Onder open Hemel Hoe een Prinsesje trouwde Lorre <3" Overgave rs-Sf Het Bruidspaar Daarom mochten maar een paar honderd men sen het weten waar en wanneer 't trouwfeest was; anders werd het veel te druk voor dat kleine Bruidspaartje. Maar de mensen, die 't feest gezien hebben, zeiden: ,,'t Is net echt!" Jullie zult wel begrijpen, dat wat we hier ver tellen door de kinderen van een kleuterschool is gespeeld. En nu moet je eens horen hoe die kleuters de grote mensen in hun spel nagedaan hebben. Eerst kwam er een krantenman, die riep dat Prinses Juliana verloofd was. Iedereen ging een krant kopen en oranje halen, en toen ze OM NA TE TEKENEN TE KLEUREN Jullie hebt natuurlijk de laatste weken allemaal Oranje gedragen; de meisjes mooie strikken in 't haar, de jongens een prachtige oranjesjerp om of een insigne op met de portretten van Prinses Juliana en Prins Bernhard. Alle kinderen zijn vol geweest over 't feest, en als je al een beetje lezen kunt heb je zeker wei gezien, dat in iedere stad en in elk dorp de mensen bezig waren om versieringen en ver lichtingen aan te brengen. Jullie zult misschien wel een optocht met elkaar hebben gehouden, met trommels voorop en alle maal een röod-wit-blauwe of oranjevlag bij je? Natuurlijk heb je ook versjes geleerd voor onze Prinses en Prins en die uit volle borst gezon gen. Er waren kinderen, die zolang Oranje feest bleven spelen, dat vader of moeder er 'n eind aan" moest maken, omdat het bedtijd werd. leren is? Heel veel mensen liepen langs het Prinsesje en haar Prins, boertjes en boerinne tjes, oude opoe's en opa's, Indische vrouwtjes in hun kleurige kleedjes. Zoveel vaandels zag je, ik kan ze niet eens allemaal opnoemen. Ook nog een vaandel waarop stond „Hermandad"* Wie zouden daar achter gelopen hebben? Maar toen de kleine Prinses en Prins getrouwd waren en al die kleine mensen uit die grote mensenkleren stapten en hun eigen kleertjes weer aandeden, wat zag je toen? Allemaal kin deren van een kleuterschool. Wat vonden ze dat jammer, want toen was het spel uit. Zoals van het échte Bruidspaar foto's zijn ge- Hef Bruidspaar met de bruidsmeisjes nomen, zo moesten ook van de kleine Juliana en Bernhard kiekjes gemaakt worden. Je ziet ze nu hier in het Kleuterkrantje voor je. Staan ze er niet deftig op? Lorre lorre Koppie-krauw Zit cn pronkt trots als een pauw In zijn kooitje op zijn stok Met zijn bontgekleurde rok Van rood en geel en blauw. Lorre lorre lang niet dom, Duikelt met z'n snavel krom Hannig om zijn stokje heen; Trippelt dan weer teen voor teen Zijn hele kooitje om. Koppie-krauw is van mijn moe. Als ik hem iets prettigs doe, Roept hij: „Beste beste vrouwl" Is hij boos, dan krijst hij rauw Mij: „Dikkop dikkop" toe. Lorre lorre papegaai, Schelden, dat klinkt lang niet fraai, Schelden of je dat niet weet Past niet bij oen verenkleed Zo kleurig en zo fraai. We willen hier iets vertellen van een Prinsesje en Prinsje, die ook getrouwd zijn en met grote vreugde en een allerleukst spel zijn ingehaald. Wie van jullie weet, in welke stad Prinses Juliana en Prins Bernhard getrouwd zijn? Nu roep je natuurlijk allemaal: „In Den Haag!" Maar het trouwfeest, dat wij gezien hebben, was niet in Den Haag. Kijk eerst maar eens goed naar de twee foto's. Daar staan de Prins en de Prinses! Leuk hél Vooral ook het plaatje met die aardige bruids meisjes. Die Prins en Prinses zijn nog maar5 jaar. gehoord hadden, dat er in Den Haag zo'n feesf was en