V orstenhuwelijk Ongesorteerde herinneringen uit Lipperland GEDENKNUMMER VORSTELIJK HUWELIJK 7 JANUARI 1937 Het orgel van de St Jacob jubileert nog na in subtiele variaties op Mendels- sohns bruidskoor, wanneer we ons samen met ar.dere „oogen en ooren der wereld" een uitweg probeeren te banen langs het persend benauwde trapje, dat ons ruim baan moet geven naar de telefoonzaal op het Binnenhof, waar grage draden reeds loerend luisteren naar de stem van den ooggetuige van het Vorstenhuwelijk. „Was n' t it interesting?" zegt de 'Amerikaansche, die ons zes maal 't woord Mangkoenegoro liet spellen. Splendid indeed!'' antwoordt de Zweedschc, die het begrip „oranjezonne tje" als een kostbaar kleinood op haar bloc-note heeft geschreven en dat straks zal doorkabelen. Interessant? Mooi?voor den Hol- landschen journalist was dit Vorsten- „Dankt, dankt nu allen God" speelt het orgel voor den Nederlander en dat zingt Prins Bernhard der Nederlanden. Deze Prins, nu onze Prins, heeft toch nog méér mee. dan alleen, dat hij vlot chauffeert en nog wel eens de maximum snelheid heeft overschreden, dat hij filmt en ski't. Deze Prins is een man, die staat voor zijn woord om zijn vrouw te steunen op haar moeilijke, vaak door zijn hoog heid eenzame post. Het is een mannelijk „Ja", dat hij op de huwelijksvragen doet hooren, het is een mannelijke figuur, die naast zijn bruid staat, fier en onbeweeglijk. Zoo blijft ook het tafereel onvergete lijk, wanneer man en vrouw met een glim lach van geluk op het gelaat, waarop zoo zeer de ernst van de voorafgaande plech tigheid was bezonken, elkaar kloek de Het Bruidspaar bij de gouden koets bij trekking van het burgelijk huwelijk huwelijk toch nog Iets meer dan een boeiend kijkspel. Voor hem was het een gaaf stuk historie van zijn land, een stuk van zijn leven. Het razende tempo van den tijd, die een wedloop wil tusschen de directe maar vluchtige aethergolven en het wie lend wentelen van de rotatiepersen, liet ons aanvankelijk niet toe onze indrukken van de kerkelijke huwelijksbevestiging te doen bezinken. Nu het avond geworden is en nog slechts het verdwaalde geluid van thuiskomende feestgangers de rust verstoort, is er gelegenheid om zin en karakter van den kerkdienst wat dieper in onze herinnering uit te etsen. Grootkruisen en Commandeurslinten, Ministersgewaden en praal van schitte rende uniformen, ze wijken in de sche mering van ons brein terug en daartegen over komen de bevende, maar zegenend uitgestrekte handen van een ouden hof prediker op ons toe en houden onze her innering aan dit Vorstenhuwelijk ge vangen: voor goed. En onder die handen, daar knielt de gestalte van een geloovig vorstenkind. Zie. het is wel zeer moeilijk is het wel passend? om te oordeelen over het zieleleven van een medemensch, al is dat een Prinses. Toch weten wij het: onze Koningin 'n geloovige Vrouw, een Christin, Die voor Haar geloof méér dan eens uitkwam. Héél het Nederlandsche volk. dat zich ook daarin één voelt met Oranje, heeft het diepe verlangen, dat Juliana naast 't echt menschelijke geluk, dat we haar zoo van harte gunnen, in het geloovig buigen voor den Potentaat aller potentaten even zeer de vrede moge vinden voor haar hart juist zooals Moeder. Was het wonder, dat onze blikken van zoo dichtbij rustend op de Koninklijke Bruid met blij geluk opmerkten hoe spontaan Juliana met het we zouden willen zeggen: spiritueele gedeelte van den dienst mede-leefde, los van al wat zich daar rondom afspeelde? Dat kon geen pose zijn, het wès ook geen pose toen we een vochtig oog zich naar het kerkgewelf zagen heffen en de diamanten in de tiara schitterden door 't nadrukkelijk, in groote spontaneïteit mee zingen van het belijdend: Hij ziet in Christus ons altijd genadig aan, en heeft ons dag aan dag met goedheid overlain. Dat was nu voor ons het hoogtepunt van de plechtige huwelijksinzegening van Prinses Juliana en Prins Bernhard der Nederlanden. Met trots en naar waarheid schrijven we dat laatste neer. Niet omdat het gisteren in de Staats courant stond, maar omdat ook nu weer deze kloeke jongeman van vorstelijken bloede, die