önopgevoed op z'n
hoofd. Daarbij schuift ie z'n pet achter op z'n
schedel.
En terwijl hij daar zo staat, op 't Kerkplein, ko
men twee jongens aanlopen. Op een drafje. Ze
komen op hem aan.
„V-veldwachter!" zegt de eerste.
„En?!" vraagt de man der wet.
Maar nu zwijgt Piet verder Hij hijgt alleen maar*
„Nu?!"
Henk arriveert ook.
„V-veldwachter!" zegt ie. Verder eveneens niets.
„Nou! Kom op met je berichten! Brand ergens?"
Ze schudden met hun hoofd. Ontkennend.
„Wat dan!?" dringt de veldwachter, ongeduldig.
„D'r zijn dievenin 't kasteel!" hijgt Piet»
„Hoe wéét je dat?"
„Gehoord!"
„Hoe kan dat nou? Je moet niet alles geloven!"
„Zélf gehoord, veldwachter. We waren in 't
kasteell"
„Hoe ben je d'r dan ingekomen?"
„Door de gang, eerst door de ruïne."
„Welke gang?"
,,'n Verborgen, onderaardse gang, achter 't luik!"
en de dieven komen er nu óók door, dan
ontvluchten ze."
„Ontvluchten? Dat zal niet gebeuren! Zitten ze
in de ruïne de dieven? Hoeveel?"
VOOR KNUTSELAARS
Mooie stervormen
Aardige vormsels kunnen we maken van samen
gevouwen driehoeken en kwadraten van. naturel-
papier.
Begin maar eens met acht vierkanten te vouwen,
te snijden of te knippen. Neem ze maar 16 X 16
t
i
-2
dM. Vouw in elk vierkant de diagonalen. Keer
ze dan óm en vouw ze dubbel om ab en cd.
De vouwen die je nu krijgt zijn, dus tegengesteld
aan de eersten, 't Is nu niet moeilijk om fig. II
te vouwen. Heb je acht kwadraten op een derge
lijke manier bewerkt en heb je dus acht driehoe
ken gekregen probeer dan, om ze zó in elkaar te
schuiven, dat je fig. Ill krijgt»
Ook kunnen we van fig. I eerst een vierkant, fig.
IV vouwen en maken van acht zulke vierkanten,
de ster van" fig. V.
*t Is zeker onnodig te zeggen, dat we driehoeken
en vierkanten van verschillende kleur nemen.
RAADSELS
I. Wie ben ik? y
Ik ben door perkament bewaakt en ingesloten; ik
word geslagen zonder dat ik het verdien; ik geef
lbij vreugde, zowel als hij verdriet het teken. A
II. Een Russische stad
Wanneer je van een stad in Rusland het hoofd
en de staart wegneemt krijg je een meisjesnaam-
Welke naam is dat?
III. Wie weet dat?
Mijn eerste is een tijdsverloop, mijn tweede dient
om een bepaald iets in te bergen of te bewaren
en mijn geheel wordt tweemaal 's jaars in Nedei>
land gehouden.
„Minstens twee, meneer, en de banden van de
auto hebben we leeg laten lopen!"
Dat laatste hoort de veldwachter niet eens meer.
Stel je voor: dieven, en dat in zijn dorp. Een
prachtige vangst!
Beruchte inbrekers gesnapt! Tegenwoordigheid
van geest van een veldwachter! Veldwachter
Van Geesteren van Grintwijk!
Hij zag 't al vóór zich, in de kranten!
Sjonge, jonge, een buitenkansje!
Hij loopt pardoes de herberg binnen. „Heb je 'H
fiets te leen?" vraagt ie aan den waard.
„Zeker, Sam!" zegt deze. Hij gaat naar achter,
waar even later een fietspomp zucht en blaast.
Een paar mannen zijn om den veldwachter heen
komen staan. „Zo'n haast?" vragen er een paar.
,Vn Inbrekersbende vangen!" zegt de veldwachter.
De mannen kijken elkaar aan. „Ga je mee?" zeg
gen hun ogen. Ze hebben wel zin om van de
partij te zijn.
„Waar is 't?" zegt de een.
„Bij de ruïne!" vertelt de veldwachter.
Eén is al op weg om z'n fiets te halen, thuis. Een
ander haalt 'm achter uit de zaak, waar 'n berg
plaats is. De waard komt met z'n rijwiel aan.
