De Rubberboom van Veenplas B m m m m m S s H s e m s S Si Éi O K m m m m In den herfst De Rubberboom van Veenplas (Korte inhoud van "t voorgaande) door K. Lantermans 10) Die middag stond de rijko meneer er naar te kij ken, dat de schilders bezig waren zijn mooie huis een. kwast verf te geven. Vergenoegd wreef hij zich in de handen en keek eens naar oe mooie zo merlucht. Daar kwam een kennis van hem aan, stak hem vriendschappelijk de hand toe en zei: „Wel ja, laat je huis maar eens schilderen. Het kan wel lijden. Ik heb voor een hall uur een rijks daalder gegeven aan een paar bedelaars uit Veen plas. Daar gaan ze mee terug, werken een week en verdienen daarmee een tientje voor meneer. Zoo komt het geld toch weer in de stad terug, wat die twee vandaag ophalen." Hij schaterlachte over zijn eigen woorden. Do rijke meneer begreep er weinig van, tot de vriend een krant, de liberale, uit de zak haalde en hem het ingezonden stukje van dien dominee liet lezen. „Zijn zo van die krant nou gek om zoo iets op te nemen?" bulderde hij. „Dat zal ik ze betaald zettan!" lachend liep do vriend weg, de rijke meneer stapte met een nijdig gezicht zijn groote huis bin nen. De deur sloeg hij dicht Het genoegen aan zijn mooie huis wus hem bedorven. Op die middag liep hij door de stad en stond daar in eens voor de twee Veenplasser bedelaars. Den meester met de groote baard kende hij. Heel vriendelijk maakte hij een praatje. Ja, zei hij, hij had gehoord, dat ze collecteerden voor een nieuwe school. Ze kwamen toch ook zeker bij hem? Waarom ze dat niet allereerst gedaan had den. Als er een groot bedrag bovenaan stond, gaven de anderen ook meer. „Kom (wijzende op een groot restaurant) ga even mee, drink een kopje koffie en vertel me eens, hoe de zaken staan." „We hebben van een onzer vrienden al een kopje koffie gehad, meneer", zei de meester en volgde den heer niet, „en daarenboven: we zijn niet ge woon in zulk een inrichting te komen." ,J)ori, als ik het toch betaal!" zei meneer, die zag dat hij de aandacht der voorbijgangers had getrokken. ,.]>cn reine is alles rein," zei de kleermaker zacht en stapte achter meneer naar binnen, schoorvoe tend gevolgd door den meester. In een afgelegen hoekje kwamen die drie te zitten. „En waarom dat nou hier in de stad te doen!" zei meneer, nu boos. „Ga naar Utrecht of Den Haag, maar loop hier niet te bedelen!" „Daar zouden we «elkcns moeten vertellen van onze moeilijkheden, meneer," zei de kleermaker, „en hier in de stad hoeven we alleen maar te zeg gen, wnar we vandaan komen, dan weten ze ge noeg. En met die groote reizen gaat er zooveel af." Met de vuist op tafel sloeg meneer en keek hen om beurten aun. Zij zeiden niets, stonden vast in Imn werk. Ze hadden immers gebeden. „Ben je tevreden met een school op een andere plaats?" „De plaats komt er niet op aan, meneer," zei de meester, „als we maar vrij het Woord Gods mo gen verkondigen." „En als jij dat kunt, dan zou je nog tevreden zijn met een korst roggebrood voor elke maaltijd!" zei meneer verachtelijk en keek den meester boos aan. „Ja meneer," zei de meester ala een bedeesde jongen. „Als je als eerlijk mensch tegen een woeste kerel vecht, heb je nog kans, dat je het wint, maar tegen een vaatdoek