PHILIPS aantal werkloozen eind december De te Rotterdam gestolen geldkist economie en financien Het Huis der Smarten VP 11 D AG 2Q JANUARI ig37 DERDE BEAD PAG. Q Gunstige vergelijking met eind 1935 Dalend cijfer in de groote steden Het Centraal Bureau voor de Sta tistiek deelt mede, dat in de gemeen ten met meer dan 100.000 inwoners het aantal geheel werkloozen op het einde van December 1936 bedroeg 165.078 tegen 165.726 een maand tevo ren, zoodat een daling van 648 is in getreden. In het jaar 1935 was in de zelfde maanden de ontwikkeling juist andersom. Toen steeg het aantal werk- ioozen in de groote steden van No vember op December van 164.960 tot 170.244, of een vermeerdering van 5284. Uit deze gegevens blijkt wel, hoeveel gunstiger de omstandigheden zijn geworden sinds de depreciatie van den gulden. In de gemeenten beneden 100.000 inwoners is echter ook in het laatst van 1936 een stij ging van de werkloosheid ingetreden. Ech ter im veel minder sterke mate dan in 1935 In de gemeenten met 50.000100.000 in woners waren eind November 1936 52.252 werkloozen ingeschreven en een maand later 53.256, zoodat het aantal vermeerderde met 1004. Een jaar geleden was de stijging i„ dezelfde periode 2963, nl. van 51.991 Lo* 54.954. In de gemeenten met 20.00050.000 inwo ners waren eind November 1936 52.937 werk loozen ingeschreven en een maand lat si 56.266. zoodat de stijging bedraagt 3229. Een jaar geleden was de stijging in dezelfde periode 6525, nl. van 51.844 tot 58.369. De grootste aanwas van het aamtal werk loozen valt in de gemeenten beneden 20.000 inwoners te constateeren. In de beide laat ste maanden van 1936 trad een vermeerde ring in van 148.565 tot 180.609, of met 32.044. Toch valt ook hier aen vergelijking met 1935 in het voordeel van 1936 uit. In November 1935 was nl. het aantal werkloozen in dez- gemeenten 146.385 en een maand late 188.357, zoodat de aanwas 41.972 bedroeg. Vat men al deze gegevens «amen, dan komt men tot een totaal aantal werkloozen voor doze gemeenten van 4r5.209 eind December 1936 tegen 419.480 eind November 1936, zoodat de stijging bedraagt 35.729. In dezelfde periode van 1935 vermeerderde de werloosheid met 56.744, nl. van 415.180 tot 471.924. Eind 1936 was de werkloos heid dus bij'oa 17.000 lager dan op het eind van het vorige jaar. Bij deze gegevens moet men mede ln h-t oog houden, dat die loop der cijfloire wordt beïnvloed door de aaniwas der bevolking en de maatregelen van administratie ven aard, welke beoogen de arbeidsbemiddeling te bevorderen. In dit l'icht bezien wordien de cijfers nog gunstiger, vooral als men ze van jaar tot jaar vergelijkt (kleine 17 060 min dier eind 1936). De werkloosheid per beroepsklasse Sinds October 1936 tot eind December 1936 steeg de werkloosheid in de aarde werkindustrie van 10.437 tot 12.715, in de bouwbedrijven van 86.259 tot 98.145, houtbe werkers van 11.735 tot 12.961, kleeding- industrie van 5485 tot 6731, voedings- en genotmiddelenbedrijven van 14.037 tot 14.730, de landbouwbedrijven van 40.357 tot 76.728, visscherijbedrijven van 1541 tot 2612, hanJel van 14.210 tot 15.010, verkeer van 46.122 tot 47.885, ongeschoolde fabrieks- e. a. arbeiders van 63.056 tot 69.235. Een daling valt te constateeren ln de diamantindustrie van 1679 tot 1541, drukkersbedirijven van 3397 tot 3118, metaalnijverheid van 44.597 tot 42.929, papierindustrie vain 2231 tot 1642, textielnijverheid van 9441 tot 8694, vrije beroepen van 16.129 tot 15.036, huiselijke diensten van 10.024 tot 9912. De vergiftiging te Doetinchem Er was sublimaatpoeder gebruikt Uit het onderzoek naar het vergiftigings- geval