alle mensen naar die stad gingen, deden ze net eender. Ze liepen allemaal naar de trein, hadden tassen met brood en snoep en stoeltjes bij zich. Bij elke plaats waar de trein halt hield, riep een conducteurtje met een rode pet: in stappen en uitstappen! Toen ze in Den Haag waren aangekomen, lie pen ze op een drafje de stad in. Maar de poli tie zorgde er voor, dat ze achter de touwen bleven, want het Bruidspaartje moest natuur lijk over een keurige weg rijden. En als je wilde duwen om gauw een mooi plaatsje te hebben, dan riepen ze: Niet dringen! En één agent reed met zijn motor gewoon ov_r je tenen, als je niet precies op 't randje bleef staan. Toen het Bruidspaar in de Gouden Koets (dat was 'n bokkenwagen) aan kwam rijden, juich ten alle mensen. Er was ook een zangkoor, het aubadekoor, en dat ging mooi voor het Bruids paar zingen. En défileren dat ze deden! Weet je wat défi- 36 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voor waar zeg Ik uliedcn; van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en neder dalende op den Zoon des menschcru Johannes 1 52. De aartsvader Jakob heeft in het droomgezicht van Bethel den hemel geopend gezien. Een laadcr was gesteld op de aarde, welker opperste aan don hemel raakte; de engelen Gods klommen daarbij op en neder, en de Heere stond op dezelve, hem belovende het land, waar hij te slapen iag, hem tot een erfdeel te zullen geven, de Heere zou met hem zijn in de jaren van ballingschap, die hij tegemoet ging, en hem veilig wederbrengen in iict land der belofte. Oogenschijnlijk mocht hij al een eenzame zijn tijdens den harden Labans-dienst, in werkelijkheid was do Heere bij hem en met hem, om door den dienst zijner engelen over hem te waken. Dit droomgezicht moest hem op reis cn in 't land zijner vreemdelingschap bemoedigen, hij wist nu. dat hij onder open hemel wandelde, arbeidde cn zwoegde, en het oog des Hoeren ie allen tijde in goedgunstigheid op hem was. Jezus zinspeelt klaarblijkelijk op dit droomgezicht aan het einde van zijn onderhoud met Nathanaël. Deze had Hom als den Zone Gods en den Koning Israels beleden, omdat er Goddelijke alwetendheid gesproken had uit zijn bekendheid met Nathanaël's verborgen leven onder den vijgeboom. Zooiets be hoorde tot de „groote dingen", die boven het menschelijk kunnen uitgaan. En in antwoord op Nathanaël's belijdenis zegt Jezus hom toe, dat hij „grootere dingen" zal zien, dan dit bewijs vaa Goddelijke alwetendheid. In terugslag op Jakob's droom, beschrijft Hij in 't kort zijn gehecle God delijke verlossingwerk: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des menschen." Wanneer gij dit leest, denkt gij onwillekeurig 't eerst aan enkele groote momenten in den tijd van Jezus' omwandeling op aarde. Een open hemel, ja, die is gezien, toen Hij in de Jordaanwateren afdaalde om zich door Johannes te laten doopcu cn daarmede alle gerechtigheid te vervullen: do hemelen werden Hem geopend en de Geest daalde gelijk een duive op Hem neer. Een open hemel werd ook gezien op den berg der verheerlijking en op den Olijfberg, vanwaar Hij zelf ten hemel voer. En wat de opklimmende cn nederdalende engelen betreft, herinnert gij u terstond de episo den, waarin zij verschenen en verdwenen om Hem als zijn knechten te dienen. Reeds aan het eind van de verzoeking in de woestijn, wanneer do satan voor een tijd van Hem geweken is, zien wij ze toesnellen om Hem te verkwikken. In Geth- semané flitst er één neer om Hem te versterken. In den hof der opstanding wordt door één hunnen de steen van de deur des grafs afgewenteld. Op den berg der hemelvaart verschijnen er twee in de gedaante van mannen. Deze enkele momenten bewijzen, dat er inderdaad steeds logioenen enge len achter het hemélgordijn gereed stonden, om Hem op den eersten wenk te dienen. 