(km (kekm, &n Drift en Bezinning MAANDAG 23 NOVEMBER 1936 „In dit boek heb ik getracht", zo begint de lieer Van Leeuwen zijn voorbericht, „een beeld te geven van de schrijvers, die in Noord-Nederland sinds de oorlog zijn opge treden, daarbij er voortdurend naar strevend de mentaliteit der nieuwste litteratuur te zien als een deel van Je totale geestelijk- stoffelijke constructie van de wereld onzer dagen". Een moeilijke, gevaarvolle en on dankbare onderneming. Moeilijk, omdat in 't gewirwar der feiten, door 't gebrek aan distantie en de subjectieve reactie de tijdge noot zo licht de dingen andere ziet dan ze inderdaad zijn, zo licht dc verhoudingen scheef trekt, daar 'zijn persoonlijke smaak en voorkeur hoe onbevangen hij zich ook tracht te plaatsen tegenover al zijn objec ten hun invloed blijven doen gelden. Ge vaarvol, omdat de historie zal leren, dat .vele malen, werd misgetast en omdat ook de voorzichtigste profetieën, waaraan men bij nog levende en vooral nog in hun op komst zijnde figuren zoo moeilijk ont komt, maar al te dikwijls faliekant uitko men. Ondankbaar, omdat reeds bij de dag van verschijning het boek niet meer geheel bij is en omdat 't onmogelijk is de grens te trekken tussen belangrijke en onbelang rijke figuren Daardoor wordt 't werk der epigonen en der jonge dichters slechts op sommend gereleveerd. Het boek verliest zo doende aan leesbaarheid, al behoudt 't zijn waarde als vraagbaak voor feitenmateriaal, waaraan men iedere dag behoefte kan heb ben. Vooral in dit laatste opzicht is Van Leeuwen's werk van grote waarde: Titels en jaar van verschijning van boeken, ge boortedata van dichters; ontstaan, split sing en verdwijning van tijdschriften, het geeft ze alle nauwkeurig aan. Een uitge breid personenregister wijst bovendien ge makkelijk de weg. Ik vind 't alleen jammer, dat hij in de tekst naast de pseudoniemen niet de eigenlijke auteursnaam vermeldt, daarvoor moet men steeds naar 't register, en niet ieder lezer is daarop bedacht, spe ciaal bij algemeen verbreide schuilnamen als van Anton v. Duinkerken, Johan v. Vor- den, Anthonie Donker, Ed. Coenraads, etc. Van Herman de Man en Willem Hesscis noemt trouwens 't register óok de eigen naam niet. We zouden echter aan de betekenis van 't boek te kort doen, als we de indruk wek ten dat 't zijn hoofdwaarde ontleende aan registering van feitelijke gegevens, 't Is in tegendeel Van Leeuwen's voornaamste be- doe'i ig geweest inzicht te geven in de ont wikkelingsgang onzer literatuur sedert 1914. En meer dan iemand is hij daarvoor dé ge schikte persoon. Zijn enorme belezenheid, die op iedere bladzijde blijkt, zijn oprechte W langstelling voor alle litteraire uitingen, en zijn grondige kennis van de belangrijkste wijsgerige en letterkundige stromingen stel len hem in staat uit de chaotische massa een geordende eenheid te bouwen,, waar door er tekening en lijn komt in 't vele en veelsoortige, dat de laatste vijf en twintig jaar in eigen land werd uitgegeven. De geschoolde en artistieke kunstkenner trekt met vaste hand de scheidslijn tussen originaliteit en epigonisme. Daarbij worden harde maar rake waarheden gezegd. Het oordeel over de naturalistische nabloei on der de vrouweiijke auteurs der 20o eeuw is niet zachtzinnig, maar waar. Dat daarbij tevens de artistieke waardering van 't pu bliek, dat in literatuur belang stelt, een \eer moet laten, spreekt bijna vanzelf. Ook voor 't Chr. publiek, dat nog veel te veel jaagt naar de kennismaking met alle nieu we snufjes van twijfelachtig kunstgehalte op romangebied, maar die men toch geJeT zen moet hebben, wil men geschikt zijn voor de beschaafde conversatie", is 