II,TDAG s OCTOBER 1936
DERDE BL'AD PAG. 9
DE ZEEUW" JUBILEER1
halve eeuw persarbeid
Zeeland
e oude, trouwe Zeeuw jubileert
e oude Zeeuw, ja, want een leeftijd
vijftig jaar is voor een anti-revolutio-
dagbla-d al verscheen het aanvan-
jk slechts twee keer per week een
le leeftijd.
Zeeuw is wel niet het oudste blad
jnze kring: de Standaard gaat er
tien jaar bovenuit en de Nieuwe
0v. Gr on. Crt is al een dik half jaar
het niet gevierde halve-eeuwfeest heen.
eeland en Groningen ontloopcn elkaar
eeftijd dus zoo goed als niets: beide zijn
lan 1SS6.
)e Zeeuw" gaf thans een jubileumnum-
daarin kan men lezen, dat op 2
een vergadering werd gehouden,
riii tot stichting van een maatschappij
exploitatie van „De Zeeuw" besloten
d,
ot leden van het bestuur werden ge
in Ds. de Pree, voorzitter, M. de Jonge
secretaris, J. Donner, penningmeester,
A. Littooy en Mr. C. Lucasse.
jt redacteur werd benoemd de heer J.
se te 's-Gravcnhage.
in denzelfden heer Buijse vindt men
een artikel in het jubileumnummer,
oud-strijder, die nogmaals bet vaandel
aide. En in wiens artikel deze opmerkc-
)orkomt: „Er was veel stille tegen-
iiing, o.a. hierin bestaande dat, althans
loes, het adverteerend publiek, heeren
irissen voorop, verzocht werd D e
iuw niet met hun advertenties te steu-
hetwelk natuurlijk zeggen wilde: haar
bloedarmoede te doen sterven. Op welk
oek, na langer of korter aarzeling, ten-
te niemand is ingegaan."
waren verstandige zakenlieden en
e notarissen in Zeeland, die al spoedig
■epen, dat men een blad, waaraan een
ikrachtig publiek om des beginsels wille
rt, niet kan passeeren zonder zichzelf
te doen.
ió werd de Zeeuw oud. maar hij
t r o u w. Volmaakt trouw aan het pro-
cram dat de eerste redacteur noemde: de
propaganda der anti-revolutionaire, of
ge wilt, Christelijk-historische beginselen.
Daarvan is „De Zeeuw", noch in de dagen
van Buijse, noch in die van Zuidema, ooit
een duimbreed afgeweken.
Dat maakt een blad sterk, zelfs clan als
de financicele kracht soms wat te wcnschcn
overlaat. Ook dan, als een al te schrale
redactiestaf de personen overbelast Want
juist dan geldt het woord tot Gideon: Ga
in deze uw kracht; d.w.z. ga in Godsver
trouwen uw weg.
En wonderlijk, dit ervaart ieder, die
werkt aan een door God opgedragen taak:
als men bij een jubileum terugblikt op de
afgelegde weg, dan vergeet men de narig
heden, die er geweest zijn en die soms
zwaar drukten, en men ziet alleen de zegen
des Heeren en de trouw van het volk
Gods. dat steun bood. vaak in de beginne
op hoop tegen hoop.
Van deze dingen getuigen in het jubi
leumnummer de redacteuren Zuideenma en
de Lange, de president-commissaris cle heer
Vertregt en vele andere vooraanstaande
broeders in het Zeeuwsche gewest; daar
van getuigt Dr. Colijn als leider der Anti-
rev. partij; Mr. de Wilde, die zijn Zeeuw-
sche tijd nog niet vergeten is, en de heer
Diemer als voorzitter van de Ncd. Chr.
Dagbladpers.
Een medestrijder jubileert; wij allen zijn
verheugd en herhalen het ook heden: Ga
voort in deze uw kracht, want Gods kracht
is in zwakken machtig.
Geschenk voor Prinses Juliana
De Nederl. Vereen, van Huisvrouwen
heeft het voornemen opgevat, ter gelegen
heid van het huwelijk van Prinses Juliana
waardoor H. K. H. de functie van „Iluis-
w" gaat aanvaard/en, een passend ge
schenk aan te biedien.