't Zijn altegader hoogtepunten In Jezus' bediening. Maar wij mogen toch niet alléén aan deze grooto momenten denken, waarop de engelen zichtbaar; werden. De Heiland zegt: van nu aan zult gij den 'hemel zien geopend, en de engelen Gods opklim mende en nederdalende op den Zoon des men schen. In het „van nu aan" ligt do gedachte, dat de discipelen deze wondere dingen zullen zien van Jezus' eerste openbaar optreden aan en dan voort durend tot aan het einde toe, er is sprake van iets, dat doorloopend is en geen oogenblik op houdt, zoodat het ook voor ons geldt, ofschoon wij met het lichamelijke oog noch een open hemel noch engelen zien. Wat wil Jezus u daarmede zeggen? Niets anders dau deze waarheid, dat Hij in eigen persoon de ware Jakobsladder is. De droom van den aartsvader is in Hem werkelijkheid geworden, daar Hij het door de zonde verbroken verband tusschcn hemel en aarde, God en mensch hersteld hooft Sinds den zondeval is God voor de ver doolde menschheid de Ongenaakbare geworden, cn de hemel een oord, dat niet te bereiken is. Dank zij Jezus' Middelaarswerk, waarin Hij steeds, soms zichtbaar, maar meestal onzichtbaar door zijn engelen gediend werd, is de Ongenaakbare voor een schuldig menschenkind weder genaak baar, geworden, maar dan toch alleen door 't ge loof in Christus, die do weg, de waarheid en het leven is. Wie gelooft, wandelt onder open nemel! Dit is een onschatbaar voorrecht. Daar zijn er zoovelen. die dezen zegen niet kennen, en voor wie de wereld der onzienlijke dingen een vol strekte verborgenheid is. Velen hunner maken zich zeiven diets, dat zij heelemaal niet bestaat, omdat zij er totaal van vervreemd zijn en alleen rekening houden met wat zij met de vingertoppen kunnen betasten en met het lichamelijk oog kun nen bekijken. Zij missen het geloof, waardoor de onzienlijke dingen volle werkelijkheid worden. En daardoor missen zij tevens de ervaring van do krachten der toekomende eeuw, de verlichting, die van Boven is, en waarbij men de dingen eerst recht ziet. zooals zij in waarheid zijn. Zij leiden eon leven zonder eeuwigheidskracht en zonder eouwigheidstroost, het aardsche is hun het één en hl, en wanneer het hun ontglipt in het doods- Al voert Gij mij langs duistre wegen, versta ik niet, wat Gij mij doet, ik weet, Uw doen is louter zegen, al wat Uw hand mij brengt, is goed. Al gaat Uw weg door diepe dalen, door donkerheden van den dood: hij eindigt in de hemelzalen; hij eindigt in hot morgenrood. Ddér in Uw licht, wordt alles klaarheid wat hier op aarde donker scheen; 't blijkt al aanbiddelijke waarheid, wat onverklaarbaar hier beneen. Neen, God verlaat de Zijnen nimmer; Zijn woord en trouw houdt Hij gewis! Zijn liefde draagt en leidt hen immer, tot alles licht en blijdschap is. E. B. COUVEE. uur, staan zij ledig en berooid vóór de poort der eeuwigheidl De edelsten onder hen zoeken nog wel eens naar de gemenschap Gods in 't vage besel. dat er bij al het wisselende toch iets blijvends en eeuwigs moet zijn. 