DE GOUDEN DAG
Nederlandsche Handel-Maatschappij N*V*
CEDENKNUMMER VORSTELIJK HUWELIJK 7 JANUARI 1937
Waf we zagen op Plein 1813
Waar.... 125 jaren op het
Vorstelijk Paar neerzagen
Zoo liep dan het voorspel van de acht-
itien dagen tusschen het eerste en het
tweede bezoek aan het Haagsche Raad
huis op 6 Januari ten einde. Deze finale
werd begeleid door striemende regen
vlagen uit troosteloos grauwe luchten
en het zullen er niet weinigen geweest
zijn, die den moed opgaven: wat kon
men nog verwachten van den grooten
dag?
Maar toen we, in den vroegen morgen
door een achter pittig trommelende tam
bours marcheerend bataillon gewekt, uit
het raam keken, was er een smetteloos
blauwe lucht, waarin de laatste sterren
allengs verflauwden. Dus: mooi weer!. En
toen de tijd van het zonnestralen ge
komen was. straalde zij wijd uit over de
vreugdestad, goot straten en huizen en
harten vol licht het zou een gouden
dag worden.
Er was meer goud. Immers, de gouden
koets wiegde in haar leeren riemen langs
Het Bruidspaar op het balcon
de honderdduizenden, die geduldig hun
historisch uur verbeid hadden, en reeds
gejubeld hadden, toen de luidsprekers,
hoog in boomen en op daken aangebracht,
het ja van bruidegom en bruid op de
vragen van den hofprediker hadden over
gebracht.
Goud was er ook rond de staatsiekoets:
alle leden van het militaire huis van de
Koningin volgden in galatenue hun vor
stin, die in de glazen koets was gezeten,
naar de kerk met Prinses Armgard, van
de kerk met den Prins van Lippe, des
bruigoms oom.
Maar het mooiste goud van den groo
ten dag was dat van Gods gunst over
Nederland en Oranje, dat op dezen 7den
Januari weer een schakel mocht invoegen
in den gouden keten, door eeuwenlange
trouw gesmeed.
Het was op Plein 1813, dat wij den
bruidsstoet zagen naderen. Het massieve
monument torende hoog boven de menig
te, en al waren het geen 40 eeuwen, het
waren toch 125 jaren, die neerzagen op
het jonge Paar en de blijde verwanten.
Gijsbert Karei van Hogendorp. Van
der Duyn van Maasdam. Van Limburg
Stirum, ja. gij waart het. die de stem van
1813 gemengd hebt in het vreugdekoor
van 1937. Hoe nauw is het verband tus
schen die twee jaartallen! Toen het her
stel. nu de versterking van het snoer, dat
in donkere dagen scheen afgeknapt. Toen
de inzet van: Holland leeft weer. Holland
streeft weer. Hollands naam is weer her
steld: nu de voortzetting van dat natio
nale leven, dat als weinig andere ver
ankerd was en is en God geve: blijven
zal in het „Je maintiendrai".
In zooverre was de militaire omlijsting
van den bruidsweg een zuivere symboliek.
In ander opzicht zal zij hier en daar
teleurgesteld hebben: immers, waren op
sommige trajecten de militairen niet, zoo
als was aangekondigd, met tusschen-
ruimte van 40 c.M. geplaatst, doch man
aan man en soms in twee gelederen. Dat
was voor de eersterangers op straat ver
van prettig, maar zon en blijheid, de
reportage uit de lucht en het onophoude
lijk spontaan zingen vergoedde veel.
Al willen wij niet ontkennen, dat het
ook een gouden dag is geweest voor
politie, rijksveldwacht en marechaussee,
inzoovere de orde langs den weg vol
maakt was, op dit goud zit toch een dof
plekje, als we ons herinneren, hoeveel
tienduizenden meer den stoet hadden
kunnen zien.
Het is alleszins verklaarbaar, dat de
verantwoordelijke autoriteiten elk risico-
van tegenvallers wilden onthopen, maar
het is even verklaarbaar, dat zeer velen
in de provincie door het breed uitmeten
der ordemaatregelen teruggeschrikt zijn
voor een reis naar de bruidsstad.
Toen men dit inzag, is gepoogd, de
zaak minder zwaarwichtig voor te stellen,
maar toen was het te laat.
