Een smal pad van blank licht tusschen de don
kerte, rechts en links. Hier de slaapkamer,
ginds de logeerkamer. Zacht opent mevrouw
Dijkstra ae deur. Bert is er. Ze ziet z'n silhouet
idonker afgeteekend tegen 't oplichtend raamvlak
(daarachter Hij staat, gebogen naar t witte bedje,
s'n handen in wringende greep om 't witgelakt
hout van ledikantje. Ze komt naast hem staan,
zwijgend. Maar als ze neerziet op dat rimpelig
anide-monnetjes gezichtje, 't vreemd-gevormde
hoofdje, cat neerligt in de strakheid van de dood
(éven van onder 't witte laken weg, dan kón ze
ïich niet langer inhouden. Ze valt neer op de
knieën voor t bedje. In wilde smeeking heffen
sich haar handen. „0, Immy kind!"Heere,
Spaart ge haar hieraoor een grootere ellende?
De ellende van 'n levenslange marteling 'n iaioot
kind te hel»ben?" Ze moet vechten tegen 't heet
-gevoel van wrevel en wrok, van weerzin, dat
«pborrolt in haar ziel voor den man naast haar.
Is 't niet alles zijn schuld? God Gij bezoekt
immers de zonden der vaderen aan de kinderen,
zelfs tot in het derde en vierae geslacht? Naast
haar staat de vader. Ze kreunt. „Heere ver»
gééf fluistert ze moeilijk.
Immy is bijgekomen. Als ze beseft, wat er gebeurd
is, begrijpen gaat, na zusters voorzichtige woon-
iden, dan gilt ze 't niet uit. Dan ligt ze zonder
'één klacht te uiten, onbeweeglijk, maar met zulk
een ontzettende smart en verscheurdheid in haar
oogen, dat 't niet is aan te zien. Menschentroost
staat hier machteloos. Zoo ligt ze dagenlang.
B crt. haar man wil ze niet zien. Alleen de ouae
mevrouw Dijkstra zit dag aan dag voor 't bed.
■Er is 'n rimpel tusschen haar oogen, 'n ernstige
,trek beeft rond haar anders zoo blije mond. „Is
idan toch waar, waarvoor ze altijd al gevreesd
heeft, meer nog na 't kindje
Op een morgen, vlak voor Paschen, als moeder
1de eerste versch-gcsneden tulpen uit hun tuin
In 'n vaas op 't noten nachtkastje schikt slaat
Immy haar hanocn voor de oogen en snikt
„O moeder moeder, ik wou, dat ik niet beter
werd. Ik kdn niet meer blijven leven zóó",
kreunt ze.
Mevrouw Dijkstra laat haar dochter rustig uit
schreien. Eerst als Immy wat kalmeert, zegt ze
met zachte drang: „Vertel 't me maar, kind,
zal je goed doen." Als ze alles weet zit ze
minutenlang sprakeloos. Haar oude, grijze hoofd
buigt over haar borst. „O God" steunt ze
„Uw wegren, en we moeten ze gaan." Maar dit
wegvluchten van elkaar kan toch Gods wil niet
cijn, oenkt ze. Wat de Heere eenmaal samen
gevoegd heeft, mogen wij menschen immers niet
scheiden. „Immy, kind" zegt ze eindelijk
heesch. „Daar doe je verkeerd aan. Zoo mag
je niet handelen. Hij is je wettige man
Immy vliegt op. „M'n wettige man-?! Als ik niet
opzag tegen de publieke schande liet ik me van
hem scheiden!"
„Heb je 'm dan niet lief meer?"
„Juist omdót ik 'm lief heb. Moeder, als hij ga
stolen had, ik zou 't niet zoo verschrikkelijk
pinnen als d i t. Ik zou 'm kunnen vergeven
(dit is te èrg..."
