Clkm
WERK
J2tt0dkundii
Ontspannings
Lectuur
Vari
ia
DINSDAG 19 JAUNARI 1937
t
De h'eer Jan H. Eekhout i
niet het sterkst; dat schrijf
Jan H. Eekhout
met' het oog op het opgenomen „werk",
maar om het zonderlinge zinnetje in een
woord vooraf.
,Jk geloof dat dit peil niet teleurstelt; ik
verzocht de medewerkers om serieus en ge
slaagd werk en meen, dat voor minstens
tachtig procent aan mijn verzoek voldaan
werd".
Die overige twintig procent heeft natuur
lijk ook gemeend, serieus en geslaagd werk
in te zenden; dat mag je toch van de heeren
en dames verwachten. Maar wie is ten allen
tijde de wijze en bedachtzame zelf-criticus?
Enfin, dit boek mag er wezen ook al=
boek. 't Heeft een formidabele omvang en
biet opdikkend papier geeft 't ook een
respectabele corpulentie.
„Men zal hier bijdragen aantreffen van
een aantal „ouderen", „jongeren" en „aller
jongsten". Wanneer men noode enkele
namen mist, dan ligt de oorzaak daarvan
niet bij mij".
Dus, zoo schreef mijn vriend Q. A. de
Ridder in „De Nederlander", heeft Eekhout
tevergeefs de ontbrekende auteurs om mede
werking verzocht Hij waagt het, daarbij
ook ondergeteekende. te noemen, als zou die
.wellicht ook geweigerd hebben.
Nog in de jubileumroes verkeerende, valt
het me gemakkelijk te moeten meedleelen,
niet gevraagd te zijn.
Maar hoe komt het, dat we Willem de
Mérode missen? En C Rijnsdorp? En P.
Korthuis? En G. SevensmaThemmen, die
vlak bij Eekhout woont? En Jo Kalmijn-
Spierenburg, die zoo pas deed verschijnen
een bundel verzen „Langs den weg", die er
m.L wezen mag, waarvoor ik tenminste
menig ander boekje verzen graag missen wil.
Waar bleef W. A. P. Smit? En de vader
van Bart je?
Jong-protestantsche letterkunde. Ik heb
eigenlijk een intuïtieve hekel aan dat slap-
lendige: protestantsch. Waarom niet, in on
derscheiding met die jongere R.-Katholieken,
gesproken van Protestantsch-Christelijke
literatuur? Dat „protestantsch" is rekbaar
als elastiek en even valsch als je het niet
goed vasthoudt bij 't uitrekken; de einden
vliegen je brutaal-pijnlijk in 't gezicht.1)
Maar daarmee is geen kwaad gezegd
van dit „Werk". Ik vind het met Eekhout'
goeddeels serieus en in z'n genre geslaagd.
Verrassen doet ons; de visie van J. K. van
Eerbeek op den Franschen, vroeg-gestorven
dichter Rimbaud, den vriend van Verlaine.
Een heel bijzondere kant van dien roman
schrijver krijgen we hier te zien: zijn sugge-
reerend aanduiden van psychisch heel duis
tere situaties., alleen verstaanbaar voor wie
van Rimbaud en diens verhouding tot Ver
laine iets afweet en van Rimbaud's gecom
pliceerd karakter.
Een heel opmerkelijk Vers is: De drie
kooien, door Muus Jacobse, waarin hij zijn
heel eigen kijk bezingt op het tragisch
levenseind van Jan van Leiden, den Weder-
dooper-koning van Munster. Dit lied duidt
symbolisch het geweldig gebeuren van die
«dagen; is het niet wat te lang-uitgesponnen?
't Getuigt wel van een sterk-inleven in die
verre tijden, deze zangerige ballade.
We zullen niet stuk voor stuk de bijdra
gen volgen; dat ware al te rapport-achtig.