bij den polier Bouwens te Doetin chem. is gebleken, dat er sublimaatpoeder is gebruikt. Er wordt thans onderzocht, waar dit vergif is gekocht. Arrestaties heb ben neg niet- plaats gehad. Behandeling voor de rechtbank voortgezet Zware straffen geëischt Schoenmaker wegens meineed gearresteerd De rechtbank te Rotterdam heeft gistermiddag de behandeling voortgezet van de zaken tegen den 35-jarigen los- werkman J. J. E. v. BI. en tegen den 34-jarigen lijnwerker A. v. d. E., die beiden verdacht worden betrokken te zijn bij den diefstal van de kist met 6050, welke de Incassobank per R.T.M. verzond voor de Beetwortelfabriek te Puttershoek en welke kist op 1 October uit een wagon van de R.T.M. is ge stolen. Bij de eerste behandeling waren eenige getuigen niet verschenen, die thans echter aanwezig zijn Het eerst wordt behandeld de zaak van BI. Voordat het nadere getuigen verhoor plaats heeft doet de rechercheur P. Bies heuvel mededeelingen over inlichtingen die bij de politie waren binnengekomen over een twistgesprek dat had plaats gehad tus- schen oen schoenmaker Tegelaar en een andere getuige in de Kamferfoeliestraat. Hierbij zou Tegelaar tot den getuige v. d. Hamer hebben gezegd: Denk je dat ik voor jullie acht maanden wil opknappen. Als ik eer gehoord wordt, dan vertel ik alles! De rechercheur Biesheuvel zegt vervolgens nog dat hij bij het onderzoek in deze zaak de schoenmakerij van Tegelaar aan den Breeae Hilledijk daar getuige v. d. Hamer had aangetroffen. Toen hij met dezen naar het politiebureau liep had v. d. Hamer ge zegd: Als ik alles zeg, dan slaan ze me dood. Het O.M. waargenomen door Mr. F. M. Wilbrennick verzoekt de rechtbank den schoenmaker Tegelaar opnieuw te hooren, aan welk verzoek de rechtbank gevolg geeft De schoenmaker weet niets meer De president, Mr. G. L. v. Oosten Singeland vraagt den schoenmaker of hij nog iets toe te voegen heeft aan zijn verklaringen van veertien oagen geleden. Getuige Tegelaar antwoordt daarop ont kennend en op verdere vragen zegt hij dat er heelemaal geen moeilijkheden zijn ge weest met andere getuigpn sedert de vorige zitting. Hij heeft toen ook de volle waarheid gezegd. Rechercheur Biesheuvel: Je hebt toch een twistgesprek gehad in de Kamperfoelie straat? Getuige Tegelaax: Ik? Ik ben heelemaal niet in de Kamperfoeliestraat geweest. De president wijst Tegelaar er op, dat hij toch heel voorzichtig moet zijn, wil hij geen kans loopen om wegens meineed vervolgd te worden. Getuige Tegelaar blijft er bij dat hij geen twistgesprek heeft gehad. De president tot het O.M.: Acht u een nader onderzoek noodig? Het O.M. acht het beter eerst nog de an dere getuigen te hooren. De rechtbank begeeft zich in raadkamer om te beslissen of thans reeds procesverbaal zal worden opgemaakt van de verklaring in Tegelaar. Na raadkamer deelt de president mede dat de rechtbank van oordeel is, dat er ern- verdenking bestaat tegen Tegelaar dat hij niet de volle wraarheid spreekt Voor- loopig wil men zijn verklaring nog niet op schrift stellen om getuige gelegenheid te geven de zaak te overdenken. Straks zal hij opnieuw gehoord worden en tot zoolang moet hij afzonderlijk blijven van de anaere getuigen. De chauffeur J. C. Slauderof die de vorige maal niet verschenen was, verklaarde dat Lanooy in September bij hem was gekomen een karweitje, waarvoor men een chauffeur noodig had. In verband daarmee had getuige een onderhoud gehad met ver- verdacihte I-I. van wien hij hoorde dat het ging om een kist met geld die uit een wagon zou worden weggehaald. De bedoeling was, aldus getuige, dat wij met de auto zouden gaan