MODERN TOURISME
ULRICH
ZWI NGL!
VAN HAIFA NAAR DE HEILIGE STAD - DE JOOD KEERT HUIS
WAARTS - DE ANTI-JOODSCHE TROEBELEN - HET LAND VAN SIMSON
VIII. Wij hebben er reeds eerder over gerept, dat
onze reis naar het Nabije Oosten niet onder
zeer gunstige omstandigheden verliep. Bij ons
eerste toeven in de haven van Port-Said, voordat
wij naar Haifa in Palestina zouden gaan, be
reikte ons de tijding, dat troebelen in het Heilige
Land het ten hoogste ongewenscht maakten, dat
touristen aldaar binnenkwamen. Een vluchtige,
doch bijzonder interessante excursie in het meer
noordelijk gelegen Syrië waarover wij n» liet een
cn ander vertelden, moest de dagen vullen, die
wij gehoopt hadden op vanouds gewijden grond
door te brengen. Thans brak de tijd aan. dat wij
het Nabije Oosten zouden moeten verlaten, om
langs den Griekschen archipel en de kusten van
Dalmatië naar Opper-Italië terug te keeren. Ech
ter, één poging, om althans iets van het Joodsche
land te mogen zien, zou nog worden ondernomen.
En deze lukte! In de allereerste ochtendvroegte
wachtte op de kade van Haifa, waar wij inmid
dels weder waren binnengeloopen, een extra trein,
welke behoorlijk van gewapend geleide was voor
zien. en zoo stoomden wij, onder wel heel bijzon
dere omstandigheden, langs de Palestijnsche kust.
Aan den waterzoom ontwaarden wij de ruïnen
van 'Athlith. die ons ons eraan herinnerden hoe
dit land. welks hoofdstad Jeruzalem, (Jeroesjala-
jim) in haar naam zoo duidelijk een afleiding
van het woord „Sjaloom", dat is „Vrede" bevat,
in den loop der vele eeuwen zoo weinig rust en
bestendige welvaart gekend heeft. „Sjaloom" is
tevens het woord, waarmede de Palestinensi3olie
joden elkander heden ten dage groeten, ook al is
cr thans, temidden der Arabische troebelen, wel
licht minder vrede dan ooit
'Athlith is nog een herinnering uit den woeligon
Kruisvaarderstijd. Hier lag het oude Caatellum
Percgrinorum der Kruisridders. Van dit punt zeil
de Richard Leeuwenhart weg, toen hij het einde
van zijn veldtochten had bereikt. Wat er van dit
Pelgriinsslot rest is enkel de groote feesthal en
de kerk en een aantal oude kelders en verdedi
gingswerken. Zij staan thans onder de hoede van
den oudheidkundigen dienst dei mandaatregee-
ring, litteokencn als zij zijn uit lang voorbijen,
eervollen strijd. Nu zijn het de Zionisten, die tegen
de aanhangers van den Islam zich een positie
trachten te scheppen in het grondgebied van hun
vaderen.
Welk een merkwaardig en tragisch lot toch is
het, dat Abrahams afstammelingen naar het
vleesch is beschoren! Ballingen van hun overge-
erfden bodem, zwervers door aller heeren landen,
vervolgd, gehaat, bijwijlen een korte spanne tijds
rust en zelfs voorspoed genietend, dan weder als
©cn verschrikte vogelzwerm wegvluchtend, bij de
bedreiging met nieuwe onheilen! Onze dagen heb
ben ons het tragische schouwspel gegeven van
-hetgeen een „verlicht" Europa meende, dat nu
wel voorgoed tot het verleden zou behooren. Het
Duitsche nationaal-socialisme, met zijn onverbid
delijke doctrine, heeft opnieuw de jodenhaat geac
tiveerd, en de ziekte blijft niet tot de Duitecho
landsgrenzen beperkt. Tot zelfs in Engeland en
Zuid Afrika plant zij zich voort. Immers ook in
de Unie, waar tallooze ontwortelden zich een
tweede vaderland hebben gezocht, is thans een
grijshemden-beweging in opkomst, en in een blad
als „Die Republiklein" kon men onlangs deze
uitlating lezen: „Wij willen niet een tweede Pa
lestina worden, waarin aan de Afrikaanders do
rol der Arabieren zou worden toebedeeld."