't niet ondienstig eens te horen, hoe een bekwaam cn erkend kenner spreekt over 't werk van Jo van Ammers-Küller b.v.; een karakteris tiek, die mijn volle instemming heeft: t[Mnnr erger is toch de verdraaide werke lijkheid van Jo van Ammers-Külier: de op zettelijke antithesen die zij geeft (domme brute mannen als minnaars van intelligente vrouwen; achterlijke Hollandse provincie vrouwen tegenover Parijse Frangaises) zijn Wereldbibliotheek N.V. 1930. door W. L. M. E van Leeuwen tc doorschijnend tendentieus, dan dat oen serieus lezer die zou aanvaarden; zij tekent de wereld der parvennus, met de ogen van een provinciaalse, die in „de grote wereld" verplaatst, al te spoedig meende haar men sen te kennen, doch d^r de uiterlijke schijn verblind werd." Bit is afdoende, maar rechtvaardig schoon onvolledig. Immers haar behandeling van godsdien stige personen is even oneerlijk cn tenden tieus en maakt daarom haar werk voor een Christen volmaakt ongenietbaar. Scherp laat Van Leeuwen uitkomen hoe de auteurs die thans de meeste populariteit genieten, juist niet degenen zijn, die als typische vertegenwoordigers van de na-oor- logse periode moeten worden beschouwd. Hiermee komen we tot de kern van zijn betoog. Tevens ligt daar 't bezwaar dat we tegen zijn uiteenzettingen hebben. De dra gers van de „grote literatuur" in 't tweede en derde decennium onzer eeuw zijn de luidruchtige mannen van de „Vrije Bladen" en „Forum". Bij alle critiek op hun afkeer van de traditie, hun gemis aan gevoel voor verhoudingen, acht Van Leeuwen hun ar tistieke betekenis onaantastbaar. De histo rie zal 't leren. Voor mij staat 't nog lang niet vast. Deze lieden, die zich bij \oorkeui met de naam ,paganisten" sieren (hoe sn°i zijn wij afgegleden, sinds Dr. Kuyber v.-oi 't eerst dat woord dórst gebruiken) hebben zeker vele jaren lang de grootste mond ge had, maar de intrinsieke kracht van hun werk is niet alleen omdat 't anti-christelijk is, maar ook omdat 't onder de grilligste, en extreemste vorm. die met alle conventie en alle rationeel taalbegrip spot, iedere blij vende waarde derft zeker niet bestand tegen de vernietiging van de tijd. Later en bezadigder generatie zal spotten rr?et de uit spattingen van een overmoedige na-oorlogse jeugd en alleen als absurditeit kwalificeren, wat misplaatste eigenwaan en niets spa rende opstandigheid tegen alles en ieder een als grote kunst beschouwde. Op deze kunst is 't woord van Prof. Huizinga van toepassing: „De dichter, om zijn geestes inhoud mee te deelen, schudt zinselemen ten, door hun onderling contact absurd ge worden, in de ruimte uit," Het jaar 1914 slaat volgens Van Leeuwen de onoverbrugbare kloof tussen de genera ties van kunstenaars. De verschrikkingen van de oorlog hebben deze extreme reacties bij de jongeren gewekt Daardoor ontston den gedeel nieuwe, nooit eer gekende op vattingen van leven en kunst. Al geeft men toe, dat een geweldig ge beuren als de wereldoorlog was, niet straf feloos voorbijgaat aan het dan opgroeiend geslacht toch lijkt 't mij wetenschappelijk niet verantwoord om de scheiding zó abso luut te maken. Bij de toonaangevende man nen van 1920 is voor mij, bij alle uiterlijke doch vaak schijnbare tegenstrijdigheid, toch grote en essentiële overeenkomst met de Tachtigers. Sterker dan alle uiterlijke fac toren, hoe ontzaglijk ook, is de werking der innerlijke krachten. En die tonen juist bij beide groepen de frappantste overeenkomst: Het is de geest uit de afgrond, de grenzen loze haat tegen God en Zijn gebod, de felle afkeer tegen de bestaande orde, gevestigd op de Christelijke tradities, die de losgesla gen mens tot de