„Zak t'r niet door hoor, Van Geesteren!" zegt ie,
terwijl hij twijfelachtig naar de zware gestalte
van den veldwachter kijkt.
,,'k Zal wel oppassen, hoor!" verzekert deze.
Even later fietst hij, zo hard hij kan, naar de
ruïne. Twee mannen achter hem aan.
De lantaarn van den veldwachter lijkt veel op
een gloeiende spijker. Maar de twee mannen heb
ben tenminste behoorlijk licht. Het is nog geen
zeven uur. Toch al bijna donker.
Bij 't witte hekje zetten ze hun fietsen neer.
Dan stapt de veldwachter, na een waarlijk be
wonderenswaardige klauterpartij op de deur to3.
Er vóór 6taat hij stil. Hij neemt de situatie goed
op. De twee mannen zwijgen plechtig en schouwen
het aan.
De veldwachter haalt met ware heldenmoed z'n
zakdoek voor den dag en snuit z'n neus.
Daarna veegt hij met 'n schoon plekkie over z'n
voorhoofd.
Je krijgt het warm, als je zo hard fietst!
Dan zonder de minste aarzeling, met 'n kort, moe
dig gebaar, duwt hij tegen de deur De deur gaat
open. Hij laat een lichtstraal van z'n zaklantaarn
naar binnen schijnen. Het is daarbinnen geheel leeg
(Wordt vervolgdJ
OPLOSSING
van de raadsels in de vorige Kinderkrant
I.
N
vOs
HoOrn
WoeRden
NOORWEGEN
N ij m E g e n
tjj G e r
p E n
N
II. Het dorp is Zwammerdam. De onderdelen
zijn: Zwaard. Edam, Merwede, marmer.
III. Een slang, want als je er de „kop" afneemt,
blijft „lang" over.
IV. De gevraagde stad is: Pretoria.
Hoe moeder Muis haar kindertjes
in veiligheid bracht
Op een boerderij in de buurt van Nijmegen heeft
zich een merkwaardige muizengeschiedenis afge
speeld. Luister maar eens naar wat ik in een
krant vond verteld;
Pa, bezig de mest in zijn tuin te brengen, ont
dekte in het droge gedeelte der vaalt een muizen
nest waarin het krioelde van blijkbaar pasgebo
renen, althans nog kale blinde muizenkindertjes.
Wat een leuk gezicht dat bewegelijke, mollige,
blijkbaar goed verzorgde, kroost!
Daar verscheen moedermuis, angstvol rondkijkend,
ziet mij, haar vijand en vlucht! Op betrekkelijk
korte afstand blijft zij zitten. Vermoedende, dat de
muismama tot haar kroost zal wederkeeren, deed
Pa enkele passen achterwaarts en ja, angstig
glurend nadert zij haar heiligdom, doch verlaat
dat ogenblikkelijk opnieuw, thans zeer behoed
zaam en voorzichtig met aan haar staart 'n
jonkie (dat 't puntje van mama's staart vast
houdt) wordt de vlucht ondernomen in langzaam
tempo (want muismoeder weet dat haar baby
blind is en nog niet hard lopen kan!) over
vers gespit land met heuveltjes en kuilen, berg
op en af, achter een stenen schutting om, naar
veilig grasland waar Moeke, blijkbaar de situatie
kennende, naar een noodwoning?
Daarna komt zij terug, nu blijkbaar veel vrijmoe
diger (begrijpt zij dat wij vrienden zijn?), wipt in
het nest, is daar even druk „bezig" en komt te
voorschijn met aan haar staartdrie kindertjes,
staartsgewij ze gekoppeld achter elkander aan, de
voorste met het puntje van Moekesstaart in het
bekje! Wij staan verbaasd over zoveel intelligentie
van dit toch zo onnozele kleine muizendiertje!
In een klein ogenblik toch heeft zij haar kinder
tjes het bewustzijn bijgebracht, elkanders staart-
puntje in de mond te nemen en goed vast te hou
den en dat allen dan „geréd" zullen worden en..,
daar vertrok het gezelschap langzaam voorzichtig,
goed geordend, de hierboven uitgestippelde afstand
ondernemend over heuvelties en door kuilen naai;
veilig oord, naar het andere kindeke!
Precies een spoortreintje. wat kleur betreft, een
Dieseltrein in miniatuur met Moeke als motort
Wat een genot dat te hebben he'eefd.
