Een smal pad van blank licht tusschen de don kerte, rechts en links. Hier de slaapkamer, ginds de logeerkamer. Zacht opent mevrouw Dijkstra ae deur. Bert is er. Ze ziet z'n silhouet idonker afgeteekend tegen 't oplichtend raamvlak (daarachter Hij staat, gebogen naar t witte bedje, s'n handen in wringende greep om 't witgelakt hout van ledikantje. Ze komt naast hem staan, zwijgend. Maar als ze neerziet op dat rimpelig anide-monnetjes gezichtje, 't vreemd-gevormde hoofdje, cat neerligt in de strakheid van de dood (éven van onder 't witte laken weg, dan kón ze ïich niet langer inhouden. Ze valt neer op de knieën voor t bedje. In wilde smeeking heffen sich haar handen. „0, Immy kind!"Heere, Spaart ge haar hieraoor een grootere ellende? De ellende van 'n levenslange marteling 'n iaioot kind te hel»ben?" Ze moet vechten tegen 't heet -gevoel van wrevel en wrok, van weerzin, dat «pborrolt in haar ziel voor den man naast haar. Is 't niet alles zijn schuld? God Gij bezoekt immers de zonden der vaderen aan de kinderen, zelfs tot in het derde en vierae geslacht? Naast haar staat de vader. Ze kreunt. „Heere ver» gééf fluistert ze moeilijk. Immy is bijgekomen. Als ze beseft, wat er gebeurd is, begrijpen gaat, na zusters voorzichtige woon- iden, dan gilt ze 't niet uit. Dan ligt ze zonder 'één klacht te uiten, onbeweeglijk, maar met zulk een ontzettende smart en verscheurdheid in haar oogen, dat 't niet is aan te zien. Menschentroost staat hier machteloos. Zoo ligt ze dagenlang. B crt. haar man wil ze niet zien. Alleen de ouae mevrouw Dijkstra zit dag aan dag voor 't bed. ■Er is 'n rimpel tusschen haar oogen, 'n ernstige ,trek beeft rond haar anders zoo blije mond. „Is idan toch waar, waarvoor ze altijd al gevreesd heeft, meer nog na 't kindje Op een morgen, vlak voor Paschen, als moeder 1de eerste versch-gcsneden tulpen uit hun tuin In 'n vaas op 't noten nachtkastje schikt slaat Immy haar hanocn voor de oogen en snikt „O moeder moeder, ik wou, dat ik niet beter werd. Ik kdn niet meer blijven leven zóó", kreunt ze. Mevrouw Dijkstra laat haar dochter rustig uit schreien. Eerst als Immy wat kalmeert, zegt ze met zachte drang: „Vertel 't me maar, kind, zal je goed doen." Als ze alles weet zit ze minutenlang sprakeloos. Haar oude, grijze hoofd buigt over haar borst. „O God" steunt ze „Uw wegren, en we moeten ze gaan." Maar dit wegvluchten van elkaar kan toch Gods wil niet cijn, oenkt ze. Wat de Heere eenmaal samen gevoegd heeft, mogen wij menschen immers niet scheiden. „Immy, kind" zegt ze eindelijk heesch. „Daar doe je verkeerd aan. Zoo mag je niet handelen. Hij is je wettige man Immy vliegt op. „M'n wettige man-?! Als ik niet opzag tegen de publieke schande liet ik me van hem scheiden!" „Heb je 'm dan niet lief meer?" „Juist omdót ik 'm lief heb. Moeder, als hij ga stolen had, ik zou 't niet zoo verschrikkelijk pinnen als d i t. Ik zou 'm kunnen vergeven (dit is te èrg..." „Kind 't is waar, dit is erg, dit is 't ergste wat n vrouw ondervinden kan. Hij heeft schuld, onnoemelijk veel schuldMaar als hij z'n sonde beleden heeft, en lóót? Mogen wij dan róó hard, zóó onverzoenlijk zijn? Kind, kind" Er staan tranen in haar oogen „Wat leeft er *n ons eigen hart. Wat zou er van óns worden, wat zou er van óns overblijven, als God ons zon- 'daren aan ons zelf overliet, als Hij met ons hau- idelde, als jij nu met je man? Immy?" „Moeder 1 kreunt ze met 'r handen voor de oogen „laat me tot rust komen. Ik kdn niet meer denken „Je moet bidden, kind." „Kdn ik niet meer, ook ddt ben ik kwijt" uegt ze smartelijk. 