staan in de ruim te 'usschen twee gebouwen op het Handels- terrein met de auto post gevat op de aan- wusten wagon. Dadelijk nadat de kist in de auto zou zijn gebracht, zou men den polder in rijden en daar zou men dan de inhoud bekijken. Eenige dagen na de vraag of hij mee wilde doen is getuige bij Lanooy geko- i. Hij trof daar dezen verdachte en een tweeden man. die wel v. d. E. geweest zou zijn. Op een dag in September heeft getuige met den chauffeur De Vrij op het handels terrein met de auto post gevat op den aan gegeven plaa's, maar er is toen niets van gekomen. Verder heeft getuige zich met le zaak niet bemoeid. Wat zei de schoenmaker? De matroos W. J. F. v. d. Aa verklaarde op 1 October oms'reeks halfzes zijn buurman C. B. (die des middags wegens heling ver oordeeld is) met een carrier, waarop een kist lag, te hebben rien thuiskomen. Deze verdachte was er toen ook bij. Na de eerste behandeling van deze zaak heeft deze ge tuige oen ruziegesprek geboord tusschen Te- gclaar en v. d. Hamer, waarbij eerstgenoem de gezegd had. dat hij geen lusl had een jaar op te knappen. Als hij weer opgeroepen werd zou hij de volle waarheid zeggen. De getuige Ph. Groeneweg zegt, dat in September v. d. E. bij hem geweest is en gesproken heeft over een kist, die gebracht moest, worden naar een zijstraat van de As terstraat. De chauffeur T. de Vrij is begin September door Slauderof aangesproken. Deze heeft hem gevraagd den volgenden dag een vracht je te doen, waarvoor men op het terrein der R.T.M. moest zijn. Op aanwijzingen van Slau derof heeft getuige zijn wagen geplaatst in het slop tusschen de beide gebouwen op bet Handelsterrein. Daar heeft hij ongeveer 10 minuten gewacht. Toen heeft getuige een man gezien, die met Slauderof, die in den wagen was blijven zitten, een knipoogje wis selde. Slauderof heeft getuige toen gezegd maar weg te rijden. Op dien dag is er dus niets voorgevallen. Vervolgens hoorde de rechtbank nog don machinist M. v. Oorschot en den lading- meester L. Pegel, waarna de reeds voor veer tien dagen gehoorde getuige v. d. Hamer op nieuw aan een verhoor werd onderworpen Er Is geen ruzie met Tegelaar geweest Getuige v. d. Hamer zegt niets toe te voegen te hebben aan zijn vroegere verkla ring. Van een kwestie met Tcgelaar is geen sprake geweest, al wil geringe wel toegeven, dat hij met Tegelaar gesuroken heeft. De President: Waar ging dat gesprek over? Getuige: Ja, dat weet ik niet. Het kan wel over de politiek geweest zijn. In elk geval ging het niet over deze zaak. De President: Nu cnoe» u toch voorzichtig zijn. Er zijn ntenschen die iets van dat ge sprek gehoord hebben e.i dat gesprek had plaats in de Kamperfoeliestraat. Getuige verontwaardigd: Zegt men dat? Het O .M.: Dat is comcdicpsel! Getuige zegt dan dat hij met Tegelaar ge sproken heeft over het brengen van geld aan iemand. Rechercheur Biesheuvel herinnert dezen geluige er aan, dat hij toen bij hem in den winkel v. Tegelaar aange'roffen heeft en mee genomen, getuige gezegd heeft, dat als hij alles verleide wat hij wist men hem dood zou slaan. Getuige weet daar niets van. Hij was toen zoo verbouwereerd, dat als Biesheuvel hem gevraagd had of hij de kist weggenomen had hij misschien wel ja gezegd zou hebben. Het is niet waar dat Tegelaar toen gezegd heeft wat Biesheuvel heeft meegedeeld. Het O. M. verzoekt ook zijn verklaring op te teekenen, omdat er verdenking van mein eed bestaat. Jij hebt eem makkie, maar lk ga op De getuige J. Canno heeft Tegelaar tot v. d. Hamer hooren zeggen: Ik verd... het. Jij hebt een makkie, maar ik ga er zelf voor op. Meineed? De schoenmaker