Ons kort verhaal Grootvader Wist U dat? VAN Een lastig euvel door A. V. d. Vlugt-Walop In het hoekje van de serre zat de oude man in Rijn rieten stoel. Het hoofd met het dunne grijze haar gesteund tegen de rugleuning, hield hij de oogen gesloten, terwijl een zenuwtrek om do mond, waarover de ibijna witte snor sluik neerhing, even een trilling Ibracht. Een sikje op de onderlip gaf het gezicht iets goedigs. Over de ingevallen wangen lag een geelbleek© kleur, terwijl aan de slapen de blauwe aderen door de huid heenscliijncnd hem zoo iets broos gaven, dat, was die even-beweging om de mond cr niet geweest, men had gemeend dat het oudje voor altijd was ingeslapen. Zoo nu en dan keek de zon om een hoek van een wolk, goudde en warmde heel de serre op, o.u na een poos zich weer te verschuilen. Dan ging een huivering door den oude heen; doch hij bleef daar zitten, wilde niet naar bin nen waar toch de kachel brandde, maar waar ook de anderen waren. 'Als hij de oogen opendeed zag hij ze zitten. Zijn dochter Bets en haar man. Bets het voor hoofd in rimpels opgetrokken, de oogen wijd o|iengesperd, een vinnige trek om de mono, Dreed \iit zittend in een crapeaud. Haar man, klein en schraal met een dun stem metje dat hij zelden lioorcn liet, alleen dan wan neer hij met zijn oogen de goedkeuring van zijn vrouw had gezocht. Daarnaast zijn zoon Cornells met Jeanne, een kinderloos echtpaar, beiden welgedaan en in do puntjes gekleed; Cornelia in zijn aangemeten col hert. Jeanne stijf rechtop om haar zijaje vooral niet te kreuken, nippend aan het kopie koffie dat Marie ingeschonken had. Marie, de dochter waar de oude heer in huis was, volmaakte met haar man Piet het zestal dat hier zijn lot heslissen zou. Met hooge, zoo nu en dan overslaande stem, be sloot Marie: „Jullie ziet zelf, ik kan va-Ier hier niet langer in huis hebben, 't Wordt te klein nu Wim .opgroeit en een eigen kamer noodig heeft; het optrekje waar hij nu slaapt kunnen we dan eindelijk eens voor badkamer inrichten." Mijn huis, mijn huis, dacht de oude. Was ik maar niet zoo goed van vertrouwen geweest om het aan hen te verkoopen. Toen hebben ze beloofd, dat ik er kon blijven tot mijn dood, eu nu - Had ik het maar gehouden, dan nadden ze bij mij in kunnen komen; maar niemand had dan het recht gehad mij er uit te zettenlk loef zeker te lang „En", lengde Piet zakelijk het betoog van Mario aan, „het wordt Marie op den duur te druk, vader heeft zijn verzorging noodig, en dat ades kan hij veel beter hebben in een inrichting" „Zooals ik jullie al schreef, is er hier dichtbij in A. een tehuis gekomen voor oude menschen; ieder is cr vrij, heeft een eigen zit- en slaapkamer, ik zelf ben er gaan kijken, 't is alles in de puntjes hoor, vader kan het niet beter hebben." „Ja", sprong Bets dan in, „bij mij kan ik vader ook niet hebben, ik heb geen kamers over. We moeten ons toch al behelpen. Onze twee meisjes moet je rekenen, hebben graag haar eigen kamer en een gezellig zitje als de vriendinnen komen." „Nu zal jullie wel zeggen dat het in mijn weg lag, vader in huis te halen", driftigde Jeanne. „Jullie denkt: menschen zonder kinderen; inaar ga nu eens na: 's Maandags, 's avonds komen de dames Tikkers, van Wamelcn en Harpsen bij mij naaien, zoo'n theekransje; Dinsdags hebben wo altijd een avondje bij de Treelings; Woensdags gaat het meisje uit; Donderdags heeft Cornelia zijn kegelclub; en de Vrijdag houden we om eens een avondje hier of daar