JAAREINDE 1936 NIEUWE LEIDSCHE COURANT Feest op School KERSTFEEST - OUDEJAAR BIJLAGE VAN DE Alle kinderen kijken naar de juffrouw. De juffrouw gaat even de gang in, en als ze na enkele ogenblikken weer binnenkomt, kijken de kinderen haar aan, alsof ze het voelen, dat er iets bijzonders is. „Ja," zegt de juffrouw, „luister maar eens goed, 'k heb je iets heel prettigs te vertellen. Raad maar eens wat." „U bent jarig," zegt er één. „Gaan we uit?" vraagt een ander voor zichtig. Maar de juffrouw knikt van neen, en zegt: „Het is van iemand, van wie we allemaal heel veel houden." Weer wordt er geraden en hoort men: „Vader, moeder, oma, tante." Tot er ineens een zegt: „Van de Koningin." Nu helpt de juffrouw op weg: „Het is iemand, die bij de Koningin woont." En dan klinkt het op jubelende toon uit ver schillende mondjes: „Prinses Juliana!" „Geraden," zegt de juffrouw. „Onze Prinses is verloofd." Even is het stil. Maar als de juffrouw vraagt: „Wat bedoelen we ermee, als we zeggen, dat iemand verloofd is?" roept Hans: „Dan gaan ze gauw trouwen!" „Jij bent een knappert," prijst de juffrouw, „en wat doen we, als iemand gaat trouwen?" Dat weten allen, en in koor klinkt het: „Feestvieren „En weet je, hoe de Prins heet?" „Prins Bernhard „Roep maar eens allemaalLeve Prinses Juliana! Leve Prins Bernhard!" SIMEON EN ANNA Hier ziet gij Maria en Jozef En 't kindeke Jezus weer. Daarbij staan Simeon en Anna, Zij zijn zo blij met den Heer. Je ziet wel. dat beiden heel oud zijn: Vooral, die man met zijn baard: God zei. dat hij zou blijven leven Tot Jezus zou komen op aard. Hij zegt: Heere, laat mij maar sterven, Nu is het mijn tijd misschien. Want 'k heb met mijn oude ogen Den Heiland der wereld gezien. Zie. Jozef draagt twee mooie duifjes Als offer van dankbaarheid. Dat strakjes door den priester Voor God wordt toebereid. ROEL DASMUS Wanneer de rust enigszins is weergekeerd, zegt de juffrouw: „Nu zullen we eens gauw kijken, of er nog oranjepapier is, dan krijg je nu van de juffrouw een strik, en morgen breng je er een van thuis mee, of een sjerp, en wie een vlag heeft, mag hem ook mee brengen." Nog even wordt er doorgewerkt, maar zoals te begrijpen: de rust is weg. Want onder wijl komen de versieringsartikelen voor de dag en worden, onder vrolijke uitroepen van de kleintjes, opgehangen. Dan is het tijd om naar huis te gaan. Het is een vrolijk troepje, dat de volgende morgen de school binnenstapt. Allen zijn versierd met strikken of sjerpen, en de meesten hebben ook een vlag. Deze worden in 't lokaal tussen de versiering een plaatsje gegeven. Even vóór negen komt Piet met z'n moeder binnen. En die moeder zegt: „Ik dacht wel, dat u het lokaal versierd had, en nu heb ik een snoepje meegebracht, dat behoort bij feestvieren." Als de juffrouw het zakje in de hoogte Als 't Oude Jaar voorbij is t Oude jaar is" heengevloden Met zijn lief en met zijn leed, 't Heeft den een veel goeds geboden, Waar 'n ander bitter streed. Bij den een ging 't al voorspoedig, 't Liep hem mee, wat hij ook deed. Zegeningen overvloedig Overtroffen verre 't leed. Wensen gingen in vervulling, Alles om hem heen xvas vreugd, Elke dag was één genieting, 't Jaar vloog om in blij gcncugt. Maar een ander bracht het smarle. Bracht het droefheid en verdriet, Bracht het leed en wondde 't harte, Scheen de zon zelfs éven niet. 'n DierVre band werd doorgesneden, 't Huisgezin uiteengerukt, 'n Bittre, zware strijd gestreden, Vrolijkheid steeds neergedrukt. Hoe verschillen al die wegen, Bond om eigen leven heen, Hier veel strijd en daar veel zegen. Hier gelach en daar geween. Maar, wat hel jaar ons heeft gegeven, lloè we terugzien op ons pad, Laat ons God steeds ere geven, Die met ons erbarmen had. Hij schonk tijd en liet ons 't leven, Opdat wij ernstig en gemeend, Aan Hem ons harte zouden geven, Aan Hem, Die steeds Zijn oor ons leent. Als de verrassing is uitgedeeld houdt en vraagt: „Wie wil er wat hebben?" gaat er een hoera'tje op, want iets lekkers daar houden allen van. Dan klinkt de bel en is het tijd om te be ginnen. Nadat er een poosje gewerkt is, wordt de „optocht" opgesteld, en maken de kinderen een wandeling door de gangen en zelfs de trappen op, onderwijl zingend en zwaaiend met de vlaggen. Wanneer ze daarna in het speellokaal aan komen, wordt het feest voortgezet en de verrassing uitgedeeld. Daarna gaan de kinderen vrolijk en voldaan naar huis, de juffrouw achterlatend, plan nen bedenkend om ook de trouwdag van onze Prinses straks voor kinderen tot een feestdag te maken. J. C. G. De onderwijzer verklaart, dat het Arabische woord „Ben" betekent „zoon van". „Jullie hebt wel eens gehoord van Ben Hur, dat betekent, de zoon van Hur. Wie kan er nog een voorbeeld opnoemen?" Jantje steekt zijn vinger op. „Ja, jij Jantje?" „Benjamin, zoon van Jamin", glundert Jantje. OM NA TE TEKENEN TE KLEUREN Het is rustig in de klas. Allen zijn aan het werk. Plotseling horen we rrrrrrt! en klinkt de telefoon. 584

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13