Lelie i'ku ndiqe Ru b i-iek -■ n n s s m 2 S3 ff DAMRUBRIEK Damzet Zwart: 3, 4 8—11, 13—16, 18—20, 23, 25, 26. .Wit: 27, 28, 30, 32—36, 38, 40, 43—45, 47, 48, 50. Damzet van L Weiss (-f) 1 2 3 4 5 Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpenboomstraat G, Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk 8 dagen na plaatsing. BEKERWEDSTRIJD Wij hebben in de vorige rubriek vergeten te ver melden dat, in tegenstelling met vorige wedstrij- 0M e "m. m wÉ w m e e m. Q m M if Q| n Üf s s Wé Wê m 46 47 48 43 50 Zwart: 3, 6—10 12—20, 23—25. Wit: 21, 26, 27, 30, 31, 33—36, 38—40, 4245, 48, 50. Wit Zwart 1 33—29 24X33 2 39 X 28 23X32 3 43—39 32X43 4 42—38 43X32 5 27X38 16X27 6 31X 21 Dam. Slagzet van M. Fabre, Parijs 1 2 3 4 5 B. Springer, die 23 December a.s. een match tegen Keiler begint, naar een carricatuur van John Charly. den, thans voor iedere b ij- oplossing een punt extra zal worden toegekend. Onze lezers wenschen wij een prettig Kerstfeest* CORRESPONDENTIE M. C. D. *e O.-V. e.a. Correspondentie, wegen? ziekte van onzen redacteur, in de volgende ru briek. A. B. e.a. Uw schrijven is om bovengenoemde reden niet beantwoord. Wedstrijdvraagstuk no. 3 Auteur: A. Vivés m ÉSI s 9 m m m m 1 s m 9 9 WO» n IJ s w 11 PP ÉH m m n m f§ - Pi Wit: 27, 28, 32—36, 38—42, 44, 45, 48. Zwart: 2, 3^, 10—13, 15, 16, 18—21, 23, 24. Oplossing Wit Zwart 1 27—22 18X27 2 36—31 27X47 3 32—27 23X43 4 34—30 47X29 5 39—34 21X32 6 34X 5 25X34 7 48X 61 1 2 4b 47 4ö 4* 50 Zwart: 3, 6, 8—12, 14 16—20, 21, 24, 25. Wit: 26—28, 32, 34—38 41—45, 47, 48. Wedstrijdvraagstuk no. 4 Auteur: Giroux 2 3 4 5 46 47 43 <0 t0 In verband met bovengenoemde match, welke 23 Dec. begint, geven wij hier een unieke foto waar de eerste, officieuse besprekingen over de match plaats vonden, v.l.n.r. Géo v. Dam, R. C. Keller, B. Sprin ger, W. Hoekstra. OPLOSSING van het Kruiswoordraadsel uit het vorig nummez Horizontaal: 1. vlas; 4. paar; 7. eelt; 8. indo; 9. els; 10. maar; 12. tdern; 14. visa; 17. stom; 20. roe; 21. liga; 22. Isis; 23. taak; 24. munt. Verticaal: 1. voorn; 2. lega; 3. ster; 4. Pisa; 5. adie; fi. room; 11. aas; 13. dat; 14. vilt; 15. ixia; 16. arak; 17. slim; 18. odin; 19. most. DE RUILBEURS, BOVEN-HARDINXVELD Ten dienste van de lezers der Ver. Chr. Pers Vier pakjes kwamen onbestelbaar terug. Alle vrienden cn kennissen kregen een bericht van adreswijziging, behalve de Ruilbeurs. Waar moe ten we nu met die pakjes heen? Wilt U er voort aan voor zorgen dat ook de Ruilbeurs een kaartje krijgt? Voorloopig mogen geen Klokzccp-bons aange vraagd worden. Voorwaarden: 1 Het is aan „De Ruilbeurs" de waarde der bons en plaatjes te bepalen. 2 Iedere aanvraag moet voldoende gefrankeerd zijn. 3 Bij iedere aanvraag tot 500 punten moet 15 ct« worden ingesloten; tot 1000 punten 20 ct. (aan postzegels). 4 Als het gevraagde niet in voorraad is, wordt Uw aanvraag genoteerd en deelen wij dit mede in ons Zondagsblad. 5 Uit voorgaand art volgt: vul slcods duidelijk' in van welk blad der V.C.P. (Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant, Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe I.eidsche Courant, Dord&sch Dagblad) U lezer is. 6 Stuurt U te veel punten, dan kunnen die ge boekt blijven tot een volgende zending. De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Co«- lingh 3, D-E 6. v. Delft 10, Dobbel man 4, H-0 0, Droste 20, Hagzegels 8, Haust 5, Hille 8, HolL Zw. Wepgsch. 3, van Houten (tijdschr. bons) 30, Paul Kaiscr 6, Klaverblad 8, Klokzeep 10. Kwatta 3, Lover's zeep 20, van Nelle 4, Patria deel I 10, deel 2 15, Pette 10, Pleines 3, Rademaker 3, Sickesz 3. Verkade oude albums 2, Torenkraai 3, Boerderij 4 Waar Wij wonen 10, Wascholine 2. Wie heeft voor ons Kwatta winkelicrbons? Boerderij-bons nemen we niet meer aan! Wil s.v.p. gratis ruilformulier zenden aan: Naam: Adres: Woonplaats: -a- Datum: CORRESPONDENTIE N. G. te IJsselmonde. 