Zeeland en zijn natuurlijke
vijanden
VAN
Zeeland
^SpHouWI».
.jL'
DOOR W. A. DE BLAEY
Een kaart van Zeeland uit het jaar 127h.
Dat met de natuurlijke vijanden van deze pro
vincie haar stroomen bedoeld worden, eal elke
Zeeuw wel terstond begrijpen, want zoolang Zee
land bestaat en dat is minstens al van het begin
onzer jaartelling, hebben de bewoners een onaf
gebroken oorlog tegen het water moeten voeren.
Talrijk zijn de gevaren, die vanwege het water,
de lage landen voortdurend bedreigen. Eibbe en
•vloed, overstroomingen bij zware storm en bij z.gf.
dijkvallen, zij allen hebben de kaart van Zeeland
Bteeds sterk veranderd.
In den eersten tijd werden langs de stroomen
lage, niet 6terke dijken aangelegd, die voldoende
waren om het water te keeren, als zich niets
Ibijrconders voordeed. Werd echter door storm en
giertij het water opgehoogd, dan liep het over die
dijkjes heen of braken ze door. Groote rampen
waren hiervan het gevolg en om althans het
veege lijf te redden hadden reeds de eerste bewo
ners vluchtheuve's gemaakt. Ze lagen op Walche
ren, Zuid-Beveland en Schouwen. De meeste zijn
thans afgegraven maar enkele liggen er nog, o.a.
te Wemeldinge vindt men nog zoo'n hooge vlied
berg.
In volgende eeuwen werden, door ondervinding
geleerd, de dijken verhoogd en versterkt, waar
door de overstroomingen verminderden. In nog
'later tijd werden de dijken steeds meer verzwaard,
nog hooger gemaakt. Het provinciaal bestuur ha.i
zich de zorg der dijken aangetrokken en gaf aan
de polderbesturen voorschriften, ingenieurs van
den waterstaat werden aangesteld, elke polder
kreeg z'n waterbouwkundig ambtenaar, z'n op
zichters en dijkbazen. Dank zij deze maatregelen
komen in Zeeland, de <zoo gevreesde overstroomin
gen zelden meer voor. Toch blijft er voortdurend
gevaar voor bestaan. Nog in 190G, om een voor
beeld van den laatsten tijd te noemen, brak de
Tasdijk, gemeente Hon-tenisse, door en over
stroomde een deel van Oostelijk Zeeuwsch-Vlaan-
deren. De Koningin heeft toen de overstroomde
streken bezocht en tot aandenken aan dat bezoek
is ter plaatse een monument opgericht.
In de jaren 1500 moeten nog veel grooter en
veel meer overstroomingen plaats gehad hebben,
zooals blijkt uit een penning, in 1562 geslagen.
Aan de eene zijde ziet men het wapen van Zee
land en daaronder een schip waarin ontstelde
menschen met de handen in het haar. Het op
schrift luidt; „Domine 6alva nos, perimus (Heere
help ons, want wij vergaan). Aan den anderen
kant ziet men een man, te paard gezeten, rijdende
door het water. Er omheen staat te lezen: Heere,
in de zee eijn Uwe wegen en Uwe voetstappen
staan in de wateren.
Bij ebbe en vloed is het verschil tussohen hoog
en laag water van 3 tot 5 meter, bij giertijden cn
storm nog meer. De sterke stroomen, die ont
staan bij het opkomen van den vloed zoowel als
bij het ebben, 6churen langs den voet en de hel
ling der dijken en zouden die al heel gauw doen
wegspoelen als er geen maatregelen genomen
waren om dat te voorkomen. Er worden glooiin
gen van bazaltsteenen aangebracht, men laat
zinkstokken zinken, slaat palen. Zoogenaamde
kramatten worden gemaakt (een Zuiderbroeder,
die eens langs een der Scheldedijkcn wandelde,
noemde zoo'n kramat een straat van stroo, wat
wel een heel duidelijke definitie is).