's Middags komt dominee even kijken, t Is een man, vergrijsd in t dienen van z'n Meester en Zender, te midden van de vele moeiten en strijd des levens. Hij schuwt de plaatsen van rouw en smart niet. Stil gaat hij naast het bed zitten. I>e licht-blauwe oogen in z'n smal, zacht-gemodel- lcerd gezicht zijn met 'n onzegbaar meaelijden op haar. ,,'t Is onzettend, zuster Wessels". Immy knikt. Haar opeen geklemde lippen laten: geen woord, geen zucht door, maar haar oogen, haar heele wezen, dlles aan haar kreunt Zacht giaat dominee door: „Wij menschen zijn zulke moeilijke troosters. Wij kunnen het leed van onze naaste in z'n volle diepte niet peilen. Maar er is Eén, Die het kan, Gód! Hij zelf gaf Zijn geliefden, Zijn Eéniggeboren Zoon over tot onnoembaar lijden, tot de dooa, tot de smarte- dood des kruises. Hij reet Zijn Vaderhart uiteen, om óns, groote zondaren, Zijn Liefde te openbaren. Gode zij dank, Hij kent u, zuster, en Gij kent Hem. De Heere geeft ons vaak een smartckruis te dragen, dat door z'n zwaarte oiep in ons leven kerft Wij weten niet waarom. Maar we zullen het, evenals de discipel, na deze ver staan, misschien pas in de eeuwigheid, dat 't is uit de rijkdom van pijn door Gods kastij ding, aat Hij ons de wetenschap Zijner Liefde m Christus openbaartDan leest hij 't Paasch- evangelie. Als hij H boek gesloten heeft, vraagt hij: „Zullen we nu samen bidden?" Immy knikt Even gebogen naar 't bed, met zachte stem spre kend, legt hij al 't verdriet, dl de smart van deze jonge, beroofde moeder, dl de nooden en behoef ten van dit jonge gezin neer voor Gods aango- zicht Ilij smeekt om geloof, te mogen pleiten op Gogs Verbondsbelofte voor 't jongske, dat reeds hoen ging vóór moederoogen het konden aan schouwen, maar, dat al vóór de geboorte aan den Heere werd opgedragen. Hij smeekt om behou denis van leven voor deze jonge vrouw. Bovenal, om behoudenis der ziel van allen die in het huis zijn„Heere laat nu iets van het wonder van Paschen mogen gezien worden in d i t huis, in 't leven van deze ouders Als dominee heen gaat, glanzen er tranen in Immy's oogen. Ze kan niet spreken. Zwijgend drukt ze hem de hand. Ze heeft haar kindeke met bevende handen gedragen in Gods Vader- Buiten jubelt 't vernieuwde leven: zon en vogels en bloemen. PaschenIIn haar ziel komt n groote wondere begeerte. Ze vouwt haar handen: Ilcere God laat n u iets van 't wonder van Pasohen mogen gezien worden in ons huis, in 't leven van Bert en mijbidt ze zacht dominee na. Ze belt „Jo, is m'n man thuis? Ja? Wil je vragen of hij even boven komt?" „Ja. mevrouw." „Graag." Ze probeert kalm te blijven, zich zelf meester, maar ze kón niet. In hunkering wacht zeBe neden in de voorsuite gongt de pendule„Zal 't ooit weer zóó kunnen worden als 't geweest is tusschen hen?" denkt ze. De twijfel geeft haar vrees voor de toekomst. Maar mag ze, kón ze twijfelen aan de toekomst, terwijl er in haar ziel toch 't zekere weten is, dat ze in Gods weg is? Neenl Wat de tijd brengen zal weet ze niet, maar: blijdschap of droefheid, ze zal het al aan vaarden als uit Gods hand over haar leven be schikt ten goede. Ze heeft haar handen willig gestrekt om door Hem te worden geleid de weg, die Hij wil. De uitkomst legt ze vertrouwend neer in Zijn Vaderhanden. En, nu wacht ze, haar handen gevouwen op 't dekluistert Er klinken stappen op de overloop, vermoeide schreden als van 'n oud man. Bèrtl Ze wendt 'c gezicht naar de deur. Bèrtl HET DANSEN OM DEN MEIBOOM Een aardig oud prentje: het dan sen om den Meiboom, liet oude gebruik om met Paschen een Mei boom te verbranden, is in ons land totaal verdwenen. Maar in Duitschland en de noordelijke landen van Europa wordt 't nog