In Palestina, hetwelk de Zionisten zoo gaarne
„Erets Jisraëel" noemen, het Land Israels, heeft
het oude probleem heden ten dage wel een bij
zonder schrijnenden vorm. Nimmer heeft de iood
het land vergeten, waarin de beenderen zijner
voorvaderen rusten, waarin eenmaal, op den
heiligen berg, de Tempel Gods stond. De vloek
heeft hem achtervolgd, overal waar hij henentrok,
en misschien uitte deze zich nog wel het bitterst
hierin, dat hij tot zelfs zijn gedragingen en zijn
karakter beïnvloedde. Al zwervende bleef de jood
anders dan de anderen, en zooals een vogel van
afwijkende kleur tusschon zijn soortgenooten met
wordt geduld doch weg wordt geplaagd, zoo
dwong men hem tot levensomstandigheden, waar
in de heete zucht naar zelfbehoud hem noopte
tot het ontwikkelen van eigenschappen, die hem
nog in meerdere mat gehaat zouden maken. Als
scherpe zakenman, die weinig afweet van mede
lijden, die zelfs uit lompen goud weet te maken,
wiens vrijpostigheid hem door elke menigte naar
voren doet dringen, wiens spot niets spaart, en
ook zoo heel vaak tot den allerbittersten vorm,
die van zelfspot ontaardt... zoo kent men heden
den afstammeling van hem, die eenmaal een rijk
en grootmoedig herdersvorst was, afkeerig van
twist, tevreden temidden zijner kudden. Met dit
karakter is de jood teruggekeerd in het land, dat
tot in de eerste eeuwen vnn onze jaartelling nog
z ij n land was. Men heeft hem beloofd, dat hij
er een tehuis zou vinden, een National Home,
doch de huidige Arabische bevolking vreest hom,
omdat zij hem kent Het moge waar zijn, dat
hij de dorre vlakten herschapen heeft in vrucht
baar land en boomgaarden; handel en industrie
en welvaart heeft meegebracht, men vreest dat
hij zijn aanvankelijk bescheiden plaats zal weten
breeder en ruimer te maken, tot hij tenslotte,
niet alleen door zijn economische en wetenschap
pelijke overmacht doch ook politiek zijn stempel
aan heel de Palestij nsche samenleving zal welen
op te drukken. Arubisch-Palestina daarentegen,
voor zoover het zich van eigen idealen begint be
wust te worden, droomt van één groot Arabisch
Rijk, dat zich uit zal strekken over Syrië, Pa
lestina, Transjordanië en Irak, en zich eventueel
zou kunnen aansluiten bij het moederland van
den Islam: Arabië.
Groot-Brittannië heeft, tijdens de tragische dagen
van den wereldoorlog, toen het de hulp dezer be
volkingen noodig had om den Turk in deze stre
ken afbreuk te doen, liet in dezen droom gesterkt,
zooals het ook de joden door toezeggingen aari
zich wist te binden. Het was een „verdeel-en-
heersch"-politick in den slechtsten zin van het
woord, die zich nu eerst recht aan dit land met
zijn oude en toegestroomde nieuwe bevolking
wreekt.