afschuwelijkste Godslaste ring doet vervallen. De vorm, waaronder dit geschiedt, is dan van minder betekenis. De Tachtigers mogen dan 't woord culti veren en veel te „literair" zijn, terwijl de oorlogsgeneratie de naakte en directe zeg ging uit reactie daartegenover stelt, het wezen blijft één: menselijke hoogmoed, in mateloos individualisme zijn heil zoekend, verzet zich bij beide tegen 't Goddelijk Woord en de Christelijke traditie. Hier ligt 't onderscheid tussen Van Leeu wen en ons. En daarom kunnen wij naast de dank, die we hem schuldig zijn, voor de rijke en betrouwbare feiten, die hij bijeen bracht, geen instemming betuigen met hun verklaring en appreciatie. En evenzeer moeten wij onder erkenning van de eerlijke poging die van L. deed om de Protestantse literatuur in dit tijdvak te schetsen al ging dit in 10 pag. wel heel erg kort en te bloot opsommend, ofschoon I enkele juiste typeringen ons verheugden I waarschuwen tegen 't al te gemakkelijk misleidend gebruik van woorden a's Calvi nisme en Christelijk. We denken daarbij o.a. aan ,,'t typisch Hollands Calvi nisme dat Verwey dreef tot soberheid en wijs inzicht" en aan 't „Christendom" in de verzen van Leopold en Nijhoff. I Van Leeuwen staat te ver af van 't waar- I achtig Christendom dan dat hij hij machte zou zijn de onvergankelijke waarden daar- van te peilen.. Het vriendelijk spelen met 't woord religie maant tot waakzaamheid. Het is een kleine kunst de opeenvolgende generaties van dichters der laatste halve eeuw hebben 't getoond een vurig nage streefd ideaal met een aureool van reli- gieusiteit een schitterende schijn te geven. Met Christendom heeft dit alles niets ge meen: 't is modern heidendom, dat te ge vaarlijker lokt naarmate het vager en zwe- vender met vertrouwde bewoordingen tot den onbevangene nadert. Een beschouwing, waartegen 't Christen dom lijnrecht positie moet kiezen, vindt men b.v. op blz. 177, die scherp typeert de grondslag, waarop de schrijver staat. „Het woord schijnt door de na-renaissancisti sche eeuwen hun té onmiddellijk met het persoonlijk denken verbonden te zijn, om nog als voermiddel voor de geloovigen te kunnen dienen; klanken en kleuren lenen zich daar wellicht thans nog beter toe; een religieuse schilderkunst, een religieuse mu ziek is misschien eerder mogelijk, dan een religieuse litteratuur". De Christen belijdt dat 't woord zowel na als vóór de Renaissance een gave Gods blijft, dat een ieder mens verlicht, wanneer hij komt in dc wereld en hem bekend maakt wat zijn gedachte zij. Ook daarom zijn we Van Leeuwen dank baar. omdat zijn boek ons opnieuw herin nert. boe nodig nrinrinieele toptsing hliift. Het dringt ons tot studie vanuit ons, eigen standpunt; terwijl we met zijn feitelijke or dening gaarne onze winst doen. J. KARSEMEYER. De heer J. L. van Dalen, in leven archi varis van Dordrecht, wiens groote boek „Geschiedenis van Dordrecht" dit jaar voltooid werd. De schrijver, die in 't begin van dit jaar overleed, heeft zijn levens werk niet meer geheel in druk mogen zien verschijnen. Na het werk van Mathijs Balen (1677) bestond er geen complete geschiedenis van Dordrecht. Daarom vooral is het werk van den heer Van Dalen (1200 bladzijden, met een kleine 200 prachtige illustraties) van buitengewone beteekenis. Hewerd op onberispelijke wijze uitgegeven door de firma Corn. Morks Czn. te Dordrecht DE PSALMEN, uit den grond tekst vertaald door Prof. R. L. Jansen O.P., Hoogleeraar in de exegese aan de Universiteit te Nij megen. Uitg.: J. J. Romen Zonen, Roermond-Maaseik, In een woord ter inleiding lezen we dat de vertaling van het O. T., uitgegeven door de Apost vereeniging Petrus