niet." Niemand zei wat „Jullie houdt op met dat geschooi in de stad!" „We hebben opdracht van de school vereeniging, meneer," zei de kleermaker, „we zijn slecnts dienstknechten." „De tweede vaatdoek," zei meneer spottend, „maar bevroren!" „Kan meneer ons misschien een betere weg aan wijzen om tot ons doel te geraken?" vroeg de klecr maker heel onderdanig. „Zeker kan ik dat, hier-en-gunter! Jullie gaat da delijk naar huis. Ik wil dat geschooi niet! Dio ouwe school met het stuk land, waar het ding op staat, komt aan mij. Ik zet een nieuwe school op het land, waar nou het huisje van vrouw Siebolt staat Rente en aflossing zal ik schappelijk voor je maken, dat je het betalen kunt. Aangenomen?" „Wij kunnen niet anders dan de boodschap aan de vereeniging overbrengen." „Jullie tweeën durft het aan? Jullie vertrouwt me?" „Ja, meneer," zeiden ze beider. Meneer stond op. Zij ook. „Binnen een half uur de stad uit!" kommondeerdc hij. „Morgen kom ik bij jullie, overmorgen begin nen ze te bouwen, net zoo'n gebouw als op ,,hct dorp", over drie maanden zit je in een echte school, meester, ik hou niet van zeuren." Toen eerste kwam er een lach over zijn gezicht, maar het was er een van vreugde over eigen macht, macht door geld, macht van den eenen mensch over den andere. Op een drafje liepen ze naar hun vriend don dominee. Die was niet thuis, mevrou\V hoordo hen aan. Het eerste rustige oogenblikje hadden zc, toen zo samen in de trein naar Assen in een leeg hokje zaten. Beiden vouwden ze de handen, en do kleermaker was het, die dankte over het geraas van de wielen heen. Van die dag af was de vriendschap tusschen dio twee nog hechter. Hoe het daar in de stad gegaan was, dat vertelden ze niet. Toen kort na de opening van het nieuwe ge bouwtje, in Utrecht een vergadering van alle vrienden van het Christelijk onderwijs in het heele land gehouden werd, moeiten zij beiden als afge vaardigden er heen. Dat was de wil der vergade ring in het gebouw. Ze stribbelden tegen. Ze ging, al zagen ze vreeselijk tegen de lange reis op. Ze maakten de twee dagen alle vergaderingen mee. Zelfs sprak de kleermaker nog een woordje op het podium en dankte God, zei hij, voor wat hij ondervonden had. Altijd had hij gemeend, dat 00 Christenen alleen maar onder do eenvoudigen ge vonden werden, maar aan alle heeren, die hij hier gezien had, merkte hij, dat er in Nederluml zeker zevenduizend waren, die hun knieën niet voor Baal bogen. Tegen de avond van de tweede dag zalen er twee dominees in een trein op het station in Utrecnt om weer terug te gaan naar een andere hoek vun het land. De trein wachtte nog even. „Mooie dagen geweest," zei de een. „Vooral het uitreiken van de ridderorde aan den penning meester. Maar waarmee heeft die dat eigenlijk verdiend? Pas twee jaar penningmeester." „Och," zei de tweede, „zoek het zoo ver niet. De vereeniging moest geëerd worden, voorzitter en secretaris waren ai geridderd, nu schoot hij er nog alleen over." „Ik dacht, dat een ridderorde een persoonlijke onderscheiding was. Zoo dacht dat typisch venijo er ook over. Die noemde zich de afgevaardigde uit het Achterland, uit het Veenland." De twee dominees keken wat naar de reizigers, die op het perron liepen. „Kijk," 7.0i