De tweespalt openbaart zich zelfs in de gevoe
lens van hem die als tourist door deze streken
reist. Hij bewondert den moed en de zelfopoffe
rende volharding van do chaloctsim, de joodsche
pioniers, die zich schier bovenmenschelijkc in
spanning hebben getroost, om uit een dor en
woest gebied, of uit moerassen, waarin de ma
laria dreigde, zich een tehuis te ontginnen. Maar
hij gevoelt tevens hoe hard het moet zijn voor
menigen Arabier, die op zwerven is belust, tel
kens opnieuw op grens en omheining te moeten
stuiten, die er eertijds niet waren, of voor meni
gen fellah, om zich don vertrouwden, met steen-
brokken zorgvuldig omwalden akker te zien ont-
gaan. waar hij en zijn vader en zijns vaders
vader achter de lichte ploeg liepen, die het span
ossen door de rulle vore trok, terwijl vrouw en
kinderen, achteraan komende, den grond verder
voor het zaad toebereidden. Wij weten wel, de
Zionisten k o o p e n de terreinen voor hun neder
zettingen, dikwijls zelfs met een prijs die de
grondswaarde te boven gaat, maar wat een pri
mitief man voor het tijdelijk en verblindend
voordeel van goud afstaat, hetwelk zulk een ver
leidende macht is, daar is hij daarom nog
niet los van.
Zulke gedachten komen op, als men van Haifa
naar Loed spoort, het voormalige Lydda, waar
op het zonbeschenen perron kleine jongens met
Arabische kranten en schalen met vruchten
langs de open coupé-ramen leuren, en inland-
scho naast Engelsche soldaten in korte khaki-
brockjes gewapend hun wacht loopen.
Dan gaat het over Ramleh geleidelijk meer oost
waarts, tot de grauwe steenklompen van het go-
bergte van Juda de spoorbaan allengs gnan om-
rijigen. Verweerd en grimmig zijn de landschap
pen mot hun brokkeligo rots, ook al heeft het
mildo voorjaar, met zijn vruchtbrengend water
nog voor wat fleurigheid van spoedig vergane
vegetatie gezorgd.
Wij rijden in onzen fluitenden, voorzichtig vor-
derenden trein langs de Wady-es-Sarür. welke
Arabische naam u en mij weinig zegt, tenzij dat
ge weet dat in deze streek eenmaal Delilah heeft
geleefd; wij komen in het land van Simsonf
Waarlijk, een landschap, dat moeilijk toeganke
lijk is, en waarin de Bijbelsche held zijn wondcr-
Brokstukken van de synagoge van Kapcmaiim,
vermoedelijk de plaats „waar Jezus leerde".
krachten bij zijn vermetele exploiten kon gebrui
ken! Daar liggen de ruïnen van Tibneh, het Bij
belsche Thamna, een grensstad van Judea, gele
gen tusschen Beth-Sjemesj en Ekron. Hier ergens
moet het geweest zijn, dat Israels onstuimige be
vrijder het vuur bevestigde aan do staarten der
driehonderd vossen, om ze voor zich heen to
jagen door de korenvelden van zijn vijanden.
Ilooger op ligt de vallei van Rephaim, waar
David volgens 1 Sam. 18 de Philistijnen sloeg.
Wij naderen, met een langzamen en stcilen klim
door dit wondersoortigo steengebicd tot de stre
ken, waar moderne huizen en villa's op^de hoog
ten gaan verschijnen: de nieuwe voorsteden van
de aloude stad, omringd door bergen: Jeruzalem!
Ik weet de zonden wel, daarmedo ik Dij mijn dagen
Zoo veel heb derven (durven) plagen.
Gij weet ze, die ik niét en weet
He©r, weet ze langer niet, zij zijn mij even leed!!
CONSTANTIJN HUYGENS.
Gij de eerste mannen van het land
Bedillen? Hals, laat nanr u kijken!
Men snijdt het glas met diamant,
Den diamant met zijns gelijken.
Zóó ligt de moderne Palestijnsche havenstad Haifa aan de baai van Akka
NICOLAAS BEETS.
486
Ulrich Zwingli
Zwingli is wel genoemd het stiefkind onder de
reformatoren, die onder de hervormers zoo onge
veer een plaats inneemt als Izaak onder de aarts
vaders.