356 Kwatta genoteerd. Wat ongeldig is krijgt U terug. J. S. v. A. te Soesterberg. 459 pt. genoteerd. 11. H. G. te Ridderkerk. U krijgt 40 W.W.W. M. i. 't V. te den Haag. Droste is niet in voor raad. 25 Dr. genoteerd. S. ter ll.-v. d. S. te Westmaas. Ze zijn veranderd in Veldbloemen. 71 Hag genoteerd. A. 11. te. Rotterdam. 51 Dr. genoteerd. Er was maar 1 Klokbon bij. D. en S. kunt U sturen k 2 pt. per stuk. J. C. te Leiden. Voor die 60 pl. kreeg U 3 pt per. stuk. L. H. te Klundert. 330 Kwatta genoteerd. Ver schillende pluatjes waren niet schoon. J. v. d. P. te Zeist. U mag niet meer dan 50 Zeew* Aq. pl. in één maand sturen, er gaan 120 pt. af. Nu in totaal 440 pt tegoed. Hille is 8 pt Van welk album? W, v. D. te Alblasserdam. Saldo 618 pt. G. J. K. le Rotterdam. Berekening klopte. 1. C. te Brouwershaven. Aanvr. genoteerd. J. W. P. v. S. te Rijsoord. De zendingen kruisten elkaar. Er zijn 18 Dr. genoteerd. 'A. H. te Woerden. Aanvr. genoteerd. J. K. te Rotterdam. Er komen t.z.t. 260 Hag. A. v. d. S. te Rotterdam. Weegsch. plus Patria genoteerd. 'A. S. te Rotterdam. 50 W.W.W. genoteerd. B. M. le Rotterdam. 6 pt over. H. bons kunt U zenden k 4 pt, Dr. 3 pt. We kunnen nu die compl. series niet gebruiken, misschien later. Mevr. B. te den Haag. Klaverblad verzonden. J. v. L. te Berkel. 122 Kwatta genoteerd. 'J. P. te Maassluis. Aanvr. genoteerd. Mej. C. v. B. te Utrecht. T.z.t krijgt U er 60. R. J. M. te Brunssum. Er volgen nu nog 30 B.B. G. J. R. te Terschelling. 400 Kwatta gen. Geduld! 'A. E. v. d. P. le Rhoon. Dr. Vim Kwatta genoteerd. K. A. R. te Leiden. U krijgt 30 W.W.W. P. N. de Z. te I.oosduinen. U frankeerde de brief imct 5 ct. 100 Kwatta genoteerd. J. d. L. le Rijsoord. 39 Droste genoteerd. P. A. v. D. te Scheveningen. Ze zijn niet in voorraad. J. 1). G. te Rotterdam, 't Eerste gedeelte ontving U, overige nunimere zijn genoteerd, 't Zal wel ejn poosje duren voordat U ze krijgt. P. M. te Utrecht. Er zijn er 3 gezonden. We kun nen zo wel aanvragen k 10 pt. P. C. N. te Hillcgersberg. 't Is 20 cent. 762 pt over. Wat wilt U ervoor? J. C. te Leiden. Haus was een drukfout, 't was Hans de Torenkraai. De 50 Hille zijn in Petto omgezet. POSTZEGELNIEUWS Jopie T. te Baarn, B. B. te Ede. Ilct Comité uit Rotterdam dankt voor de zegels. Postadres: De Ruilbeurs, HardinxvdJ. Anton van Duinkerken Het onderwijs in de Nederlandsche literatuur De didactiek en methodiek van het litei'atuur- onderwijs zijn de laatste jaren onderwerp geweest van velerlei discussie. Ik denk bijv. aan de pole miek tusschen Anton van Duinkerken en Gerard ICnuvelder en aan hot boek van dr Leest. Wat bij dit alles opvalt is vooral het streven naar. beperking, dat gepaard gaat met het verlangen de jonge menschen meer inzicht bij te brengen. Knuvclder in zijn briefwisseling met Van Duin kerken stelt dit vast: „Wil het letterkundig onderwijs benntwoorden aan zijn doel, dan heeft het allereerst het levende en vitale uit heel onze letterkundige produksie aan de leerling voor te leggen in het kader van een zéér beknopte literatuurgeschiedenis. Hoofdzaak moeten zijn: de levende getuigen var. ziel cn zinnen uit het heden en verleden." Het spreekt vanzelf, dat ieder deze doelstelling weer op zijn eigen wijze interpreteert. Met name de dichtere en letterkundigen stellen gaarne aan het onderwijs het doel, dat het onze jonge men schen „de wog naar de poëzie vergemakkelijkt" de weg „naar de verborgen schatten, waar hij do schoonheid vinden kan" (De literaire Gids van 23 October '31of ook dat