Op de plaatsen waar de mogelijkheid bestaat van
zeer hooge vloeden, heeft men op de kruinen der
dijken betonnen muurtjes gemetseld, zooals bij
Hansweert en bij Ierseke.
Al deze dingen worden geregeld gecontroleerd cn
waar het noodig is, hersteld of vernieuwd. Elke
dag wordt er aan de zeeweringen gewerkt, wat
groote sommen per jaar kost, maar dank zij dit
alles wordt de provincie zooveel mogelijk voou
waterramipen behoed.
Dijkvallen komen ook nu nog voor.
Ondanks de genoemde beschuttingen gelukt het
aan de stroomen toch wel eens hier of daar den
voet der dijken te ondermijnen. Het zeewatec
dringt bij vloed dan diep. door tot onder den voet,
bij eb voert het teruggestroomde water zand en
aarde mee, er ontstaan een of meer holten en op
een geheel onverwacht oogenblik stort een stuk
yan den dijk in de diepte. Zoo'n dijkval had nog
voor eenige maanden plaats bij den Willem Anna*
polder (gem. Biezelinge), ingedijkt in het jaac
1755 onder de regeering van Stadhouder Willem
IV, gehuwd met prinses Anna van Groot-Brittan*
rië, waarmee „en passant" de oorsprong van dien
naam voor den polder is verklaard. Zulke dijk*
vallen, welke niet te voorzien zijn, hadden er in
den loop der tijden zeer vele plaats. Slaagde men
er niet in, de gaten te dichten, dan werden
groote streken overstroomd en vergingen dorpen
en steden.
Het is door zulk een dijkval, dat Reiimerswaal,
ook wel geschreven Rommerwale of Roemerswaal,
in 1530 vergaan i6 met een 30 h 40 dorpen, die
in de omgeving lagen. Genoemde stad lag tusschen
Ierseke en Bergen op Zoom. Er is geen spoor meer
van te zien, noch van de uitgestrekte grond,
't is er alles water.
Walcheren kreeg van dijkvallen ook z'n deel,
evenals Noord-Beveland en Schouwen. Het oude
Westkapelle, het oude Domburg ze liggen thans
in zee.
Veel overstroomde streken werden opnieuw droog
gelegd en nieuwe dorpen verrezen dan, maar ook
is veel zee gebleven van wat eenmaal land was.
Welke groote veranderingen in Zeeland door dat
alles in de vervlogen eeuwen ontstonden, blijkt
duidelijk uit een kaart van het jaar 1274. Het
aantal eilanden en de vorm ervan is geheel ver
anderd. Van het eiland Schoneveld is niets meer
over, Slui6 had een levendige zeehandel, Biervliet
was een plaats met scheepvaart en vissoherij. Van
die visscherij spreekt ons Willem Beukelszoon,
gestorven in 1397. Ter herinnering aan dezen uit
vinder van het haringkaken staat op den toren
van het gemeentehuis te Biervliet niet een haan
maar een haring.
Bekijken we de kaart verder, dan treft ons de
eivorm van Walcheren met zijn beroemden West*
kappelsohen dijk. Die dijk is niet alleen bescher*
mer van Walcheren maar ook van de beide Beve
lenden, van de Zuid-Hollandsche eilanden, ja zelfs
van Holland, volgens een oude kroniek.
Zuid-Beveland wa6 aan de Oostkust breed, thans
daar heel smal. (Verdronken land van Saeftingen
cn van Zuid-Beveland).