Luther, de baanbreker in het reformatietijdperk,
is een man van vleesch en bloed, een gevoels-
mensch, met al de licht- en schaduwzijden aan
dit temperament eigen, een man die telkens voor
verrassingen stelt. Calvijn overtreft Zwingli ver in
denkkraont en heeft veel grooter invloed geoefend,
veel dieper spoor getrokken.
Tot het op den achtergrond blijven van den Zwit-
serschen hervormer heeft ook meegewerkt het
scherp-veroordeelend vonnis door I.ntlio» herhaal
delijk over hem geveld en door de volgelingen van
Luthers herhaald. Luther hooft Zwingli eigenlijk
nooit goed vertrouwd en was tegenover hem al
tijd ietwat geprikkeld. Bekend is Luthers gezegde
„Welgelukzalig is de man, die niet komt in den
raad der Sacramentariërs, die niet wandelt in den
weer der Zwinglianen, die niet zit in het ge
stoelte van Zürich."
Ilij hield hem voor een verkapten wederdooper en
ontzag zich niet de wijze, waarop Zwingli in een
vehtelnt? hot leven lie' eon rechtvaardig oordeel
Gods over hem te noemen.
Over 't algemeen is Zwingli's oordeel over Lu
ther veel gun«titrer en waardiger Uil noemt hem
een Elia, een David, die 't eerst gewaagd heeft
Goliath te weerstaan, een uitnemend strijder
Gods en een ernstig onderzoeker der Schrift.
Men zou 't niet verwachten, doch de man, die in
Nederland de aandacht op hem gevestigd heeft,
inzonderheid op zijn ethiek, is de Calvinist Dr H.
Bavinck. Bavinck schatte Zwingli zeer hoog en
schreef in zijn dissertatie „Do Ethiek van Zwingli".
„Hij mist de dicp-gemocdelijke natuur van Luther
zoowel als de geesteskracht van Calvijn. Zijn eigen
aardigheid bestaat juist in liet gemis van een of
andere eminente eigenschap, in het ronde cn har
monisch gevormde van heel zijn pcrsoonlijkheidd.
De humane toon, de vermijding van ul die on-
kiesche boelden, waarin de eeuw der Reformatie
smaak en welgevallen vond, het gemis van scho
lastische redeneeringen, de eerbiediging veor an-
dcrer overtuiging de ruime, verziende blik, de his
torische zin, bovenal de ethische beschouwing zijn
zoovele trekken, die van onmiskenbare verwant
schap met onzen tijd getuigen. Zwingli is groot ge
noeg om naast de andere Hervormers een eigen
eervolle plaats in to nemen."
Jeugd cn studietijd
Nog geen twee maanden na do geboorte van
Luther (op 1 Januari 1484) zag Ulrich te Wild-
haus het levenslicht. Zijn geboortedorp behoordo
tot het voormalige graafschap Toggcnburg; de be
woners van dit gewest muntten uit door helderen
blik en gezond verstand (een bekend gezegde'was:
Toggis ratione ducitur: de Toggenburgcr laat zich
door zijn verstand leiden). Zijn ouders waren
welgestelde, hoewel eenvoudige mcnschen, en te
midden van het groote gezin ze waren als
kinderen met hun tienen had Ulrich een onbe
zorgde, vroolijke jeugd. Spoedig zag de broeder
van Ulrichs vader, geestelijke van een nabij ge
legen stadje, dat de jongen een goeden aanleg
had. Na een degelijke school-voorbcreiding te Ba
zel en te Bern bezocht hij de destijds beroemde
]ioog€6chool te Wecnen Op achttienjarigen leeftijd
vertrok hij naar Bazel, waar hij, na den ver-
cischtcn graad behaald te hebben, door den Raad
als leeraar in het Latijn werd aangesteld. Onder-
tusschen zette hij zijn studio in de theologie voort
en beoefende met grooten ernst de wetenschap.
