PHILIPS
aantal werkloozen
eind december
De te Rotterdam gestolen geldkist
economie
en financien
Het Huis der Smarten
VP 11 D AG 2Q JANUARI ig37
DERDE BEAD PAG. Q
Gunstige vergelijking
met eind 1935
Dalend cijfer in de
groote steden
Het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek deelt mede, dat in de gemeen
ten met meer dan 100.000 inwoners
het aantal geheel werkloozen op het
einde van December 1936 bedroeg
165.078 tegen 165.726 een maand tevo
ren, zoodat een daling van 648 is in
getreden. In het jaar 1935 was in de
zelfde maanden de ontwikkeling juist
andersom. Toen steeg het aantal werk-
ioozen in de groote steden van No
vember op December van 164.960 tot
170.244, of een vermeerdering van
5284. Uit deze gegevens blijkt wel,
hoeveel gunstiger de omstandigheden
zijn geworden sinds de depreciatie
van den gulden.
In de gemeenten beneden 100.000 inwoners
is echter ook in het laatst van 1936 een stij
ging van de werkloosheid ingetreden. Ech
ter im veel minder sterke mate dan in 1935
In de gemeenten met 50.000100.000 in
woners waren eind November 1936 52.252
werkloozen ingeschreven en een maand
later 53.256, zoodat het aantal vermeerderde
met 1004. Een jaar geleden was de stijging
i„ dezelfde periode 2963, nl. van 51.991 Lo*
54.954.
In de gemeenten met 20.00050.000 inwo
ners waren eind November 1936 52.937 werk
loozen ingeschreven en een maand lat si
56.266. zoodat de stijging bedraagt 3229. Een
jaar geleden was de stijging in dezelfde
periode 6525, nl. van 51.844 tot 58.369.
De grootste aanwas van het aamtal werk
loozen valt in de gemeenten beneden 20.000
inwoners te constateeren. In de beide laat
ste maanden van 1936 trad een vermeerde
ring in van 148.565 tot 180.609, of met 32.044.
Toch valt ook hier aen vergelijking met 1935
in het voordeel van 1936 uit. In November
1935 was nl. het aantal werkloozen in dez-
gemeenten 146.385 en een maand late
188.357, zoodat de aanwas 41.972 bedroeg.
Vat men al deze gegevens «amen,
dan komt men tot een totaal aantal
werkloozen voor doze gemeenten van
4r5.209 eind December 1936 tegen
419.480 eind November 1936, zoodat de
stijging bedraagt 35.729. In dezelfde
periode van 1935 vermeerderde de
werloosheid met 56.744, nl. van 415.180
tot 471.924. Eind 1936 was de werkloos
heid dus bij'oa 17.000 lager dan op het
eind van het vorige jaar.
Bij deze gegevens moet men mede ln h-t
oog houden, dat die loop der cijfloire wordt
beïnvloed door de aaniwas der bevolking
en de maatregelen van administratie ven
aard, welke beoogen de arbeidsbemiddeling
te bevorderen. In dit l'icht bezien wordien de
cijfers nog gunstiger, vooral als men ze
van jaar tot jaar vergelijkt (kleine 17 060
min dier eind 1936).
De werkloosheid per beroepsklasse
Sinds October 1936 tot eind December
1936 steeg de werkloosheid in de aarde
werkindustrie van 10.437 tot 12.715, in de
bouwbedrijven van 86.259 tot 98.145, houtbe
werkers van 11.735 tot 12.961, kleeding-
industrie van 5485 tot 6731, voedings- en
genotmiddelenbedrijven van 14.037 tot 14.730,
de landbouwbedrijven van 40.357 tot 76.728,
visscherijbedrijven van 1541 tot 2612, hanJel
van 14.210 tot 15.010, verkeer van 46.122 tot
47.885, ongeschoolde fabrieks- e. a. arbeiders
van 63.056 tot 69.235.
Een daling valt te constateeren ln
de diamantindustrie van 1679 tot 1541,
drukkersbedirijven van 3397 tot 3118,
metaalnijverheid van 44.597 tot 42.929,
papierindustrie vain 2231 tot 1642,
textielnijverheid van 9441 tot 8694,
vrije beroepen van 16.129 tot 15.036,
huiselijke diensten van 10.024 tot 9912.
