O lis koi-i vertical
De Zwijger
-0QO ezop tiAv uaui'BU „ïsod oipsiteuH" ap ïjq
door Bas van Riin
Boer van Bemmcl slaat op 't heipad.
Geleund tegen z'n oude merrie kijkt hij naar 't
stille komen van de vroege avond.
Boven hem trilt slechts 'n enkele ster in 'n
plekje mild-blauw aan de ruige, vochtige Novem
ber lucht.
Hier en daar valt 'n donkere schaduw in de
viijtle wereld van egale schemer, een oude,
kromgewaaide den, 'n breed-uit gegroeide gele
brem, nu z'n naakte takken als hulpelooze armen
strekkend over de dorre hei.
Als met eentonige schreeuw 'n vlucht reigers
over z'n hoofd vliegt, trekt boer van Bommel
't halster van z'n oude paard wat steviger aan,
begeeft zich 't zooveel betreden pad langs, hu'stoe.
Over de hei deint de roep van het dorp. 't Vcs-
perklokje op de kupol van de bruine paters Fran-
ciskaner monniken. Dat klinkt vredig.
Vrédig
De plooien in z'n mager gezicht verscherpen
zich tot 'n hijna harden trok. Hij heeft een stroef
en hard gezicht, deze Brabantsche heideboer.
Ruig, door z'n zware, grauwe wenkbrauwen, z'n
stoppelbaard, wat bloeke haren, die sluik van
onder z'n oude pet neerhangen. Een gezicht net
zoo verweerd en gekerfd als 'n harde, oude,
knoestige dennestam van de hei. Maar onder die
harde, ruwe buitenkant zit toch 'n pit, zacht en
blank.
Hij loopt daar in 't avonddonker met de on
zekere gang van een oud man, die naar de zeven
tig gaat. 't Lijken twee reusachtige schaduwen,
die hoer en z'n paard, als ze achter 't sparre-
bosch verdwijnen.
Z'n oude oogen zijn zoo langzamerhand ge
wend geraakt buiten de almanak de jaargetijden
te bepalen; te zien of 't zomer werd. óf, dat de
herfst kwam en de ooievaars bij de vennen hun
laatste samenkomst hielden. „Waar die toch wel
heengingen?" had hij wel 's gedacht. Maar
hij tobdc niet graag over 't onbekende. Hij had
genoeg aan z'n land en z'n dorp en z'n huis. Z'n
dorp en z'n huis, waar z'n geslacht al sinds on
heugelijke tijden woonde. Hij stelde er 'n eer in,
„zandloopers" op de deuren en luiken van z'n
huis en z'n schuur te hebben, hèl-róód, de
jubelende kleur van 't wettige bezit.
En 's winters hoorde hij de regen komen over
de hei, over de vérre velden, en tegen de kleine,
vierkante ruitjes kletteren. Dón, de stille tijd
rond Kerstmis, als de wind de sneeuwvlokken
deed dwarrelen, om 't huis opjoeg tot heuveltjes
en z'n zoons stiekum te loeren lagen op wilde
ganzen
Nu staat ie weer stil, luistert. Waarnaar?
Het eerste kwartier der maan van 19 Jan. in den
Kreeft.
Mercurius die in het laatst van December in
grootste oostelijke elongatie was, loopt snel naar
de beneden conjunctie en zal in laatst der maand
weer morgenster worden.
Venus loopt door den Waterman en komt 24
Jan. in samenstand met Saturnus. Venus gaat
aan het begin der maand te plm. 8 uur aan het
einde te 9 uur onder.
Mars in de Maagd komt In begin Jan. te 1.45
aan het einde te 1.20 op en is dus in den na
nacht zichtbaar.
Jupiter in don Schutter in de nabijheid der
zon. komt kort voor deze op.
Saturnus staat op het zuidkaartje aangegeven
in den Waterman. De plnneet vermindert in hel
derheid en gaat begin Januari te tien uur, aan
het eind te halfnegen onder. Saturnus is 24 Jan.
in samenstand met Venus.