Canisius, haar einde nadert. De Psalmenvertaling van Prof. Jansen zal er een onderdeel van zijn, maar wordt cp veler verzoek apart uitgegeven in de serie „Bijbelsche Monographieën" onder leiding van Prof. Dr. Jos. Keulers. „De bezwaren tegen een onoordeelkun dige Bijbelverspreiding onder ons Katho lieke volk bestaan zeker niet voor het lezen en bidden der Psalmen door allen, zoowel priesters, als religieuzen en leeken. Intusschen heeft de opbloei van ons li turgisch leven het meer en meer wensche- lijk gemaakt een Psalmvertaling in de moedertaal te bezitten, om de geïnspireer de gezangen beter nog te begrijpen en er alle stichting voor het godsdienstig en ze delijk leven uit te trekken, die deze heer lijke gebeden en verheven liederen een mystieke ziel kunnen bieden". Aldus Prof. Jansen. Merkwaardig is wat hij zegt in de inlei ding omtrent den .joodschen geest" in de psalmen, wijzende op het „oog om oog" dat naar Christus' woord de verhoudingen der ouderen tegenover hun vijanden weerspie gelt, en in de z.g. vloekpsalmen uitdruk kingen deed ontstaan, die ons Christelijk gevoel pijnlijk kunnen treffen. Waarop hij laat volgen: „We moeten daarbij twee din gen bedenken. Vooreerst dat in het theocra tisch bestuur, waaronder het Joodsche volk leefde, een vijandschap tegenover liet uit verkoren volk van zelf werd aangevoeld als een vijandschap tegenover God, cn van die gezichtshoek uit met groote strengheid werd beoordeeld. En vervolgens, dat de vergelding en wraak, hoe heftig ook ge kleurd, ten slotte steeds in handen van God Zelf worden gelegd, waardoor noode- looze wreedheid is uitgesloten, en Gods barmhartigheid steeds zijn rechtvaardig heid vergezelt. We blijven dus geheel in den waarachtigen geest der psalmen, wan neer we door den harden bast, die vergan kelijk is, trachten door te dringen tot de geestelijke kern, die blijft; wanneer we dus dergelijke teksten in geestelijke zin verkla ren, en ze toepassen op onzen geestelijken vijand, die als tegenstander van God terzelf der tijd de belager is van ons eeuwig heil". De Gereformeerde theoloog zegt deze din gen wel wat anders; hier wordt gezegd: schakel het al te menschelijke, het al te Oud testamentische gerust uit; en „vergeestelijkt" wat niet naar de geest van Christus is Hebraici mogen beoordeelen in hoever Prof. J. recht heeft gedaan aan de grond tekst; hij heeft blijkbaar de taal meer ge stemd naar de toon van *t hedendaagsrhe Hollandsch; niet dus zoo in verheven Hol- landsch vertaald als de Statenvertaling. Rhythmisch heeft hij overgezet; een bewijs dat de vertaler gevoelig is voor do zang, de imuziek. Onwennig is ons 't begin van Ps. 73: Waarachtig, God is goed voor den recht vaardige. Dat doet hier denken aan e^n ruwe uitval En in Ps. 25 vinden we niet mooi: ,,Jahove's vriendschap geldt hen, die Hem vreezen. Hij maakt hen deelachtig aan Zijn Verbond. Er staat toch iets mee.- in: „De verborgenheid des Heeren is voor degenen die Hem vreezen". In alle geval is de laatste vertaling aesthetisch zeker tc verkiezen. Ps. 45 in onze vertaling zingt: ..Alle uwe kleederen zijn mire en aloë en ka?«ia, uit de elpenbeenen paleizen, waaruit zij U ver- bladen". Hoe duidelijk is nu de nieuwe vertaling: ,A1 uw kleeren geuren van mirre en aloë en laurier, uit ivoren paleizen juichen de harpen U toe". De uitgave Is bijzonder goed verzorgd, een flink formaat, sprekende letter op glanzend sterk blad. We moeten ons verheugen in deze zorg voor Gods Woord dat nu door Rome's zonen onder het volk komt. A. WAPENAAR DRIE GESCHRIFTEN VAN Dr. H. KRAEMER. 1. Kerk en Zending. 