naar toe te gaan." „Zog jullie nu zelf eens, wat zou vader bij ons nu hebben?" „Nee", dacht het oude heertje, bij jullie zou ik zoker niet willen wezen, maar hier, waar ik al die jaren gewoond heb, waar ik jullie heb zien op groeien, waar jullie moeder leefde, en waar zo gestorven isWat een zegen voor haar dat zo dit koude, dit harteloozo niet behoeft mee tc maken." Dan, als een traan over zijn ingevallen wangen sidderde, veegde hij die vlug weg. Niemand be hoefde te weten dat hij het zich aantrok, dat hij hier weg moest liet was de laatste morgen voor hem thuis. Allo plokjes in het huis, en in de tuin zocht hij nog eens op. Nooit zou hij hier meer terug koeren, 't was een afschgjd voor altijd. Terugkcoren?Tn je eigen huis op visite komen? Nee, dat kon hij niet. Zijn eigen vertrouwde wo ning waar hij al die jaren lief en leed van God had toebedeeld gekregen, al die eigen plekjes, die hun herinnering droegen aan blijde of droevige gebeurtenissen', terugkomen zou hij hier nooit meer. Dan liep hij de tuin in, tot waar slechts luttele meters verder de spoorlijn lag; en daar achter, in zijn wijdsche uitgestrektheid, de Eng, het akkerland dat glooiend opliep; al maar stre pen en banen, hier geelwit van rogge, daar groen van aardappelen, ginds rozig van boekweit. Die ruimte, daar had hij altijd van gehouden; 's winters als aan de somber dreigende hemel de wolkgevaarten voortjoegen, en de Eng een grauw bruin kleed leek, hier en daar bcplekt met een akker winterkoren; 's zomers als de zon glansde aan de egaalbauwe hemel, en de Eng zich kleurde met zijn rose, groen en goud. Hoevele middagen had hij hier gestaan om het treintje af te wachten, waar Wim mee uit school kwam; en het opgetogen gezicht van den jongen, als hij grootvader zag wuiven. In die tijd schoof dan het spoor het stationnetje langs, en binnen vijf minuten was de jongen thuis. Dat was voor grootvader altijd het gelukkigste uur van de dag geweest, In het voorjaar en in de zomer waren ze dan de tuin ingestapt. „Jonge, tjonge, wat doen de aardbeien het van het jaar, en heb je die rabarberplanton gezien, daar moeten we er tusschenuit halen, ze staan veel te dicht opeen.'' Dan ging Wim een schop uit het schuurtje halen en togen beidon aan het werk. Als het wat verder was plukten ze samen wat aardbeien of bessen voor het dessert; en liep het naar 't najaar, dan werd uitgezien naar wat rijpe pruimen, wat sappige peren of appels. 's Winters als de warme kamer lokte, stond groot vader in de serne de trein af te wachten. Was die dan voorbij, dan haalde hij het bord met de damstecnen, of hij deed met Wim een spelletje schaak. Nu was dat alles voorbij Even op zijn schreden terugkccrcnd, bestaarde hij het pruimeniboompje. Och, wat was het al groot geworden. Hoeveel jaren waren er ook niet heengegaan, nadat hij het met moeder geplant had. Klein nietig struikje, getrok ken uit ccn pruimepit, gekweekt en gekoesterd in een bloempot, hadden ze samen een zonnig plekje er voor uitgezocht hier in de tuin. En kijk, wat oen booml Hoeveel grootc wazig-blauwe pruimen droeg het niet deze zomer? Vruchten zoo zuiver van vorm, zoo edel van kleur, dat hij ze nog liever aan de boom zag hangon dan zc te plukken. Na de pruimeboom kwam do trcurroos aan de beurt De roos, in haar prille jaren ccn parasolletje gelijk, wat met-ter-tijd uitgedijd tot een prieel van ranken, dragend in de volle zomer een schat van zaoht-rose roosjes. Met veel overleg, en