Maar van een recensie verwacht je wel iets
positiefs, hetzij in pessi- of in optimistische
zin. Van de ouderen pakt me om eerlijk
te wezen de Passagier van H. de Bruin,
hoe serieus bedoeld 't minst Ben ik te
weinig ingesteld op dit soort proza? Ik wil
't later nog wel es probeeren met dit schets
je. Maar dat ik nog niet hopeloos ver
ouderd ben, bleek me gelukkig toen
ik wel genoot van de allerjongsten als D. de
Vries „Die in Adam sterven", en Sjoerd
Leiker „De verloren arbeider", al wil ik
toegeven, dat deze laatste, een Fries, wel
wat over-gevoelig is, op het sentimenteele
af. Henk de Bruin is ook een Fries. Ja, ik
zoek 't ook in „.ras en bloed", ondanks
N.S.B. et tutti quanti.
Maar nu heb je, geloof ik, tweeërlei Frie
zen, ook al naar de grond, waaruit ze stam
men. Er zijn er, die zich altoos maskeeren,
om niet al te gevoelig te doen of te schij
nen. Is zóó Henk de Bruin niet? Ben ik
mis. men zegge het mij. Zijn verzen vonJ
ik ook zoo strak, zoo beredeneerd-strak
soms. Jullie Friezen hebben altoos de vloed
planken bij de hand voor een mogelijke
overstrooming. Maar het moet ten slotte wel
„stroomen". Ên je kunt de vloedplanken
wel eens te gauw uit-zetten. Er zijn ook
Friezen, die mij verrassen: nog gevoeliger
dan een Hollander, zoo één van uit het
Zuiden. Maar die moeten dan ook voor
zichtig wezen, als Sjoerd Leiker b.v„
Het boek der jong-protestantsche
letterkunde,
onder redactie van Jan H. Eekhout.
Uitg. D.A.Daamen's Uitg.Mij. Den Haag
i Kees Klap is dichter en belletrist. Zijn
schets: „Doorbraak" is inderdaad als een
overstrooming. Hij is een Zeeuw, hij had
de vlocdplanken wel eens noodig gehad: het
overspoelt je hier allergeweldigst. Puber-
teits-angsten doorsidderen dit stuk; 't ont
wakend sexueele leven bedreigt met doods
angsten, doet ook dérailleeren in meer dan
één opzicht. De taal is hier overspannen;
open genoeg, wijl onbeheerscht. De even
wichtigheid brengt toch ten slotte 't hoogste
schoon; maar hier kun je dat hoogste nog
niet verwachten. Er komen brokstukken
rhetoriek in voor, ouderwetsche gezwollen
heid, b.v. het slot, die de onbeheerscht-
heid verraden als een „manco". De ver
zen van Klap lijden aan ditzelfde euvel:
hij remt niet, hij laat zich gaan. Maar
een kunstenaar moet .kunnen", koning
wezen over zijn gevoelens en gedachten.
Kees Klap is iemand, wiens talent bezig is
te rijpen in de branding. Vergete hij niet,
dat het de stilte ook broodnoodig heeft
Onder de ouderen, die proza geven, valt
in 't bijzonder op Rie van Rossum (wat be
hoor je tegenwoordig al gauw tot de oude
ren!) die te midden van zooveel tragische
verhalen, aan 't dansen is geslagen,
stuk proza, dat zoo echt geschreven werd
uit lust tot schrijven, tot de dansende
cadans van luchtig beeldend proza: ,Bal in
Wassenbeeldenspel". Als je in zo
museum aan het dansen slaat, gebeuren
ongelukken, maar dank zij het sprookjes
genie van Hans Christiaan Andersen, die 't
ballet dirigeert, loopt het, of beter: danst
het alles nog al mee. Vermakelijk vernuf
tig ook, zoo'n sprookjesachtige museum-
dans. Maar alleen voor den goeden ver
staander geheel te genieten
Mavr. Kuyper—Van Oordt stond zeker een
fragment af van haar nog te publiceeren
roman (Een martelaarskroon voor Joris
Praet), de boeiende „geschiedenis vai
Amieke". Dat is nog eens vertellen, niet
alleen om 't verhaal, dat de aandacht spant
om het gebeuren zelfv doch ook uit lust tol
het zóo vertellen, dat er niets te veel, niets
te weinig is gezegd. Het is af. En' wat niét
verteld is, hangt als een verzwegen en toch
aanvoelbare sfeer rondom de sober maar
raak beeldende zinnen: hier is wel een schrijf
ster „aan het woord", die ons op de heer
lijkheid van het „ambacht" jaloersch maakt,
Mevr. Kuyper-van Oordt
Psychologisch is 't ook van een bijzonder
hooge distinctie. En let vooral, lezer(es) op
de symbolische teekens, die hier op de ver-
haal-weg staan aangegeven. Zoo bijv. de
„chapelle ardente", het herinneringsteeken
van den dood voor het aardige Amieke.