Tegelaar wordt dan op nieuw gehoord. Hij blijft er bij dat hij niet in de Kamperfoeliestraat is geweest en dat hij ook niets gezegd heeft in den zin als hem in den mono is gelegd. Zijn verklaring wordt opgeschreven en hij onderteckent die. Op last van het O. M. wordt hij onder verdenking van meineed weggeleid. Requisitoir Het O.M. vervolgens requisitoir nemend zegt, dat hij, indien ooit, thans de overtui ging heeft oat de juiste menschen op het verdachtenbankje zitten. Tegen BI. zijn zoo talrijke aanwijzingen en zooveel bezwarend materiaal, dat ondanks zijn ontkenning hel bewijs geleverd is. Deze man ontkent te veel en dat is bezwarend voor hem. De verdwijning van de kist heeft plaats gehad tusschen half een en kwart voor één, op het tijdstip dus dat BI. op het terrein aanwezig was. Dat BI. in staat is de kist te tillen blijkt wel hieruit, dat hij haar bij den schoenmaker Tegelaar heeft gebracht Later duikt de kist op ten huize van B. en BI. is daar weer bij. Uit de getuigenverklaringen valt af te leiden dat het aantal van BI. niet onbelangrijk is. Spr. is er van overtuigd, dat hij de man is, die den dief geholoen heeft de kist uit den wagen te stelen. Toen de kist. NIEUWE RADIO <^ut*tpiotuicLe<^>etu in prijzen vanaf f 89.— Neemt Uw potlood. Vult curïositeitshalve eens de kolommen in met „ja", of. „neen"Moeten veel vragen met „neen", beantwoord worden? Dan is het hoog tijd, dat U een nieuwen Philips hoort. Gaat naar Uw handelaar, en laat U een Philips demonstreeren. U ruit dan ontdekken, welk een veelomvattende hervorming op radio-gebied heeft plaats gehad, zonder dat U iets van deze totale omwenteling besefte! verder vervoerd moest worden was verd. er bij en toen het geld verdeeld moest worden was hij er weer. Volgens het O.M. is de dief stal bewezen en spr. eischt twee jaren ge vangenisstraf. Pleidooi Mr. C G Immink heeft ln zijn pleidooi uiteengezet, dat het bewijs van den diefstal niet is geleverd. Ten aanzien van de subsi diair ten laste gelegde heling refereerde pleiter zich aan het oordeel van de recht bank. De president riep ten slotte verdachte nog voor het hekje, maar verdachte bleef er bij dat hij onschuldig is. A v. d. E. voor het hekje Tenslotte heeft de 34-jarige lijnwerker A. v. d. E. terecht gestaan. Het O M acht verdachte schuldig aan het geven van in lichtingen en het geven van gelegenheid tot het plegen van den diefstal Zijn aandeel achtte het O. M. zeer ernstig en het eischte tegen hem twee jaren gevangenistsrat Uitvoerig pleidooi In een zeer uitvooerie pleidooi heeft Mr. H. A. Dambrink uit Utrecht betoogd, dat noch de medeplichtigheid aan diefstal, noch de diefstal, noch de holing bewezen is. Pleiter concludeerde tot vrijspraak en vroeg de onmiddellijke invrijheidsstelling. Dit verzoek werd afgewezen. Uitspraak 11 Februari. Nieuwe leening Rotterdam Uitgifte van 24.000.0004 obligaties tegen 100 pet Op Donderdag 4 Februari a.s. zal de inschrijving openstaan op 24.000.000 nom. 4 pet. obligation ten laste der Gemeente Rotterdam tegen den koers van 100 pet. Deze emissie wordt ver zorgd door de Rotterdamsche Bankver- eeniging, de Amsterdamsche Bank, Ned. Handel Mij., Twentsche Bank, In casso Bank, Lippman Rosenthal en Co., R. Mees en Zoonen en Pierson en Co. Houders van de per 5 Maart 1937 af losbaar gestelde, niet-uitgelote 4^ pet. obligatiën der leeningen 1914, 1915, 1916, 1917 (le en 2e leening) en 1918 ten laste der Gemeente Rotterdam, in totaal pro res to groot 23.566.000. hebben recht van voorkeur. De leenlng is aflosbaar in 40 gelijke jaarlijksche termijnen, aanvangende ln 1937. De storting op de toegewezen