de een, „staat daar de afgevaardigde uil het Achterland niet? Naast dien grootcn vent met zijn volle baard?" „Ja, dat zijn ze. Die baard is de meester. Kijk dat ouwe ventje met zijn doorgezakte knieën van de sniederstarel daar nou slaan. Ik ken hem, moet je wefen. Ik heb daar jn de buurt mijn eerste ge meente gehad. Ik heb eens bij hem gelogeerd. Een regiment kinderen. Allemaal met eere groot gebracht. Geen verkeerde er bij. De man is één en al ernst. Hij beveelt nooit, verzoekt alleen, cok aan zijn kinderen. Staat altijd klaar voor arbeid in het Koninkrijk Gods. In zijn gezin js hij ko- 't Was een zeer eigenaardig man, die Jan Kwe- delboom. Velen wisten niet wat ze van hem denken moesten: of hij een zonderling of een huichelaar was. Toen hij eindelijk zijn hoofdakte behaald had werd hij bovenmeester te Veenplas, een gehuent ergens in het Drentsche veen. Het aantal leerlingen van zijn school breidde zich steeds uit; de kinderen kwamen van alle kanten door het veen naar de school van meester Kwedel. Tenslotte moest te Diedeldom, een gehucht op een vur afstand van Veenplas, een nieitwe school worden geopend. Toen te Veenplas onder de kinderen een besmet telijke ziekte uitbrak, gaf de dokter hiervan de schuld aan de school van meester Kwedel. Er moest een nieuw schoolgebouw komen, en meester Kwedel en zijn vriend de kleermaker gingen daar voor in Groningen collecteeren. Een predikant gaf hun een aantal adressen, maar sprak er tevens schande van, dat een rijke mijn heer, die in Groningen woonde en in Veenplas veel bezittingen had, zich zoo bitter weinig om 't lot van de Drentsche boertjes bekommerde. Doch de kleermaker zei: „Meneer heeft ons al veel geholpen, ook met de school." (Het vervolg vindt u hiernaast.) ning, priéster en profeet, maar toch meest priester, hoogepricster, zou ik zeggen. De grootste waar- doering geniet de familie op het plaatsje, hoewel hij altijd „Zunig Pruumpje" genoemd wordt, om dat hij zijn mond altijd zoo klein als een pruim trekt en omdat hij jaren geen cent onnoodig uitgaf." „En toch waardeering in het dorp?" De trein vertrok. Ze reden langs de twee Noor delingen heen. „Ja," zei de verteller over den kleermaker, „nou moet je h00ren, wat voor oen man het is. Het verwondert me niets, dat hij met den meester uit is. Dat zijn hartsvrienden. Al jaren. Ze hadden samen een geheim. Ik wist daarvan. Van een sterfbed. Ik moest zwijgen. Nu is het algemeen bekend geworden. „Zuinige Pruimpje" werd door de Christenen scheef aangezien om zijn schrape righeid. De kinderen beulden en zwoegden met vader en moeder mee, toen ze opgegroeid waren. En klaagden nooit als kameraadjes uit mochten en zij niet, omdat het geld kostte. Hij had een goed beklante zaak, want hij was de eerlijkheid en oprechtheid in persoon. Hij potte natuurlijk om het huis af te betalen (hij was bij de vrouw ingetrouwd en moest de vrouws broers uitbetalen). Toon dat klaar was, ging hij kapitaal vormen, zei men algemeen. En nu een half jaar geleden? Wat werd er toen bekend? Zuinige Pruumpje was het eerste jaar van zijn trouwen borg gebleven met twee zwagers voor een derden zwager. De zaken waren verkeerd geloopen en die zwagers waren met de noorderzon naar Amerika vertrok ken en