hart en hand van onze Kroon prinses veroverde, blijk gaf zoo oprecht en volkomen Prins der Nederlanden te willen zijn. „Nun danket alle Gott" ruischt er door 'de gewelvenvoor den Duitscher. het verlaten van het Stadhuis, na de vol band geven, bijna kameraadschappelijk Overtuigendl En laat ik het nu maar rechtuit komend uit mijn hart zeggen, zooals ik het heb gevoeld: voor dien handdruk wil ik gaarne al den praal van goud en juweelen, van buigende hoogwaardigheidsbekleeders en rechtopgaande vorsten vergeten. Die handdruk bezegelde het geluk van Nederland en Oranje. Geve dat de Almachtige. H. „Mijn oog zal op U zijn" Hij belooft het: Mijn oog zal op U zijn! Dat is een woord vol troost en kracht voor U beiden, nu Gij voortaan samen den levensweg zult gaan. Het zegt 11 dit: dat God U zal begeleiden op al uwe wegen, dat Hij 11 zal sterken in den levensstrijd, dat Hij U zorgend en bewarend zal om ringen. dat Uw gebed niet tegen een gesloten hemel zal stuiten, maar dat Uw Vader in den hemel Uw gebeden hoort en er op antwoordt, leder huis heeft zijn kruis, zegt een Nederlandsch spreekwoord, en ook Uw huis zal zijn kruis wel hebben. Maar of een kruis zwaar is of licht, of wij er onder bezwijken of het met vreugde dragen, hangt niet af van de zwaarte van het kruis maar van de kracht van den drager. En dé bron van alle ware levenskracht is een leven in Gods gemeenschap. Of ons leven rijk is of arm, hangt niet af van de veelheid van aardsche goederen, noch van het getal der voor- of tegenspoeden, die ons op onzen levensweg ontmoeten, maar van de vraag of wij ons leven met zijn blijde en smartelijke ervaringen mogen zien in het licht der eeuwigheid, dat is in het licht van Gods liefde. Prof. Dr H. Th. Obbink in zijn toespraak tot het gehuwde Vorstelijk Paar. Bij de gratie Gods Een reflex van der eeuwen getuigenis over Holland Aan, den vooravond van den grooten dag as kerkgaand Nederland in het huis des gebeds vereenigd. En het centrale oogenblik ir den drom van fectelükheden was voor het jonge paar een uur in het huis des gebeds. In deze twee feitei» is de weerklank var een geestesgesteldheid, die niet mocht overstemd worden door het feestgedruisch van stad en land op den vreugdedag, die vorstenhuis en volk vereenigde. Immers, wij hebben er de echo in gehoord van den aan hef der Koninklijke besluiten in ons land: „WU, Wilhelmina, koningin by de gratie Gods". Op haar beurt is deze aanhef weer een reflex van der eeuwen getuigenis over Holland: dat een volk alleen bij Gods ge nade waarlijk sterk, een koning alleen bij Godes gratie waarlijk ten zegen kan zijn. Het prinselijk paar, dat in deze dagen en inzonderheid gisteren het beminde voorwerp van duizender gebeden was, hetzij in het openbaar of in de binnenkamer, is door het kerkelijk huwelijk aan de historische lijn trouw gebleven, welke bij Prins Willem Oranje een aanvang nam en sindsdien als gouden draad door de geschiedenis van derland en Oranje geweven werd. Wij mogen het elkander wel eens bemoedigend toeroe pen: ook het jaar onzes Heeren 1937 vindt vorstenhuis en volk weer vereenigd aan den troon der genade, vanwaar al onze verwach tingen zijn. Dat Prinses Juliana hieraan nog een bijzonder accent verleende door den Tijdens de huwelijksinzegening in de Groote Kerk God zij met U I Voor U, geliefde Kroonprinses en Prins der Nederlanden, Zal in het hant van Nederland het vuur der liefde brandenl Voor U gaat onze bede op, dat God U zegen geve. Dat Hij de zon van rein geluk doe stralen in Uw leven. Zoo blijve de Oranjeboom door 's Heeren hand beveiligd, De hechte band, die ons verbindt, door Godes gunst geheiligd. God heeft in vaderlijke trouw op U het oog geslagen. God zij met II! God geve U vreugd en vrede, al uw dagen! LEO LENS grijzen hofprediker, bij wien zy in het open baar belijdenis des geloofs aflegde, in de kerkelijke plechtigheid te betrekken, is nog temeer verheugend. Ligt het niet in de be lijdenis besloten, dat men Hem belijdt, die ook in het huwelijk de eerste moet en wil zijn? Hoe vermenigvuldigen zich onze gedachten by dit schoone uur in de hoofdkerk