Eigenlijk was hij in den eersten tijd niet met hart
en ziel theoloog. We kunnen hom beter humanist
noemen. De wijze waarop de theologie in die da
gen aan de hoogescholon onderwezen werd, trok
hom niet aan. Ze was schoolschc geleerdheid ge
worden, een dor geraamte van leerstukken. Het
onderwijs was zonder leven en bezieling. Aan
bronnenstudie werd weinig gedaan. Tegenover de
levenloos© bespiegelingen der soholastick was een
richting opgekomen, die, moe van de eindelooze
HET STIEFKIND ONDE
haarkloverijen, terug wilde naar de bronnen, be
paaldelijk naar de klassieke literatuur, een rich
ting, uie spotte met het erbarmelijk Latijn en do
dwaze rodenecringen der godgeleerden.
Ulrich zocht vergoeding in het lezen van de oudo
Romeinsche schrijvers en wisselde het lezen cn
studeeren af met beoefening van de muziek. Hij
was zeer muzikaal en moet niet minder dan zeven
(een schrijver zegt zelfs: tien) instrumenten be
speeld hebben.
Dat Ulrich behouden bleef voor de theologische
studie is vooral te danken aan den invloed van
één bekwaam en sympathiek hoogleeraar: Tho
mas Wyttenbach. Wyttenbach was een van de
weinigen, die brak met de dorre methoden van
zijn collega's en een nieuwe richting in de theo
logie voorstond. Hij was frisch en persoonlijk in
zijn onderwijs. En wat het voornaamste was
hij zag met droefheid de gebreken en dwalingen
in de kerk en was overtuigd van de noodzakelijk
heid van korkreformatie. Hij waarschuwde met
klem tegen den verderfelijken aflaathandel cn
leerde, dat Christus alleen het eenige, ware los
geld voor de zonden betaald had. Steeds spoorde
hij tot bronnenstudie aan. Lees de Evangeliën en
d© Brieven van Paulus!
Pastoor te Glarus en Einsiedcln
In 150G wordt Zwingli twee en twintig jaar
oud pastoor te Glarus en tot priester geewijd.
Hier breken de tien leerjaren van den Hervormer
aan. Wèl leeft hij nog niet in bewuste tegenspraak
met de Roomschc leer en het Roomsche kerk-
systeem en blijft hij zijn priesterlijke functies ver
vullen. maar het ijverig lezen van den Bijbel en
het nauwgezet bestudeeren van de bronnen is toch
niet zonder invloed. Innerlijk wordt reeds lang
zamerhand de twijfel gewekt. Bij het lezen vari
zijn correspondentie uit dien tijd meent go meer
een geloerde voor u te hebben dan een pastoor,
die praktisch werk in de gemeente verricht Van
den bisschop krijgt hij jaarlijks een uitkccring
om boeken te koopen, en hij schaft zich niet alleen
theologische werken aan, maar verzamelt ook do
beste uitgaven van Horatius. Cicero en Seneca.
Al wat waar was cn schoon nam hij aan als oen
gave Gods. Zaden van Godskennis waren ook
onder do heidenen gestrooid, en we moeten met
vragen wie iets zegt maar wat gezegd wordt.
Zoo wordt hij de man van breede ontwikkeling
cn veelheid van kennis.
Van groote beteekenis is geweest zijn vriend
schappelijk verkeer met den bekwaamsten huma
nist van dien tijd: Desiderius Erasmus. Do Re
formatie heeft in zóóverre vee! te danken aan
dezen geleerde, dat door zijn bronnenstudie de
Heilige Schrift beter werd verstaan. In den laat-
sten tijd van zijn verblijf te Glarus bezocht
Zwingli Erasmus te Baizel (in 1515) cn schreef
hem daarna een brief, die van zijn groote bewon
dering voor „het orakel der geleerdheid" getuig
de. Toen het bij Zwingli tot een breuk met de
Roomsche Kerk kwam, werd de verhouding min
der goed en werd ten slotte het contact geheel
verbroken.