Dat korte schetsje van Wilma ..Losge
maakt" is weer zuiver de sfeer van deze
sohrijfster: de overgave aan de dood, en ook
die aan het leven. Ook dit is proza van
bijzonder gehalte.
P. J. Risseeuw gaf een fragment uit een
spoedig van hem te verwachten roman:
Egbert Lemke, visscher van menschen.2) Dat
stuk staat midden in het leven van deze
tijd, 't kerkelijk leven ergens in een groote
stad. De hulpprediker Lemke gaat op huis
bezoek met een ouderling. Dit is nu niet
als bij de allerjongsten een stukje zelfont
leding; Risseeuw wil geven: de sociale
roman, waarin ook het kerkelijk leven zijn
belangrijke plaats blijkt in te nemen. Echt
Hollandsch is dit werk; nuchter, zakelijk,
zonder de experimenten van de nieuwe
zakelijkheid, die trouwens over 't algemeen
niet meevallen, wijl meer gewaagd dan ge
wonnen. Wij wachten met belangstelling de
roman. Van nabij weten we, dat er ook
sprake in is van wat ons religieuze leven
raakt: o.m. de Buohmann-beweging. 't Is ists
heel anders dan „Burgers in nood" al staat
het ook midden in de „nood des tijds".
Van de prozaïsten noemen we nog: H. M
van Randwijk met een boeiende schets: „De
Bruidegom komt" waarin sterke spanning
heerscht; het koninkrijk der hemelen in
botsing met dat der wereldsche aangelegen
heden: fél is hot accént, waarmee die bot
sing verbeeld werd.
En de verzamelaar Jan Eekhout geeft
als fragment uit zijn nieuwe roman: De
Grond Grijpt, een boerenroman uit het
Zuiden, Vlaamsch is de taal en Vlaamsch
de heele sfeer.
Essay's droegen bij: Dr. J. van Ham, K.
Heeroma en Roel Houwink; alle drie bewijs
van diepere bezinning Tiaar velerlei zijden.
Zoo heeft v. Ham het over het Christelijk
dichterschap, waar voor mij althans mi
Dpmerking nieuwe oriënteering beduidt,
waarop ik graag later nog even terugkomen
wil. Al discussieerende kan het ons lichter
worden in 't voor mij nog al duister gegeven.
Wat de poëzie aangaat, mij boeide liet
meest het werk van W. Hessels (Hendrik
Mulder) een neef van een andere® Hendrik
Mulder, die onder het pseudoniem Adel An-
ckersmit dochh ook als dichter onder eigen
ckersmit doch ook als dichter onder eigen
in Zuid-Afrika, is een geboren dichter ais
weinigen onder ons. Zijn neimwee naar Hol
land zingt in hem onweerstaanbaar en met
diep-weemoedige accenten.
G. Kamphuis en W. Hessels wisselen hier
dichtend een wederzijdsche groet: mooie
verzen werden het; bij Hessels vol verlangen
naar de „heimat". Van Kamphuis trof me
een luchtig liefdelied. Aan blijde liederen is
onze Christelijke lectuur arm. Een tijdsver
schijnsel?