zon der ook maar een van zijn takken te schenden, Kad hij het geleid over eon raamwerk van latten, zoodat het een groot ondoordringbaar prieel was geworden, nu nog overgroend door het teero, fijn- blad ige loof. Dan ging hij langzaam naar binnen. Voor het hek hield een auto stil, een verpleegster stapte er uitj hij werd gehaald. Ilct afscheid was moeilijk geweest, en in de auto hield hij de oogen gesloten, dan behoefde hij ook niet te praten; hij zou het nu niet kunnen, tegen een vreemde. Dan hoorde hij zachtjes vragen: „U wilt zeker liever wat zachter rijden?" En mét een kreeg de chauffeur bevel zijn gang wat te matigen. Nu opende hij de oogen. Daar lag de weg voor hem uit. Die weg, hoeveel voel stappen lagen daar niet van hem, van zijn huisgenooten? Dan doemde de kerk op. I-Ioevele malen had hij wel in die kerk naar Gods Woord mogen hooren? En plots flitsten bijzonderheden op van aannemen, trouwen, doopen. Rechts tusschen do villa's door zag hij de Eng, weer uitgelegd als een glooiend tapijt, met ecu wijdheid van lijnen. Nog even zag hij de velden achter de molen om, dan draaide de weg met een scherpe bocht, liep licht hellend af. Aan zijn linkerhand bleef het lage polderland, aan zijn rechter kwamen nu de bosschen eri de hel, de donkerpaars-bruine hei, hier en daar beplekt met blinkende vlekken wit zand. Steil ging het dan de heuvel op. Gretig keek hij, waar nu aan beide kanten de hei lag; wijd uit, met zijn dennen en sparren, zijn kronkelende heipaden en witte zandpollen. Dan daalde de weg. Zijn hoofd zonk terug tegen do autowand, reeds reden ze tusschen de eerste huizen. De stad nam hom op. De dikste man, die waarschijnlijk ooit geleefd heeft, is Daniël Lambert, die in 1770 te Leicester geboren werd en in 1809 te Stamford stierf. Deze lieer woog 700 pond en had een taille van 3 meter omtrek. Een West-Afrikaansche neger van reusachtige ge stalte, wien werd verzocht een inlandsch gezang voor een gramofoon te zingen, ontwikkelde zulk een geweldig geluid, dat hij hét instrument stuk zong. OPLOSSING van het aardrijkskundig raadsel uit het vorig No.: Horizontaal: 1. Espen; 4. Espelo; 6. Agram; 9. Fez; 10. Aroe; 12. Moskwa; 14. Aa; 15. Ida; 17. Para; 18. Bar; 19. Brest; 21. Borne; 23. Aar; 24. Neede; 25. Chaam; 27. Nes; 29. Praag; 32. Kanem; 35. Orel; 37. Hem; 38. Druten; 40. Arum; 41. Bug; 42. Wezer; 43. Kansas; 44. Omsk. VcrtieaaJ: 2. Po; 3. Narwa; 4. Elmira; 5. Eem; 7. Goa; 8. Maarn; 10. Akron; 11. Ede; 13. Sau; 14. Aare; 16. Asahan; 19. Bar; 20. Taag; 21. Beek; 22. Edam; 25. Caen; 20. Marum; 28. Eemncs; 30. Riouw; 31. Let; 33. Nod.; 35. Oruro; 36. Lebak; 39. Nun. \J< M«5// KRUISWOORDRAADSEL De oplossing die men ons niet behoeft toe te zenden geven wij in het nummer van volgende week. 6. verzoek 7. stengel. 8. opslagplaats. 11. prent. 13. hoogschatten. 15. meisjesnaam. 16. broeder (It. afk.). 17. vod. 19. onvruchtbaar. 19. kleedingstuk. 22. plaats in Gelderland. 24. erwtensoep. 26. militaire afdeeling. 28. oudere. 30. gebied. 31. oud muntstuk. VERTICAAL: 1. vaak. 2. stad op Sumatra. 3. eindje. 4. bloem. 5. stad in Alaska, 9. teekening. 10. uitroep. 12. hemellichaam. 14. gissen. 20. gissen. 21. hal tl 22. ik. 23. rangtelwoord. 25. ellende. 27. regenboogvlies. 29. kleedingstuk. 