Hij weet 't zelf niet. Zij, die hij verwacht, komt
immers toch nietKomt nóóit meer
Maar toch, hij moet daar blijven staan, hij
móét het Een héél leven, vól herinnering dwingt
er hem toe. En, daar staat ie nu, z'n oogen pein
zend op z'n huis, en ie scherpt z'n oude ooren,
alsof ie haar dadelijk weer zal hooren roepen:
„Klaós! Klóóssü" met 'r schèl oude-wijfjes
geluid, dat zoo vér klonk over de stille hei
Gisteren, toen heeft ie 't voor 't éérst van z'n
leven gemerkt: Jaantje, z'n jongste dochter,heeft
nét hóar klank
Gisteren
In die korte spanne tussclien vandaag en gis
teren ligt z'n smart, is ie 'n ander mcnsch ge
worden, 'n éénzame.
Er is iets uit z'n leven weggescheurd. Onver
wachts! De vrouw, die met 'm oud geworden is;
óud, zonder dat-ie 't ooit gemerkt heeft
Blond was ze, en jóng, o zoo stralend jong, toen
z'n vrouwke met 'm meeging naar 't kleine huisje
op de heide. En, nu, nu hobbcn ze haar wegge
bracht, gisteren, oüd en dóód en stil, zóó stil,
als was ze alleen maar 'n schaduw geweest, die
over z'n leven is heengegleden.
Oud, vrééselijk oud en éénzaam is hij nu. Hij
voelde 't voor 't eerst, toen ze de kist hadden
weggedragenen hij hóór stool weer in 'toude
hoekje tegenover 'm aan tafel zag slaan, léeg.
Hij voelde 't ook toen ie zag naar z'n kinderen,
het opkomend geslacht, dat hem, den eenzame,
omringde in 't afgaan van z'n dagen. Z'n kinde
ren, die straks weer heen zouden gaan, ieder naar
z'n gezin, omdat ze hadden luin eigen belangen,
hun eigen, telkens weer nieuwe hoop en vreugde,
als de blijdschap om 't jonge ontluikende leven,
de jonge bloei van 'n telkens weerkcerenoe lente
terwijl hij daar alléén bleef, alleen in z'n
ouderdom ,mot ól z'n herinneringen en z'n opge
kropte smart.
Wat viel die eerste dag hem lang! Langer, dan
héél de drie-en-veertig jaar, dat hij met haar ge
trouwd geweest is. Toch, ook die dag kreeg ten
slotte nog oen avond
De oude koekookklok in 't nu zoo leege kamer
tje tikke-takte monotoon maar eindeloos voort,
't Was of-ie bij iedere tik nog wat heerlijks uit
z'n leven wegnam. Dingen, waar ie nooit meer
aan gedacht heeft, kwamen hem weer voor den
geest, alsof 't nog maar 'n dag of wat geleden
was. I-Ioe ze de eerste Zondag in hun huwelijk
samen ter kerk gingenDe doop van hun
Jaap, hun eerstgeborene, nét toen de Pinkster-
storm de groote eik voor hun huis tegen de grond
wierpAl hun kleine vrcugdetjes en al hun
kleine geschilletjes kwamen hem weer in de ge
dachten. En zónder dat ie 't wist waren z'n oogen
zelfs tijdens de begrafenis, droog gebleven. Sóms
gleed er zelfs 'n schaduw van 'n glimlach over
z'n gezicht, zóó was t-ie héélemaal in die oude
dingen wèg
Achter z'n rug noemden de kinderen onder el
kaar vader 'n harden mensch. Was moeder niet
maar nét onder de grond? Waren ze niet drie-
en-vëértig jaar getrouwd geweest? Hij had niet
eens één traan om haar geschreid! 'n Schónde!
En, om hun moeder nu toch eens erg veel eer aan
te doen, gingen ze haar met wondere eenstem
migheid ophemelen, altijd weer van voren aan,
als 'n van buiten geleerd lessieOch, hij
merkte 't wel, al dachten ze van niet. Maar hij
zweeg, zooals hij z'n heele leven gezwegen had.
Nu is-ie de eerste dag alléén
Dat vreemde, nieuwe gevoel, dat op ól z'n den
ken drukt, dwingt hem naar 't verleden te grij
pen. Z'n hart trilt van 'n wóndere begeerte: als ze
nog maar ééns terug komen mocht. Eén keer
maar, één keer. Als-ie haar alléén maar 's
even zeggen kon hóé lief ie haar heeft gehad. Z'n
hééle leven lang heeft ie vergeten haar dat te
zoggen. En als ze 't nu eens nooit geweten heeft?