hadden ook nog moegenomen, wat ze te gelde konden maken. Daar zat Pruumpje alleen voor de borgstelling. Volgens de letter van de wet was er wel een maas te vinden geweest, waardoor hij heenglippen kon. Maar geen denken aan. Hij schreef op de eerste aanmaning: „Heb geduld, en ik zal u alles betalen." Toen is Pruumpje geworden „Zunige Pruumpje". Jaren beulde hij om de rente te betalen. Eerst toen de jongens meewerkten, kon er aan afbetalen gedacht worden. De laatste cent is betaald. Is dat geen kerel?" „Di man moest geridderd worden. Die moest een persoonlijke onderscheiding ontvangen voor per soonlijke verdienste." „Zunige Pruumpje hoeft al een ridderorde." „Daar heb ik niets van gezien, toen hij op het podium stond te spreken. Dan draagt hij zijn rid derorde zeker niet." „Tenminste niei voor Jan en alleman zichtbaar. Maar hij draagt het kostbaar sieraad wel. Zijn vriend de schoolmeester is er wat trotsch op." „En heeft die dan geen lintje?" „Ik zou het wel denken, vooral omdat Pruumpje zoo met den man ingenomen is." „Nou snap ik je toch niet." „Kijk eens, collega. Zunige Pruumpje is allang tot ridder geslagen. Hij is in het ridderleger op genomen. Maar het is een heel stil regiment; stil, maar groot, veel grooter dan de menschen mec- nen. Ze laten geen Turksche trom voor zich uit dragen. Ze zeggen alleen, heel zacht, zooals Zunige Pruumpje: „Heere ik dank U, dat Gij mij waardig gekeurd bobt, iets voor U te mogen dulden en te mogen doen"." „Nou begrijp ik je beeldspraak van daar even.'* „Ja collega, boe zullen die ridders, de kruisridders, lino zullen die uiterlijk geteekend worden? Ik weet het niet. Is ook niet noodig. Zc weten zelf wel, dat zo tot ridder geslagen zijn. Zulk een man is die kleermaker, de afgevaardigde uit het Achterland. En zijn vriend de schoolmeester ook. Het verwon dert me niet, dat zc indruk op je gemaakt hebben." Do twee dominees dommelden een beetje in op de lange reis naar liet Zuiden des lands. Hun beider jas was onbclint en is het ook altijd ge bleven. Ze dienden in hetzelfde regiment als do twee, die in diezelfde tijd naar het Noorden stoomden, moe en af van de vele hartebc wegen is, (Wordt vervolgd.). 496 DAMRUBRIEK Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpcnboomstraa» 6, Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk 8 dagen na plaatsing. OPLOSSINGEN No. 872. Auteur: A. v. Dommelen. Wit speelt; 49-44, 44-40, 29-23, 33X31, 31—27, 41—37, 3GX20 wint. Sommige inzenders gaven de volgende winst gang aan: 24—19, 33—28, 36-31, 46—41, 49X16. No. 873. Auteur: Jan U d 1 n k Wit speelt: 28—22, 42—38, 41—37, 36X18, 39-33, 44-39, 40X20, 3-4X4. No. 874. Auteur: H. Winter In dit vraagstuk werden een drietal oplossingen gevondenI Hierdoor is het natuurlijk waardeloos geworden. De auteurs-oplossing zal vermoedelijk zijn: 29-23, 48—43, 44—39, 47—41, 50—44, 44—39, £3X1, 1X4, 4X1G. Na 47—41 is er slagkeuze mogelijk voor Zwart, doch ook deze variant wint eveneens. No 875 uit een partij Raichenbach—Vos. Zwart speelde na 42-37, 24—29, 18-22, 1G-21, 11X31, 19—23, 13X31 enz. Correcte oplossingen ontvangen van: S. J. Bom- hoff, Zwolle; M. W. v. d. Linden, Den Briel; C. A Provily, Utrecht; Jan der. Hartog, Meerkerk; R. Veens tra, F. Janson, Den