kinder krant Joops eerste baas Knabbelmuis op visite Huiswerk Buireiilcmckch Ovefeiclii .<7 door Jan van Batenburg Maar Hannes stoort zich niet aan die waarschu wing. Joop zegt het alleen maar om op die maniec vrij te komen, 't Zal hem niet lukken. „Je blijft voorloopig in m'n macht," triumfcert Hannes, „ik kan wel drie zulke kereltjes aan als jij!" Plotseling horen ze van het aangrenzend vertrek de gangdeur opengaan. De baas is op komst en vlakbij! Ze hebben hem niet naar beneden horen komen. Hannes springt op en staat meteen voor z'n bok. Ook Joop krabbelt in een ondeelbaar ogenblik overeind en heeft juist zijn zethaak weer in han den, als de baas door de suite-deuren de zetterij binnen komt. Hij heeft het gestommel wel gehoond en met één oogopslag ziet hij wat er heeft plaats gehad. De beide jongens staan te werken met rood hoofd en hijgende ademhaling. Nijdig schuift de baas de deuren achter <zich dicht, dat zo met een harde slag op elkaar stoten. De jongens voelen dat er wat dreigt. Om zich een houding te geven, laat Hannes zijn werk taan, haalt zijn zakdoek te voorschijn en snuit luidruchtig z'n neus. De baas loopt driftig op hem toe. „Zeg, rekel, 't moet uit zijn met die kwajongens streken, begrijp je? Je voert zelf niks uit en je houdt Joop ook nog van z'n werk af." e Dat Hannes begonnen is, 6taat voor de baas vast. Daar doet hij geen eens onderzoek naar. Joop is gewillig en gedwee. Maar die grote is een brutale, onverschillige slungel. Natuurlijk is Hans de schuldige. „Ik zal niet veel woorden aan je verspillen," gaat mijnheer Hasselman voort, terwijl zijn grijze, staal harde ogen op Hannes blijven rusten, „maar als 't nog één keer gebeurt, stuur ik je weg voor goed!" <Als Hannes nu maar niets zegt, als hij maar stil doorwerkt, loopt het hiermee voor ditmaal wel af. Maar de jongen is in een overmoedige bui. Als de baas zijn rug naar hem toekeert, om de drukkerij in te gaan, laat Hannes een onderdrukt lachen horen, een echt treiterend lachen. Dat doet opeens de maat overlopen. Woedend keert Hasselman zich om. „Laat staan je werk, ogenblikkelijk! Daar is do deur! D'r uit ga je, op staande voet. En je komt er nooit meer in!" Hannes schrikt, nu hij merkt dat het meenens wordt. Joop werkt stug door. Hij durft nauwelijks ©p te kijken. „Vooruit!" schreeuwt de baas weer, ,,'t is geen smoesje. Pak je zaakjes maar bij elkaar cn vor>- Het mooie raadhuis van Haastrecht, dat gebouwd iverd in 't begin van de zeventiende eeuw. Ook heeft dit dorp, dat dicht bij Gouda ligt, een Her vormde kerk, die reeds in de vijftiende eeuw gebouwd werd; de toren moet zelfs nóg ouder zijn. In de nabijheid van dit dorp stond vroeger het middeleeuwsche slot Steenbergen. dwijnl 't Loon, waar jo recht op hebt, kan je vader komen halen. Dan zal ik hem meteen ver tellen dat je beter koekebakker kan worden. Allo, schiet een beetje op, dat je uit m'n ogen komt!" Hannes moet z'n boeltje pakken, daar is niets aan te doen. Van z'n onverschilligheid is niet veel meer over. Hij ziet een beetje wit om de neus. Tien minuten later verlaat hij „De Globe", met z'n spulletjes onder z'n arm. Joop, die de aanleiding van alles is, voelt zich onbehagelijk. Hij, die de stoeipartij begonnen is, draait er mooi tussen uit, terwijl Hannes, omdat hij nu eenmaal niet in do gunst staat, er voor moet boeten. Zeg eens even, Knabbelmuis, Als ons Poesje jou eens ving? Kom jij snoepen in ons huis? Dan zag jij je Moe nooit weer .0, jou dom, ondeugend ding! Gauw! Ga weg! Kom hief niet meer! Die nare sommen, wat verdriet! Ik kan ze niet en 'k maak ze niet! Ze denken maar dat je alles weet En nooit een snars vergeet. Je hebt tienduizend kapitaal...