Dirk Verrèl is me als dichter niet bekend;
dit eene vers zegt rne weinig of niets van
hem. Wel G. Achterberg en Ido Keekstra,
die beiden broze verzen schrijven, droomerig
en -een sfeer suggereerehd.
Jan H. de Groot beoefent het oude genre
van de volksballade niet onverdienstelijk;
hier bijv. Ballade der vierduizend Friezen
die in 1672 tot den lesten man standhielden
aan den Rijn. Hij gaf ook een sterk geladen
sonnet: Delila, vers van passie. Wij vinden
hier weinig of geen religieuse poëzie. Wat
dit betreft is dit boek niet representatief
voor een kring waarin we toch zulke poëzie
verwachten mogen.
Van Roel Houwink is het vers: „Die.Een
zame" als vers o.a. beter dan de beide a/nde
re, religieus gestemd. Eigenaardig dat Ba
rend de Goede's verzen uit dezelfde trieste
sfeer zijn als dat van Houwink, ,.De Een
zame". Maar dit laatste is in zijn saamge
drongenheid veel-zeggender navrant.
Bert Bakker's verzen staan ook in sterke
mineurtoon behalve 't lentelijke regen-vers.
Van de vele portretten niets dan goeds.
Werk een zakelijke nuchtere titel.
Hopen we dat de werkers gesterkt wordm
tot het werk in 1937; en de wensch gaat hier
bij, dat de „jong-protestantsche" creatieve
kracht kringen moge, steeds meer bewust,
om ,,'t één en eenig Middelpunt", getuigen ie
van een Schoonheid, die zich oriënteert aan
Christus.
A. WAPENAAR
2) Zoo even lees ik van Dr. Tazelaar in
het Calvin. Weekblad een dergelijke afwij
zing van dit woord in een critiek op „Spec
trum", een bundel poëzie.
De roman heeft die titel niet.
DE GRONDSLAGEN DER CONSTI
TUTIE VAN NEDERLANDSCH-
INDIË, door Dr. P. J. Platteel. N.V.
A. Oosthoeks Uitg. Mij., Utrecht.
Het proefschrift van Dr. P. J. Platteel,
waarvan we den titel hier afdrukten, is ver
schenen als nummer IX in de serie van
Utrechtsche bijdragen tot de geschiedenis,
het staatsrecht en de economie van Neder-
landsch-Indië. De serie bedoelt, volgens het
voorwoord van Dr. Platteel, om vooronder
zoekingen te bewerkstelligen, welke het mo
gelijk maken om de grootelijnen te zien
in de constitutioneele geschiedenis van het
Rijk in Azië.
Het lijkt ons Juist van Prof. Dr. C. Ger-
retson, om in de door zijn leerlingen te be
handelen onderwerpen een algemeene ge
dachte te doen heerschen. Het euvel van
wetenschappelijke studies, nl. dat ze veelal
tot stukwerk gedoemd zijn en als zoodanig
gewaardeerd dienen te worden, kan op
deze wijze gereduceerd worden. Op gelijke
wijze is geruimen tijd geleden aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam een aantal ju
risten op een min of meer aaneensluitende
reeks strafrechtelijke onderwerpen gepro
moveerd.
dissertatie van Dr. Platteel getuigt
van behoorlijke studie. Van het Regeerings
reglement worden een drietal wortels, de
Fransche, de Engelsche en de Nederland-
sche, achtereenvolgens behandeld. Daarna
wordt stilgestaan bij de formuleering zelf.
Prof. Gerretson houdt van argumentatie.
We hebben het kort geleden gezien bij de
beide omvangrijke deelen, waarin hij de
documenten inzake de „Muiterij en Scheu
ring" van 1830 publiceerde, zelfs nog voor
het boek over dit onderwerp zelf verscheen.
en goed leerling voegt Dr. Platteel een
honderd bladzijden aan bijlagen bij het
Droefschrift. Deze bijlagen nu lijken ons,
door de wijze, waarop ze zijn ingevoegd,
wel wat moeilijk op te slaan. Maar zulks
kan niet van invloed zijn op den lof voor
de verzameling zelf. Ze doet het proefschrift
„De Philosophic van Occam in
zijn Commentaar op de Sententiën"
door Dr. S. U. Zuidema:, Uitg.