„Kind 't is waar, dit is erg, dit is 't ergste
wat n vrouw ondervinden kan. Hij heeft schuld,
onnoemelijk veel schuldMaar als hij z'n
sonde beleden heeft, en lóót? Mogen wij dan
róó hard, zóó onverzoenlijk zijn? Kind, kind"
Er staan tranen in haar oogen „Wat leeft er
*n ons eigen hart. Wat zou er van óns worden,
wat zou er van óns overblijven, als God ons zon-
'daren aan ons zelf overliet, als Hij met ons hau-
idelde, als jij nu met je man? Immy?"
„Moeder 1 kreunt ze met 'r handen voor de
oogen „laat me tot rust komen. Ik kdn niet
meer denken
„Je moet bidden, kind."
„Kdn ik niet meer, ook ddt ben ik kwijt"
uegt ze smartelijk.
's Middags komt dominee even kijken, t Is een
man, vergrijsd in t dienen van z'n Meester en
Zender, te midden van de vele moeiten en strijd
des levens. Hij schuwt de plaatsen van rouw en
smart niet. Stil gaat hij naast het bed zitten. I>e
licht-blauwe oogen in z'n smal, zacht-gemodel-
lcerd gezicht zijn met 'n onzegbaar meaelijden op
haar. ,,'t Is onzettend, zuster Wessels".
Immy knikt. Haar opeen geklemde lippen laten:
geen woord, geen zucht door, maar haar oogen,
haar heele wezen, dlles aan haar kreunt
Zacht giaat dominee door: „Wij menschen zijn
zulke moeilijke troosters. Wij kunnen het leed
van onze naaste in z'n volle diepte niet peilen.
Maar er is Eén, Die het kan, Gód! Hij zelf gaf
Zijn geliefden, Zijn Eéniggeboren Zoon over tot
onnoembaar lijden, tot de dooa, tot de smarte-
dood des kruises. Hij reet Zijn Vaderhart uiteen,
om óns, groote zondaren, Zijn Liefde te
openbaren. Gode zij dank, Hij kent u, zuster,
en Gij kent Hem. De Heere geeft ons vaak een
smartckruis te dragen, dat door z'n zwaarte oiep
in ons leven kerft Wij weten niet waarom. Maar
we zullen het, evenals de discipel, na deze ver
staan, misschien pas in de eeuwigheid, dat
't is uit de rijkdom van pijn door Gods kastij
ding, aat Hij ons de wetenschap Zijner Liefde m
Christus openbaartDan leest hij 't Paasch-
evangelie. Als hij H boek gesloten heeft, vraagt
hij: „Zullen we nu samen bidden?"
Immy knikt
Even gebogen naar 't bed, met zachte stem spre
kend, legt hij al 't verdriet, dl de smart van deze
jonge, beroofde moeder, dl de nooden en behoef
ten van dit jonge gezin neer voor Gods aango-
zicht Ilij smeekt om geloof, te mogen pleiten op
Gogs Verbondsbelofte voor 't jongske, dat reeds
hoen ging vóór moederoogen het konden aan
schouwen, maar, dat al vóór de geboorte aan den
Heere werd opgedragen. Hij smeekt om behou
denis van leven voor deze jonge vrouw. Bovenal,
om behoudenis der ziel van allen die in het huis
zijn„Heere laat nu iets van het wonder
van Paschen mogen gezien worden in d i t huis,
in 't leven van deze ouders
Als dominee heen gaat, glanzen er tranen in
Immy's oogen. Ze kan niet spreken. Zwijgend
drukt ze hem de hand. Ze heeft haar kindeke
met bevende handen gedragen in Gods Vader-
Buiten jubelt 't vernieuwde leven: zon en vogels
en bloemen. PaschenIIn haar ziel komt n
groote wondere begeerte. Ze vouwt haar handen:
Ilcere God laat n u iets van 't wonder van
Pasohen mogen gezien worden in ons huis, in
't leven van Bert en mijbidt ze zacht
dominee na.
Ze belt
„Jo, is m'n man thuis? Ja? Wil je vragen of
hij even boven komt?"