2. Waarom Zending jnist nu? 3. De ontmoeting van het Chris tendom en de wereldgodsdiensten. Uitgaven van het Roekencentrum N.V. Boekh. en Uitg. voor In- en Uitwendige Zending, 's Graven- hage. 1936. Uit referaten en art kelen was ons reeds opgevallen de heldere en diepgaande betoog trant van den in ons land met verlof vertoe- venden Zendingsleider Dr. H. Kraemer. Na het lezen van dez>e drie boekjes is die in druk in hooge mate versterkt; kerken en corporaties, welke in ons land Zending drij ven, vinden in dezen auteur een wegwijzer van buitengewoon formaat. Wij zeggen dit niet alleen met betrekking tot het financieel zwaar beproefde Zendingscomplex Oegstgeest (Ln verband waarmee vooral het eerete en tweede boekje van groote waarde zullen blijkenmaar ook aan het adres der Geref. en andere Kerken, welke in Nederl. Indië hun meer of minder omvangrijk Zendings werk onderhouden. Zij alle zullen in deze ge schriften een fundamenteele beschouwing van de Zending, en tevens wereldwijde oriënteering van het Zendingsprobleem in het verre Oosten aantreffen, welke niet an ders dan verfrisschend, versterkend en be zielend invloed kunnen hebben. In „Kerk cn Zending" zet Dr. Kraemer niet alleen de eenheid van deze twee (ook van Kerk en Evangelisatie) in verras send helder licht, maar daalt hij *>ok af tot de fundeering der Kerk om haar te onder zoeken op Zendingsmogelijkheid. Wij zouden tal van uitspraken hier willen overnemen, omdat ze zoo hreeo mogelijk verbreiding waard zijn. Met een paar woorden raakt hij het misverstand over kerkleden, „alsof do Kerk een bond van moreele athleten behoor de te zijn." Uitnemend is ook het nog eens weer voor op zetten van de positie der Kerk: zij is er om en in den nood der wereld. „In haar als Zijn lichaam zet zich de Goddelijke be weging der barmhartigheid voort". En: „de nood der wereld is de prima ire aange legenheid dor Kerk. Ook de ellendige conse- cpientie van het niet erkennen dezer waar heid wordt in scherp licht gezet: dat dit onder ons nog een onderwerp van dis cussie moet zijn, dat men uitmaakt met het argument van „ervoor voelen" en „er niet voor voelen". Dat uit deze en dergelijke opvattingen de absolute eenheid van Kerk en Zending met kracht wordt aangetoond, is begrijpelijk. Dit geschiedt ook in het tweede geschrift „Waar om Zending juist nu?" Hier wordt op weer geheel andere wijze het wezen der Zending belicht en meer hijzonder haar beteekenis nu. Daarbij denke men niet aan de crisis maar in breederen zin aan de evoluties in de groote godsdiensten van het Oosten. Als vanzelf sluit zich hierbij aan, maai" Ln nog schooner en breeder betoogtrant, het derde geschrift „De ontmoeting van het Ghristendorn en de wereldgodsdiensten". Hoe leerzaam openbaart de schrijver zioh hier als kenner van de geweldige problemen in het Oostersche denken, maar tevens: in hoe evenwichtig redebeleid weegt hij hier do mogelijkheden en de fouten, de verhoudin gen en de intensieve waarden af, niettemin de universaliteit van het Ch Hst ondom hand havend en de assimilatie afwijzend, omdat zij de kern vn het Evangelie miskent. Drie boeken van geest en kracht! Ontspannings-Lectuur Als men op dit boek een bekend gezegde zou willen toepassen, dan is daarvoor het meest voor de hand liggend: schijn bedriegt. Men neemt dit uiterlijk heel mooie boek ter hand en gaat er in bladeren. Zoo doet men, nietwaar, als men een nog onbekenJ boek onder zijn bereik krijgt. Men bladert en kijkt. Bekijkt de illustraties. Heel mooi mompelt men of men zegt het hardop. Heel mooi. Enkele, neen vele, foto's vallen bui tengewoon op. Piet Marree, de fotokunste naar is werkelijk een kunstenaa* met zijn lens. die hij precies zoo weet te richten, dat