Schipper t© Hilversum.
In den herfst van het vorig jaar is Drs. S.
U. Zuidema aan de Vrije Universiteit te Am
sterdam gepromoveerd tot Doctor in de let
teren en wijsbegeerte met een proefschrift,
dat handelt over de philosophic van Occam,
met name zooals deze is neergelegd in diens
commentaar op de Sententiën. Dissertatie
en openbare verdediging waren van dien
aard, dat aan den jongen Doctor het praedi-
caat „cum lande" werd toegekend.
Een dagblad is voor strikt-wijsgeerige be
schouwingen nu niet dadelijk de meest ge
schikte plaats, maar toch meenen we op .ie
uitvoerige en, met de bewijsplaatsen, tot een
tweetal imposante doelen uitgegroeide studie
van Dr. Zuidema de aandacht te mogen
vestigen, omdat zij een van de eerste pogin
gen is om in een proefschrift een onderwerp
te bezien vanuit de wijsbegeerte, die terecht
bekendheid verwerft onder den naam van
„wijsbegeerte der wets idee". Deze wijsbe
geerte leert n.l., uitgaande van de souverei-
niteit Gods over den kosmos, dat deze kos
mos onderworpen is aan de wet als schei
ding tusschen God en kosmos en dat deze wet
nader gepositiveerd dient te worden, al naar
gelang van het levensverband, waarin het
schepsel leeft
Het komt ons wenschelijk voor om in
plaats van een gespecificeerde bespreking
een korte, helaas eenigszins verlate, aankon
diging van 't werk te geven, doch we willen
niet nalaten met nam° te wijzen op de za
kelijke oriënteering in het eerste hoofdstuk,
omdat hierin een duidelijk schema aan de
hand wordt gedaan, waarmee de wijsbegeer
te van Occam aan een nader onderzoek on
derworpen wordt
Vervolgens wordt stilgestaan bij „de cau-
satie, bij den wil en zijn inhoud" bij „het
intellect en zijn inhoud", bij „het beneden-
intellectieve", en bij „God en Zijn werk".
DE RUSTELOOZE AARDE door R
Gheyselinck Amsterdam, Schel-
tema en Holkema
Wanneer wij ons zetten om over dit bui
tengewoon fraai boekdeel een beoor
deeling te schrijven voor onze lezers dan
gevoelen we ons op een terrein aangeland,
dat vol voetangels en klemmen kan liggen.
De bedoeling van de schrijver is voor het
ontwikkeld publiek een geschiedenis te ge
ven om onze planeet, die in haar groei ên
ontwikkeling en haar voortdurende vormver
anderingen de planten en dierenwereld be-
heerscht. De geschiedenis der aarde en daar
mede een verklaring van dat velen nog raad
selachtig vinden in de geologie.
Daarbij komt de schrijver wel eens in con
flict met wat door vele door de meeste bijbel
geloovigen aangenomen wordt. Wij willen
hier niet over strijden. Gelooven staat hier
tegenover gelooven. Want men moet niet
vergeten, dat ook zij die niet gelooven
verhaal van de Bijbel, omdat bet voor hen
niet verklaarbaar is, toch zelf ook weer van
allerlei veronderstellingen uitgaan. Veronder
stellingen, waarin ze gelooven. En die in de
loop der jaren al heel vaak bleken niet juist
te zijn en voor andere veronderstellingen
plaats moesten ruimen.
Op menige bladzijde zal hij, die vasthoudt
aan de bijbel als Gods Woord, dat altijd
stand heeft gehouden, beweringen lezen, die
hij niet tot de zijne kan maken.
Maar toch zal dit boek door hem, die van
geologie houdt en naar oplossingen vraagt
van veel, dat hem onverklaarbaar voor
komt, met belangstelling ter hand genomen
i gelezen worden.