de jongens worden op gevoed „tot lezers hunner contemporaine litera tuur" (van Duinkerken). De docenten echter, die dagelijks komen te staan voor een klas, waarvan misschien maar een kleine fractie letterkundig belangstellend en aangelegd is en te rekenen hebben met een examen, voelen zich in doorsnee tot dat zuiver aesthetisch onder wijs, als bedoelende in de eerste plaats „de op voeding van de letterkundige smaak" niet erg aangetrokken. Het komt ons voor, dat -de synthese te vinden is, indien men de moed heeft in het onderwijs te breken met het verbalisme en het streven naar volledigheid. Men moet allereerst kiezen, want „botweg langs het geraamte der gansche literatuur te draven", om met De literaire Gids te sproken, heeft geen zin en geen waarde. Het letterkundig onderwijs moet dus breken met' de tot nog toe veel te veel in zwang zijnde methode, aan alle dichters uit onze geschiedenis aandacht te schenken en van die allen een groot getal werken te doen uit het hoofd leeren. Dat wordt trouwens ook door de officieele pro grams niet geëischt De wettelijke eischen verlangen van den candi- daat der middelbare school, dat hij enkele voor name voortbrengselen van de letterkunde uit ver schillende perioden met vrucht hoeft gelezen en ze in verband kan brengen met hun lijd van ontstaan." En het program voor het hoofdakte-examen eischt: „Bekendheid met de hoofdstroomingen uit de ge schiedenis der Nederlandsche letterkunde. Nadere kennis van eenige door den adspirant te kiezen belangrijke voortbrengselen der Nederlandsche letterkunde." De wetgever heeft op deze wijze een doelstelling gegeven, welke het literatuuronderwijs rechtvaar digt Het zou zelfs bij een on-litcrair volk als het' onze niet aanguan, zooveel tijd en energie bij het onderwijs in het werk te doen stellen met het eenige doel: „de literaire smaak te vormen". Lite ratuur is meer dan schoone vorm, fraaie plas tiek, taalmuziek. In de kunst geeft zich een menschcnziel, in de kunst beluisteren we, wat de besten van ons ge slacht hebben gedacht en gevoeld. In do kunst van een volk maakt men kennis met het wezen van dat volk, met wat in bepaalde perioden van zijn geschiedenis zijn geestelijke, economische, sociale leven heeft beheerscht en stuur gegeven. Literatuur is: ontluiking van schoonhcidspracht, oorzaak van bewondering, maar tevens be langrijke bron van kennis: van den enkelen mensch en van het geheele volk. De beste Geuzenliederen, Vondels Hekel dichten, Da Costa's T ij d z a n g e n, Gezelle's .V 1 a a m s c h e Verzen, zijn belangrijk als schoonheidsmanifestaties, maar nlct minder, om dat zij ons een inblik gunnen in de zielstoestand ,van den lijdenden, strijdenden, bedroefden of ver. ontwaardigden of verrukten dichter. Ja, niet maar \an dien cenen persoon, maar deze èène dichter is de vertolker van veler gedachten en gevoe lens, van de nationale geest of van een gelijk gestemde groep uit het volk. Heeft Hebbel niet cenigszins gelijk, als hij zegt, dat in de dichters de menschheid droomt? En Eichendorff ver klaart: „de dichter is het hart der wereld". Vanuit drieërlei gezichtspunt derhalve moet de literatuur worden gezien, bestudeerd en gedo ceerd. Gebeurt dit bij de studie voor de onder scheiden, in ons land bestaande examens, dan is de vormende waarde van bet letterkundig onder richt niet licht te hoog aan te slaan. Dan wordt het een onderwijs, dat de «esthetische smaak vormt en ontwikkelt, dat de bronnen leert op sporen, waar die gevormde smaak ook nè de leerjaren! bevrediging kan vinden, dat dc kunstschepping doet zien in onlosmakelijk ver hand met den kunstschep'pcnden mcnsch, dat do kunst ook leert waardeeren in haar sociale be- teekenis èn sociale taak. Zien