Ilaag; M. Muis, Gies- sen-Nieuwkcrk; H. A. W. Docser, IJsscltein; H. Groen, Ouderkerk .a. d. ïJssel; M. Polhuijs, C. C. Goedhart, Jac. Loeve, J. Hofwegen, Rotterdam; C. den Otter, Delft; A. Doorduyn, Westerlee. CORRESPONDENTIE C. C. G. Partij nagespeeld. Inderdaad zeer inte ressant, doch voor deze rubriek minder geschikt. J. L. In Uw winstgang partij P. IC—W. H. zit vermoedelijk een notitie-fout. Ik kan er tenminste niets van maken. Wilt U het notr eens nazien? C. den O., Drift. Inderdaad is vraagstuk no. 870 met schijf 35 op 25 oplosbaar, zoonis U aangaf. Het wordt dan echter een gewoon slagzetje. VRAAGSTUK no. 87G Part ij-s tand 1 2 3 4 5 VRAAGSTUK no. 878 P a r t ij-s t a n d 2 3 4 4b 47 4a 49 60 Lok zet. Wit speelt 30—24 (19X30) 35X24. Mag zwart nu 1420 spelen? VRAAGSTUK no. 879 Eindspel van Ir W. Vrij landt, Dordrecht 1 2 3 4 6 Zwart: 16, 17, dam op 26. Wit: 19, 27, dammen op 1 en 36. VOORDEEL IN DE OPENING Speel de volgende openingszetten: Wit Zwart 1 33—28 18—23 2 39—33 12—18 3 44-39 7-12 4 50—44 1—7 5 31—26 20—24 6 34—29 23 X34 7 40X20 15X24 8 36—31 16—21? 4b 47 48 49 60 Lokzct. Zwart: 2, 3, 8, 10, 11—13, 15, 10, 18—21, 23, 2-4, 26. Wit: 27, 28, 32, 33 35—40, 42—45, 48, 49. wWit doet een lokzet en wint VRAAGSTUK no. 877 P a r t ij-s t a n d 1 6 T"\ vm mm, f/- 46 47 48 49 60 Voor beginners. Zwart: 2—4, G, 8, 9, 11—14, 16, 18, 19. 23, 24. Wit; 25, 27, 28, 31—38, 42, 43, 48, 49. Mag zwart 21—30 spelen? 9 31—27 10 28—22 11 26X17 12 32X1! 11—16 17—28 12X21 De Ruilbeurs-Boven-Hardinxveld Ten dienste van de lezers der Ver CSirist. Pers Deze weck ontvingen we de nieuwe uitgave van firma Patria: Patria's Luchtvaartalbum. Samen gesteld en geschreven door den luchtvaart-journa- list, Henri Hegener. De ons welbekende G. J. Geysendorffer schrijft hierin een voorwoord. Hij hoopt dat door dit boeiend geschreven boek, met de vele foto's van mooie, maar ook dikwijls gewaagde opnamen, veler belangstelling zal groeien voor de luchtvaart. De zwarte foto's die we aantroffen in „De Vliegen- do Hollander", zijn nu verwisseld voor kleuren druk, wat we nog nooit in een album van zoo actueele aard aantroffen. De onderwerpen, die be handeld worden, zijn o.a.: Luchtballon, Lucht schip, Valscherm, Race-vliegluigen, Autogiro, Zweefvliegtuigen, Luchtacrobatiek, Vlicgtuigcata- pult en Vliegkampschepen. Het geheel in blauw linnenband maakt een goede indruk en is onge twijfeld een aanwinst in Uw boekenkast. Het album is voor 1 verkrijgbaar bij De Ruilbeurs, llier volgen de voorwaarden. 1 Het is aan „De Ruilbeurs" de waarde der bons 4 en plaatjes te bepalen. Waar vioodt ge, c vrienuiijk jaargetij! Met al uw lieflijkheden? Zóó gaat de wereldvreugd voorbij. En wat hier bloeit beneden! Een stemme roept daar overluid In 't gieren van den herfstwind uit: <fDit lot verbeidt u allen! Nog bloeit uw jeugd, ras wordt gij oud, Gelijk het groen verkleurt aan 't hout, Totdat de blaadren vallen!" Voorwaar, al 't menschdom is als 't gras, Geslachten zijn verdwenen; Hun heerlijkheid werd stuivende asch; Hun glans heeft uitgeschenen! De bloeme valt. het gras verdort, Nog eer het heden avond wordtl Maar. wat in puin moog zinken: Gods Woord houdt stand in eeuwigheid, En 't licht, dat hier ons