't Avondstille donker omzweeft z'n magere,
ouac-mannengestalle met dichtere schaduwen, als
of 't hem met al z'n smart wil opnemen en doen
verdwijnen in 'n onmetelijke zee van vergetelheid,
Hij wócht, maar 't blijft stil, doodstil.
Dan brengt ie z'n paard op stal.
Als ie de luiken heeft gesloten, en z'n beverigs
handen in 't stille kamertje de petroleumlamp
boven de blank-geschuurde tafel hebben aange
stoken, neemt-ie met eerbiedig gebaar de oude
trouwbijbel, slaat 'm open.
Langzaam aan verzacht een voor vreemden,
zelfs voor z'n eigen kinoeren, ongekende uitdruk
king 't harde, stroeve van z'n verweerd gezicht
Z'n bevende, vereelte wijsvinger volgt de regels,
terwijl z'n murmelmond stil voor zich heen de
woorden prevelt:
„Een gebed van Mozes, den man Gods.
Héére, Gij zijt ons geweest een toevlucht van ge
slacht tot geslacht Eér de bergen geboren waren
en Gij de aarde éh de wereld voortgebracht had,
ja van ééuwigheid tot ééuwigheid zijt Gij God.
Gij doet den mensch wederkeeren tot verbrijze
ling, en zegt: Keert weder gij menschenkindercn.
Want duizend jaren zijn in Uw oogen als de dag
van gisteren, als hij voorbijgegaan is
Z'n oude, ruige hoofd knikt, terwijl ie als in ge
dachten de bril op 't puntje van z'n neus ver
schuift. Ja, dat begrijpt ie. Is z'n eigen leven
niet voorbijgegaan als 'n droom?
Hij leest verder:
„Gij overstroomt ze; ze zijn gelijk een
slaap; in den morgenstond zijn ze gelijk het
gras, dat verandert: in den morgenstond bloeit
liet en het verandert, des avonds wordt het afge-
snelen en het verdort. Want, wij vergaan door
Uw toorn, en door Uw grimmigheid worden we
verschrikt Gij stelt onze ongerechtigheden vóór
U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aan-
schijns. Want hlle onze dagen gaan heen door
Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door
als een gedachte.
Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn
zeventig jaar, of zoo we zéér sterk zijn tachtig
jaar, en het nilnemondste van die is moeite en
verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en
we vliegen daarhenen
Wéér knikt z'n oude hoofd. Ja zóó was 't leven,
't uitnemendste: moeite, verdriet, en dan snellijk
afgesneden. En dón
„Wie kent de sterkte Uws toorns en Uw verbol
genheid, naardat Gij te vreezen zijt? Léér ons al-
zóó onze dagen tellen, dat we een wijs hart be
komen. Keer weder Héére, tot hoe lang? En het
bcrouwe U over Uw knechten. Verzadig ons in
den morgenstond met Uw goedertierenheid, zoo
zullen wij juichen en verblijd zijn in ól onze da
gen. Verblijd ons naar de dagen in dewelke
Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke
wij het kwaad gezien hebben. Laat fw werk
aan Uwe knechten gezien worden, en Uw Héér
lijkheid aan hun kinderen. En de lieflijkheid des
Heeren, onzes Gods zij over ons; en bevestig Gij
het werk onzer handen over ons, ja het werk
onzer handen bevestig dat
Zie, nu buigt ie z'n oude, verweerde hoofd. Z'n
knokige, raspige handen vouwen zich. Hij bidt
Een droge snik wringt zich los uit z'n breede
borst
Eén enkele traan sijpelt neer langs z'n gegroefde,
perkamentige wang, valt op 't vergeelde bijbel
blad.
De oude koekockklok tikt monotoon door de
stilte
Twaalf jaar later legt 'n stokoude boer van
Bemmel de rouw om z'n vrouw af. Dan zijn ze
vereenigd, de oude Klaas van Bemmcl en de
oude Grietje Paalman voor eeuwig.
Maar zoolang hij leefde, heeft-ie haar naam niet
meer genoemd.
15 DEC. Jl U
01 10 u.
20
Uftz O0AVJ 0|O" 'f8 U0l{ UIBA UPJZ Op|)U0A\ U3J1
uit, met breed Handgebaar. En Lien gooide hij
voor de voeten: „Neem een prop papier, stop die
in 't gaatje".
„Dat gaatjedat gaatjekom U zelf dan
kijken". Lien wond ziah op. Geloofde die nrnn
haar niet?