De vergiftiging te Doetinchem
Er was sublimaatpoeder gebruikt
Uit het onderzoek naar het vergiftigings-
geval bij den polier Bouwens te Doetin
chem. is gebleken, dat er sublimaatpoeder
is gebruikt. Er wordt thans onderzocht,
waar dit vergif is gekocht. Arrestaties heb
ben neg niet- plaats gehad.
Behandeling voor de rechtbank
voortgezet
Zware straffen geëischt
Schoenmaker wegens meineed
gearresteerd
De rechtbank te Rotterdam heeft
gistermiddag de behandeling voortgezet
van de zaken tegen den 35-jarigen los-
werkman J. J. E. v. BI. en tegen den
34-jarigen lijnwerker A. v. d. E., die
beiden verdacht worden betrokken te
zijn bij den diefstal van de kist met
6050, welke de Incassobank per R.T.M.
verzond voor de Beetwortelfabriek te
Puttershoek en welke kist op 1 October
uit een wagon van de R.T.M. is ge
stolen.
Bij de eerste behandeling waren
eenige getuigen niet verschenen, die
thans echter aanwezig zijn
Het eerst wordt behandeld de zaak
van BI.
Voordat het nadere getuigen verhoor
plaats heeft doet de rechercheur P. Bies
heuvel mededeelingen over inlichtingen
die bij de politie waren binnengekomen over
een twistgesprek dat had plaats gehad tus-
schen oen schoenmaker Tegelaar en een
andere getuige in de Kamferfoeliestraat.
Hierbij zou Tegelaar tot den getuige v. d.
Hamer hebben gezegd: Denk je dat ik voor
jullie acht maanden wil opknappen. Als ik
eer gehoord wordt, dan vertel ik alles!
De rechercheur Biesheuvel zegt vervolgens
nog dat hij bij het onderzoek in deze zaak
de schoenmakerij van Tegelaar aan den
Breeae Hilledijk daar getuige v. d. Hamer
had aangetroffen. Toen hij met dezen naar
het politiebureau liep had v. d. Hamer ge
zegd: Als ik alles zeg, dan slaan ze me dood.
Het O.M. waargenomen door Mr. F. M.
Wilbrennick verzoekt de rechtbank den
schoenmaker Tegelaar opnieuw te hooren,
aan welk verzoek de rechtbank gevolg
geeft
De schoenmaker weet niets meer
De president, Mr. G. L. v. Oosten Singeland
vraagt den schoenmaker of hij nog iets toe
te voegen heeft aan zijn verklaringen van
veertien oagen geleden.
Getuige Tegelaar antwoordt daarop ont
kennend en op verdere vragen zegt hij dat
er heelemaal geen moeilijkheden zijn ge
weest met andere getuigpn sedert de vorige
zitting. Hij heeft toen ook de volle waarheid
gezegd.
Rechercheur Biesheuvel: Je hebt toch een
twistgesprek gehad in de Kamperfoelie
straat?
Getuige Tegelaax: Ik? Ik ben heelemaal
niet in de Kamperfoeliestraat geweest.
De president wijst Tegelaar er op, dat hij
toch heel voorzichtig moet zijn, wil hij geen
kans loopen om wegens meineed vervolgd
te worden.
Getuige Tegelaar blijft er bij dat hij geen
twistgesprek heeft gehad.
De president tot het O.M.: Acht u een
nader onderzoek noodig?
Het O.M. acht het beter eerst nog de an
dere getuigen te hooren.
De rechtbank begeeft zich in raadkamer
om te beslissen of thans reeds procesverbaal
zal worden opgemaakt van de verklaring
in Tegelaar.
Na raadkamer deelt de president mede
dat de rechtbank van oordeel is, dat er ern-
verdenking bestaat tegen Tegelaar dat
hij niet de volle wraarheid spreekt Voor-
loopig wil men zijn verklaring nog niet op
schrift stellen om getuige gelegenheid te
geven de zaak te overdenken. Straks zal hij
opnieuw gehoord worden en tot zoolang
moet hij afzonderlijk blijven van de anaere
getuigen.
De chauffeur J. C. Slauderof die de vorige
maal niet verschenen was, verklaarde dat
Lanooy in September bij hem was gekomen
een karweitje, waarvoor men een
chauffeur noodig had. In verband daarmee
had getuige een onderhoud gehad met ver-
verdacihte I-I. van wien hij hoorde dat het
ging om een kist met geld die uit een wagon
zou worden weggehaald.