wij goed, dan tracht de bekende schrijver en docent Dr. Jos. J. Gielen in zijn laatste penne- vrucht nnar deze synthese. En we meenen dat zijn Handleiding bij de studie der Nederlandsche Letterkunde, voor middelbare school, kweekscho len en hoofdactestudie 2) daardoor niet alleen iets nieuws geeft, maar het literatuur-onderwijs ook in de juiste banen leidt. Het eerste nieuwe, dat Dr. -Gielcn brengt, is dat hij de literaire begrippen, dus dat wat door Poelhekke „woordkunst" is genoemd, laat vooraf gaan aan de geschiedenis der literatuur. Afge dacht nog van het practisch bezwaar, voor „woord kunst, een apart boek te gebruiken, is het ook onjuist, onidat het een scheiding aanbrengt, waar deze niet aangebracht mag worden. Dr. Gielen behandelt achtereenvolgens de begrippen kunst !(vorm-inhoud; inhoud-stof), kunstgenot (de ver schillende wijzen, waarop men kunst kan genie ten), kunstopvattingen vanaf de Middeleeuwen tot heden (hier ontvangt de studcerendc eigenlijk reeds een beknopte geschiedenis der literaire stroo mingen), factoren der woordkunst (klank, metrum cn ritme beeldspraak, compositie, stijl). Vervolgens maakt hij een vergelijking tusschen volkskunst en cultuurkunst, bespreekt de begrippentraditie, mode en tijdgeest, gaat na wanneer en waar deze ver schijnselen zich in onze letterkunde openbaren, en op welke wijze er reactie tegen ontstaat. Aan bet eind van dit hoofdstuk worden de verschillende vormen van woordkunst behandeld op zakelijke, pedadogische wijze. Schrijver heeft terecht begre pen, dat men de dingen klaar en eenvoudig moet benoemen, niet vaag en quasi-literair moet aan duiden. Ik kies maar een willekeurige zinsnede om te illustreeren, hoe Gielen doceert. TragedieDe tragedie ondcrechcidt men in romantische en klassieke tragedie. In hoofdzaak is het verschil er een van levenshouding: terwijl de klassiekgevormde of -aangelegde geest een innerlijk evenwicht bezit, omdat hij zich laat leiden door de rede. mist de romantisch-aan- gclegde dit evenwicht, omdat hij zich leiden laat door het gevoel. Het verstand schept evenwicht, rust sn orde; het gevoel: wisseling van gestel tenis, onrust en onevenwichtigheid. Het ver stand redeneert en overweegt, vindt genoegen in een beheerste beschouwing; het gevoel onder gaat. ondergaat tenslotte alleen maar meer die gewaard-wordingen die het schokken; het is nooit zonder een onrustig en diep verlangen naar bevrediging." Na de begrippen volgt de geschiedenis der letter kunde. In deze treedt vooral duidelijk aan het licht het streven naar verdieping cn belijning. De gang dezer literatuurgeschiedenis wordt bepaald door de hoofdstroomingen en de groote gestalten, welke in hun totaliteit een juiste indruk geven van het beste, dat vroegere en latere kunstenaars aan schoonheid hebben voortgebracht. Dr. Gieien tracht de kunst ook te verklaren uit den kunste naar; waar persoonlijke levensbizonderheden noo- dig of dienstig z.ijn om een bepaald werk heter te hegrijpen, onthoudt hij deze aan zijn lezers niet. Ik denk bijv. aan zijn schitterend hoofdstuk ovef Joost van den Vondel. Hij behandelt ook immer het werk als deel van een bepaalde strooming. Het schema is: het verloop der hoofdtijdperken, opkomst, bloei, verval de kenmerken, dc onder werpen, de hoofdmonumen ten en de hoofdpersonen. Een gelukkige gedachte is het geweest, van elke periode een balans op te maken: winst en verlies. Ilct dwingt tot aandachtige en kritische studie. Anton van Duinkerken meent; „onze letterkun dige geschiedenis te verklaren door die van htt buitenland is een fnuikende streving". Dr. Gieien is in dit euvel niet vervallen. Het is een ergerlijk 2) J. Muusscs, Purmercnd, 1930. verschijnsel, wanneer een