't Is meestal een zoeken buiten Chr.stus om. Althans erkennen zij Hem niet in zijn Mid delaarswerk als de éénige weg naar Gods gemeen schap. En als zij dan toch omhoog trachten te streven, ervaren zij pijnlijk, dat er een koperen gewelf tusschen hen en den levenden Gort is, waartegen zij de vleugelen des geestes stukslaan, zooriat zij dan toch weder in- 't stoffelijke neer ploffen. Ach, dat zij het wisten! Er js slechts één plek op de gansche aarde, waarboven de hemel gescheurd en een open hemel geworden is: boven het hoofd van den Christus, die in zijn strijden en lijden, iii zijn sterven voor de zonde, in zijn heerlijke op standing en hemelvaart het koperen gewelf door gebroken en den weg naar Gods vaderlijke ge meenschap gebaand heeft. Allen, die Hem door 't geloof ingeplant zijn, staan met Hem onder open hemel. Dóór bevinden zij zich aan den voet der ladder, die opwaarts gaat tot in de diepte der eeuwigheid. Dadr zijn de engelen steeds bezig .net opklimmen en nederdalen: zij klimmen op om ie zuchten en klachten, de gebeden, smeekingen ju dankzeggingen der geloovigen naar Boven te dra gen. En zij dalen neder om Gods antwoorden, vertroostingen en bemoedigingen naar beneden ta brengen. Het is een zalig leven om onder open hemel 'e wandelen en te weten, dat om Christus wil ook voor de geloovigen het Psalmwoord waarheid is: „Des Hceren Engel schaart Een on zerwinbro homelwacht Rondom hem, die Gods wil betruentj Dus is hij wel bewaard!" Rampzalig is het voor ieder, die eenig besef van de dingen des Goesus heeft, indien de mensch in den waan verkeert, dat God en de hemel te hoog zijn om zich over onze roodgeschreide oogen te bekommeren, of zich met onze nietigheden in te laten. Maar zalig is het ta weten, dat er een duurzame samenhang Is tus schen hemel en aarde, een verband, dat gevormd wordt door een keten van levende engelen, elkan der opvolgende als even zoovele schalmen van één keten, engelen, die uitgezonden worden als uit voerders van Gods wil ten dienste dergenen, die de zaligheid zullen beërven. Hot is een ongedachte cn onverdiende verrijking en verheerlijking van ons aardsche leven, indien wij er van dag tot dag bij onder open hemel mogen staan, omdat Christus ons deze genade verworven heeft Het leven brengt ons veel goeds, wij ver geten het te vaak, terwijl het kwade ons veel gemakkelijker bijblijft Maar het brengt ons toch ook veel zorg, moeite en verdriet naar het oude woord; „Heeft niet de mensch een strijd op aarde? en zijn zijne dagen niet als de dagen des dagloo- ners?" De één heeft het zwaarder don de ander. Maar allen hebben hun "ast te dragen en op Gods tijd langs steile paden te gaan. Wat is het dan een zegen den geloofsblik naar Boven te mogen slaan en daardoor het besef te verwakkeren, dat we overal en altoos een open hemel boven 't hoofd bobben: geen werkelooze hemel, die ons slechts uit de hoogte gadeslaat, in ons worstelen en strij den. in ons rouwen en klagen, maar een hemel, waaruit engelenhanden Goddelijke hulp en sterkte tot in ons binnenste dragen. Een open hemel, die met ons meeleeft Die met ons medestrijd! Die in onze benauwdheid mode benauwd is. Een open hemel boven onze donkere diepten. Een open hemel boven onze verzoekingen. Een open hemel boven onze aanvechtingen. Een open hemel boven onze lijdensspondo. Een open hemel ook boven ons graf. En dan steeds een hemel, waarvan actie uitgaat om ons te steunen, te sterken te troosten, of op to trokken naar de heerlijkheidl 25

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 11