Hot was morgen, vlak na 't ontbijt Op tafel
stonden twee bordjes, een leege broodschaal, oen
paar vuile kopjes. En naast Dominee's bord lag
een Bijbelsoh dagboek, waaruit hij zoo pas ge
lezen had.
Lien inoest afruimen. Ze begon niet Ze liep
om de tafel heen naar het raam toe tot vlak bij
Dominee, die nu aan een tafeltje met couranten
en tijdschriften en boeken stond te graaien oJ
faij iets zocht
„Ben jij hier met je vingens bij geweest, Lien?"
„Nee, Dominee. Maar maakt U het vandaag in
o roe met dat ruitje", vroeg ze er meteen over
heen.
Maar toeno, 't was vreeselijk. Buiten zich
zelf van woede stoof dominee op: „Loop naar de
maan met de ruitje". Hij smeet het boek, dat hij
net in handen had met geweld tegen de vloer.
Lien raapte het boek op.
„Domineezei ze bestraffend. Het viel haar
too maar uit de mond, als een ingeving.
„Zwijg je! Wat wou jijDominee kwam een
Stap vooruit met dreigende oogen.
Lien bleef staan. „Ik ben niet bang voor U"<
Toen keerde hij haar de rug toe.
Mevrouw, in haar stoei bij de hard, snikte
zacht.
En Lien kwam weer thuis bij Ans en Wirn.
Eenige weken later kreeg Lien een betrekking
in Oost dorp als kindermeisje bij Mevrouw van
Bergen, dochter van Jonkheer Nomens van Wa
genborgen, wiens vrouw een freule Rietema was.
Elly Nomens van Wagenborgen verloor vroeg
haar moeder, werd opgevoed door een strenge
gouvernante, ontving haar verdere opleiding in
Engeland op een kostsohool voor rijke kinderen.
Teruggekeerd in Holland leerde zij autorijden,
en maakte kennis met den zoon van den garage
houder Willem van Bergen, die om zijn lichaams
gebrek voor notaris studeerde, en huwde met
hem. Samen trokken ze in een oud buiten in
Oostdorp.
HetVorstelijk
Bruidspaar
6 onstuimig
27 bijbeiiboek.
38 Langere weg.
49 jongensnaam.
611 landvoogd.
712 meisjesnaam.
813 gloed.
914 rivier in Beieren.
1116 luie werkman.
12—17 gelijk.
13—18 in vele huizen aanwezig.
1419 verpoozing.
1621 liet fijne van een zaak.
1722 ander woord voor babbelaar.
1823 oude man.
1924 gereedschap.
21—26 gladmaken.
22—27 moeder van Apollo.
23—28 altijd groene heester.
2429 vlechtwerk van metaaldraad.
26—1 oorspronkelijke bewoners der Philippijinen.
272 veredelen.
283 lust
29—4 hemellichaam.
Op de van nummers voorziene hokjes worden nu
woorden gevormd, die bij den buitensten cirkel
beginnen en met dezelfde letter (e) eindigen. De
.woorden hebben de volgende betoekenis:
a. verwarring,
lx stijf.
c. minder goede veen soort
d. stof voor damo&klecren.
0. klaaglied.
1evcnimensch.
Het was een huwelijk beneden Elly's stand.
Om tooh haar afkomst hoog te houden nam zij
tegenover oe dorpsbewoners en haar personeel
een houding aan, die verre van beminnelijk was.
Zij was groot en forsch; zij had een bleek ge-
zioht met blauwe oogen en boven het strenge
voorhoofd veel blond krullend haar.
(Wordt vervolgd.)
Van de jubileumbundel van onze medewerker, de heer
A. Wapenaar. zijn nog enkele exemplaren over, die op
verzoek ter beschikking worden gesteld.
Belangstellenden kunnen f 1.90 gireeien op de post
rekening van Drukkerij Libertas, giro 39650, waarna
toezending volgt.
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
OVER HET GROOTE GEBEUREN
van deze dag wordt in dit xoeekov er zicht ge
zwegen. Dat spreekt vanzelf. Het zou geen zin
hebben aan te vullen of samen te vallen wat
daarover geschreven is; het zou ook onbegonnen
vierk zijn. We volstaan daarom met slechts te
constateeren, dat in deze verslagweekhet
vorstelijk huwelijk voltrokken is en dat daarbij
uit buiten- en binnenland overgroote belang
stelling is getoond.