De groote wetten worden behandeld,
lijn die er ligt in het in de loop der
gebeurde op deze aard<e. Waarom men op be-
le plaatsen bepaalde ertsen vindt, waar
óm het brongebied der aardoliën weer elders
moet liggen. Hoe de loop der verweeringen
zal geweest zijn althans volgens de veron
derstellingen van den schrijver en velen met
hem. Rusteloos is de aarde in haar verande
ringen. Hier het langzaam uitslijpen van rot
sen door rivieren en zeeën, daar het plotse
ling geheel veranderen door aard- of zee
bevingen, door vulkanen en door stormen,
door watervloeden en zonnebrand. De aarde,
die in haar rusteloosheid ons steeds weer
plaatst voor de grootheid van Hem die de
aarde het aanzijn gaf en de natuurkrachten
te voorschijn riep. Zelfs al wijst de schrijver
daar nooit op, toch zal hij, die dit gelooft
bij het lezen telkens daaraan denken.
Trouwens het „gelooven" speelt bij den
schrijver ook een voorname rol, zooals we
reeds opmerkten. En zelf erkent hij als hij
ver het Leven heeft, dat bij de beangsti-
gend-groote vraag voor het onbekende eerste
levensbegin, er geen enkel tastbaar feit is,
„dat eenige richting kan geven bij de oplos
sing van het raadsel; geen enkel gegeven
waarop het wetenschappelijk onderzoek kan
steunen. Hier moet zelfs de onwilligste geest,
„aanvaarden" en heerscht alleen de rust van
het Geloof". Maar wij gelooven iets anders
dan de schrijver van dit boek. Toch weet hij
ons met meesterlijke pen te schetsen hoe
het in de morgenstond der schepping kan
zijn toegegaan. Hoe de rusteloosheid der aar
de zich uitte. En men komt onder de indruk
van het groote gebeuren, dat heeft plaats
gevonden.
Buitengewoon mooie natuuropnamen uit
geheel de wereld alle afgedrukt op kunst
drukpapier verduidelijken die tekst en ma
ken dit boek tot een prachtwerk.
ZIJ WACHTEN. Agni van der
Torre. Baarn, Bosch en Keuning.
Agni van der Torre heeft het lezend pu
bliek verrast met een nieuwe Vlaamsche
roman. Het Vlaamsche milieu kent zij door
en door, en hot ook in 1936 van haar hand
verschenen werk „Mientje" vond in de lite
raire kringen van het Nederlandsch spre-
SLOEBERKE SLOB door W. Laats-
ma 3e druk den Haag, J. N.
Voorhoeve.
Van dit boek versoheen in zéér korte
tijd de derde druk. Wij gaven reeds een uit
voerige bespreking ervan en blijven bij ons
oordeel: een ongemeen mooi boek.
Agni van der Torre
kende deel van België een buitengewoon
gunstig onthaal, getuige de besprekingen
door vooraanstaande personen in litteraire
en andere bladen.
Toch is er een verschil tusschen de bei
de genoemde boeken, „Mientje" is uit het
Hollandsche polderland en „Zij wachten"
geeft het Zuid-Nederlandsche milieu weer.
We hebben ook dit boek met zeer veel
genoegen gelezen. Wat vooral treft is
fijne psychologische ontleding. De verschil
lende personages staan daardoor als indivi
dualiteiten naast elkaar. Dat is natuurlijk
een eerste eisoh voor iemand die een roman
schrijft, maar aan deze eisch van de eerste
rang wordt helaas niet altijd voldaan.
De korte inhoud is aldus: Levine is de
dochter van de dorpsdokter van Rodegem.
Haar moeder sterft op jeugdige leeftijd
doordat zij in een wak rijdt. De vader blijft
vereenzaamd achter als later zijn dochter
te Gent gaat studeeren. Maar de dochter
keert terug en laat haar idealen varen om
dat zij in het Rodegemsche doktershuis een
taak ziet. De vader sterft aan een hart
ziekte omdat hij tot het laatste toe z'n plicht
heeft vervuld. Maar daarvoor hebben we
de belofte gekregen van het nieuwe dokters
gezin, dat gevormd zal moeten worden door
een huwelijk tusschen Levine en de jong©
„concurrent" van haar vader.