der Residentie. In 1909 was er een volk, dat pleitte op Gods genade voor een koninkiyke moeder, die haar eersteling verwachtte. In 1936 was er andermaal dat volk, en het ju belde zyn blijdschap uit, dat het koninklijke kind van 1909 den man ontmoet had, met wien zU samen het leven zou voortzetten by de gratie Gods. En daar is de koninkiyke moeder, die nu haars harten wensch vervuld zag en voor haar blijde kinderen bidt om Gods genade. Ja, ook de koningen der aarde regeeren niet dan by de gratie Gods. En zullen we, nu allerwege de klokken geluid, de bazuinen geschald en de vlaggen gewapperd hebben, niet al onze vreugde sa menvatten in dat bekende Psalmwoord: De gouden koets op P{ein 1813 Biyde zyn by de blijken van Gods gunst vraagt echter ook: een leven in Gods gunst. Koningen regeeren, maar een volk leeft by de gratie Gods. Ook het land, dat wü liefhebben heeft dit even doorbreken van het zonnelicht door de donkere crisiswolken, alleen te danken aan Gods genade. En even als van het jonge paar, dat na de vreugden der eerste weken van liefdesgeluk, straks te rugkeert in het vaderland, vraagt de Heere ook van ons volk, dat het zal voortgaan te leven en te werken in het besef, dat ge rechtigheid een volk verhoogt. Uit stoffeiyke welvaart heeft Hy, die daar des hemels tente spreidt en wat op aard' is, alleen heeft bereid, ons volk op een donkeren weg van tegenspoed geleid en den staf des broods voor duizenden gebroken. Maar: hadd' ons de Heer (Hem zü de eer) alzoo niet bijgestaan, wy waren lang (ons was zoo bang) al in den druk vergaan. Zelfs kwam er een glimp van hoop in veler hart, toen de economische ba rometer eenlge neiging tot styglng vertoonde. En zie, nu voegde God er in zyn ongebon den goedheid nog een teug uit den vreugde- beker by, waaruit voor menigeen een oog^m blik van materieele verademing voortvlo^ de. Alles: Gods genade. Maar als nu straks de vlaggen weer ini haald, de lichten gedoofd en de bloem weggeworpen worden, zullen wy d bedenken, dat de zon der onws kelbare trouw onzes Gods te schitter staat boven Nederland? En alleen by gTatie van dien God onzen weg voortzettt Als menschen elkaar trouw beloven wie onzer was niet ontroerd toen hy het „j der vorstenkinderen hoorde klinken one de gewelven der Jacobskerk en ten oversta van de edelsten des volks dan is het i leen in de kracht van den Getrouwe, d zy die belofte kunnen inlossen. Maar o| ons volk heeft beloften van trouw af te Ie gen, welke het alleen by de gratie Gods vt vullen kan. Trouw aan zyn Koningin en a zyn vaderland, trouw bovenal aan Hem, d ons zegenen wilde met een Koningshu welks leden de knieën bogen en buigen en God geve: altoos buigen zullen vq den Koning der eere. Ja, er is een recht van het volk, dat j genade ankert. Dat recht is: pleiten Godes gratie voor een toekomst, waarin m zingt: „Uw vroomheid brengt den vyai tot verstoring, al ware zyn rük nog éénsi- sterk bewald". Wie kon dat nu weten? Het zal drie jaar geleden zijn geweest: een uitnoodiging om een reis te maken naar Westfalen en de Lippische badplaat sen. Wordt aangenomen! Dus trekken we dat mooie land door: Bad Oeynhausen, Bad Pyrmont, Bad Sal zufeln, Bad enfin: baden. De Badevenvaltung doet overal haar best. Het is in de vroege zomer en men gaat met zich zelf te rade „Hoe kunnen we die krantenschrijvers nu het beste op culinair gebied voorzetten? „Nieuwe aard appelen, accoord! vleeschgangen, gaat ook: Korn vooraf en Dordtmunder Kronen bij het etenspreekt vanzelf, tenzij de bad plaats van voldoende importantie is om Sekt uit te leggen. Maar nu de groentel Probleem! Chef-kok, maitre d'hotel, groen- •tenleveranciereinduitslag: asperges. Bad Oeynhausen bestelt asperges. Bad Pyrmont bestelt asperges, Bad Salzufeln bestelt aspergesalle ba den bestellen asperges. Eindelijk komen we in Detmold. Ontvangst door den burgemeester, diner. Voorgerecht gaat best Sekt! Toespraak vom Herrn Oberbtirgermeister. Dan gaan de deuren open. Drie kellners komen binnen, stralend! Hoog dragen zij het hoofdgerecht: as perges! opgediend op zilveren schalen die omgeven zijn door een krans van a s- p