Na overleg met het algemeen comité tol
irabieding van een nationaal huwelijksge
schenk, waarin ook de presidente der Ned
Vereen, van Huisvrouwen zitting heeft, is
besloten het geschenk der vereeniging een
onderdeel te doen vormen van bedoeld na
tionaal huwelijksgeschenk.
'T LANDSVERRADERLIJKE
STROOIBILJET
Afkeuring aan alle kant
Vrijwel alle bladen hebben hun scherpe
afkeuring uitgesproken over het meer dan
ergerlijke pamflet der N.S.B.
Terecht zegt de roode pers:
Dc N.S.B. verspreidt een manifest over
de devaluatie. Hevig er tegen. Naar het
oude recept: alle ontevredenen tot zich
trekken. Natuurlijk verzwijgt de schrij
ver, dat devaluatie onontkoombaar ge
worden was. Dat hoort er ook zoo bij.
Het Utr. Dagblad, het nationaal-socialis-
tisch pamflet veroordeelend als verwekker
onrust en paniek en gevaarlijk voc
eendracht van ons volk, komt daarvan in
beroep bij „de verantwoordelijke instanties
in de N.S.B.".
De redactie hoopt, dat die instanties „het
geschrift ten scherpste zullen afkeuren en
van deze afkeuring onomwonden blijk zul
len geven".
Nu hebben wij wel een beschaafde N.S.B.-
er gesproken, die het pamflet niet gaarne
zijn rekening wilde nemen, maar dat
de „verantwoordelijke instanties" dit zou
den doen, betwijfelen we sterk.
Het Utr. Dagblad, dat dicht bij het
vuur zit, zal toch niet dezelfde vergissing
begaan hebben als de Tijd, die schreef:
Het begon met een pamflet, ondertee
kend door afdeeling III der N.S.B. (In
welke partij komt het nog meer voor,
dat de afdeelingen op eigen houtje eco
nomische politiek bedrijven?),Waarin dr.
Colijn en mr. Trip worden voorgesteld
als twee sluwerds, die in 1931 al van plan
waren om in 1936 het Nederlandsche
volk een devaluatiepoets te bakken.
De tusschenzin is niet juist. Afdeeling III
wil slechts zeggen: Propaganda-afdeeling
in het hoofdbureau.
Sommigen hebben even getwijfeld of dit
schandebiljet rechtstreeks van de N.S.B.sche
leiding kwam. Die twijfel was overbodig.
Afdeeling III hoort bij het hoofdbureau en
de Führer is dus rechtstreeks aansprake
lijk voor dit lands verraderlijke geschrijf.
INDRUKKEN
VAN NEURENBERG
Vóór een anti-bolsjewistisch front
De redacteur van de R ij k s e e n h e i d,
r. dr. H. H. A. van Gybland Oosterhoff,
heeft als eeregast, op uitnoodiging van den
Führer und Reichskanzler" de partijdag te
Neurenberg bijgewoond en is zeer onder de
indruk thuisgekomen. Hij schrijft er een
lang artikel over in zijn blad. We geven een
paar citaten en bijna geheel zonder com
mentaar, alleen ter kennismaking. De vraag
of de heer Oosterhoff de dingen objectief
heeft kunnen zien (hij had een Duitscher
tot leidsman!) laten we zelfs onbeantwoord.
Eerst ging de redacteur naar Berlijn en
sprak daar voor een volle zaal over de uit
zetting van de vier Nederlanders.
Hij wil daarover niets zeggen.
Toch wil ik niet onvermeld laten, dat
de stemming in de Nederlandsche kolo
nie niet zoozeer tegen de Duitsche Over
heid was gericht als wel tegen onze di
plomatieke vertegenwoordiging in Ber
lijn. Ik kreeg de indruk, dat men van
gevoelen was, dat, wanneer er een ge
zant zou zijn, die niet voortdurend zijn
weinige sympathie ten opzichte van het
huidige bewind in Duitschland toonde
en openlijk verkondigde, verschillende
moeilijkheden veel gemakkelijker zouden
worden opgelost. Ik heb de sterke in
druk gekregen, dat vele leden van „Hol-
landia", waarvan het overgroote deel van
de Nederlandsche kolonie in Berlijn lid
is, in het geheel niet over onzen gezant
aldaar te spreken zijn, en met het oog oh
een betere verstandhouding tusschen
Nederland en Duitschland, de dag zou
den zegenen, wanneer deze weg zou gaan.,
Hierbij kunnen we de opmerking niet
achterhouden, dat het ons, afgezien van de
raag of het oordeel over den gezant billijk
of onbillijk is, niet juist schijnt dit te schrij
ven in verband met de uitzetting. Voor een
egeering, die objectief r e c h t wil, kan en
mag de houding van een gezant geen aan
leiding zijn om onrecht te doen.