wel gevonden. De drie zeeven Er kwam eens iemand naar de wijze Socrates ca riep opgewonden: „Luister eens, Socrates, ik moet u wat vertellen, als uw vriend „Wacht eens even", onderbrak de wijze hem, „hebt u, wat u mij vertellen wilt, wel door de drie zee ven gezeefd?" „Drie zeeven??' vroeg de ander verbaasd. „Ja, beste vriend, drie zeeven. Laat maar eens zien, of dat, wat u mij te zeggen hebt, door deze drie zeeven gaat. De eerste zeef is de waarheid, Hebt u alles, wat u mij vertellen wilt, onderzocht, of het waar is?" „Neen, ik hoorde het vertellen, en „Zoo. zool Maar dan hebt u het zeker met da tweede zeef geprobeerd. Dat is de zeef van het goede. Dan is, wat u mij zeggen wilt als het dan niet voor waar kan doorgaan toch zeker wel goed?" Aarzelend zei de ander; „Nu, dat niet, integen deel „Hm, hm", viel de wijze hem in de rede, „laten we dan ook ae derde zeef nog probeeren en vra gen of het noodzakelijk is, om mij te vertellen, wat u zoo opgewonden heeft!" „Noodzakelijk nu juist niet „Juist", lachte de wijze, „als dat, wat u mij ver tellen wilt, noch waar, noch goed, noch noodzake lijk is, laat het dan maar begraven zijn en val er u zelf en mij niet mee lastig." Ilij staat in de deuropening, sprakeloos, minuten lang. Dat bijna vergeten licht in haar oogen, 't verblindt hem. 't Volgend oogenblik is hij bij haar, in twee stappen, legt zijn hand op de hare, als om zekerheid te krijgen. „Bèrtl m'n mónl" fluistert ze „wil je me ver geven Ilij kan niet antwoorden. Het is te gróót. Hij grijpt haar handen, houdt ze vast met even ge bogen hoofd. Immy, ze is voor hem altijd de eeuwige jeugd geweesten nü, hier voor hem is een gezicht met diepe lijnen en groeven, een smartelijk vertrokken mond, herinneringen, die nooit weer zullen wegslijten. Het beeld, dat hij, als jongen al, in z'n hart gedragen heeft wég, voorgoed wèg. 't Is een soort dood. En dat al door zijn schuin! Door zijn schuld! 1-Iij weet 't. Al wat zij aan jeugd verloor, haar stuk getrapt leven, baar wrak geslagen huwelijk, daar van is hij de schuld, door zonden bedreven vóór en in z'n huwelijk. Immy streelt z'n handen. „Bèrt m'n mónl", zegt ze teer. Ilij valt neer voor 't bed, z'n gezicht bergend in z'n handen. Een traan drupt neer op 't blanke laken. Een spaarzamelijke traan van 'n man, die weent Immy streelt over z'n blonde kuif „Bèrt jongen „O Immy. 't Is alles mijn schuld, 't Kindje dood. Jouw jonge leven verwoest, en Maar Immy legt stillend haar hand op z'n mond. „Niet zeggen, Bèrt ik heb ook schuld." „Ik moét je alles vertellen, Immy ik heb zoo lang op moeten kroppen. Niemand heeft naar rrie willen luisteren, zelfs vader en moerler niet." En ik niet, denkt ze beschaamd. „Gód dan, Bert? Je hebt toch je zonden wel aan God beleden?" „Nee ik kan 't niet ik kan 't niet!" kreunt hij dof. „Vind je 't dan geen zonde voor God, wat ie gedaan heb.:*" Ilij haalt z n schouders op met 'n moe gebaar. ,,0 Bèrt „Ik kón niet, ImmyVoor mij is géén verge ving meer „Stil, dat mag je niet zeggen, dat is niet waar. I)e Heere Jezus heeft geleden en is gestorven om zónderen te redd«n... dat geldt ook voor jou... en mij,... Bert..." Haar oog>n. groot en donker 7an ontroering, staren in de zijne. Ze trekt z'n ge zicht dicht naar 't hare. „Jongen." zegt ze heesch, „laten we opnieuw beginnen 6amen, samen met HèmDat is Zijn wil." Stil druki ze een kus op z'n wang. Er glanzen tranen ia haar oogen. Weer is 't Paschen! In 'n driehoek sprankelend zonnegoud, dicht bij de terrasdeuren, die wijd-open staan naar da zingpnde tuin, staat een wieg. En achter 't fijn gazen wiegekleed ligt 'n slapend kindeke, één mollig