^ Dat lees ik nu al twintigmaal Tienduizend gulden ik?dat 's lak Ik heb geen duit op zak. Laat A. maar zoeken zijn procent, Scheelt jou het, als je platzak bent? 't Zijn goocheltoeren met een breuk, Nooit vin-je 'reis: die is leuk. Die nare sommen, wat verdriet! Ik kan ze niet en 'k maak ze nietl En buiten schijnt de zon zoo blij Is dat geen plagerij? G. W. LOVENDAAL Zou het niet eerlijker zijn als hij ronduit gezegd had: „Baas, het is mijn schuld. Niet Hannes, maaC ik ben er mee begonnen?" Ja, dat zou eerlijk zijn. Maar Joop zegt het niet. Hij werkt stilletjes dooc en doet z'n best, de beschuldigende stem van bin nen tot zwijgen te brengen. Baas Hasselman zegt geen woord en Joop ziet wel aan zijn gezicht dat hij voorlopig niet to spreken is. 't Eerstvolgende uur is hij in de drukkerij bezig. De gasmotor dreunt cn davert en de wagen van de drukpers zoemt regelmatig heen en weer. Maar even voor Joop naar huis gaat, werkt de haas weer in de zetterij. Joop merkt aan alles, dat zijn woede al heel wat bekoeld is. „Nou, die is er uit!" begint hij ineens tegen Joop, ,,'k heb er niets geen spijt van. Dat spelen en stoeien altijdl Van jou verwacht ik zoiets niet. Maar ja, als zo'n jongen begint, kan jij er ook weinig aan doen. Gelukkig zal je er nu geen last meer van hebben." Joop bromt iets onverstaanbaars. Hij durft niet zeggen dat Hannes ditmaal minder schuld heeft dan hij. Maar tegelijkertijd weet hij heel goed dat dit laf van hem Is. Hij hoopt dat de baas er niet verder over praten zal. En vooral, dat de baas hem geen pluimpje zal geven. Want dan zal hij zich nog meer hebben te schamen. „*t Is wel jammer, dat het net in de drukke tijd gebeurt," gaat Hasselman voort, ,,'t werk kan niet wachten." „Als u maar zo gauw een ander kunt krijgen," zegt Joop, en vervolgt dan aarzelend: „Hannes zou wel graag terug willen komen, als ik hom zeg dat u 't goed vindt." Joop hoopt het op die manier weer goed te ma ken. Niet dat hij er zo op gesteld is met Hannes weer te moeten samenwerken, maar als deze poging gelukt, zal misschien die zelfbeschuldiging weggaan. Maar Joop begrijpt dra: Er is geen denken aan, dat de baas het goed vindt. „Die is er uit en die blijft eruit", zegt mijnheer Hasselman met beslistheid, „en als ik niet zo dadelijk een ander kan krijgen, zal je de eerste tijd moeten overwerken." Joop begrijpt, dat het kwaad dat hij gesticht' heeft, onherstelbaar is, of hij zal do waarheid moeten zeggen. Maar daar kan hij niet toe besluiten. De woorden willen hem niet over de lippen komen. 8. WAT ER AAN HET LICHT KOMT „Erg sterk is hij niet. Hij heeft zich een beetje overwerkt, en moet maar eens een paar weekjes zijn gemak houden." Dat heeft de dokter gezegd, die bij het bod van Joop heeft gestaan en nu net vertrokken is. Joop is ziek. Je kunt het wel aan hem zien. Hij ziet er niet florisant uit. Hij klaagt over hoofdpijn. Gisteravond, toen hij laat van de zaak thuis kwam, was hij lang niet in orde. Bij zijn binnenkomen merkte moeder liet dadelijk aan hem. „Dat overwerken is verkeerd," zei ze, met een ongeruste klank in haar stem, „je bent er nog veel te jong voor. Morgen blijf je maar eens in bod." Daar had Joop niet van willen horen. 