„Ja. mevrouw."
„Graag."
Ze probeert kalm te blijven, zich zelf meester,
maar ze kón niet. In hunkering wacht zeBe
neden in de voorsuite gongt de pendule„Zal
't ooit weer zóó kunnen worden als 't geweest is
tusschen hen?" denkt ze. De twijfel geeft haar
vrees voor de toekomst. Maar mag ze, kón ze
twijfelen aan de toekomst, terwijl er in haar ziel
toch 't zekere weten is, dat ze in Gods weg is?
Neenl Wat de tijd brengen zal weet ze niet,
maar: blijdschap of droefheid, ze zal het al aan
vaarden als uit Gods hand over haar leven be
schikt ten goede. Ze heeft haar handen willig
gestrekt om door Hem te worden geleid de weg,
die Hij wil. De uitkomst legt ze vertrouwend
neer in Zijn Vaderhanden. En, nu wacht ze, haar
handen gevouwen op 't dekluistert
Er klinken stappen op de overloop, vermoeide
schreden als van 'n oud man. Bèrtl Ze wendt 'c
gezicht naar de deur. Bèrtl
HET DANSEN OM
DEN MEIBOOM
Een aardig oud prentje: het dan
sen om den Meiboom, liet oude
gebruik om met Paschen een Mei
boom te verbranden, is in ons
land totaal verdwenen. Maar in
Duitschland en de noordelijke
landen van Europa wordt 't nog
wel gevonden.
De drie zeeven
Er kwam eens iemand naar de wijze Socrates ca
riep opgewonden:
„Luister eens, Socrates, ik moet u wat vertellen,
als uw vriend
„Wacht eens even", onderbrak de wijze hem, „hebt
u, wat u mij vertellen wilt, wel door de drie
zee ven gezeefd?"
„Drie zeeven??' vroeg de ander verbaasd.
„Ja, beste vriend, drie zeeven. Laat maar eens
zien, of dat, wat u mij te zeggen hebt, door deze
drie zeeven gaat. De eerste zeef is de waarheid,
Hebt u alles, wat u mij vertellen wilt, onderzocht,
of het waar is?"
„Neen, ik hoorde het vertellen, en
„Zoo. zool Maar dan hebt u het zeker met da
tweede zeef geprobeerd. Dat is de zeef van het
goede. Dan is, wat u mij zeggen wilt als het
dan niet voor waar kan doorgaan toch zeker
wel goed?"
Aarzelend zei de ander; „Nu, dat niet, integen
deel
„Hm, hm", viel de wijze hem in de rede, „laten
we dan ook ae derde zeef nog probeeren en vra
gen of het noodzakelijk is, om mij te vertellen,
wat u zoo opgewonden heeft!"
„Noodzakelijk nu juist niet
„Juist", lachte de wijze, „als dat, wat u mij ver
tellen wilt, noch waar, noch goed, noch noodzake
lijk is, laat het dan maar begraven zijn en val
er u zelf en mij niet mee lastig."
Ilij staat in de deuropening, sprakeloos, minuten
lang. Dat bijna vergeten licht in haar oogen, 't
verblindt hem. 't Volgend oogenblik is hij bij
haar, in twee stappen, legt zijn hand op de hare,
als om zekerheid te krijgen.
„Bèrtl m'n mónl" fluistert ze „wil je me ver
geven
Ilij kan niet antwoorden. Het is te gróót. Hij
grijpt haar handen, houdt ze vast met even ge
bogen hoofd. Immy, ze is voor hem altijd de
eeuwige jeugd geweesten nü, hier voor hem
is een gezicht met diepe lijnen en groeven, een
smartelijk vertrokken mond, herinneringen, die
nooit weer zullen wegslijten. Het beeld, dat hij,
als jongen al, in z'n hart gedragen heeft wég,
voorgoed wèg. 't Is een soort dood. En dat al door
zijn schuin! Door zijn schuld! 1-Iij weet 't. Al wat
zij aan jeugd verloor, haar stuk getrapt leven,
baar wrak geslagen huwelijk, daar van is hij
de schuld, door zonden bedreven vóór en in z'n
huwelijk.