knuistje gedrukt tegen 't donzen wangetje. Een man en 'n vrouw zien neer op dit wonder... Vóder! Móéder!, van een welgeschapen, gezonden jongenHun ooger. glanzen vochtig. Ze staan, 't gezucht van den één opgeschokt uit de bitterheid van het zondeleven verzacht door het wonder van 'n nieuwe, volmaakte ge boorte't Gezicht van de ar.der, met diepo groeven on voren. in 't vlee6ch gekerfd dooi; liet kru!s maar bezonken, verheerlijkt! Ze, heeft het antwoord ontvangen op al wat ze ge zocht heeft, waarom ze gebeden en geworsteld heeft, 't Is uit de rijkdom van vernedering, van pijn door kastijding, dat de wetenschap der Liefde Gods in Christus geopenbaard wordt. Er is 'n verbrijzeling door de z.onde. Goddank! er is óók' een vernieuwing des levens door het Kruis - néén! door het Opstandingswonder: Jezus Christusl 352 De boer bleek een jonge kerel te zijn, ontwikkeld en heel interessant. Hij ontving mij vriendelijk en zelfs met genoegen. „Het is bij ons eentonig wij zijn blij, als er gasten uit de stad komen." Hij bracht mij naar liet leeshuis. Dat moet worden erkend het leeshuis was niet kwaad. Er waren [Veel boeken vooral klassieken. Het interesseerde mij, wie het meest werd gelezen, en door wie. Er bleek, aat Pocsjkin en Gogol de meest gelezen sohrijvere waren. JVa-n de Sovjet-auteurs worden er veel uitge leend: Katajew, llf en Petrow. „Dagbladen wor den er heelcmaal niet gelezen vertelde de boer. Zij zijn ook moeilijk te lezen. Onze menschen zijn in het lezen niet getraind; ik zelf heb er een beetje oefening in gekregen en kan direct vinden, ,wat ik noodig heb Den dag daarop begonnen wij den kolchoz te be zichtigen. Het is moeilijk den kolchoz te beschrij- [ven, want er was niets te zien. De vroegere kerk %vas geheel overdekt met plakkaten en portret ten, alleen de koepel was als vroeger gebleven. [Verder was er het leeshuis, de kliniek, de sohool jen het voetbalveld. Zooveel was er van buiten te zien. En wat betreft den eigenlijken kolchoz, daar- ;van kon de voorzitter zelf slechts een theoretisch® [verklaring geven, in de practijk kon hij echter niets laten zien. Wij bezochten de boerenwonin gen. Armoede en bedelarij. Op een dag, dat de mannelijke bevolking op het werk was. bezocht ik alleen de weinig aantrek kelijke huizen. Met de vrouwen is het makkelijker te praten: zij zijn openhartiger en spraakzamer. Ik ging met opzet het huis van een ont-koela.ktcn boer binnen (d.i. van een vroeger welgosteldcn bóer, wien men alles had afgenomen). Ik werd ontvangen door een jonge vrouw, omringt door [vijf kleine kinderen. Ik vertelde zoo duidelijk en eenvoudig mogelijk het doel van mijn bezoek. Welnu, kijk u zelf maar. Gaat u mee. De vrouw met de kinderen liep over het erf. (Wordt vervolgd.) Zielkundige en Opvoedkundige Brieven Het meten van de «nte ligenbe De vraag, die we de vorige week bespraken, de ivoor ouders zoo beangstigende vraag, of een be paald kind normaal is of niet, is voor de scholen ook hoogst belangrijk. Is een kina verstandelijk beneden het normale, 'dan brengt dat èn voor dat kind èn voor het werk in de schoolklasse zeer onaangename gevol gen mee, die we niet behoeven te omschrijven. In 1895 kreeg Dr. A. Binet de opdracht van de overheid in Parijs, om op de gewone volksscholen te onderzoeken, welke kinderen een minder oan normaal verstand bezaten; deze kinderen zouden dan worden samengebracht in scholen voor bui tengewoon onderwijs. ((Vroeger zei men meestal: als een kind twee maal in oezelfde klas blijft zitten en dan hot derde jaar eigenlijk nog niet goed mee kan, dan behoort dat kind op de gewone lagere school iniet thuis). Dr. Binet