626 DONDERDAGAVOND Vanaf het oogenblik, dat graaf Ciano, na hespro- Kingen te hebben gevoerd in de Berlijnsche Wil- helmstrasse en in Hitiers buitenhuis te Berentos- gaden, het grondgebied van het Duiteche Rijk lieeft verlaten, heeft men zich in de internationale pers tevergeefs beziggehouden met de vraag, wat er toch wel tusschen den Italiaanschen minister van buitenlandsche zaken en de leiders van Duitschlands buitenlandsche politiek mocht ver handeld en overeengekomen zijn. Men aarzelde In het becommentarieeren van de schaarsche inlich tingen, welke de officieele communiqués daar over verstrekten, en wist niet goed of men de Duitsch-Italiaansche vriendschap licht moest aan slaan, dan wel of men daaraan verstrekkende ge volgen zou moeten toekennen. Overduidelijk was immers sinds eenige maanden aan den dag getre den, dat men zoowel te Rome als te Berlijn met de onderlinge goede verstandhouding gaarne co- quettccrde tegenover die mogendheden, die een fascistisch-nationaal-socialistische toenadering als eèn bedreiging beschouwden, en daarom steeds weer tot soepelheid van optreden bereid waren, jzoo zij daardoor Duce en Führer slechts in isole ment konden houden. Thans gaat het erop gelijken, of de nevel optrekt, al is ook nu nog niet de tijd aangebroken, dat men de nieuwe uitziahten geheel onbelemmerd waarnemen kan. Na de Weensche conferentie, waaraan behalve door Italië door Oostenrijk en Hongarije werd deelgenomen, bleek reeds dat deze zoogenaamde protocolstaten bereid waren, een zeker anti-com munistisch front te vormen, te zamen met het Derde Rijk. Een vraagtecken moest echter nog geplaatst worden achter de kwestie, of deze ver bintenis slechts theoretische waarde had, namelijk alleen tegen het commynisme als staatsleer was gericht, of dat zij tevens de Sovjets als staats macht bedreigde. Inmiddels is echter ruchtbaar geworden, dat er ook iets broeit tusschen Berlijn en Tokio, hetwelk voor Moskou evenmin een prettige verrassing zal kunnen zijn. Via Sjanghai, do Chineesche kust- stad waar zich in den regel goed geïnformeerde internationale waarnemers ophouden, bereikten geruchten dienaangaande de wereldpers. beland. Geen wonder dat men bij onze oosterburen Moskou letterlijk schuwt als de pest, die in de middeleeuwen de geestel Gixls werd genoemd, en dat men gaarne elke kans aangrijpt, zich tegen den communistischen dwangstaat te verzetten, huitschlands positie is economisch niet sterk; het land kan niet tegelijkertijd zich krachtig bewa penen en ten volle in zijn voedselnood voorzien. Daartoe ontbreken de deviezen, welke o.m. den invoer van vetten zouden moeten bekostigen. Welnu, Japan en het Derde Rijk hebben naar verluidt allereerst op economisch terrein elkander gevonden. Japun beschikt over de groote sojaboon oogsten, welke Mandsjoekwo oplevert, en deze sojaboon is op zichzelf reeds een rijkdom. In de oost is zij een zeer gewaardeerd volksvoedsel, maar bovendien kan zij dienen voor olie- en vet- winning, waarmede men in Duitschland zeei ge baat zou zijn. Vandaar de geruohten, dat er een productenruil tusschen Japan en het Derde Rijk zou plaat vinden, waarbij de Duitsche zware in dustrie gelegenheid zou krijgen, voor een deel de zorg voor de Japansche bewapening, met name wat betreft de niotorisatie tan het leger, voor liaai rekening te nemen. Ook Italië wordt in