troost en leidt. Blijft in den doodsnacht blinken! Wat klaag ik, dat mijn jeugd verdween. Bij 't mindren mijner krachten? Mijn oog blikt naar den Hemel heen. Ik blijf Gods lente wachten. Gods schepping is geen woestenij, Maar blijft in 't late herfstgetij Nog gcurge bloemen dragen: Al word ik oud. mijn hart blijv' jong! Het danklied, dat mijn kindsheid zong: Hoort gij 't, mijn najaarsdagen! B. TER HAAR. 2 Iedere aanvraag moet voldoende gefrankeerd zijn. 3 Bij iedere aanvraag tot 500 punten moet 15 ct. worden ingesloten, tot 1000 punten 20 ct. (aan postzegels). 4 Als het gevraagde niet in voorraad is. wordt Uw aanvraag genoteerd en doelen wij dit medi in ons Zondagsblad. 5 Uit voorgaand art. volgt: vul steeds duidelijk in van welk blad der V.C.P. (Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant, Nieuwe Utrechtsche Courant. Nieuwe Leidsche Courant, Dordtsch Dagblad) U lezer is. 6 Stuurt U te veel punten, dan kunnen die ge boekt blijven tot een volgende zending. Do waarde der bons Is: Bussink 8, Coclingh 3, Douwe Egberts 6 v. Delft 10. Dobbelman 4, H.O. 6. Droste 20. Hag-zegel 8, Haust 5. Hille Limburg 8, andere 6, Holl. Zw. Weegsch. 3 van Houten Tijdsch.bons 40. Paul Kaiser 5. Klaverblad 8, Klokzeep 10. Kwatta 3, Lever's zeepbons 20, van Nelle 4. Patria 10 Pleines Ufa 3. Rademaker 3, Sicke9z 3, Verkade oude albums 2, Torenkraai 3, Boerderij 6, Wascholine 2. Wil s.v.p. grafis ruilformulier zenden aan: Naam: Adres: Woonplaats: --- Daium: CORRESPONDENT! E Mcj. F. V. te Doorn. De nummers zijn besteld. A. v. G. te Maasland. 136 Kwatta genoteerd. M. D. te Benthuizen. Ruilt U de plaatjes bij Dobb. even om? C. P.-v. d. W. te Voorburg. Saldo is 760 pt. Laat ze maar gerust genoteerd staan voor het volgende album. L. H. te Klundert. 163 Kwatta genooteerd. De 6 ct. strafport, die we moesten betalen, stuurt U bij gelegenheid well Mej. L. v. 't V. te Hardinxvcld. 25 L. 50 Klok- bens genoteerd. U zult een poosje geduld moeten hebben. Mevr. M. v. H. te Ocgstgeest. AI dc oude Ver kade-bons die ingesloten waren, zijn waardeloos. Daarom zonden we U in plaats van 125 slechts 56 bons. Als we van de soorten die U noemt gebrui ken kunnen, vragen we 't in de rubriek. D. A. v. d. V. te Wildervank. 62 Bussink genoteerd. C. J. Z. te Schiedam. Zie inleiding. We kunnen de bons al voor U noteeren, zendt maar! J. M. te Goes. 25 V. plus 50 Klok plus 2 v. Nelle plus 966 pt genoteerd. C. v. W. te Boskoop. 166 Klaverblad genoteerd. Mevr. J. ti. d. P.W. te Rotterdam-W. Benitö verzonden; Uw zending komt dus! J. P. V. te Rotterdam-W. Wilt U voor dat album een advertentie h 20 ct.? Aquarium 12 is genoteerd. G. v. W. te Vlaard. Ambacht. 25 V. plus 131 pt. genoteerd. A. M. te Schoonhoven. *t Geheele te goed is ver zonden, we houden ons aanbevolen. F. G. v. H. te Rijswijk. Boerderij is 6 pt., waar door de berekening niet klopte. U zondt 2030 pt. Droste en Kaiser zijn verzonden, 100 Bussink plus 22 Klaverblad genoteerd. 'ALBUMRUIL M. Dijkhoorn te Benthuizen biedt aan een com pleet Verkade Vetplanten album A 2.20 franco. De Ruilbeurs heeft 30 Hagblodcn met 192 zegels te koop. Wie kan ze plaatsen? Postadres: Dc Ruilbeurs, Hardinxvcld, 501]

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 16