heeft, met zijn vriend Dr. Simon, zijn taak niet licht opgevat. Het heeft ongeveer 16 jaar geduurd, voor ze samen een maatstaf had den verkregen, die hen bevredigoe. Hun werk is de grondslag geworden voor hot intelligentie-onderzoek bij kindoren, en hun maat staf wordt in vele landen, ook in Nederland, nog steeds dikwijls gebruikt, zij het ook min of meer gewijziga. Binet en Simon hebben een reeks van „test s" ontworpen; dat zijn proefvragen en proefopga- [ven; voor elk levensjaar v ij f. Ze beginnen al met het derde levensjaar. Een kind van 3 jaar moet: ia. eigen naam en familie-naam kunnen meedeclen; b. eigen neus, mond en oogen direct op navraag kunnen wijzen; c. twee cijfers achter elkaar kunnen nazeggen; ld. een zin van zes lettergrepen zonder fout kun nen nazeggen; ia van een eenvoudig plaatje de voornaamste t voorwerpen en personen weten te noemen en aan te wijzen. [Voor elk levensjaar worden de vragen natuurlijk moeilijker. [Voor den leeftijd van zes tot twaalf jaar mogen er natuurlijk géén vragen of opgaven gegeven worden, die met behulp van de verkregen school kennis kunnen worden opgelost of uitgevoerd. Het gaat bij het intelligentie-onderzoek immers piet om de reeds verkregen kennis, maar uit sluitend om den stand van de intelligentie. Wat is eigenlijk intelligentie? Het is t vermogen, om z'n denken op nieuwe eisohen te kunnen instellen. [Anders gezegd: Het is het geestelijk aanpassings vermogen. Blijkbaar hebben Binet en Simon gedacht: „Die intelligentie is niet één enkele functie, maar ze is samengesteld uit verschillende func ties". (Anderen denken er wel eens anders over, n.l. dat 't één aparte functie is.) In de testreeks van Binet en Simon komen dan ook vragen en opgaven voor, die een onderzoek instellen naar liet gche ug en, naar de fan tasie, naar het oordeelen, naar het waar nemen, enz. 'Al die functies samen vormen dus volgens deze opvatting de intelligentie. Enkele voorbeelden: Het vergelijken van het gewicht van twee uiter lijk gelijke doosjes; ze moeten beurtelings in de rechterhand genomen worden en het kind moet zeggen wat 't zwaarst is; de doosjes wegen b.v. 6 gr. en 15 gr. (leeftijd 4 jaar). Het nazeggen van reeksen van vier cijfers; b.v. 4—6—1—7. (5 jaar). Het uitvoeren van drie achter elkaar gegeven bevelen; b.v. Je moet de deur eens open zetten, en oan dat boek daar dicht doen, en dan in jo handen klappen (6 jaar). Bij teekeningen van menschen waarvan óf do oogen, óf de ooren, óf de neus, óf de mond ont breekt, moet gezegd worden wat er weggelaten is (7 jaar). Het onderscheiden en benoemen van vier kleuren; blauw, rood, geel en groen (8 jaar). Van 20 tot 1 terugtellcn binnen 25 seconden (3 jaar). Het ordenen van vijf uiterlijk gelijke doosjes naar hun gewicht (9 jaar). Het rangschikken van de woorden van een zin, b.v. Een, verdedigen, meester, moedig, zal, hond, goede, zijn (11 jaar). Critiek uitoefenen op zinnen, waarin een dwaas heid of onmogelijkheid schuilt, b.v. „Ik heb drie broers, Piet, Jan en ik." „Het spoorwegongeluk was niet erg, er waren maar 48 dooden". „Als je dezen brief niet mocht ontvangen, Iaat het mij dan direct weten, dan schrijf ik dadelijk weer „De laatste wagen wordt bij een spoorwegongeluk vaak het ergst beschadigd; waarom laat men den laatsten wagen dan toch niet weg!" Na 't stellen van de vragen (waarbij natuurlijk rekening gehouden wordt met den leeftijd van het kind) wordt een eenvoudige berekening ge maakt, om te zien, welke intelligentie- leeftijd dat kind bereikt heeft. 't Kan wel blijken, dat een zesjarig kind een I.-L, heeft van bijna 7 jaar of hoogcr; 't kan ook zijn, dat z'n I.