De bedoeling was, aldus getuige, dat wij
met de auto zouden gaan staan in de ruim
te 'usschen twee gebouwen op het Handels-
terrein met de auto post gevat op de aan-
wusten wagon. Dadelijk nadat de kist in de
auto zou zijn gebracht, zou men den polder
in rijden en daar zou men dan de inhoud
bekijken. Eenige dagen na de vraag of hij
mee wilde doen is getuige bij Lanooy geko-
i. Hij trof daar dezen verdachte en een
tweeden man. die wel v. d. E. geweest zou
zijn.
Op een dag in September heeft getuige
met den chauffeur De Vrij op het handels
terrein met de auto post gevat op den aan
gegeven plaa's, maar er is toen niets van
gekomen. Verder heeft getuige zich met le
zaak niet bemoeid.
Wat zei de schoenmaker?
De matroos W. J. F. v. d. Aa verklaarde
op 1 October oms'reeks halfzes zijn buurman
C. B. (die des middags wegens heling ver
oordeeld is) met een carrier, waarop een
kist lag, te hebben rien thuiskomen. Deze
verdachte was er toen ook bij. Na de eerste
behandeling van deze zaak heeft deze ge
tuige oen ruziegesprek geboord tusschen Te-
gclaar en v. d. Hamer, waarbij eerstgenoem
de gezegd had. dat hij geen lusl had een jaar
op te knappen. Als hij weer opgeroepen werd
zou hij de volle waarheid zeggen.
De getuige Ph. Groeneweg zegt, dat in
September v. d. E. bij hem geweest is en
gesproken heeft over een kist, die gebracht
moest, worden naar een zijstraat van de As
terstraat.
De chauffeur T. de Vrij is begin September
door Slauderof aangesproken. Deze heeft
hem gevraagd den volgenden dag een vracht
je te doen, waarvoor men op het terrein der
R.T.M. moest zijn. Op aanwijzingen van Slau
derof heeft getuige zijn wagen geplaatst in
het slop tusschen de beide gebouwen op bet
Handelsterrein. Daar heeft hij ongeveer 10
minuten gewacht. Toen heeft getuige een
man gezien, die met Slauderof, die in den
wagen was blijven zitten, een knipoogje wis
selde. Slauderof heeft getuige toen gezegd
maar weg te rijden. Op dien dag is er dus
niets voorgevallen.
Vervolgens hoorde de rechtbank nog don
machinist M. v. Oorschot en den lading-
meester L. Pegel, waarna de reeds voor veer
tien dagen gehoorde getuige v. d. Hamer op
nieuw aan een verhoor werd onderworpen
Er Is geen ruzie met Tegelaar geweest
Getuige v. d. Hamer zegt niets toe te
voegen te hebben aan zijn vroegere verkla
ring. Van een kwestie met Tcgelaar is geen
sprake geweest, al wil geringe wel toegeven,
dat hij met Tegelaar gesuroken heeft.
De President: Waar ging dat gesprek over?
Getuige: Ja, dat weet ik niet. Het kan wel
over de politiek geweest zijn. In elk geval
ging het niet over deze zaak.
De President: Nu cnoe» u toch voorzichtig
zijn. Er zijn ntenschen die iets van dat ge
sprek gehoord hebben e.i dat gesprek had
plaats in de Kamperfoeliestraat.
Getuige verontwaardigd: Zegt men dat?
Het O .M.: Dat is comcdicpsel!
Getuige zegt dan dat hij met Tegelaar ge
sproken heeft over het brengen van geld aan
iemand.
Rechercheur Biesheuvel herinnert dezen
geluige er aan, dat hij toen bij hem in den
winkel v. Tegelaar aange'roffen heeft en mee
genomen, getuige gezegd heeft, dat als hij
alles verleide wat hij wist men hem dood
zou slaan.
Getuige weet daar niets van. Hij was toen
zoo verbouwereerd, dat als Biesheuvel hem
gevraagd had of hij de kist weggenomen had
hij misschien wel ja gezegd zou hebben.
Het is niet waar dat Tegelaar toen gezegd
heeft wat Biesheuvel heeft meegedeeld.
Het O. M. verzoekt ook zijn verklaring op
te teekenen, omdat er verdenking van mein
eed bestaat.
Jij hebt eem makkie, maar lk ga op
De getuige J. Canno heeft Tegelaar tot v.
d. Hamer hooren zeggen: Ik verd... het. Jij
hebt een makkie, maar ik ga er zelf
voor op.