Bors6ele lag op een eiland. Door Zuid-Beveland
liep een breed water, waarlangs de scheepvaart
van Brugge en Middelburg op Antwerpen ging*
Er is zelfs een tijd geweest, dat Zeeland uit onge*
veer dertig eilanden bestond. In zee zijn verdwe*
nen: de Westkust van Zecuwsch-Vlaanderen, de
zoogenaamde Paardemarkt, in het N. Westen
Naverkerke en Emmerdorp. Ook Stuyvezand, Bae-
kendorp en WLmimingen bestaan niet meer. De
Schelde, thans op sommige plaatsen me«r dan
een uur gaans breed, had slechts een vierde deel
van de tegenwoordige breedte.
Op een kaart uit den tijd van Alva kan men
zien, dat door doorbraken van het Zwin en de
Braakman, West-Zeeuwsch-Vlaanderen uit vijf
eilanden bestond. De groote wateroppervlakte tus*
schen Walcheren, Zuid-Beveland en Zeeuwsch*
Vlaandercn gevormd door de Honte of Wester*
schelde, het Sloc en de Braakman (het Sloe en
de Braakman waren toen groot), geven ons dui*
Een oude prent van Boe-
merswaaldat gelegen was
tusschen Ierseke en Ber
gen op Zoom. Deze stad cn
nog 30 a 40 dorpen werden
in 1530 door 't water ver
zwolgen. Er is thans geen
spoor meer van te vinden.
li 62
let te Hontenisse opgerichte monument ter herinnering aan het bezoek van Koningin Wilhclmina
'tijdens de overstrooming in 1906.
'delijk te verstaan, dat het daar bij storm vreese-
lijk gespookt zal hebben. Groote golven beukten
dan met niet te beschrijven kracht tegen duinen
en dijken. De Braakman is thans bijna ingepol
derd, het Sloe is voor een groot deel dichtgeslibd,
het gevaar voor overstrooming daardoor zeer ver
minderd.
Veel van wat overstroomde is een prooi der golven
gebleven, veel werd opnieuw ingedijkt en op de
zee veroverd. Hiervan getuigen de talrijke polders
van de laatste tientallen jaren.
De Zeeuwen vochten en vecht-n ook nu nog
tegen hun natuurlijke vijanden: de stroomen.
Ook in de toekomst zullen ze moeten vechten.
In hun strijd tegen het water verloren ze meerma
len, maar ook waren zij vaak de overwinnaars.
Wie de (water)geschieden:s van Zeeland kent, die
begrijpt ten volle het Zeeuwsch-Vlaamsche volks
lied, dat zegt:
Daar waar eens 't gekrijsch der meeuwen
Verstierf aan 't eenzaam strand,
Daar schiepen zich de Zeeuwen
Uit schor en slik hun land.
En kwam de stormwind woeden,
Hen dreigend met verderf,
Dan keerden zij de vloeden
Van 't pas gewonnen erf.
Waar eens de golven braken
Met donderend geruisch,
Daar glimmen nu de daken
En lispelt bladgesuis;
Daar trekt de ploeg de voren,
Daar klinkt de zicht in 't graan,
Daar ziet men 't Zeeuwsche koren,
Het allermooiste, staan.
Symbolisch wordt de hier beschreven strijd tegen
het water zoo mooi voorgesteld door het wapen
van Zeeland, voorstellende een leeuw met het
hoofd boven de golven en de spreuk: „Luctor et
emergo". Moge ook in de verre, verre toeko.mst
de leeuw kunnen blijven zeggen: „Ik worstel cn
ontizwem"!
Een vernuftige methode
van onderzoek
Het kanaal dat loopt van Veere naar Vlissingen
en dus twee zeemonden verbindt, bevat water,
dat nagenoeg zoo zout is als zeewater. Hoewpl
het een ideale schaatsenbaan zou kunnen zijn, zoo
bevroor het alleen maar in een paar beruchte
winters, toen alles zoowat bevroor.
Nu in de laatste jaren het groote stoomgemaal
„de Boreel" het overtollige water uit den polder
Walcheren daarin stort, bevriest het kanaal veel
sneller, omdat dit zoete waiter het zeewater sterk
in zijn zoutgehalte omlaag drukt.