Immy streelt z'n handen. „Bèrt m'n mónl",
zegt ze teer.
Ilij valt neer voor 't bed, z'n gezicht bergend in
z'n handen. Een traan drupt neer op 't blanke
laken. Een spaarzamelijke traan van 'n man, die
weent
Immy streelt over z'n blonde kuif „Bèrt
jongen
„O Immy. 't Is alles mijn schuld, 't Kindje dood.
Jouw jonge leven verwoest, en
Maar Immy legt stillend haar hand op z'n mond.
„Niet zeggen, Bèrt ik heb ook schuld."
„Ik moét je alles vertellen, Immy ik heb
zoo lang op moeten kroppen. Niemand heeft naar
rrie willen luisteren, zelfs vader en moerler niet."
En ik niet, denkt ze beschaamd. „Gód dan, Bert?
Je hebt toch je zonden wel aan God beleden?"
„Nee ik kan 't niet ik kan 't niet!" kreunt
hij dof.
„Vind je 't dan geen zonde voor God, wat ie
gedaan heb.:*"
Ilij haalt z n schouders op met 'n moe gebaar.
,,0 Bèrt
„Ik kón niet, ImmyVoor mij is géén verge
ving meer
„Stil, dat mag je niet zeggen, dat is niet waar.
I)e Heere Jezus heeft geleden en is gestorven om
zónderen te redd«n... dat geldt ook voor jou... en
mij,... Bert..." Haar oog>n. groot en donker 7an
ontroering, staren in de zijne. Ze trekt z'n ge
zicht dicht naar 't hare. „Jongen." zegt ze
heesch, „laten we opnieuw beginnen 6amen,
samen met HèmDat is Zijn wil." Stil druki
ze een kus op z'n wang. Er glanzen tranen ia
haar oogen.
Weer is 't Paschen!
In 'n driehoek sprankelend zonnegoud, dicht bij
de terrasdeuren, die wijd-open staan naar da
zingpnde tuin, staat een wieg. En achter 't fijn
gazen wiegekleed ligt 'n slapend kindeke, één
mollig knuistje gedrukt tegen 't donzen wangetje.
Een man en 'n vrouw zien neer op dit wonder...
Vóder! Móéder!, van een welgeschapen, gezonden
jongenHun ooger. glanzen vochtig.
Ze staan, 't gezucht van den één opgeschokt
uit de bitterheid van het zondeleven verzacht
door het wonder van 'n nieuwe, volmaakte ge
boorte't Gezicht van de ar.der, met diepo
groeven on voren. in 't vlee6ch gekerfd dooi;
liet kru!s maar bezonken, verheerlijkt! Ze,
heeft het antwoord ontvangen op al wat ze ge
zocht heeft, waarom ze gebeden en geworsteld
heeft, 't Is uit de rijkdom van vernedering, van
pijn door kastijding, dat de wetenschap der Liefde
Gods in Christus geopenbaard wordt. Er is 'n
verbrijzeling door de z.onde. Goddank! er is óók'
een vernieuwing des levens door het Kruis -
néén! door het Opstandingswonder: Jezus
Christusl
352
De boer bleek een jonge kerel te zijn, ontwikkeld
en heel interessant. Hij ontving mij vriendelijk en
zelfs met genoegen. „Het is bij ons eentonig wij
zijn blij, als er gasten uit de stad komen." Hij
bracht mij naar liet leeshuis. Dat moet worden
erkend het leeshuis was niet kwaad. Er waren
[Veel boeken vooral klassieken. Het interesseerde
mij, wie het meest werd gelezen, en door wie. Er
bleek, aat Pocsjkin en Gogol de meest gelezen
sohrijvere waren.
JVa-n de Sovjet-auteurs worden er veel uitge
leend: Katajew, llf en Petrow. „Dagbladen wor
den er heelcmaal niet gelezen vertelde de boer.