dit verband genoemd, welk land gaarne erkenning van zijn Abessijnsche ver overing zou ontvangen, in ruil voor de erkenning van het keizerrijk Mandsjoekwo, hetgeen gelijk men weet een Japansche schepping is, waaraan de westersche wereld, getrouw aau de denkbeel den van Genève, nog nimmer haar sanctie heeft gehecht. Japan vindt in zijn streven naar een Aziatische hegemonie tegenover zioh de uitloopers van het (Sovjet-rijk, hetwelk in de Mongoolsche gebieden belangen heeft, die het tot eiken prijs wil hand haven. Mandsjoerije Is zulk een invloedssfeer ge weest, totdat de Japansche Industrie-magnaten het Zoozeer met hun invloed hadden doorzeefd, dat het een vrij gemakkelijke prooi voor annexatie Werd. Wel is sindsdien dit geweldig uitgestrekte gebied nog nooit behoorlijk gepacificeerd en heb ben de Japansche militairen er nog steeds han den vol aan het bestrijden van allerlei vrijscharen en bandietenbenden, dooh het is toch reeds tot een soort van logge bufferstaat geworden tussohen de op elkander stootende Russische en Japansche belangen. Tokio's tweede doel is de economische patronage over Noord-China. en het aan Russi- Bchen invloed onttrekken van buiten-Mongolië. Do taak is gigantisch, en dreigt de budgetaire krach ten te boven te gaan van een land, hetwelk toch reeds een vijftig procent van zijn jaarlijksche onkomsten aan militaire voorzieningen moet ten koste leggen. Aan de Europeesche zijde van Sovjetland, slechts «loor Polen daarvan gescheiden, bevindt zich Duitschland, dat van den Russischcn invloed niet anders dan catastrofen meent te kunnen ver dachten. Het heeft trouwens ondervinding op het gebied van de bolsjewiseering zijner arbeiders op gedaan in de jaren, die vóór 1933 liggen. Toen was men reeds als op den rand van den chaos Ziet het er zoo naar uit, of er in het drietal lan den, dat min of meer een gelijksoortige positie inneemt, zoowel ten opzichte van den volkenbond als van de vraagstukken der grondstoffen en der overbevolking, een geest van onderlinge verstand houding is ontstaan, welke zich tevens tegen de roode propaganda keert, er valt tusschen hen nog meer beweging waar te nemen. Plotseling, vrijwel gelijktijdig en in geheel overeenkomstige bewoor dingen hebben Rome en Berlijn het nationale regiem van generaal Franco erkend. Tegen de verwachting in heeft men niet den tijd verbeid, dat Franco zioh van Madrid zou hebben meester gemaakt, hetgeen aan deze erkenning een meer plausibel karakter zou hebben verleend. Blijkbaar is men in de fascistische landen over Franco's moeilijkheden bij de bedwinging der Spaansohe hoofdstad in ongerustheid geraakt. De'nationalis tische troepen matten zich in centraal Spanje af in een zwaren strijd, en de vraag rijst of zij, na een eindelijk behaalde victorie, nog genoeg vita liteit over zullen hebben om den opmarsch naar Catalonië voort te zetten. In Barcelona loopen de Russische schepen schier dag aan dag met mate rialen binnen, en via deze belangrijke haven wordt zoo het wankelende roode bewind in Spanje telkens opnieuw geschoord. Is eenmaal Madrid of wat daarvan nog rest in Franco's onbetwist Dezit clan dreigt uit Catalonië, met zijn energieke be volking, die zich wat houding en veerkracht aan belangt gunstig van het overige Spanje moet onderscheidon, een zuivere Sovjetstaat te ontstaan, welken het evenmin aan Russische sympathie en ondersteuning zal ontbreken. Het is