het schoone, wat het oog ziet (en waarvan men zich vaak niet eens rekenschap geeft, „Kinderbescherming ls kinder opvoeding", door Mr. G. T. J. d e Jongh en vele anderen. Uitij. Wereldbibliotheek N.V. te Amster- dam-Sloterdijk. Van het voor enkele jaren door Mr. G. T. J. de Jongh gepubliceerde boekje over „Kin derrecht en kinderbescherming" is thans een natuurlijk vervolg verschenen onder den titel „KinderbescheiTning is kinderopvoe ding". We verheugen er ons zeer over, dat deze aanvulling mogelijk was, en hopen dat het nieuwe werkje een even hartelijk ont haal zal vinden en evenveel goeds moge uit richten als zijn voorganger. In dit boekje is een reeks bijdragen ver zameld van personen, die op het arbeids terrein van de Tehuizen voor jongens en meisjes en alles wat in den ruims ten zin daarmee samenhangt, de dankbaarheid heb ben verdiend en zeker ook ingeoogst van meuigein jongen main en menige jonge vrouw. En niu deelen ze iets mee van hun ervaringen, of wel ze bieden enkele conclu sies aan, waarvan in het vervolg vruchten kunnen worden ingewonnen. We denken et name aan het prachtige stukje van Prof. Dr. R. Casimir over de wrange ellende van de echtscheiding; aan de bijdrage van "Ir. IL de Bie, waarin aan de hand van een citaat uit Dr. A. Kuyper gewezen wordt op de essentieele beteekenis van het gezins leven; aan hetgeen C. Wilkeshuis schrijft over liefde en ge®ag, deze twee-eenheid, en zeker niet het minst aan de publicatie van Mr. G. T. J. de Jongh, de®en pionier. Maar ook de verdere bijdragen zijn het kennisne men alleszins waard, en slechts plaats ruimte kan ons verhinderen bij elk afzon derlijk eenigen tijd stil te staan. In de strafbedreiging tegen volwassenen begint de laatste jaren de vergeldingsgedach te meer op den voorgrond te komen, niet het minst uit overwegingen van preventie. Voor tnq. die als het wezen van hot recht de ver gelding plegen te zien, is dit wellicht een bewijs a posteriori van de juistheid van op vatting, maar daarnaast moet toch ook steeds gestreefd worden naar waarom men het schoon vindt), wordt vast gelegd, zoodat we later nog meermalen dat schoone gaan zien en het steeds schooner vinden. De klokken, de torens en wat er om en bij behoort en wat vanaf die torens is te zien, dat zijn de hoofdmotieven wat Piet Marree's fototoestel voor ons heeft vastgehouden. Neem b.v. de expressieve koppen van den klokkenmaker (pag." 156! of van den zich tot de strijd met de elemen ten aangordenden menschenredder. als de stormklok luidt, 'n prachtfoto (pag. 224), neem den klokkenist (pag. 72), zie de treu rende vrouwen als de doodsklok luidt (pag. 260), (dat moderne damestaschje past niet bij de ouderwetsche gewaden). Zie alle foto's en ge vindt het een heel inooi boek. Ook de band. de druk, de geheele techni sche verzorging is mooi. Dan gaat ge lezen, en verwacht wat moois, wat buitengewoons te lezen. Dat valt tegen. Niet dat het nu minderwaardige no vellen, schetsen, verzen enz. zijn. Jntcgen deel, er zijn mooie novellen bij. b.v. die van Anton Coolcn, of die van Marie Koenen, ook de schets van D. v. d. Stoep munt uit. Maar 't is te veel over de klokken, dat gaat tegenstaan. En... lijdt menigmaal de gegeven lectuur niet aan een ernstig euvel? Het etiket: „uitgevoerd volgens bepaalde opdracht" valt wat veel op en ontsiert. Dat is jammer voor dit overigens mooi uitge voerd boek. Het gebed des volks voor zijn vorstenbnls. Door Dr. J. H. G u n- n in g J.Hzn. La Rivièro Voor hoeve, Zwolle. Op de hem eigene, pathetische wijze levert de grijze strijder en bidder Dr. Gunning zijn bijdrage tot oe Oranjelectuur, die ongetwij feld in de komende maanden