Meineed?
De schoenmaker Tegelaar wordt dan op
nieuw gehoord. Hij blijft er bij dat hij niet
in de Kamperfoeliestraat is geweest en dat
hij ook niets gezegd heeft in den zin als hem
in den mono is gelegd.
Zijn verklaring wordt opgeschreven en hij
onderteckent die.
Op last van het O. M. wordt hij onder
verdenking van meineed weggeleid.
Requisitoir
Het O.M. vervolgens requisitoir nemend
zegt, dat hij, indien ooit, thans de overtui
ging heeft oat de juiste menschen op het
verdachtenbankje zitten. Tegen BI. zijn zoo
talrijke aanwijzingen en zooveel bezwarend
materiaal, dat ondanks zijn ontkenning hel
bewijs geleverd is. Deze man ontkent te veel
en dat is bezwarend voor hem.
De verdwijning van de kist heeft plaats
gehad tusschen half een en kwart voor één,
op het tijdstip dus dat BI. op het terrein
aanwezig was. Dat BI. in staat is de kist te
tillen blijkt wel hieruit, dat hij haar bij den
schoenmaker Tegelaar heeft gebracht Later
duikt de kist op ten huize van B. en BI. is
daar weer bij. Uit de getuigenverklaringen
valt af te leiden dat het aantal van BI. niet
onbelangrijk is. Spr. is er van overtuigd, dat
hij de man is, die den dief geholoen heeft
de kist uit den wagen te stelen. Toen de kist.
NIEUWE RADIO
<^ut*tpiotuicLe<^>etu
in prijzen vanaf f 89.—
Neemt Uw potlood. Vult curïositeitshalve eens de kolommen
in met „ja", of. „neen"Moeten veel vragen met „neen",
beantwoord worden? Dan is het hoog tijd, dat U een nieuwen
Philips hoort. Gaat naar Uw handelaar, en laat U een
Philips demonstreeren. U ruit dan ontdekken, welk een
veelomvattende hervorming op radio-gebied heeft plaats
gehad, zonder dat U iets van deze totale omwenteling besefte!
verder vervoerd moest worden was verd. er
bij en toen het geld verdeeld moest worden
was hij er weer. Volgens het O.M. is de dief
stal bewezen en spr. eischt twee jaren ge
vangenisstraf.
Pleidooi
Mr. C G Immink heeft ln zijn pleidooi
uiteengezet, dat het bewijs van den diefstal
niet is geleverd. Ten aanzien van de subsi
diair ten laste gelegde heling refereerde
pleiter zich aan het oordeel van de recht
bank. De president riep ten slotte verdachte
nog voor het hekje, maar verdachte bleef
er bij dat hij onschuldig is.
A v. d. E. voor het hekje
Tenslotte heeft de 34-jarige lijnwerker
A. v. d. E. terecht gestaan. Het O M acht
verdachte schuldig aan het geven van in
lichtingen en het geven van gelegenheid tot
het plegen van den diefstal Zijn aandeel
achtte het O. M. zeer ernstig en het eischte
tegen hem twee jaren gevangenistsrat
Uitvoerig pleidooi
In een zeer uitvooerie pleidooi heeft Mr.
H. A. Dambrink uit Utrecht betoogd, dat
noch de medeplichtigheid aan diefstal, noch
de diefstal, noch de holing bewezen is.
Pleiter concludeerde tot vrijspraak en vroeg
de onmiddellijke invrijheidsstelling.
Dit verzoek werd afgewezen.
Uitspraak 11 Februari.
Nieuwe leening Rotterdam
Uitgifte van 24.000.0004
obligaties tegen 100 pet
Op Donderdag 4 Februari a.s. zal de
inschrijving openstaan op 24.000.000
nom. 4 pet. obligation ten laste der
Gemeente Rotterdam tegen den koers
van 100 pet. Deze emissie wordt ver
zorgd door de Rotterdamsche Bankver-
eeniging, de Amsterdamsche Bank,
Ned. Handel Mij., Twentsche Bank, In
casso Bank, Lippman Rosenthal en Co.,
R. Mees en Zoonen en Pierson en Co.
Houders van de per 5 Maart 1937 af
losbaar gestelde, niet-uitgelote 4^ pet.
obligatiën der leeningen 1914, 1915,
1916, 1917 (le en 2e leening) en 1918
ten laste der Gemeente Rotterdam, in
totaal pro res to groot 23.566.000.
hebben recht van voorkeur. De leenlng
is aflosbaar in 40 gelijke jaarlijksche
termijnen, aanvangende ln 1937. De
storting op de toegewezen obligatiën
moet plaats vinden op Maandag 1
Maart 1937.