Zij zijn ook moeilijk te lezen. Onze menschen
zijn in het lezen niet getraind; ik zelf heb er een
beetje oefening in gekregen en kan direct vinden,
,wat ik noodig heb
Den dag daarop begonnen wij den kolchoz te be
zichtigen. Het is moeilijk den kolchoz te beschrij-
[ven, want er was niets te zien. De vroegere kerk
%vas geheel overdekt met plakkaten en portret
ten, alleen de koepel was als vroeger gebleven.
[Verder was er het leeshuis, de kliniek, de sohool
jen het voetbalveld. Zooveel was er van buiten te
zien. En wat betreft den eigenlijken kolchoz, daar-
;van kon de voorzitter zelf slechts een theoretisch®
[verklaring geven, in de practijk kon hij echter
niets laten zien. Wij bezochten de boerenwonin
gen. Armoede en bedelarij.
Op een dag, dat de mannelijke bevolking op het
werk was. bezocht ik alleen de weinig aantrek
kelijke huizen. Met de vrouwen is het makkelijker
te praten: zij zijn openhartiger en spraakzamer.
Ik ging met opzet het huis van een ont-koela.ktcn
boer binnen (d.i. van een vroeger welgosteldcn
bóer, wien men alles had afgenomen). Ik werd
ontvangen door een jonge vrouw, omringt door
[vijf kleine kinderen. Ik vertelde zoo duidelijk en
eenvoudig mogelijk het doel van mijn bezoek.
Welnu, kijk u zelf maar. Gaat u mee.
De vrouw met de kinderen liep over het erf.
(Wordt vervolgd.)
Zielkundige en
Opvoedkundige Brieven
Het meten van de «nte ligenbe
De vraag, die we de vorige week bespraken, de
ivoor ouders zoo beangstigende vraag, of een be
paald kind normaal is of niet, is voor de
scholen ook hoogst belangrijk.
Is een kina verstandelijk beneden het normale,
'dan brengt dat èn voor dat kind èn voor het
werk in de schoolklasse zeer onaangename gevol
gen mee, die we niet behoeven te omschrijven.
In 1895 kreeg Dr. A. Binet de opdracht van de
overheid in Parijs, om op de gewone volksscholen
te onderzoeken, welke kinderen een minder oan
normaal verstand bezaten; deze kinderen zouden
dan worden samengebracht in scholen voor bui
tengewoon onderwijs.
((Vroeger zei men meestal: als een kind twee
maal in oezelfde klas blijft zitten en dan hot
derde jaar eigenlijk nog niet goed mee kan, dan
behoort dat kind op de gewone lagere school
iniet thuis).
Dr. Binet heeft, met zijn vriend Dr. Simon, zijn
taak niet licht opgevat. Het heeft ongeveer 16
jaar geduurd, voor ze samen een maatstaf had
den verkregen, die hen bevredigoe.
Hun werk is de grondslag geworden voor hot
intelligentie-onderzoek bij kindoren, en hun maat
staf wordt in vele landen, ook in Nederland, nog
steeds dikwijls gebruikt, zij het ook min of meer
gewijziga.
Binet en Simon hebben een reeks van „test s"
ontworpen; dat zijn proefvragen en proefopga-
[ven; voor elk levensjaar v ij f.
Ze beginnen al met het derde levensjaar.
Een kind van 3 jaar moet:
ia. eigen naam en familie-naam kunnen meedeclen;
b. eigen neus, mond en oogen direct op navraag
kunnen wijzen;
c. twee cijfers achter elkaar kunnen nazeggen;
ld. een zin van zes lettergrepen zonder fout kun
nen nazeggen;
ia van een eenvoudig plaatje de voornaamste
t voorwerpen en personen weten te noemen en
aan te wijzen.
[Voor elk levensjaar worden de vragen natuurlijk
moeilijker.