duidelijk dat Mussolini zulk een gevaarlijke roode enclave in het oevergebied der Oude Wereldzee niet zal dulden. Hem moet er alles aan zijn gelegen in het Westerbekken van zijn „Mare nostrum" een bevriende natie te weten, die hem de handhaving van een sterke centrale positie ia deze belang rijke wateren zal helpen venzekeren. Spanje fas cistisch, en Griekenland daarheen ook reeds °enige maanden onderweg, onder leiding van den energie- ken Metaxas, dat is alles koren op zijn molen. Onmiddellijk toen bekend werd, dat Duitsohland en Italië ten opzichte van Spanje de knoop had den doorgehakt en met Franco in officieele relaiie waren getreden is de vraag gesteld, of dit de positie van genoemde landen in de zoogenaamde I-ondensche non-interventie-commissie ook even tueel beïnvloeden zou. Het gevaar lijkt ons verre van denkbeeldig. Men gaat zich in Rome en Ber lijn 9teeds overmoediger voelen. Hitier heeft er o.a. blijk van gegeven door ook nog de laatste bepalingen van het Versailler-verdrag terzijde te schuiven, namelijk de clausules over de interna tionalisatie van enkele Duitsche rivieren. Ook in dit opzicht heeft Duitschland zijn volledige sou- vereine rechten hernomen, een daad die door de manier waarop zij werd gesteld niet sympathiek moge zijn, doch overigens ten volle begrijpelijk is. Eenmaal moest het er toch van komen; wal Ver sailles onder veel druk en overwicht destijds heeft toegesnoerd moest vroeg of laat uit zijn kunstmatige beperkingen losbarsten. In dit verband vraagt men zich met bezorgdheid of of Italië, door Duitscchland gesecondeerd, er voor zal terugschrikken de Londensche niet-inmen- ging den rug toe te draaien, om Franco door het verleencn van openlijke ondersteuning wat steviger dan tot op heden het geval was, op de voeten te zetten. Do internationale ge aren nemen rond dit Spaan sohe conflict opnieuw toe, juist nu men reeds zich vleide met de hoop, dat zij voorgoed bezworen gouden zijn. In Frankrijk heeft het overlijden van den socia- listischen minister van binnenlandsche zaken groote ontroering gewekt. De heer Salongro had een zeer zware >taak, daar hij als het ware tus schen regeering en arbeiders in stond. Eenerzijds moest het zijn zorg zijn, het sociale leven voor strubbelingen te behoeden, teneinde de geschokte economie van het land nog niet meer dan reeds het geval was in discrediet te brengen; ander zijds kon hij niet met de vereischte strafheid op treden tegen de ongedisciplineerde arbeiders, die zelf hun Volksfront floor onbeheerschte stakingen en fabrieksbezeftingen onophoudelijk belaagden. Naast dit alles was er van zekere zijde een hevige actie tegen dezen bewindsman ontketend, die een oorlogsdeserteur en een lafaard werd genoemd. In een land als Frankrijk, waar de pers helaas reer corrupt is, bestaat tegen zulke campagnes slechts weinig verweer. Men zegt dat Salengro eraan ten offer is gevallen; jn een oogenblik van depressie heeft hij dc hand aan zichzelf geslagen. Zijn dood zal de polit'eke hartstochten «aar ge vreesd wordt met nieuwe heftigheid doen oplaaien. Deze drie herkent men in drie gevallen: de dee moedige in toorn, do held in den slag, de vriend in den nood. Talmoed. De 'toegang tol hel terrein van de kruit- fabriek bij St. Chan mas, waar en ontzetn lende ontploffing plaats had, werd ter stond va de explosie afgezet door mili tairen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15