Het Onderling Crediet
Dividend (als v. j.)
Naar wij vernemen zal aan de op 26
Februari as. te houden Algemeene
Vergadering van Aandeelhouders der
N.V. Het Onderling Crediet, gevestigd
te Rotterdam, voorgesteld worden over
1936 een dividend van 4j^ pet. uit te
keeren (als v.j.).
De werklooze jongeren
Het aantal vermindert
Eenige maanden geleden zoo schrijft!
de. „Javabode" van 16 Jan. maakten wij
melding van plannen tot invoering van den:
burgerdienstplicht voor alle jongelieden in
Indié, die den leeftijd voor de militie nog
niet hadden bereikt.
Het zou werkplicht voor allen worden, ea
hiertoe zouden verschillende kampen wor
den ingericht
Nader vernemen wij, dat van plannen vaj*
zoo verre strekking is afgezien.
Alvorens men invoering van den werk
plicht zou overwegen, zal men eerst trach
ten, jongelui, die willen werken hiertoe de'
gelegenheid te bied"en in inrichtingen buiten
de groote steden.
Het ligt in de bedoeling, met een drietal
dezer inrichtingen in West, Midden en
Oost-Java te beginnen.
door C. THUNISSEN
Reeds met zijn geboorte ïn een even stille als sterke
vreugde aangevoeld, was zijn jeugd een belofte geworden.
Een vreugde, waaraan geen naam te geven was, en die in de
vredig en kalm voortvliedende kinderjaren in den wijdings-
stillen familiekring was blijven hangen als een transparante
sluier voor een welkom-wuivende toekomst.
Wim was zoo anders dan zijn oudere broertjes en zusjes
geweest. In zijn zwijgend kijken, dat zijn vragen verhulde -
den anderen zoo geheel vreemd had men een meer ver
standelijke dan geestelijke meerderheid vermoed. Een meer
derheid zoo ten troost als wel soms tot trots, doch in haar
ondoorzichtbaarheid bijwijlen pijnlijk van innerlijke aanraking.
Dat schiep dan diep in aller hart, schoon ongeweten van
elkander, een even schrijnend verdriet, dat het teveel aan
vreugd van allerlei verwachting met kracht weer naar beneden
drukte en den stijgenden weg vereffende tot 's levens lager
beganen grond. Schoon mensch-wijs-wonderlijk wel in veel
van zijn doening, was Wim toch overigens geen wonderkind.
Maar toch, er bleef toch altijd iets, tenslotte, dat een
andere dan gewone verwachting rechtvaardigde. Een ge
leerde of een kunstenaar was mèt hem geboren, doch lag nog
latent in de windselen van nog kind. En de volheid dier be
lofte zweefde als een schim boven de kim als de schemer
van den dageraad.
Doch in de schrijnende oogenblikken, dan zwichtte het
licht, en verduisterde aller beloften-luister. En in aller harten
tegelijk. De een zag het in den ander, maar voor elkander
wilden ze het niet weten. Zij zagen wel den anderen, maar
niet hun eigen verzwijgend kijken. En angstige vragen plaag
den dan hun mul bedroefd gemoed.
„Als het maar nietplaagde Hetty haarzelve. „Het
lijkt wel„Wie van onsMaar nooit werd één
zoo'n zin geheel voltooid. En voor het „wie van ons" moest
elke vergelijking de vlag strijken.
„Ik ben soms zoo bang, dat het geen blijvertje zal zijn
Dat Wim nooitIk zie den „grooten broer" Wim nog
nie*Het wil niet van me af, dat het bij „broertje" zal
blijven".
En Dolf kon zich soms aan deze doffe, sombere gedach
ten maar niet ontworstelen.
„Je hebt van die kinderen, zóó buitengewoon, zóó óver
dreven wijs, goed, en weet ik wat niet alpeinsde Bep,
„en die later, laterik hoop maar dat Onze Lieve Heere
geeft van niet
En Bep eindigde met de onuitsprekelijke verzuchtingen,
welke aan elk vroom gemoed lucht geven.