512 ïtoemd. Toen ben ik met een vuile kop naar Amerika geioopen. Ja, met de boot natuurlijk. Maar die vuile kop is mijn geluk geweest." Ze schaterden het uit en werden nog eens getrac- teerd en nog eens. De thermometer van de waardecring over meesters werk daalde in die dagen aanmerkelijk in Veen- plas. Do meester zelf voelde dat duidelijk. Geleep- held kon soms wel een last zijn, had meneer ock nog gezegd. De winter, die volgde, kreeg de meester zelfs niet 'één wintervogel in de school. Ook dat kwam door de gedaalde thermometer. Meneer Brunst had een groot stuk veen gekocht. Het contract zou geteekend worden in de herberg te Veenplas. Allen waren aanwezig. De zaken liepen af. Naar gewoonte (men wist het al) had meneer Brunst de grootste moeite om zijn naam onder het contract te krijgen. Het ding zelf lezen ging in geen geval. Dat wist ieder. De zascn kwamen toch klaar. „Maar meneer Brunst," zei de notaris, „het is loch heel jammer, dat u niet wat meer lezen en schrijven kunt Daar zult u toch veel last van gehatl hebben in Ameika. Een man met zooveel doorzicht. En zoo actief. En dan zelf niet kunnen lezen. Wat zou er van u geworden zijn, als u dat wel had meegenomen in het jonge leven!" Meneer Brunst 6tond klaar om heen te gaan en riep door de gelagkamer: „Wat er dan van mij gewoden was? Koster in Klontjesburenl" Toen vertrok hij lachend. Hij had goede zaken gedaan die dag. Maar de thermometer voor meester Kwedel daal de die dagen weer een paar graden, omdat die mooie mop van mijnheer Brunst in Veenplas van mond tot mond ging. „Ik dank den Heere, dat niet allen in Veenplas zoo remmend werken," zei de meester tegen de „broeders bestuurderen". XII. DE PROEF DOORSTAAN? Al dagen en al weken had de wolf in Veenplas rondgeslopen, voordat het tot iemand goed door drong, dat hij er was. Meest in de naoht loerde hij op zijn prooi, ging als op fluweelen pantoffels van huis tot huis of van hut tot hut, ja zelfs imeestal in de hutten. En duar pakte hij op het onverwachtst zijn uitgekozen slachtoffer beet, dat [hij niet meer losliet Verwoed zette hij de tanden er in, hield vast, hoe het slachtoffer en de omstan ders 2ich ook verweerden en meestal was hef einde zijn overwinning. En toen hij er eenmaal was, zoo zeker, dat niemand meer aan zijn tegen woordigheid twijfelen kon, gezien zijn vele slacht offers, toen wist men ook, vanwaar hij Veenplas ingekomen was. In „het dorp" was hij het eerst gesignaleerd, maar daar was men hem dadelijk zoo onverhoeds op het lijf gevallen, dat hij na een week zijn biezen daar gepakt had. En toen in één rechte lijn, op een draf, naar Veenpias. Daar wa9 men minder op zijn hoede, misschien tv/el juist daarom, dat men zich nog niet zoo van zijn vrecselijke macht bewust was. Toen hij er Üan ook was, gedroeg hij zich als iemand, aie zegt: Ik ben hier nu eenmaal, en nu blijf ik voor- loopig ook. Als een vos in het hoenderhok, zoo greep hij nu verwoed om zich heen en pakte hier een kind, daar een vrouw, elders een sterken man. (Wordt vervolgd.) En cele tied gelejen ei je is buutcn mien weete een stik ln het Zondagsblad van ons blad geschre- iven en sofThaer in 't openbaer an Jan en Alleman verteld, da 'k so lillek bekaaid bin gewist mè da moske van Neéle, die bloederromoej ad en over de ruzie, die 'k mè de dokter daerover g'had ep. 