in milden oven-vloed zal loskomen. Hij grijpt onmiddel lijk naar de meest ernstige, ook meest be- teckenende kant van dit nationale gebeuren: het gebed voor hen, die straks als nieuwe eenheid in het Oranjehuis zullen ingevoegd zijn. Daarbij richt hij zich ook rechtstreeks in aangrijpende bewoordingen tot Koningin, Prinses en Prins, om dan ons volk nog eens de oogen te openen voor de groote geestelijke schatten, welke te winnen maar ook te verliezen zijn. De uitgevers hebben het boekje niet als een massaproduct, doch keurig verzorgd als een waardevol souvenir uitgegeven. Er zal straks een oogvermoeiende stroom heelden van het feest te zien zijn; wij hebben ook wat andere en beters noodig en daarvoor heeft Dr. Gunning weer prachtig en op tijd gezorgd. Dr. J. H. Gunning J.Hzn. .•an dezen zin des rechts, hetzij in de rich ting van de ethiek, hetzij, em dit dan vooral hij jeugdigen, in de richting van de opvoe ding. Dit geldt evenwel niet alleen voor de delinquenten. In gelijke mate dient er sprake van te zijn bij de anderen. Niet. dat we van meening zijn, dat dank zij de opvoeding de gevangenissen en de ellende in evenredige mate zullen afnemen als de scholen toene men. Niet in het verstand in de eerste plaats, maar in het aangeven van richtlijnen, in het wekken van ver-trouwen dient hier heil gezocht, en juist in dit opzicht kan het boekje van Mr G, T. J. de Jongh en zijn wak kere medewerkers, in aansluiting op al de zegenrijke arbeid, waarvan het getuigen mag, rijke wuohten afwerpen. NEDERLANDSCHE BELASTING WETTEN, verzameld en bewe.kt door Mr. W. E. C de Groot. Uitg. N. Samsom N.V. te Alphen aan den Rijn. In de serie wetboeken, welke bij Samsom te Alphen aan dén Rijn verschijnt is thans, naast het Wetboek van Strafvordering, dat van Strafrecht cri de Wet op de rcgterlijke organisatie en het beleid der justitie, even eens een uitvoerige verzameling van B las- tingwetten opgenomen. Ze zijn bij elkaar gebracht en bewerkt door Mr. W E. C. de Groot., Inspecteur der Directe Belastingen en Secretaris der Vereeniging v<or Bel ts- tingwetenschap te Amsterdam, een man al- zoo, die thuis is op het zich nog immer uit breidend terrein, dat dit b-ekje 70"kt te be strijken. Afgezien van de kwaliteiten van den verzamelaar is het feit, dat dn werkje opgenomen is in dé boven verm elde serie, terecht in de pprs genrezen, een garan'ie voor de volledigheid (reeds de inhoud telt 19 bladzijden) en voor de afwerking. Wc wijzen met name op de chrono'ogische 'ijst die het handige bookie aHuit. Overigens moet een verzameling als deze haar volle waardij in de practijk bewijzen, maar de vooruitzichten zijn niet slecht. „DE OMZETBELASTING", dorr W. H. van den Rergo pn H. de Vrios, tweede g h°ei her en" en vermeerderde druk. Uitg. N. Sam som N.V. te Alphen aan den Rü'i De tweede druk van dit werk za'. uu,ar WAAR WIJ WONEN Een nieuwe Verkade-album „Maar al te veel Nederlanders hespffo nog niet, in welk heerlijk land zij het voor recht hebben te leven". Zóó begint Dr Jac. P. Thysse het doo hem geschreven en door de wel bekenii drie illustrators C. Hol, H. Rol en J. Voei man Jr verluchte nieuwe album, dat Ve kade thans uitgeeft. 