In het kort wijzen we hier dus op het natuur
kundig verschijnsel, dat het vriespunt van een
waterige oplossing van zouten in die mate beneden
0 graden Celsius daalt, naarmate de concentratie
(dat is de sterkte) dier oplossing grooter wordt.
Gesteld eens, dat een oplossing bij 1 (dat is dus
één graad onder nul) bevrjest en wij gieten er
water hij, dan zien we dat 1 steeds naderen tot
0 graden.
Wat heeft dit verschijnsel nu voor waarde voor
ons in de praktijk?
Dat wc daardoor o.a. met zekerheid in staat zijn
te bewijzen, dat een melkleverancier zijn melk
met water heeft aangelengd.
Des Zondags zingen vele boertjes nog wel de oude
Psalmen van Datheen, maarin de week neu
riën ze wel eens een heel ander liedje en dat
luidt zoo:
Wanneer men zoo jaren lang dit onderzoek van
de melk heeft geleid, dan treedt men vaak in
het laatste stadium van zijn verbazing met hoe
veel animo sommigen dat liedje kunnen zingen
en hoeveel regen (pure winst) er daardoor in hun
emmers stroomde.
Het is dan ook te begrijpen, dat de Regeering een
ander liedje ging zingen en in haar wetbocit
(Codex alimentarius) dan ook een methode ljet
opnemen, waardoor met gerechtelijke zekerheid
het toevoegen van water aan de melk kon wor
den geconstateerd.
Hoewel deze methode zeker niet behoort tot de
moeilijke problemen van het vak» z0° eischt ze
toch groote ervaring en omzichtigheid, te meer
waar de rechter zich dikwijls geheel moet toever
trouwen aan de uitspraak van den chemiker, die
dan ook de volle verantwoordelijkheid draagt voor
de eventueele vrijheidsberooving van den beschul
digde.
Door deste methode wordt opzettelijke vervalsching
geconstateerd en dit verhaalt de wet door een
hooge boete of wel gevangenisstraf.
Mij is een kantonrechter bekend, die meermalen
een tientje berekende voor ieder procent toege
voegd water. Waar pas voordeel voor den melk-
slijter er in zit, als hij minstens 20 pet. (er zijn
gevallen van 60 pet. en zelfs van 80 pet.) water
toevoegt, izoo zijn die opgelegde boeten lang ge-in
sinecure.
Nu zult u hier mogelijk de bemerking maken,
dat alle gegevens bij de melk als het Soortelijk
Gewicht, het vetgehalte, de droogrest, het ge
halte aan melksuiker zullen dalen, zoodra er
water in de melk is gegoten.
Maarnil variabilius est quam vacca, d.w.z.
niets is veranderlijker dan de koe. De samen
stelling van haar melk wordt ten zeerste beïn
vloed door haar voeding, gezondheid en verpleging,
en wil men dus aantoonen. dat de melk is ver-
valscht, dan moet men beschikken over len
methode, die van die factoren geheel onafhan
kelijk is.
Die methode nu heeft men gpvonden in de kryos-
copische bepaling d.w.z. de bepaling van het
vriespunt van de melk.
Hot bloed bevat een hoeveelheid zouten van ver
schillende samenstelling. Er is nu in het orga
nisme een krachtige neiging de sterkte van die
Boutoplossing op een vast peil te houden. Daar
nu de koe de melk in haar melkklieren direct
uit het bloed vormt, bevat ook de melk een met
het bloed overeenstemmende (of isotonische) hoe
veelheid zouten en als we dus melk laten bevrie
zen, dan zal volgens het bovengenoemde, het
vriespunt niet alleen lager liggen dan 0 graden
Celsius maar een vaste, constante grootheid zijn
nl. 0.56, dat is dus ruim een halve graad onder
het vriespunt van zuiver water. Voegen we nu
bv. 21 procent water bij de melk zoo stijgt dit
vriespunt tot 0.47. Vinden we dus omgekeerd
een vriespunt van 0.47, zdo is er dus 21 pet.
water bij de melk gevoegd.