[Voor den leeftijd van zes tot twaalf jaar mogen
er natuurlijk géén vragen of opgaven gegeven
worden, die met behulp van de verkregen school
kennis kunnen worden opgelost of uitgevoerd.
Het gaat bij het intelligentie-onderzoek immers
piet om de reeds verkregen kennis, maar uit
sluitend om den stand van de intelligentie.
Wat is eigenlijk intelligentie?
Het is t vermogen, om z'n denken op nieuwe
eisohen te kunnen instellen.
[Anders gezegd: Het is het geestelijk aanpassings
vermogen.
Blijkbaar hebben Binet en Simon gedacht: „Die
intelligentie is niet één enkele functie, maar ze
is samengesteld uit verschillende func
ties". (Anderen denken er wel eens anders over,
n.l. dat 't één aparte functie is.)
In de testreeks van Binet en Simon komen dan
ook vragen en opgaven voor, die een onderzoek
instellen naar liet gche ug en, naar de fan
tasie, naar het oordeelen, naar het waar
nemen, enz.
'Al die functies samen vormen dus volgens deze
opvatting de intelligentie.
Enkele voorbeelden:
Het vergelijken van het gewicht van twee uiter
lijk gelijke doosjes; ze moeten beurtelings in de
rechterhand genomen worden en het kind moet
zeggen wat 't zwaarst is; de doosjes wegen b.v. 6
gr. en 15 gr. (leeftijd 4 jaar).
Het nazeggen van reeksen van vier cijfers; b.v.
4—6—1—7. (5 jaar).
Het uitvoeren van drie achter elkaar gegeven
bevelen; b.v. Je moet de deur eens open zetten,
en oan dat boek daar dicht doen, en dan in jo
handen klappen (6 jaar).
Bij teekeningen van menschen waarvan óf do
oogen, óf de ooren, óf de neus, óf de mond ont
breekt, moet gezegd worden wat er weggelaten is
(7 jaar).
Het onderscheiden en benoemen van vier kleuren;
blauw, rood, geel en groen (8 jaar).
Van 20 tot 1 terugtellcn binnen 25 seconden (3
jaar).
Het ordenen van vijf uiterlijk gelijke doosjes naar
hun gewicht (9 jaar).
Het rangschikken van de woorden van een zin,
b.v. Een, verdedigen, meester, moedig, zal, hond,
goede, zijn (11 jaar).
Critiek uitoefenen op zinnen, waarin een dwaas
heid of onmogelijkheid schuilt, b.v. „Ik heb drie
broers, Piet, Jan en ik." „Het spoorwegongeluk
was niet erg, er waren maar 48 dooden". „Als je
dezen brief niet mocht ontvangen, Iaat het mij
dan direct weten, dan schrijf ik dadelijk weer
„De laatste wagen wordt bij een spoorwegongeluk
vaak het ergst beschadigd; waarom laat men den
laatsten wagen dan toch niet weg!"
Na 't stellen van de vragen (waarbij natuurlijk
rekening gehouden wordt met den leeftijd van
het kind) wordt een eenvoudige berekening ge
maakt, om te zien, welke intelligentie-
leeftijd dat kind bereikt heeft.
't Kan wel blijken, dat een zesjarig kind een I.-L,
heeft van bijna 7 jaar of hoogcr; 't kan ook zijn,
dat z'n I.-L. nog maar 5 jaar is of lager.
Hierna deelt men den I.-L. door den werkelijkcn
leeftijd, en zoo verkrijgt men dan het Intelligentie-
Quotient (I. Q.); b.v. 5/6 0.83; of 7/6 1,16;
of 6/6 L
Als het I. Q. precies 1 is, dan is een kind met z'n
intelligentie niet ten achter en niet voor.
Als het I. Q. minder dan 0.8 is, dan is zoo'n kind
niet in staat het Gewoon Lager Onderwijs te vol
gen en behoort geplaatst te worden op een school
voor Buitengewoon Lager Onderwijs (B.L.O.),
waar de klassen véél kleiner zijn, en waar 't kind
afzonderlijk onderwijs krijgt volgons daartoe
geschikte methoden; wat in de meeste gevallen
oen heerlijkheid en zegen voor 't kind is, dat op
de school voor G.L.O. niet mee kan.