'Affijn je eit gelukkig geen naeme genoemd, dus b'halvo jie en dien dokter wit geen mensch der rwat van af. En dieen dokter, die mot van eigens zijn snuut ouwen daer eit cm voor gezworen. As 'je 't noe mien vraegt, dan gleuf ik nie, da ze zoo ïioe en dan nie is 'n bitje klossen, maer van onzen dokter daer kei je noe letterlik zo is niks van te woetc kommen. Ie smiet alles daedelik op en lol letje. Dan bint je naturclik so klaer. Sfe weet da 'k twee meskos ebbe een van 12 en een van 14 jaer en da 'k die keindere altiod so zindelek meugelik be-andcl. lelke mengen motten ze wasschcn, watte in 't Richt komt en ecnmael in de maend, noodig of mie, dan motten ze pier-pocdcr-naekendig in do iwosch tobbe. En as zc in de tobbe binnen, dan ka je krekt Rien an ie striepen, tot waer ze alle daege ge- wasschcn worren. 'Zo slaopen van eigen saemen en vcrlejen week net op en Diessendag, komt de ouste thuus en ze Ikost maer nie van der oot afbluuve en een stuutje lactcr daer begost de acr waaratje ók al Ie krabbe. Ik zei: „Gac jullie maer is mee naer 't schuurkot cn dan mo'k is kieke, of 't cr wette op julio oot Rit, want .vertrouwe doe ik 't nie. De guus vonden dat kammc mit die fiene kam niks leutig, maer ik vong al daedelik een paor kanjers. Ik riep naer onzen arbeier Pier, die op het land stoeng te spitten: „komt jie is icr." (Mien veint eit meer verstande van eele groote beesten as koeien en perden). ,Da binnen hiuze zei ie en daer mot je gauw wat an doen, want anders zit je in een paer dagen glad er onder. Nachtemiddag gae ik toch naer de stad en dan sa 'k wè is ievers anloopen. Teen da Pier wcrom was, zeit ie: „Die jiffcr eit me een peperuusje mit fien gemaelen zaeil gegeven en da most ik op brandewien trekken. Oe dat et eet da bin ik vergeten, maer ze zei er bie, dat het vergift was. En toen bin ik vancigcns naer den drankwienkel gegaen om een half flesje brandewien. Jac, vrouwe, je kiekt so naer dat flesje. Der is een bitje uut. Da kwam so. Ik was nog maer een endetje op de terugweg en daer begint me da kleine gaetje in men kies toch aweer zoo duuvekaeters veul zeer te doen cn dan elpt cr niks so goed as een slokje brandewien in dat gaetje." ,Dan is dat bepaeld wel een eel groot gat Pier, want je flcsse is al alf leeg." En nu wou ik u maer zeien, da 'k dat zaed goéd ob laten trekken en da 'k ulder oot der al drie daegen mee eb gewassen, maer ik kan nie zien, dat et ies mindert. Noe eb ik g'oord, dat jie nog a flienke middels kent en noe wou ik je vraegen, wa 'k der mee doen mot, want so gaet et nie langer. Ik schreef haar terug als volgt: Daar een wijfjes- luis, als ze goed gehumeurd is, 50 eieren legt en de baby's daaruit na 8 dagen paraat zijn om een ©ven talrijke nakomelingsschap te stichlcn, is hun vermenigvuldiging dan ook „als het zand der zee". Deze eieren of wel neten geheeten, vindt men gemeenlijk aan het haar oven boven de haar wortel en zitten daar zoo stevig aan vast, als eenpostzegel aan een brief. Daar de neten de nieuwe generatie vormen, moet men natuurlijk ze zoo grondig mogelijk verwijderen. Kammen met een fijne z.g. stofkam is natuurlijk het aan gewezen middel, maar bij een flinke infectie, zoo als bij je dochtertjes, niet voldoende. Dat aftrek sel van Sabadilla-zaad; Bijloos Hoofdwater, Lysol- oplossing, Petroleum enz., zijn wel uitstekende verdelgingsmiddelen, maar de inwerking is voel te kortstondig en al spoedig na zoo'n behandeling vieren de diertjes weer hoogtij; Ze moeten eens 24 uur onafgebroken onder de pekel gezet wor den en dan hebben ze hun zwanenzang gezongen. Een zeer aanbevolen methode is nu de volgende. Men bevochtigt haren en hoofdhuid met een mengsel van gelijke hoeveelheden Petroleum Olijfolie en dekt nu het hoofd af met het bekende „kopverband" of