Een der gevolgen van deze gedragslijn
was, dat het enthousiasme langs den weg, i
hoewel aan warmte niets te wenschen
latende, hier en daar niet overweldigend
klonk. Bijzonder kwam dit uit voor het
Paleis, toen de bruidsstoet terug was. Als
wij zeggen, dat in het Noordeinde, de
Hoogstraat, de Heulstraat en de Prinse
straat niemand was toegelaten, dan kan
men zich begrijpen, dat het bruidspaar
maar heel even op het balcon de
Prinses in bruidstoilet, zónder eenige be
schutting kwam, om de zeer beperkte
menigte te groeten. Aardig was toen de
schitterende reeks gala-uniformen en
-toiletten voor alle vensters van de balcon-
zaal.
Nog geen kwartier was de Kon. familie
met haar gasten in het paleis terug, of de
lucht betrok. Het koningsblauw van de
stralende ochtendlucht ging schuil ach
ter een grauw wolkenfloers en zoo waar,
er dreigde al regen. Zouden we 't dan
geen gouden dag noemen, die de Resi
dentie en haar feestgangers gehad heeft?
Men mag Prof. van Everdingen, den
hoofdman van de weerberichten in De
Bilt, wel eens dankbaar gedenken, dat hij
zóó keurig „voorspelde", toen hij Dins
dagavond in een radiointerview zeide: „In
den morgen van 7 Januari zal het Oranje
zonnetje ons niet in den steek laten, maar
zoo om een uur of één, half twee zou 't
wel eens weer op donkere luchten kun
nen uitloopen. Het is precies zoo gegaan.
Zeker, velen hebben het koud gehad op
de open tribunes en langs de straat,
waar er van den vroegen morgen tot
1 uur gezeten hebben met dekens om de
knieën, ja zelfs metklompen aan.
maar wie zou dat niet over hebben voor
ons jonge bruidspaar, dat nu de geluks-
droom vervuld ziet, geluk, werkelijk niet
alleen van elkanders bezit, maar ook van
de wetenschap, dat 'n volk van harte heeft
medegeleefd in deze zoo plotseling opge
komen blijdschap en de met zonnegoud
overgoten bezegeling op dien historischen
7den Januari óók de .trouwdag van
Koning Willem III en Koningin Emma.
Prins Bernhard in zijn uniform van ritmeester der huzaren, welk uniform hij
gisteren bij de huwelijksvoltrekking droeg
oprichten der z.gji. „pauper"- of armenfabrieken. Economie en philantropie gingen
daarbij hand in hand, met het gevolg, dat Nederland een katoenindustrie rijker
werd, welke zich later met vrucht kon meten met de zoo machtige West-Europeesche
concurrenten.
Door een veranderde koloniale politiek begonnen de werkzaamheden der Nederland
sche Handel-Maatschappij in het midden der vorige eeuw, als commissionnair van
het Indische Gouvernement te verminderen. Teneinde een nieuwe basis voor het
bedrijf te vinden, besloot de Directie, zich opnieuw te. gaan toeleggen op den goe
derenhandel voor eigen rekening, en op het afsluiten van consignatiecontracten met
particulieren.
Door het verwerven van eigen ondernemingen, alsmede van aandeelen in andere
cultuurmaatschappijen, verkreeg de Maatschappij daarenboven een direct belang bij
de Indische cultures. De door haar verstrekte 'krachtige financieele steun aan de
pioniers der tabakscultuur op Deli, maakte om. de oprichting der Deli Maatschappij
mede mogelijk.
Daarnaast stelde de maatschappij zich meer en meer tot taak de financiering van
den handel en den nauw daarmede samenhangenden wisselhandel. Daaruit vloeiden
voort de vestigingen in de Straits Settlements, China, Japan en Britsoh-Indië.
Ook aan West-Indië besteedde zij haar aandacht. Op verschillende wijzen heeft zij
medegewerkt aan de verbetering van den economischen toestand van Suriname, waar
verschillende ondernemingen door haar werden gesteund. Vele daarvan moesten hun
bestaan weer opgeven. De Maatschappij bezit daar thans nog de Suikeronderneming
Mariënburg.
In Nederland heeft de Nederlandsche Handel-Maatschappij zich tenslotte sedert het
begin van deze eeuw ontwikkeld als een voorname algemeene bankinstelling, die
zich in 'belangrijkheid met de grootste van dien aard kan meten. Door de overname
op 1 November 1936 van de N.V. Geldersche Credietvereeniging, is zij thans ook in
de provincie vertegenwoordigd.
AGENTSCHAP TE 's-GRAVENHAGE
De Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V. heelt haar Hoofdkantoor te Amsterdam en Agentschappen in 43 plaatsen in Nederland, o.a. te Rotterdam, 's Gravenhage
en Utrecht. Inlichtingen omtrent bank- en effectenzaken van iederen aard, worden gaarne, zoowel mondeling als schriftelijk, door alle kantoren verstrekt.