Een nauwkeurige beschrijving te geven van het
apparaat en de wijze van werken zou slechts
enkele lezers interesseeren. Toch wil ik even
releveeren, dat hierbij een thermometer in ge
bruik is, waarvan elke graad in honderd deelen
is verdeeld en met een vrij sterke loupe moet
worden afgelezen.
Vindt men nu, dat het vriespunt van een mon
ster melk van een of anderen slijter is —0.47,
levert een monster me'k van de koeien, onder
controle gemolken in de stal, een vriespunt van
0.57, zoo is de bijgevoegde hoeveelheid water;
100 (0.57—0 47)
water 21 pet.
0.47
Huize Mooiland, Heclsum.
G. K. A. NONHEBEL.
Christennaam Heidensche
Geheimnaam
Een daglioek van een goeroe, die daarin optee-
kent wat hem ter oore komt aan verhalen, aan
uitingen over het Christendom, alsmede ernstige
gebeurtenissen, welke in de kampong plaats
hebben, is niet alleen van groote beteekenis voor
den zendeling, die een beteren kijk op zijn om
geving krijgt, terwijl andere veel voor hem ver
borgen blijft, maar heeft tevens ethnologische
waarde, daar ae goeroes daardoor meer aandacht
wijden aan de gewoonten en het gedachtenleven
van den inlander.
Zooals wel bekend is, is het de gewoonte bij
volwassenen-doop een Christennaam aan den doo-
peling te geven, daay de heiaensche naam meestal
verbonden is aan voor ons gevoel obscene voor
stellingen uit het heidendom. Het is zelfs zoo
sterk, dat iemand, die gedoopt is, het soms
kwalijk neemt, wanneer hij nog bij zijn ouden
naam wordt aangesproken. Maar te Boekissi
(Noord-Nieuw-Cuinee) en ook op sommige an
dere plaatsen scheen dat anaers te zijn. De goeroe
en de njora hadden aan een kind een Christen
naam gegeven; toen ontdekten zij, dat daarnaast
het kind ook nog een inheemschen naam kreeg.
Dat beteekent op het eerste gezicht niet veel,
maar andere wordt het, wanneer men weet, dat
elke naam hier verbonden is aan een geheim-
naam, welke met oe geestenwereld in contact
staat, waarmee dus het verband met he4 heiden
dom wordt vastgehouden en de heidensche tra
ditie in dat opzicht voortgezet. De goheimnaam
moet gebruikt worden op alle critieke tijden, b.v.
wanneer men op zee gaat of wanneer de op
brengst van de tuinen wordt gehaald. Merkwaar
dig is voorts, dat de instelling van de geheim
namen in het bijzonder samenhangt met alle9,
wat met de zee in verband staat, de zee zelf, de
rotsen, die men tegenkomt, de prauw en de
onderóeelen daarvan, tot zelfs het hout en de
boomen, waaruit de prauwen worden gehakt. De
Boekissimenschen gelooven, dat de geesten hen
ziek zullen maken, wanneer op zee of bij het
halen van de opbrengst van hun gronden, hun
profane naam zou worden genoemd. Zoo was
door een heftigen regenval de akker van een
vrouw beschadigd, welke daarvan eenige kinde
ren verdacht, die haar dagelijkschen naam in
den tuin zouden hebben uitgesproken en zoo
doende oorzaak van de schade zouden zijn ge-
Op een middag wilde de goeroe naar zee gaan
om te visschen, toen zijn zesjarig dochtertje
hem riep: Vader, vader. Een oude man bestrafte
haar en zei, dat als zij haar vader met zijn
vadernaam aanriep, als hij ging visschen, hij
zeker niets zou vangen.
Kaartje van Zeeland uit den tijd van Alva.
163