Het boek eindigt dus met een belofte
voor het opbloeien van het nieuwe geluk
op de puinhoopen van het oude. Dat leken
me de hoofdgedachten uit Agni van
Torre's werk: vervullen van de taak die
voor de hand ligt en een belofte voor de
toekomst. Is dat eigenlijk niet wat de
menschheid noodig heeft?
De karakterteekening is, al9 reeds
zegd, uitstekend. De ietwat droomerige va
der, die zijn kind blijkbaar niet ten voll©
begrijpt, maar die haar geen stroobreed in
de weg legt; Levineke eerst in het dorp en
daarna in de academiestad, en ten slotte
weer thuis. Vooral het Gentsche milieu is
treffend juist geschetst. De schrijfster kent
het uit de eigen ervaring van een aantal
studiejaren. Ook al de karakters om Le
vineke heen, vooral die van de dorpsjeugd,
zijn goed geteekend, elk met z'n eigen
cachet.
DE POLDERJONGENSDOMINé
door J. K. Lofvers Amsterdam
Uitgeversmaatschappij Holland.
Door Ds. Lofvers, die langen tijd door
bracht onder de werkers van het grootsche
werk, waar Nederland met recht trotsch op
kan zijn, het aanleggen van de afsluitdijk
waardoor de Zuiderzee, geen zee meer bleef,
doch een meer, het IJsselmeer is geworden
is een roman geschreven, waartoe dit werlc
hem stof bood.
Interessante stof was dat, want het volk
dat daar werkte was een zeer heterogene
groep of beter gezegd het waren heterogene
groepen.
Op verschillende punten zetten ze zich neer
de polderjongens of zij, die polderjongens
werden. Deze laatsten vooral hadden zich
los makend uit hun oud millieu, zich met
een forsch gebaar vaak ook losgemaakt van
tot dusverre in eere gehouden burgerlijke of
Godsdienstige gewoonten en gebruiken en
voelden zioh niet meer tegen gehouden door
traditie en dorpszeden. Wat bij velen vorm
was werd afgerukt en velen sloegen over tot
het tegenovergestelde van wat men vroeger
van ze gewoon was.
Ze voelden zich vrij, deden naast hun da-
gelijksche arbeid wat ze wilden en l
maling aan wat volgens de gewoneJ
ting .niet te pas kwam".
Onder zulke menschen moet de
jongensdominé" Cas Ruineman werfcr
natuurlijk komt hij voor vele moeilijk
Verschillende typen worden ons in <17,
meesterlijk geteekend door Ds. Lofve*
Maar toch kan het boek ons niet b?e
Al is de schrijver zelf van nabij met]
door en door vertrouwd, dat geeft nc(
waarborg, dat in het boek nu ook df
teressanle stof boeiend verteld wordt.
Hot tegendeel is eerder het geval,
Maar er is te weinig boeiende handelf
cn te veel geredeneer, te veel beschij
Er is meermalen oen banaliteit, dit
met de stof te maken heeft, Neem maa
(wij slaan het boek nog maar eens zoc q
bladeren even), dat alledaagsche, da
vlocrsche verhaal als de polderjong®
miné op een avond de Zoutkeet te ï'a
blik wil binnengaan en dan in botsinjv
met de stevige vrouw Martens. Wa^
praat is daar de gewild-gewone aanloq
een geestelijk discours. En dat discoui
vrij onwaarschijnlijk. Zoo praten de
jongens niet. Hoe is het mogelijk vraaL
dat een redevoering als Cas daar hou]
^verwonderlijke aandacht" wordt ai
hoord. En al was dit nu eens zoo, danP«
niet doenlijk om deze en meer breedte
gesprekken te lezen. p
Dat ze er in voorkomen is jammer,
er zijn ook gedeelten die heel mooi br
ven zijn en prettig lezen. Maar we vPc
dat vele lezers en lezeressen zich zulleuc
afschrikken door bedoelde bladzijden,]
het doorbladeren al opvallen en doeV
gen: neen 't lijkt me toch niet, wat je it
Kien moet zich wel niet door zulk opp»
kig inzien laten leiden, doch de p:d
leert anders. En bovendien, al laat me»i<
niet door zoo'n vluchtige oppervlaken,
druk beinvloeden, dan zal men toch aik
dig tot de overtuiging komen, dat hek
vlot verhaal is. Het doel een blik te al
op het moeilijk maar ook zegenrijke
van den dominé onder de polderjols:
wordt zoo niet bereikt. t
Ook komen er zoo we reeds opnao
heel mooie en goed beschreven epei
voor in dit lijvig, te lijvig boek. rs
De teekeningen zijn meestal heel goefv
Looy weet in den regel met enkele id
heel wat te zeggen.