e r g e groen en kleine electrische lichtjes. Heel mooimaar Herf Oberbürgermeis- ter begrijpt waarschijnlijk nóg niet, waar om juist op dat heerlijk oogenblik de aan gezichten van alle Hollandsche journalisten betrokken, alsof er iemand met een wit kwast een generale streek over had gege- Dienzelfden avond telegrafeerde de leider van het reisgezelschap aan alle verdere posten „Bitte kein Stangenspargel". De gastheeren in Lippe zijn van de bo venste beste plank. Ze hebben zich prach tig aan het telegram gehouden. Ik kan echter het populaire „Lippe Dot- mold eine wunderschöne Stadt" niet meer aanhooren, of ik denk aan asperges met verlichting. Wie had nu ooit kunnen vermoeden, dat Lippe Detmold nog uit anderen hoofde zulk een belangrijke plaats in ons journalistieke leven, in het leven van heel het Neder- landsche volk zou gaan innemen, als ze bij het nuttigen van die asperges-met-verlich ting voor ons clubje krantenmenschen ging innemen, toen het besluit viel: na Detmold geen asperges meer? Ja, wie kon dat nu weten? We beklimmen een berg. We beklimmen vele bergen, gemoedelijk, zonder spijkerschoenen en bergstokken, maar toch bergen. Bij Winterberg beklimmen we uiteraard bergen en onder hen, die ons begeleiden is ook een jonge Prins van Lippe. Wij Hol landers klimmen op de wijze, waarop we de duinen bij Zandvoort „nemen" en raken dus achter onzen adem. De jonge Prins beklimt de berg, zooals je principieel een berg behoort te beklim men, bedachtzaam, durchhaltend. Vandaar, dat hij rustig naar ons land en volk kan informeeren, naar onze groote steden en Prinses Armgard rivieren, naar de voor ieder Duitscher be langwekkende zee, naar de „politisclic Lage" We houden, vrijwel ademloos, de lands eer op. Maar wie kon nu weten, dat nog eens een Prins van Lippe... Prins der Nederlanden zou worden. Eerlijkheid voor alles: het was niet Prins Bernhard, die ons begeleidde. Ik hoop mijn medewandelaar morgen het is Woensdag als ik dit schrijf nog in de kerk te Den Haag te herkennen. Be groeten zal daar wel moeilijk gaan! Maar ieder begrijpt, dat het niet wal doenlijk is om aan Lipperland to denki en dan de klimpartij in gezelschap van dj Prins van Lippe te vergeten. Zoo is het ook onmogelijk om aan Lip' te denken en dan het oude Lemgo te vj geten. Dat oude stadje heeft toch al v( schoons op stedebouwkundig gebied, wai door men er altijd aan blijft denken. Ma ik doel op wat anders. Het programma voor de reis, dat deutsc punktlich werd uitgevoerd, vernielde „Lemgo zweites Frtihstück". Niet me Niet minder. Vooral niet minder, want voor de Lip sche gastvrijheid zie men boven. Na het voor ons normale eerste ontü werd het tweede niet zonder zorg tegemq gezien. Toen kwam de verrassing! U denkt misschien: asperges, maar nie hoor! Dit was een verrassing die uitgij bpven de materieele genieting. Een ontvangst in de oeroude Ratskell een juweeltje, waarbij zelfs de Boss<" verre in het niet verzinkt en w&t voor ontvangstonberispelijk ruischten tonen van het aloude „Wilhelmus", speeld door het stedelijk muziekcorps onzer eere door de gewelven. Of Walther Boer zélf z'n grenadiers di geerde. In Bad Salzufeln, in Bad Oeynhausen U weet het verder wel, overal waren ontvangen met dat slappe, futlooze „Wi Neerlandsch bloed", soms drie coupletti lang, die we geen van allen kenden en n daar was ons machtige, spiritueele Wilh mus van Nassauwe, onze nationale PsaI ons alle eeuwen verdurende zorgen- zegelied. Wèt we in Lemgo gezongen hebben. Dat de gewelven er van dreunden. Men heeft ons daar in Lemgo ter herin n ring een handdoek meegegeven, het gei nommeerde product van een der linno fabrieken, met een borduursel van de kc er op. Een sterke handdoek, want ik wasch n er nog wel eens mee. Maar ik kan het opschrift „Lemgo" zien, of automatisch ga ik neuriën „W: helmus van Nassauwe" en dan denk aan dat kranige muziekcorps, dat een sta je van 8000 zielen er onderhoudt, het corj dat ons de verrassing bracht van ons ecli volkslied. Prins Bernhard jlinksj met zijn ouders en zijn broer Ernst Aschwin.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 20