Het initiatief tot de oprichting van de Nederlandsche Handel-Maatschappij werd ge
nomen door Koning Willem I. Deze zette zich, onmiddellijk na zijn terugkeer, bij het
herstel onzer onafhankelijkheid, intensief aan den arbeid om Nederland tot nieuw
leven te wekken. „Hij zat", zoo zegt Thorbeeke, „niet voor het genot op den troon
geen vorst heeft ooit meer administratieve bedrij vigheid en standvastige regeerings-
zorg aan den dag gelegd". Een der directe resultaten van dezen administratieven
arbeid was de oprichting van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, welke bij
Koninklijk Besluit van 29 Maart 1824 bekrachtigd werd.
In haar zouden de nationale krachten aan kapitaal en arbeid worden vereenjgd en
haar taak zou zijn: den kwijnenden handel weder nieuw leven in te blazen, werk
en afzet te bezorgen aan de nationale nijverheid, emplooi te geven aan de scheep
vaart, landbouw en visscherij te ontwikkelen. Behalve de overzeesche handel in het
algemeen, moest vooral de handel op de koloniën, waarvan de baten voornamelijk
ten goede kwamen aan Engelsche handelshuizen, worden bevorderd ten voordeele
van ons land.
Voor deze grootsche- en veelzijdige taak was een aanzienlijk kapitaal noodig. Volgens
den oorspronkelijken opzet zou het tenminste 12 en ten hoogste 24 millioen gulden
bedragen. De Koning, die zelf als eerste op de lijst der deelhebbers had ingeteekend
voor 4000 aandeelen van f l'OOO.had zich voorts persoonlijk garant gesteld voor
een dividend van 4J4
Het vertrouwen in Zijn beleid, en dientengevolge in de toekomst der Nederlandsche
HOOFDKANTOOR TE AMSTERDAM
Handel-Maatschappij Meek zoo groot, dat iin één dag tijds voor 70 millioen gulden werd' ingeteekend:.
Dit onverwacht resultaat bracht den Koning ertoe, het kapitaal op 37 millioen te brengen.
Op energieke wijze werd nu een aanvang gemaakt met het stichten van agentschappen, zoowel hier
te lande als in Nederlandsch-Indië, waar zij onder het onmiddellijk toezicht werden gesteld van de
„Factorij" te Batavia, waar een ondergeschikte tak van Bestuur gevestigd werd. In verschillende
landen van Midden- en Zuid-Amerika, in Egypte en in de Levant werden handelsoperaties begonnen.
In 1827 werd besloten, alle krachten zooveel mogelijk samen te trekken op Oost-Lndië, meer speciaal
op Java. Reeds sinds haar oprichting was de Maatschappij belast met de regeeringszendingen van en
naar de overzeesche bezittingen, terwijl .zij optrad als verkoopster van de Gouvernementsproducten.
Deze, aanvankelijk in hoofdzaak uit koffie bestaan de, ondergingen na de invoering van het Cultuur
stelsel een aanzienlijke uitbreiding. Daar de Nederlandsche Handel-Maatschappij den Staat, door het
verstrekken van voorschotten, van de daarvoor benoodigde gelden voorzag, verkreeg zij volledige
consignatie van alle producten, welke uit Indië naar de Nederlandsche markten zouden worden ver
voerd en werd dientengevolge alleen-agente der Regeering.
Door het instellen van halfjaarlijksche veilingen van koffie, suiker, thee, tin, later ook kina, enz.,
wist zij Nederland wederom te maken tot de voornaamste wereldmarkt van koloniale producten, en
daar, ingevolge de statutaire bepalingen, voor het vervoer uitsluitend gebruik werd gemaakt van
Nederlandsche vrachtschepen, mochten scheepsbouw zoowel als scheepvaart zich spoedig in een toe-
nemenden bloei verheugen.
Bekend is voorts de wijze, waarop onze nationale katoennijverheid door de Nederlandsche Handel-
Maatschappij werd opgebouwd en bevorderd. Aanvankelijk werden, in concurrentie met Engeland, de
katoenen goederen uit Zuid-Nederland door haar op Java geïmporteerd. Na de afscheiding van
België legde zij de grondslagen voor de moderne katoenindustrie in Twente, door het verleenen van
voorschotten, het bevorderen van de stichting der weefschool van Thomas Ainsworth te Goor, het