„Met Tom Welders op aw1
door G Th. Jonge jan de®;
Uitg. N.V. Gebr. Zomer en>"
nings Uitg. Mij., Wageningefl
Vele van onze jongens en meisjes!®
Tom Welders reeds kennen uit het v\
dat C. Th. Jongejan de Groot schreef'1"1
Radio-gids van de N.C.R.V. en vele P'
evenzoo. Daarom behoeven we over hejei
dat thans bij Gebr. Zomer en KeunW.
scheen, weinig te zeggen. Het is eer
en spannend verhaal dat iedere jonAg,
elk meisje met plezier zal lezen. NaaK,
smaak rollen Tom Welders en z'n vx
in dit boek wat te veel van het eene||]
tuur in het andere, komt alles él te
Maar dit bezwaar zullen de jeugdig|n
lezers niet zoo zeep bemerkt
fei
DE MOTOR- EN RIJWIB"
MET UITVOERINGSVOORSCP0
TEN IN TEKST EN MET?.1
LICHTING, door W. H. Schlf,1
Uitg- A. W. Sijthoffs Uitgever^1
schappij N.V., Leiden.
In dit boek zijn bijeen gebracht eei"
tal gegevens, betreffende de Motor- d,l<
wielwet. De diepgaande technische Pn.
deling van het onderwerp maakt h^.
voerig geschrift vooral van belang var'
die, zooals ondernemers en politie, dii^3
goede regeling van het verkeer
zijn. Als zoodanig heeft de Amste:
sche commissaris van poiitie het oor"
getwijfeld bedoeld. Meermalen verdu^1
ken teekeningen den tekst, n
MODERNE VLIEGTUIGEN, 1
C. van Steenderen Jr. Uitg.11'
Meulenhoff, Amsterdam. i
Het aantal vliegtuigmodellen neemt Ai
woordig bijna met den dag toe. Nau*»er
is een nieuw model gelanceerd door lm
briek, of een andere komt al weer me
nog nieuwer, nog sneller en nog beter sch
Dat geldt op het gebied van verkeeren
tuigen, maar in zeer sterke mate welcs
xan militaire- en sportvliegtuigen. I
Velen, die belangstellen in de ontt
ling van de luchtvaart, kunnen het er
niet meer bijhouden. Voor hen is er n ]0
aardig boek verschenen, waarvan mei
en uitgever hierboven vermeld vindt
Steenderen's boek geeft een overzicht ter
voornaamste thans in gebruik zijnde ae
tuigtypen. Een zeer groot aantal vliegtdc
wordt aan de hand van een afbeeldii
sproken. Men vindt gegevens omtre
snelheid, de constructie van het vl»u'
en van de motor, kortom, van alles w&bc
in een beknopte beschrijving mag ver
ten.
Eenige maatsohetsen ten gerieve
modelbouwers alsmede een lijst va^
meest voorkomende termen in de vli^g
completeeren tenslotte het boek.
De afbeeldingen zijn naar onze smaalg
vaag, hoewel toch het heele boek op
drukpapier gedrukt is. |§p
ArheidWs aan 't werk in onzen nieuwen po'