-L. nog maar 5 jaar is of lager. Hierna deelt men den I.-L. door den werkelijkcn leeftijd, en zoo verkrijgt men dan het Intelligentie- Quotient (I. Q.); b.v. 5/6 0.83; of 7/6 1,16; of 6/6 L Als het I. Q. precies 1 is, dan is een kind met z'n intelligentie niet ten achter en niet voor. Als het I. Q. minder dan 0.8 is, dan is zoo'n kind niet in staat het Gewoon Lager Onderwijs te vol gen en behoort geplaatst te worden op een school voor Buitengewoon Lager Onderwijs (B.L.O.), waar de klassen véél kleiner zijn, en waar 't kind afzonderlijk onderwijs krijgt volgons daartoe geschikte methoden; wat in de meeste gevallen oen heerlijkheid en zegen voor 't kind is, dat op de school voor G.L.O. niet mee kan. Allerlei wanbegrip houdt vele ouders ervan terug, hun kinderen in twijfelgevallen te doen onder zoeken en hen zoo noodig op een school voor B.L.O. te plaatsen. Men wacht vaak tot het te laat is. De beste raad is, in twijfelgevallen op zes jarigen leeftijd een deskundig onderzoek te doen instellen. Er is natuurlijk na den arboio van Binet en Simon, verder gewerkt aan de meting van de intelli gentie. Dr. Luning Prak te 's-Gravcnhage heeft voor de Nedcrlandsche scholen zeer bruikbare tests ont worpen. In het Paedologiseh kinderkundig) Instituut te Amsterdam onder leiding van Prof. Waterink wordt het onaerzoek, zeer uitgebreid, ingesteld; zelfs worden daar de kinderen, zoo noodig, ©eni gen tijd in observatie onder controle) gehou den. Voor de toelating tot Gymnasium, H. B. S„ en U.L.O. school begint men tegenwoordig een soort intelligentie-onderzoek to verkiezen boven een gewoon toelatings-examcn. Ook hij het onderzoek naar de beroeps* geschiktheia van jougelui en volwassenen worden onder andere ook „tests" toegepast, die echte intelligentie-vragen zijn. Bij indiensttreding in het leger wordt eveneens een onderziek naar de intelligentie ingesteld Maar genoog: duidelijk blijkt, dat men in vele gevallen tegenwoordig liever let op het gehalte van iemands intelligentie dan op zijn hoe veelheid kennis. Dordrecht. p. VAN DUYVENDIJK. De jeugd is spoedig met een antwoord klaar. Schiller. WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK DONDERDAGMORGEN DE STILLE WEEK. heet de voorweek van Paschen naar oud ge bruik en binnen onze landsgrenzen is het in deze verslagperiode wel uitermate stil: vooral vergeleken met het buitenland waar de beroe ring groot is. Dat alles valt buiten ons bestek, doch het is goed bij wijze van tegenstelling er even op te wijzen, dat wij hier geen gods dienststrijd behoeven te voeren als in Duitsch land; geen geloofvervolging kennen als in Rus land; geen dictator moeten toejuichen als in Italië; geen burgeroorlog voeren als in Spanje; geen sociale conflicten hebben te vreezen als in Frankrijk en Amerika en geen onzuivere verkiezingsstrijd hebben te voeren als in België. Waarlijk, zoo gezien, mogen wij hier een stil en gerust leven leiden, mocht het zijn in alle Godzaligheid en eerbaarheid. Dat behoeft nog niet zoo te zijn als in de Wie* ringermeerpolder, waar men in de bevolkings verhouding een beeld wil jeven van Nederland in 't klein wdt heel mooi is maar dit zoover dreef, dat de kinderen van alle gezind ten op één school zouden gaan met aparte leergangen voor godsdienstonderwijs naar ieders smaak. Het is ons een raadsel hoe men eenige instem ming heeft gevonden met dit oud-liberale idee, dat het Christelijk onderwijs aanziet voor een openbare school met een Christelijk vernisje. Is men dan de les van Dr Kuyper vergeten, wiens honderdste geboortedag dit jaar her dacht zal worden en die ons zoo nadrukkelijk geleerd