obligatiën moet plaats vinden op Maandag 1 Maart 1937. Het Onderling Crediet Dividend (als v. j.) Naar wij vernemen zal aan de op 26 Februari as. te houden Algemeene Vergadering van Aandeelhouders der N.V. Het Onderling Crediet, gevestigd te Rotterdam, voorgesteld worden over 1936 een dividend van 4j^ pet. uit te keeren (als v.j.). De werklooze jongeren Het aantal vermindert Eenige maanden geleden zoo schrijft! de. „Javabode" van 16 Jan. maakten wij melding van plannen tot invoering van den: burgerdienstplicht voor alle jongelieden in Indié, die den leeftijd voor de militie nog niet hadden bereikt. Het zou werkplicht voor allen worden, ea hiertoe zouden verschillende kampen wor den ingericht Nader vernemen wij, dat van plannen vaj* zoo verre strekking is afgezien. Alvorens men invoering van den werk plicht zou overwegen, zal men eerst trach ten, jongelui, die willen werken hiertoe de' gelegenheid te bied"en in inrichtingen buiten de groote steden. Het ligt in de bedoeling, met een drietal dezer inrichtingen in West, Midden en Oost-Java te beginnen. door C. THUNISSEN Reeds met zijn geboorte ïn een even stille als sterke vreugde aangevoeld, was zijn jeugd een belofte geworden. Een vreugde, waaraan geen naam te geven was, en die in de vredig en kalm voortvliedende kinderjaren in den wijdings- stillen familiekring was blijven hangen als een transparante sluier voor een welkom-wuivende toekomst. Wim was zoo anders dan zijn oudere broertjes en zusjes geweest. In zijn zwijgend kijken, dat zijn vragen verhulde - den anderen zoo geheel vreemd had men een meer ver standelijke dan geestelijke meerderheid vermoed. Een meer derheid zoo ten troost als wel soms tot trots, doch in haar ondoorzichtbaarheid bijwijlen pijnlijk van innerlijke aanraking. Dat schiep dan diep in aller hart, schoon ongeweten van elkander, een even schrijnend verdriet, dat het teveel aan vreugd van allerlei verwachting met kracht weer naar beneden drukte en den stijgenden weg vereffende tot 's levens lager beganen grond. Schoon mensch-wijs-wonderlijk wel in veel van zijn doening, was Wim toch overigens geen wonderkind. Maar toch, er bleef toch altijd iets, tenslotte, dat een andere dan gewone verwachting rechtvaardigde. Een ge leerde of een kunstenaar was mèt hem geboren, doch lag nog latent in de windselen van nog kind. En de volheid dier be lofte zweefde als een schim boven de kim als de schemer van den dageraad. Doch in de schrijnende oogenblikken, dan zwichtte het licht, en verduisterde aller beloften-luister. En in aller harten tegelijk. De een zag het in den ander, maar voor elkander wilden ze het niet weten. Zij zagen wel den anderen, maar niet hun eigen verzwijgend kijken. En angstige vragen plaag den dan hun mul bedroefd gemoed. „Als het maar nietplaagde Hetty haarzelve. „Het lijkt wel„Wie van onsMaar nooit werd één zoo'n zin geheel voltooid. En voor het „wie van ons" moest elke vergelijking de vlag strijken. „Ik ben soms zoo bang, dat het geen blijvertje zal zijn Dat Wim nooitIk zie den „grooten broer" Wim nog nie*Het wil niet van me af, dat het bij „broertje" zal blijven". En Dolf kon zich soms aan deze doffe, sombere gedach ten maar niet ontworstelen. „Je hebt van die kinderen, zóó buitengewoon, zóó óver dreven wijs, goed, en weet ik wat niet alpeinsde Bep, „en die later, laterik hoop maar dat Onze Lieve Heere geeft van niet En Bep eindigde met de onuitsprekelijke verzuchtingen, welke aan elk vroom gemoed lucht geven. Inmiddels groeide Wim tegen de verdrukking en tegen aller verzuchtingen in. Verdrukking en verzuchting, welke hem schijnbaar heelemaal niet