In 1516 verscheen de door Erasmus bezorgde
nieuwe uitgave van het Nieuwe Testament in ge-
De groote Hervormer Br Maarten Luther in den
huiselijken kring. Zijn oordeel over Zwingli was
niet bepaald vriendelijk.
R DE REFORMATOREN
DOOR DRS A. B. W. M. KOK
Waar dit nummer van ons Zondagsblad op
Hervormingsdag verschijnt, achten we ons
gelukkig een zeer lezenswaardig artikel te
kunnen plaatsen over den man, wiens leven
en werk, ofschoon door velen niet begrepen,
voor de doorwerking der Reformatie toch
van zoo groote beteekenis is geweest.
zuiverden oorspronkelijken tekst. Zwingli, die zich
ook op de Griekschc taal had toegelegd, schafte
zich terstond een exemplaar aan enhet was
alsof hij een openbaring ontving. Later schreef hij
over dezen gewichtigen tijd uit z'n leven: „Ik
dacht bij mijzelf, ge moet alles laten liggen en
Gods gedachte alleen uit Zijn eigen eenvoudig
Woord leeren kennen. Daarop Dad ik om licht en
er ging mij licht op over de Schrift, hoewel ik
haar in haar eenvoud las, zonder uitlegging of
verklaring".
Zoo kreeg Zwingli's geloof meer een bijbelsch
karakter en kwam hij langzamerhand tot zuiver
der inzicht. Het ging dus bij hem veel meer ge
leidelijk dan bij Luther, die een zwaren zielestrijd
doormaakte en gebogen ging onder de last van
onbetaalbare schuld, 't Was bij Zwingli meer een
Desiderius Erasmus, een van de,
trouwste vrienden van Zwinglit
allengs verstandelijk tot de overtuiging komena
de dwaling heeft de waarheid overwoekerd.
In zijn tweede standplaats Einsiedeln zet hij zijn
Schriftstudiën voort en begint in zijn prediking
de rijke inhoud van de Heilige Schrift een steeds
groöter plaats in te nemen. Al komt het hier nog
niet tot openlijke breuk met Rome de overtui
ging groeit in hem, dat de Roomsche kerk jam
merlijk gedeformeerd is.
Einsiedeln was wel een plaats om hem de oogen
te openen.
Het was een beroemd bedevaartsoord. In het
klooster stond een Mariabeeld, dat naar men
beweerde machtige 'wonderen deed. Duizenden
ïleden jaarlijks bedevaarten cn knielden voor do
Moeder Gods ep de andere beelden, genezing af
smekend voor allerlei kwalen cn ziekten.
Ook stuitte hem tegen de borst, dat boven de
kloosterpoort de woorden waren geschreven: Hier,
vindt men volkomen vergeving van zonden, beide
van schuld en straf.
Op het publieke terrein trad hij eveneens refor-
meerend op. Om één ding te noemen: Zwingli
toornde tegen de volkszonde van de Zwitsers: het
oorlogvoeren in vreemden dienst („geen geld,
geen Zwitsers"). En al verloor hij daardoor do
medewerking en sympathie van vele vooraan
staanden in de gemeente hij liet zich daardoor
niet afschrikken.
De toehoorders getuigen van den diepen indruk,
die zijn ernstige, krachtige, eenvoudige prediking
op de schare maakte. Ilij sprak op den man af,
als machthebbende. Welk een verschil met de
treurige, armoedige (en daarom bombastische)
.preeken uit die dagen!
In dozen tijd (tusschen 1516 en 1518) heeft hij
de brieven van Paulus overgeschreven. Dit af
schrift wordt nog in het Zwingliaansoh museum
te Zürich bewaard, en is ddérom van zoo groot
belang, omdat hij aan den rand tal van aantoe-
keningen gemaakt heeft, niet alleen aan de on
derscheiden Kerkvaders ontleend, maar ook op
merkingen van hemzelf. Hieruit kunnen we dus
zijn reformatorische ideeën uit dien tijd leeren
kennen.
487,