Een beetje minder, in elk geval andere belang
stelling ran Duitsche zijde ware gewenscht
geweest bij een simpele internationale voetbal
match in den Haag. Men moet wel erg gauw
op zijn teenen getrapt zijn, als men achter elke
onvolkomenheid in de étiquette kwade bedoe
lingen zoekt, liet nationaal-socialisme maakt
de menschen blijkbaar zeer prikkelbaar: zelf
wil men zich ten volle „uitleven", al ergert
men daardoor anderen; maar van die anderen
kan men de onschuldigste fouten niet verdra
gen. Honni soit qui mal y pense.
Laat ons hopen, dat de onaangename inciden
ten spoedig vergeten zullen zijn. Velen van ons
volk zijn misschien van oordeel, dat onze Re
geering e enerzijds flink van zich af gesproken
heeft, doch in ander opzicht wel xvat al te veel
tegemoetkoming heeft betoond; het (s buiten
gewoon moeilijk hierover een rechtvaardig en
„diplomatiek juist oordeel" te vellen. Ook in
oorlogstijd hebben zich soortgelijke verschijn
selen voorgedaan en achteraf is men toch de
toenmalige regeering dankbaar voor het wijs
beleid in die dagen. Ook heeft het prestige van
ons land er schijnbaar niet onder geleden.
De drukte, welke alom heerscht tengevolge
van allerlei feestelijkheden want nergens
laat men elk feestbetoon achterwege, we be
twijfelen zelfs de juistheid van een gerucht
dat een staatkundig-gereformeerde (loco?)-bur-
gemeestcr in Zeeland alle feestelijkheden ver
boden zou hebben deze drukte, zich vaak
uitend in prachtig geslaagde Oranje-avonden,
schuift de belangstelling voor andere d'ngen
naar de achtergrond.
Toch passeerden we weer een jaarqrens. "ten
we een balans af op menig gebied, en staarden
met nieuwe hoop in het hart een nieuwe eco
nomische toekomst in.
Echter ervoeren we ook, dat de dood zijn iverk
voortzet in 1937. Reeds vielen er enkele zware
slagen. Te Haarlem ontsliep op hooge leeftijd
de oude W. C. Beeremans, in vroeger jaen
een man van grooten bedrijve in het Christelijk
vereeniqinqsleven; laatst levende medestichter
van Patrimonium, die met Kater en Poesiat
de namencombinatie van deze drie is niet zon
der humor zich aanvankelijk aan schijn
baar vruchtelooze arbeid gaf, doch die in de
grijze ouderdom van veel zegen mocht getuigen.
Doch niet alleen deze stokoude viel, onk jon
geren van jaren werden opgeroepen. Groningen
werd wel zwaar getroffen, doordat op één dag
Prof. van Veldhuizen en Ds Hilbers heengin
gen; de eerste na lange, ernstige ziekte en op
vrij hooge leeftijd; de andere plotseling en om
zoo te zeggen, in de kracht van zijn leven, te
mUlden van veel arbeid, welke hem lief was.
God rekent echter niet met onze maatstaf van
onmisbaarheid.
Ondanks parlementaire vacantie en huwelijks-
drukte gaat de wetgevende arbeid door. Een
wetsvoorstel inzake de concentratie van het
bizonder onderwijs is gereed: we zijn er
bizonder benieuwd naar, al zijn we overtuiqd,
dat er in wezen niets veranderen kan: de vrij
heid van onderwijs mag niet beknot, kan hoog
stens geregeld worden.
Voorts kwamen er wetsvoorstellen inzake ver
sterking van onze weermacht en een verbete
ring van de vestigingswet.
Eindelijk releveeren we met vreugde, dat de
Koningin op dit psychologisch juiste oogenblik
de muiters van de „Zeven Provinciënvoor
zoover nog mogelijk gratie heeft ver
leend. Dat is nu werkelijk „gratie", want de
straf was verdiend,
Intusschen mocht Dr Colijn met eenige zelf
voldoening constateeren, dat de opleving, een
voor-vorig jaar door hem aangekondigd, door
zet. Wordt deze door de depreciatie van de
gulden welke maar niet deprecieeren wil
nog versterkt, dan mogen we met eenige goede
moed de toekomst ingaan. En overigens, de
jaren mogen wisselen. God blijft dezelfde: Zijn
hand leidt alle dingen naar hun eeuwig doe'.
17