heeft dat een school met de Bijbel iets anders is tan een school, waar wel eens iets uit de Bijbel verteld wordt; dat een Christelijk dagblad iets anders is dan een neutrale krant, die eens per week een stichtelijk stukje geeft; da. een Christenmcnsch altijd Christen behoort te z\jn en niet alleen op 'Zondagal laat dat ook vaak zoo heel veel te wensrhen over. De stille week.... Op het gebied van handel en verkeer kan men rekenen op een stil wrek end. Al meer burgert hel gebruik in bij rijks- en groote instellingen om het personeel vrijaf te geven van Donderdagavond tot Dinsdag morgen. Natuurlijk is dat niet voor iedereen mogelijk. Er zijn altijd categorieën, die werken moeten omdat anderen uitgaan. Dat brengt de samenstelling van het maatschappelijke leven nu eenmaal mee. Maar dan is het toch gewenscht, dat op een of andere wijze het gemis vergoed wordt. Het vat ..tevredenheid.'" moet aan twee ooren gedragen worden door werkgever en arbeider, anders hanghet scheef. De directies der Limburgsche mijnen verstaan dat blijkens hun tegemoetkomende houdinq tegenover de onder- en bovengroiulche wer kers. Tot verkorting van de arbeidsduur kon het niet komen maar de loonen zijn verhoogd en in het mijniucrkcrsfonds zijn aanzienlijke verbeteringen aangebracht. Dc mijnwerkers zijn er zeer erkentelijk voor. Ditzelfde geldt van de militairen, die vanaf heden voor half geld kunnen reizen, precies als in de goede oude tijd. De Chr. Marine-ver- eeniging speciaal de Rotlei damsche afdee- Hng heeft zich daarvoor geïnteresseerd en mag met dankbaarheid dit succes, dat velen voordeel bezorgt, boeken. Zelfs gelooven we niet, dat de sporen er nadeel van zullen heb ben. De gewone tarieven zijn nog zoo hoog, dat de militaiten van alles verzonnen nm voor een koopje thuis te komen; met alle misère, welke daaraan verbonden is. Het economische leven is nog niet. wat het wezen moet. maar volgens deskundigen beves tigde de jaarbeurs, welke nu weer voorbij is, dat de hoopvolle verwachtingen ten volle zijn uitgekomen. De stemming was opgewekt en het aantrekken der prijzen werd algemeen als een aanwijzing beschouwd om te knopen. In tLe achter ons liggende crisisjaren kocht de détail- handel slechts mondjesmaat. Thans doet zich 'de behoefte voeler, om voorraden in te slaan. Er schijnen dan ook goede zaken te zijn ge maakt. vooral bij den verkoop van verbruikt- artikelen. Natuurlijk is hiervan het gevolg, dat de prijzen stijver worden. De kosten ixm het levensonder houd gaan dan ook sedert October 1936 regel matig omhoog, behalve in de maand November: voor de arbeidersgezinnen zijn ze precies zoo hoog als in Maart 1936 en Juni 1933; voor de ambtenaarsgezinnen komen ze overeen met December 1932. In de laatste maanden loopen vooral prijzen voor kleeding en schoeisel op. De verhooging in percentages bedroeg in Februari reed' resp. 22 en 16 pet. Blijkens de eerste verslagen der Levensverzeke- rinqsbedrijven is dc gezondheidstoestand van ons volk prima: het sterftecijfer is gunstig (dat noemt men normale beëindiging van de overeenkomst) en hoewel de rente der uit staande gelden steeds daalt, vallen door de eerste faetor de resultaten non mee. Dat er ook deze week ..beeslmensrhrn" waren, die op gruwelijk ..abnormale" wijze liet leven van anderen wilden verkorten, spreekt wel vanzelf; moar ook in dat opzicht was het laatste dagen tamelijk... slil. De dood rustte natuurlijk niet; in menig gezin zal het een zwarte Zaterdag zijn; doch voor wie in Jezus mochten ontslapen licht nochtans de Paaschmorqen in hcmclschc glans. 149

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 17