wel met een goed sluitende gummi-badmuts. (Men wil hierbij wel in het oog houden, dat de patiënt in die situatie min of meer „brandgevaarlijk" is.) Na die 24 uur begint de „groote schoonmaak" met een lauw-warme oplossing van groene zeep, waar bij men met een nagelborstel de haren krachtig moet boi-stelen om de neten los te krijgen. Hierbij is het van groot nut de netenkam telkens te doopen in warme azijn ter betere oplossing. Deze bewerking herhale men zoo noodig. Heeft de pa tiënt echter zoo hard gekrabd, dat de hoofdhuid verwond is, dan zal leze eerst door een arts moe ten behandeld worden, alvorens de petroleum kap-methode wordt toegepast. Na een dag of tien kwam er van de boerin een schrijven, dat wel zeer moeilijk te ontcijferen was, maar welke ontcijfering beloond werd door do geestige en typische inhoud. „De boeren ebben et overwonnen. De vie-and is gevlucht. Je raed was van de beuvenste plankc oor. Nae het schrieve van je, docht ik bie mo zelvcrs: „Ze zullen in Zwaer teugeswoordig veu badgasten kommen, wè badmutse verkoopen. 'k Zee teugen de keindere: doe je beste spul Ion maer an, want we gaene naer 't durp. In een alf uur waeren we der. Maer toen ik dien wienkelier om een paer bad mutsen vroeg viel die dubbelt van het lachen. Badmutsen voor twee boerinnetjes en dan in do maend Maert, zei ie. Op 't lange leste brulden we alle viere et tuit, maer ik koste toch niet seie a6 dat het voor de luuze was. Ik maekte der maer een draai an gaf men meskes een por in ulder sie cn sei maer: „jae da kan ik noe joe als ouwe kennis wel zeie: ze ebben een bitje uutslag op ulder oot, je be- griept da wel van school meegebrocht en je mot daer noe nie over kletsen begriep je." Daer at je noe bepaeld is een portretje van mot ton maoken: die beide guus in der boersehe klec- ren met een badmutse op ulder oot. Maerze binnen noe zoo zuuver als glas cn ik bin je oogstens dankbaer en de groetenis van vrouw S. Ileelsum. G. K. A. NON II [JE BEL. WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK DONDERDAGAVOND EEN NIEUWE SPRONG VOORUIT maakt, in deze dagen en met vele.r toewijding, de V.C.P.; o.m. ook daardoor, dat in verschil lende centrum-gemeenten, waar één der bladen van de V.C.P. reeds vaste voet kreeg, nog meer aandacht aan het plaatselijk gebeuren zal wor- den geschonken, dan tot heden het geval was. Nu moet men zich daarvan natuurlijk geen overdreven voorstellingen maken. Een dagblad ten onzent met zijn duizenden lezers kan niet eoncurreeren met een streekblad in Zuid-Afrika, dat tot in bizonderheden afdaalt en bv. uitvoe rig meedeelt, dat de familie de Beer op Ter- pentijnbult hul enigste kir\d„deur die dood moes af gee": of de volgende frappante be richten opneemt: „Mnr. Af. C. de Beer, hoof vee-inspekteur van Noord-Transvaal, lè siek aan 'n griepaanval in sy woning in Pietersburg." MejKitty du Preez van Naboomspruit is op besoek bij haar broer m skoonzuster, mnr er, mevr. H. du Preez van Pietersburg." De lezer behoeft niet te vreezen dat dit laatste bezoek tot politieke verwikkelingen zal leiden, want geruststellend staat er in dezelfde kolom onder: (Tensy vaar anders vermeld word die verant- woordelikheid vir die politieke nuus en be- skouings in hierdie uitgawe gedra deur F. C. Jacobsz, 619 Schocmanstraat, Pretoria). Wanneer de V.C.P. bij de nieuwe sprong voor waarts geen statistiek van familiebezoeken kan geven, dan ivil dat echter niet zeggen, dat zij het niet op