Allerlei wanbegrip houdt vele ouders ervan terug,
hun kinderen in twijfelgevallen te doen onder
zoeken en hen zoo noodig op een school voor
B.L.O. te plaatsen. Men wacht vaak tot het te
laat is.
De beste raad is, in twijfelgevallen op zes
jarigen leeftijd een deskundig onderzoek te
doen instellen.
Er is natuurlijk na den arboio van Binet en Simon,
verder gewerkt aan de meting van de intelli
gentie.
Dr. Luning Prak te 's-Gravcnhage heeft voor de
Nedcrlandsche scholen zeer bruikbare tests ont
worpen.
In het Paedologiseh kinderkundig) Instituut
te Amsterdam onder leiding van Prof. Waterink
wordt het onaerzoek, zeer uitgebreid, ingesteld;
zelfs worden daar de kinderen, zoo noodig, ©eni
gen tijd in observatie onder controle) gehou
den. Voor de toelating tot Gymnasium, H. B. S„
en U.L.O. school begint men tegenwoordig een
soort intelligentie-onderzoek to verkiezen boven
een gewoon toelatings-examcn.
Ook hij het onderzoek naar de beroeps*
geschiktheia van jougelui en volwassenen
worden onder andere ook „tests" toegepast, die
echte intelligentie-vragen zijn.
Bij indiensttreding in het leger wordt eveneens
een onderziek naar de intelligentie ingesteld
Maar genoog: duidelijk blijkt, dat men in vele
gevallen tegenwoordig liever let op het gehalte
van iemands intelligentie dan op zijn hoe
veelheid kennis.
Dordrecht. p. VAN DUYVENDIJK.
De jeugd is spoedig met een antwoord klaar.
Schiller.
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
DONDERDAGMORGEN
DE STILLE WEEK.
heet de voorweek van Paschen naar oud ge
bruik en binnen onze landsgrenzen is het in
deze verslagperiode wel uitermate stil: vooral
vergeleken met het buitenland waar de beroe
ring groot is. Dat alles valt buiten ons bestek,
doch het is goed bij wijze van tegenstelling
er even op te wijzen, dat wij hier geen gods
dienststrijd behoeven te voeren als in Duitsch
land; geen geloofvervolging kennen als in Rus
land; geen dictator moeten toejuichen als in
Italië; geen burgeroorlog voeren als in Spanje;
geen sociale conflicten hebben te vreezen als
in Frankrijk en Amerika en geen onzuivere
verkiezingsstrijd hebben te voeren als in België.
Waarlijk, zoo gezien, mogen wij hier een stil
en gerust leven leiden, mocht het zijn in alle
Godzaligheid en eerbaarheid.
Dat behoeft nog niet zoo te zijn als in de Wie*
ringermeerpolder, waar men in de bevolkings
verhouding een beeld wil jeven van Nederland
in 't klein wdt heel mooi is maar dit
zoover dreef, dat de kinderen van alle gezind
ten op één school zouden gaan met aparte
leergangen voor godsdienstonderwijs naar
ieders smaak.
Het is ons een raadsel hoe men eenige instem
ming heeft gevonden met dit oud-liberale idee,
dat het Christelijk onderwijs aanziet voor een
openbare school met een Christelijk vernisje.
Is men dan de les van Dr Kuyper vergeten,
wiens honderdste geboortedag dit jaar her
dacht zal worden en die ons zoo nadrukkelijk
geleerd heeft dat een school met de Bijbel iets
anders is tan een school, waar wel eens iets
uit de Bijbel verteld wordt; dat een Christelijk
dagblad iets anders is dan een neutrale krant,
die eens per week een stichtelijk stukje geeft;
da. een Christenmcnsch altijd Christen behoort
te z\jn en niet alleen op 'Zondagal laat
dat ook vaak zoo heel veel te wensrhen over.