schenen aan te gaan. Zijn blauwe kijkers keken schouwend naar de rommelende stormen in de oogen van zijn vader, en zagen hoe de olie der jeugd de woeste baren vermocht te bedaren in die van zijn broertjes en zusjes. Maar vredig en begrepen gingen zijn blikken steeds naar moeder heen. Want moeder werd gedragen door een willige aanvaarding van alles wat haar jongste maar te wachten stond. Zij wist, hoe weinig peinzens-bewust, één blijden stond sterker dan een bangen tijd van leed. Wims schooljaren vergaarden vroolijkheid van zacht ■tintelende schittering. Hij liet de wijzen prijzen, en de dwazen zich verbazen; verwijlde in de milde stilte, die hem beschaduwde voor het felle schijnsel van de lof, welke heel zijn hemel stoffeerde. De keus liet zich gemakkelijk maken. Wim ging naar 't Gym. De voorzegging was als opgelegd. En wachtte het al maar af, naar wat de Heere spreken zou. Was niet Samuel, aldus doende, alzoo van den Heere gezegend? Op het einde van het vierde jaar, lang vóór zijn overgang naar de vijfde klas, werd Wim zijn roeping klaarder zicht baar. Ongevraagd had hij zijn verlangen te kennen gegeven. Een verlangen, wel is waar, vaker met den mond uitgesproken, maar vager van omvatting binnen in hem, in zijn hart. Maar nu had het vaster vorm aangenomen in zijn één en eenig doel: Wim wilde dominee worden Men liet wel na hem verder veel te vragen. Want Wim wilde liever niet gevraagd zijn. Of het moest van moeder wezen. Doch tegen het eindexamen had vader hem dan wel gevraagd. En zoo, schoon kort, maar duidelijk, dat geen schijn van onzekerheid post kon vatten in Wims antwoord. Daar was dan ook geen aarzeling geweest in geen zijner woorden: „Hoofd en hart hebben zich in God verbonden, vader. Leven en arbeid zijn voor den Heere." Toen hadden vader en zoon elkander de hand gedrukt, zwijgend. Een zwijgen, dat alles voor de toekomst omvatte. Als een kostbare steen in een ring beschouwde men Wim met bewondering in het huisgezin van Thyssema. Boven waren zijn kamers gelaten zooals zij waren voor de dagen dat hij overkwam. De boeken van het gymnasium stonden op emeritaat, en genoten grootelijks van de rust, na door Bep eerst flink afgestoft te zijn. Op zijn kamers aan de Keizersgracht prijkten nu Geesinks Gereformeerde Ethiek naast Calvijns Institutio, tusschen verschillende Exegeses, Archeologieën e.a., om bij beurten dienst te doen aan de vorming van den aanstaanden candidaat in de theologie. „Anders niet zoo'n rustige buurt," had Bep opgemerkt, „niet om rustig te kunnen studeeren." „Weet ik nog zoo precies niet,'' wierp Dolf tegen. „Kees had z'n kamers aan de Heerengracht, en 'twas er als een grafeen graf, zeg ik je." „Hij heeft zich anders heel aardig ontpopt." viel Hetty bij. „Dat student zijn, schijnt hem goed te hebben gedaan.'^ Met de eerste vacantie was dat nog niet zoo merkbaar geweest, en was de hem toegekende bijnaam daar van „de Grunninger". om zijn uiterlijke stroefheid, voor de volle honderd procent geldig. Doch van lieverlede smolt de ijs korst en dropen de droppelen in noordelijken humor rijkelijk af. Mocht hij zich in het eerst, zooals dat bij hem thuis heette „een beetje geregen" houden, allengs spatte een enkele vonk van vroolijkheid van hem uit, om onder de andere huisgenooten uit te laaien tot een vlam. Doofde vader aanvankelijk zulk een brand, nadat hij reeds meerdere malen was uitgebroken, liet vader het maar begaan. Een bonbon-fuif van Bep. die wat van Wims leven in Amstern dam had opgevangen, bracht dit vuurwerk voor goed aaij den gang. {(Wordt vervolgd)] j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9