prijs stelt familie-blad le zijn. Zij doet daarvoor, vooral ook door Zondags blad en jeuqdvermaak, al haar best: doch een deel van die laak moet door de lezers over genomen worden. De rubriek familie-berichten op de advertentie-pagina wordt nog door al te velen gepasseerd en men bedenkt te weinig hoezeer de vroegere buurman of de achterneef, die van den Haag naar Kampen of van Rot terdam naar Eindhoven verhuisde interesse heeft voor de nieuivsberichten in een der bla den van de V.C.P., welke hem op de hoogte brengen van het wel en wee in de vroegere vriendenkring. Deze nieuwe sprong vooruit beteékent ook nieuwe actie in het publieke leven. Want ge kunt uw Christelijke organisatie, uw anti revolutionaire politiek niet beter dienen dan ih elk gezin een Christelijk dagblad te brengen, dat de aanstormende vraag .lukken van onze tijd zet onder het licht der Schrift en een laai spreekt, welke ons eenvoudige volk verslaat. De moderne, alias roode vakbeweging begrijpt, dat uitstekend. Zij verzuimt geen enkele keer de leden er op te wijzen, dat de roode pers recht heeft op de eereplaats in elk gezin. Zoo bchooren ook over en iveer de Christelijke pers en de Chr. Vakorganisatie elkaar te helpen: de eerste mag niet nalaten de Nov ember-act ie van het C.N.V. te steunen cn de laatste heeft op vcrgatlering en bij huisbezoek de invloed der Christelijke pers te bevorderen. Met dankbaarheid ervaren wc telkens, dat ambtsdragers in de Kerk bij hun huisbezoek deze dingen niet over het hoofd zien en nccvw lettend acht slaan op de gczinslectuur. En waarlijk, ze doen aan de waarheid niet te kort, als ze de slappe leden der kerk er op u-ijzen, dat om nu maar bij eigen huis te blijven de bladen der V.C.P. zich in elk opzicht kun nen meten met de z.g. neutrale kranten, welke nog maar al te veel in onze gezinnen gevon den worden. En het is wel te betreuren, dat cr, volgens onze ervaring, nog te locin'q predi kanten zijn, die in gebed en preek aandacht aan de dagbladpers schenken. Zij moesten u i. meer het voorbeeld volgen van een zonula w ij zeggen te vroeg ontslapen dienaar des Woords, die zelden verzuimde te bidden voor allen, „die door spreken of schrijven het goede voor ons volle zoeken." Nieuwe, krachtige actie moet in de komende maanden op politiek gebied gevoerd worden; ze zal geheiligd en gesterkt worden door het persoonlijk cn gemeenschappelijk gebed. De goedgeslaagde Anti-rcv. Kadcrdagen stoniien 'gelukkig in dat teeken en beloven daarom veel 'goeds. De nieuwe vreugde welke ons volk, D.V. op 7 Januari wacht, worde cr ook door gehei ligd; even goed als de nieuwe smart, welke visscliersvrouwen trof en waarover de Koningin zc zelf kwam troosten met te wijzen op de liefde Gods., die alt ij d zegent, ook in dc be proeving. Laat ons nu voorts in deze rubriek nwgen zwijgen over de nieuwe ongevallen van de weg, waaraan ook deze weeft weer rijk was; aan de nieuwe rechtzaken van Nijenrode cn poli tic-commissaris, waaruit ook zoo veel te leeren valt; aan de nieuwe pachtwet, welke misschien winst cn verlies brengt; aan de nieuwe prijzen, die langzaam klimmen; aan dc nieuwe lee ning. die ccn groot succes werd en veel goeds belooft; cn aan de nieuwe spaarders, die van dc steun leven en hun kapitaaltje willen sparen, maar van wie dan gaat gelden: (Schie dam en Eindhoven) dc bedriegers bedrogen. Ja alle nieuws is wacrlijk geen goed nieuws 509

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15