De stille week.... Op het gebied van handel
en verkeer kan men rekenen op een stil wrek
end. Al meer burgert hel gebruik in bij rijks-
en groote instellingen om het personeel vrijaf
te geven van Donderdagavond tot Dinsdag
morgen. Natuurlijk is dat niet voor iedereen
mogelijk. Er zijn altijd categorieën, die werken
moeten omdat anderen uitgaan. Dat brengt
de samenstelling van het maatschappelijke
leven nu eenmaal mee. Maar dan is het toch
gewenscht, dat op een of andere wijze het
gemis vergoed wordt.
Het vat ..tevredenheid.'" moet aan twee ooren
gedragen worden door werkgever en arbeider,
anders hanghet scheef.
De directies der Limburgsche mijnen verstaan
dat blijkens hun tegemoetkomende houdinq
tegenover de onder- en bovengroiulche wer
kers. Tot verkorting van de arbeidsduur kon
het niet komen maar de loonen zijn verhoogd
en in het mijniucrkcrsfonds zijn aanzienlijke
verbeteringen aangebracht. Dc mijnwerkers zijn
er zeer erkentelijk voor.
Ditzelfde geldt van de militairen, die vanaf
heden voor half geld kunnen reizen, precies
als in de goede oude tijd. De Chr. Marine-ver-
eeniging speciaal de Rotlei damsche afdee-
Hng heeft zich daarvoor geïnteresseerd en
mag met dankbaarheid dit succes, dat velen
voordeel bezorgt, boeken. Zelfs gelooven we
niet, dat de sporen er nadeel van zullen heb
ben. De gewone tarieven zijn nog zoo hoog,
dat de militaiten van alles verzonnen nm voor
een koopje thuis te komen; met alle misère,
welke daaraan verbonden is.
Het economische leven is nog niet. wat het
wezen moet. maar volgens deskundigen beves
tigde de jaarbeurs, welke nu weer voorbij is,
dat de hoopvolle verwachtingen ten volle zijn
uitgekomen. De stemming was opgewekt en het
aantrekken der prijzen werd algemeen als een
aanwijzing beschouwd om te knopen. In tLe
achter ons liggende crisisjaren kocht de détail-
handel slechts mondjesmaat. Thans doet zich
'de behoefte voeler, om voorraden in te slaan.
Er schijnen dan ook goede zaken te zijn ge
maakt. vooral bij den verkoop van verbruikt-
artikelen.
Natuurlijk is hiervan het gevolg, dat de prijzen
stijver worden. De kosten ixm het levensonder
houd gaan dan ook sedert October 1936 regel
matig omhoog, behalve in de maand November:
voor de arbeidersgezinnen zijn ze precies zoo
hoog als in Maart 1936 en Juni 1933; voor de
ambtenaarsgezinnen komen ze overeen met
December 1932. In de laatste maanden loopen
vooral prijzen voor kleeding en schoeisel
op. De verhooging in percentages bedroeg in
Februari reed' resp. 22 en 16 pet.
Blijkens de eerste verslagen der Levensverzeke-
rinqsbedrijven is dc gezondheidstoestand van
ons volk prima: het sterftecijfer is gunstig
(dat noemt men normale beëindiging van
de overeenkomst) en hoewel de rente der uit
staande gelden steeds daalt, vallen door de
eerste faetor de resultaten non mee.
Dat er ook deze week ..beeslmensrhrn" waren,
die op gruwelijk ..abnormale" wijze liet leven
van anderen wilden verkorten, spreekt wel
vanzelf; moar ook in dat opzicht was het
laatste dagen tamelijk... slil.
De dood rustte natuurlijk niet; in menig gezin
zal het een zwarte Zaterdag zijn; doch voor
wie in Jezus mochten ontslapen licht nochtans
de Paaschmorqen in hcmclschc glans.
149