Inmiddels groeide Wim tegen de verdrukking en tegen
aller verzuchtingen in. Verdrukking en verzuchting, welke
hem schijnbaar heelemaal niet schenen aan te gaan. Zijn
blauwe kijkers keken schouwend naar de rommelende
stormen in de oogen van zijn vader, en zagen hoe de olie
der jeugd de woeste baren vermocht te bedaren in die van
zijn broertjes en zusjes. Maar vredig en begrepen gingen
zijn blikken steeds naar moeder heen. Want moeder werd
gedragen door een willige aanvaarding van alles wat haar
jongste maar te wachten stond. Zij wist, hoe weinig
peinzens-bewust, één blijden stond sterker dan een bangen
tijd van leed.
Wims schooljaren vergaarden vroolijkheid van zacht
■tintelende schittering. Hij liet de wijzen prijzen, en de
dwazen zich verbazen; verwijlde in de milde stilte, die hem
beschaduwde voor het felle schijnsel van de lof, welke heel
zijn hemel stoffeerde.
De keus liet zich gemakkelijk maken. Wim ging naar
't Gym. De voorzegging was als opgelegd. En wachtte het
al maar af, naar wat de Heere spreken zou. Was niet
Samuel, aldus doende, alzoo van den Heere gezegend?
Op het einde van het vierde jaar, lang vóór zijn overgang
naar de vijfde klas, werd Wim zijn roeping klaarder zicht
baar. Ongevraagd had hij zijn verlangen te kennen
gegeven. Een verlangen, wel is waar, vaker met den mond
uitgesproken, maar vager van omvatting binnen in hem, in
zijn hart. Maar nu had het vaster vorm aangenomen in zijn
één en eenig doel: Wim wilde dominee worden
Men liet wel na hem verder veel te vragen. Want Wim
wilde liever niet gevraagd zijn. Of het moest van moeder
wezen.
Doch tegen het eindexamen had vader hem dan wel
gevraagd. En zoo, schoon kort, maar duidelijk, dat geen
schijn van onzekerheid post kon vatten in Wims antwoord.
Daar was dan ook geen aarzeling geweest in geen zijner
woorden: „Hoofd en hart hebben zich in God verbonden,
vader. Leven en arbeid zijn voor den Heere."
Toen hadden vader en zoon elkander de hand gedrukt,
zwijgend. Een zwijgen, dat alles voor de toekomst omvatte.
Als een kostbare steen in een ring beschouwde men Wim
met bewondering in het huisgezin van Thyssema.
Boven waren zijn kamers gelaten zooals zij waren voor de
dagen dat hij overkwam. De boeken van het gymnasium
stonden op emeritaat, en genoten grootelijks van de rust, na
door Bep eerst flink afgestoft te zijn.
Op zijn kamers aan de Keizersgracht prijkten nu
Geesinks Gereformeerde Ethiek naast Calvijns Institutio,
tusschen verschillende Exegeses, Archeologieën e.a., om bij
beurten dienst te doen aan de vorming van den aanstaanden
candidaat in de theologie.
„Anders niet zoo'n rustige buurt," had Bep opgemerkt,
„niet om rustig te kunnen studeeren."
„Weet ik nog zoo precies niet,'' wierp Dolf tegen. „Kees
had z'n kamers aan de Heerengracht, en 'twas er als een
grafeen graf, zeg ik je."
„Hij heeft zich anders heel aardig ontpopt." viel Hetty
bij. „Dat student zijn, schijnt hem goed te hebben gedaan.'^
Met de eerste vacantie was dat nog niet zoo merkbaar
geweest, en was de hem toegekende bijnaam daar van „de
Grunninger". om zijn uiterlijke stroefheid, voor de volle
honderd procent geldig. Doch van lieverlede smolt de ijs
korst en dropen de droppelen in noordelijken humor rijkelijk
af. Mocht hij zich in het eerst, zooals dat bij hem thuis
heette „een beetje geregen" houden, allengs spatte een
enkele vonk van vroolijkheid van hem uit, om onder de
andere huisgenooten uit te laaien tot een vlam. Doofde
vader aanvankelijk zulk een brand, nadat hij reeds meerdere
malen was uitgebroken, liet vader het maar begaan. Een
bonbon-fuif van Bep. die wat van Wims leven in Amstern
dam had opgevangen, bracht dit vuurwerk voor goed aaij
den gang.
{(Wordt vervolgd)] j