(d
Een kiezen- en
tandenpraatje
*k Kreeg deze week een heel mooi boekje toege
zonden. Als titel staat °P de omslag:
Hoe zorg ik met verstand
voor iedere kies en tand?
Als je zo'n boekje voor 't eerst in handen krijgt,
dan blader je 't eens even door. En dan zie je ge
lijk de aardige prentjes. Twee ei*van laat ik hiefl
(tot een vierde ver
kleind) afdrukken.
Dan kunnen jullie je
er ook van overtui
gen dat de tekenin
gen erg leuk zijn. Je
begrijpt natuurlijk
allemaal wat het
plaatje hiernaast be
duidt. 't Staat e»;
trouwens onderj
Houd je kiezen rein-
Maar behalve mooia
prentjes bevat het
boekje ook een
boeiend verhaal oveu
tanden en kiezen en
hoe je die gezond
moet houden.
Ik hoor je al ongelovig vragen: „Een verhaal!
over tanden en kiezen hoe kan dat nou?"
Ja, en toch is 't echt waar. De meneer, die dit
hoekje schreef, heeft er reuze-slag van te vertel
len^ En dit werd zulk een boeiend verhaal, dat
ik 't achter elkaar heb uitgelezen. En dat doe.
je toch alleen maar als je 't erg mooi vindt.
Je weet toch zeker wel wat kiespijn is? Een af
schuwelijke pijn, waardoor je niet eten, niet
leren, niet spelen en niet slapen kunt
En nu komt dit boekje ons vertellen, dat een
kind nooit kiespijn behoeft te hebben en dat er
nooit zo maar een kies getrokken behoeft te
worden.
Misschien zeggen sommigen van jullie: nou ja,
iedereen is toch wel eens ziek, we hebben wel eens
hoofdpijn of keelpijn, zo kunnen we toch ook wel
eens kiespijn hebben. Dan zeg ik zo zegt da
schrijver van dit boekje dat is nu juist het
verschil: kiespijn behoef je niet te krijgen, als ja
maar goed voor je tanden en kiezen zorgt.
Laat ik hier nog een klein stukje uit dit mooia
boekje overnemen en lezen jullie dat eens aan
dachtig.
„In de tijd van de Batavieren, toen men nog geen
electrische ovens had en geen vorkjes, hapte men
uo maar in de grote stukken rauw vlees en men
at rauwe wortels en knollen en met het verkeer,
in de mond was het puik ir orde, want die ge
weldige brokken moesten stevig gekauwd worden,
voor ze van het ruime kiezenplein door het nauwe
keelgatsteegje konden glijden zonder het verkeer
te verstoppen.
Maar tegenwoordig met al die lekkers-automatert
en snoepwinkels komen er op dat kiezenplein al
lerlei mooj aangekléde juffers flaneren, een hele
rij toffee's, repen, lolly's. Niemand zegt „stop"
tegen al die kleverige dingen. Men moest eigenlijk'
een rood lichtje aanmaken voor al die zoetigheden
en een groen voor wortels, noten, en vruchten ïfl
allerlei vormen. Al dat weke, plakkerige, kleve
rige goedje past niet in het verkeer in de mond,
't kan niet mee, 't kruipt in een portiekje en haalt
daar kattekwaad uit; heel stil, zonder dat iemand
het merkt, bekladt het de muurtjes van de kiezen-
liuizen en gooit de glazen in."
Is dat niet heel aardig gezegd? Zo staat dit boekje
vol waarschuwingen
om toch tanden en
kiezen goed rein te
houden.
En wie naar deze
raadgevingen tóch!
niet luisteren wil?
Ja, die moet de
waarheid van liet
oude spreekwoord!
ondervinden: Wie
niet horen wil moet
maar voelen. En dat
zie je op het plaatje
hiernaast: de vrese
lijke tang van den
tandartsBrrrrrt
Het hier besproken
boekje is uitgegeven door N.V. Erven P. Noord-
hoff's Uitgeverszaak te Groningen, met medewer
king van de Ned. Vereen, tot bestrijding van het
tand/bederf „Het Ivoren Kruis". Ouders en Onder
wijzers, die er meer van weten willen, kunnen
dus hier een exemplaar aanvragen. De prijs ia
heel laag, en bij getallen wordt nog korting ge
geven.
179