docent aan zijn jeugdige cn nog ongeschoolde lezers en hoorders zijn lessen doorspekt met de namen en werken van buiten- landsche dichters en wijsgeeren. Natuurlijk kan niet goheel vermeden worden, iets over het buiten land mee te deelen. Wie over de Romantiek spreekt, zal natuurlijk iets over Rousseau en Walter Scott zeggen, wie Perk behandelt zal moe ten herinneren aan Shelley's Cloud. In een apart' hoofdstukje heeft G. de betrekking van onze en do vreemde literatuur nagegaan. In één opzicht is Dr. Gielen eenigszins ontrouw geworden aan zijn doelstelling: beperking ten be hoeve van verdieping en dat is in het laatste deel zijner historische schets. Aan de Beweging van Tachtig cn de Jongeren zijn niet minder dan 128 bladzijden gewijd. We vinden hierin een vrij vol ledige opgave van personen en monumenten en niet een streng doorgevoerde keuze. Doze laatste zou o.i. in het kader van dit boak' beteekenis hebben gehad. Maar toch vallen we den schrijver om zijn inkonsekwentie niet hard: de nieuwste letteren zijn (ook wel bij de docenten); het slechtst bekend. In examenvorslagen-hoofdak'e is wel eens gevraagd, of sommige candidaton wrl- licht meenen, dat onze literaire geschiedenis hij 1900 eindigt. Een betrouwbare handleiding bij Co veelheid der verschijnselen is dus welkom. Boven dien er is nog zooveel verschil over de beteeken.a der jongeren. Over de literatuur vóór 1900 bestaan in hoofdzaak vaststaande inzichten; van de jonge ren is het nog onzeker welke zich zullen kunnent handhaven. De laatste 100 bladzijden van Gielens boek zijn' a. h w. een toegift, maar een bizonder kostelijke toegift. Allereerst trekt schrijver een parallel tus schen de verschillende kunsten. In de Middel eeuwen zijn schilder- en dichtkunst naïef, bij beide lette de kunstenaar vrijwel uitsluitend op het doel De Renaissance is tijd der barok waarover dr. G. reeds op bl. 9395 een duidelijk karakte ristiek gaf! gekenmerkt door pracht en praal* overdaad en massa. In de Romantiek treffen ons liefde tot de natuur, melancholie, de idylle, do sterke fantasie, de trek naar dc historie, de humor* Dr Jos. J. Gielen Bij de Tachtigers bestaat er nauwe relatie met dó Haagsche schilderschool. Zoowel voor het dieper indringen jn de geest van de verechillende tijdvak ken, als voor de culturcele ontwikkeling, heeft deze schets groote waarde. Tot slot volgen de Toepassingen. Dr. Gielen heeft; twaalf der voornaamste gedichten uit heel de letterkunde genomen en deze uitvoerig besproken: hij verklaart de tekstmoeilijkheden, wijst aan de acslhctischc kwaliteiten, verklaart het ontstaan vanuit do levensomstandigheden of gemoedstem ming des dichters. Vermoedelijk heeft Gielen bij het schrijven van deze litcrair-historisch-aestheli- schc besprekingen gedacht aan de hoofdaktecandi- datcn. Wie hunner deze verzen op hun literatuur lijst zetten, vinden in de bijgaande verklaring en bespreking dc waarborg, dat zij op het examen het bewijs kunnen leveren, ze werkelijk begrepen ia hebben. Ik aarzel niet, deze Toepassingen meester stukjes van doceerkunst te noemen, welke meio dezen nieuwe Handleiding tot de voortreffelijkste maken, welke er tot nu toe verscheen. Dit boek is een echt studieboek: het kauwt niet voor, maar het leert studoeren. Dat is tenslotte zijn verdienste bo\en alle verdiensten. Gelijk bij geen enkel leervak, kan ook niet bij" letterkunde het onderwijs af zijn. Integendeel: het is een begin, een eerste orienteering van de lust tot literair genot, het doen kennen van hoofdlijnen cn hoofdmonumentcn. Deze eerste oriëntcering echter, beslist over de latere belangstelling of onver- schill.gheid! M. J. LEENDERTSE 569

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 17