't Is wei haast uilen naar Athene zende om de lof van Verkade's album weer te h zingen. Geen, die ecnigszins mee wil doei die niet van Verkade's albums hoorde geen. die niet weet, dat deze staaltjes va pakkende schoonheid zijn. Pakkend vot jong en voor oud. Wat nu weer tot stand kwam munt wei uit boven alles wat we op dit gebied kennei Hier wordt door do uitgevende firma Vei kade alle reclame opzij gezet Alleen cc regel op de titelpagina: Uitgave Verkade fabrieken N.V., Zaandam, dat is van buite en van binnen alles wat aan Verkadc he innert. Simpeler kan het al niet Een zuiver aesthetisch en hoog culture doel wordt hier nagestreefd. En dit doel a zeker bereikt worden. Daaraan twijfelenw geen oogenblik. De platen (alle groote platen, vele vanee heele pagina) zijn buitengemeen fraai. Da* raakt men niet van uitgekeken. Neem bij de laat'stè, waarvan we hier een heel flauw weergave geven, een schilderij. Proeve van illustratie Van deze platen gaat al een ffendi verkwikkende invloed uit Alleen door ze bekijken. Niet zoo vluchtig weg. Neen, b kijken. De werkelijkheid zich voorstella j op zich laten inwerken, 'n Genot is dat En dan de tekst, 'n Banaal woord vo wat Dr Thysse schrijft Dat ls vertelle doceeren, mediteeren, dat is onderwijze causeeren, oreeren. dat is alles wat 't ha het gevoel en de geest beroeren kan. Eén opmerking, waarde dr Thysse: zijt zóó bereisd en bekend door geheel N derland, tot in alle schuilhoekjes, dat g als gij aan het vertellen gaat, uw gehoc uw lezers, la minute van de Geul naar Drentsche heide en van de Wadden na de Zeeuwsche gorsen, van Amelands nas de Voornsche duinen meevoert Dat is bedoeling zult u zeggen: Neerlands schoc te laten zien. Wij loven dit. Maar kalm aa. Wij en velen, die nog veel Jonger zijn da wij en zelfs nog geen 20 pet halen van u jaren, kunn enhet niet bijbeenen. Uw jon< oude beenen gaan te rap. Maar dat Nederland mooie plekjes heel dat Nederland overal moois heeft, als me maar zien wil, dat leert gij ons. Daarvoor, onze warme dank. Daarvoor de dank van de duizenden, di van dit wonderschoone album zullen g nieten. En deze dank gaat tevens uit naar bekwame teekenaars en niet het minst naé de firma Verkade, die dit het publie aanbiedt we meenen, als het op het succes aankom voor de eerste niet behoeven onder te doe gezien immers het feit, dat de omzetbela ting inmiddels zoo mogelijk nog mindi mensehen ongemoeid heeft gelaten De w zelf was omgeven door een dergelijke ve zameling van ministerieele aanschrijvinget i en werd spoedig gevolgd door een zoo om J vangrijk aantal rechterlijke beslissingen, da behoefte werd gevoeld aan een betrouw" ren gids. In deze hoedanigheid dient werk van de heeren van den Berge en Vries zich dan ook aan. Een systematic uiteenzetting van de wetsbepalingen en uijl voeringsvoorschriften wordt geboden, stilgestaan wordt bij de toepassing in i practijk. Zoo kan het boek dienst doen zo^ wel als handleiding als voor studie, eeni/ran tijd zal een afzonderlijk gedeeld volgen, dat meer speciaal betrekking heej op de gemeenten en de overheidsbearijvei Het geheel is met zorg uitgegeven. MUITERIJ EN SCHEURING, Door Dr. C. Gerretson, twee de len. Leiden, A. W. Sijthoff's Uitg vers Mij. Een merkwaardig boek! Met belangstelling neemt men het ttM hand. Immers professor Gerretson is een uitnfl mend historicus en een vlot schrijver. En als hij dan handelt over 1830 Maar alras merkt men, dat alleen de vooi rede des schrijvers werk is. Verder beva ten de twee kloeke deelen niet dan brieve en bescheiden. Hoogst belangwekkend voo den vakman, minder boeiende en begeerd lectuur voor den leek, die Wel gaarne schiedenis leest. En toch, dit werk moest gedaan worden Professor Gerretson, die van plan is eei uitvoerig werk te publiceeren over: „He Vereenlgde Koninkrijk" constateerde, bij d. studie over dit onderwerp, dat vele de bronnen nog niet uitgegeven waren. Hij re kende het zich tot plicht dit eerst te doen Vanzelf dat men nu gaat verlangen naa het boek, dat berust op de nieuwe bronnen 'tudie. Verschijne het spoedig! .v. A.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 8