De heer Oosterhoff reisde daarna naar
Neurenberg om de groote demonstraties bij
te wonen. Want hij had deze particuliere
uitnoodiging gaarne aangenomen om twee
redenen:
Allereerst ben ik diep overtuigd' van
de noodzakelijkheid om een groot anti-
bolsjewistisch front te vormen door hot
internationale contact tusschen de ver
schillende landen, die van hun strijd te
gen het bolsjewisme een levenstaak heb
ben gemaakt. De gebeurtenissen in Span
je, de camoufleering van het bolsjewisme
in volksfronten, neutrale vredescongres
sen en dergelijke maken deze samen
werking te noodzakelijker. Wij kunnen
ons hierbij niet opsluiten binnen onze
enge grenzen en dan maar op „zien
komen" spelen, alsof het ons niet aan
gaat, wat over die grenzen gebeurt.
Wanneer dit juist is, dan moeten wij
erkennen, dat bet nieuwe Duitschland
een van de sterkste bolwerken tegen
Sovjet-Rusland vormt.
Op het congres is herhaalde malen ge-
igd, clat het Duitsche nationaal-socialisme
geen éxport-artikel is, dat men aan ander
volken wil opdringen, maar aan de andere
kapt werd dan ook gevraagd om het Duit-
ne volk gelukkig te laten worden, zooals
het zelf gelukkig wil worden en dat het
buitenland zich daar ook niet mede be
moeit.
De heer Oosterhoff is daarom van mee-
ning, dat het geschrijf in onze bladen over
Duitsche toestanden de goede verhouding
verstoren kan. Ook oordeelt hij over het
godsdienstig leven nog al gunstig:
-Natuurlijk zijn er verschillende stroo
mingen, ook die nog bedding zoeken,
doch ik heb de indruk, dat de heidensche
zeer klein is. Is overigens de Nederland
sche Hervormde Kerk in Nederland ver
oordeeld, wijl deze communistische pre
dikanten als Snethlage en Boers niet uit-
stoot en hun propaganda toelaat? Zeker
niet.
De schrijver ontkent niet, dat de kerken
pen strijd te voeren hebben, maar ze mogen
ook critiseeren; hij heeft dat zelf in Berlijn
gehoord.
Het huwelijk van Prinses Juliana
Boskoops burgerij versiert het paleis
Boskoops burgerij heeft H. M. de
Koningin aangeboden om zorg te dragen
vobr de versiering van dat gedeelte van
het Koninklijk paleis in Den Haag, het-
wej'k bestemd is voor de meer intieme
viering van het aanstaand huwelijk van
Prinses Juliana met Prins BernharcL
H; M. de Koningin heeft naar aanlei-
din hiervan- doen .weten, dat zij voor dit
voornemen zeer gevoelig is en gaarne
deze huldiging zal aanvaarden.
LAND- EN TUINBOUW
De eierprijzen
i "De'Vereeniging van broederijen en pluim
vee fokbed rij ven in Nederland verzond aau
dön- minister van Landbouw en Visscheri]
een telegram, waarin o.m. het volgende
\yordt.,medegedeeld:
„vernemen uit gewoonlijk zeer goed inge
licht? bron. dat uw adviseurs voor pluimvee-
aaugélegenheden del,tegenwoordige eierprij
zen te hoog vinden, mede tegenover de
exportmarkt. Hoewel wij deze uitspraak on
gelooflijk vinden, wordt zij niettemin gedekt
door het uitvoerverbod van eieren, waarvan
het resultaat immers moet worden, dat de
veilingen genoodzaakt zullen zijn, met haar
eieren op de binnenlandsclie markt te ko
nen. waardoor deze ontwricht zal worden
n er inderdaad een scheme daling in de
ierprijzen zal plaats vinden".
Togen deze gedragslijn wordt door adres
sante met klem geprotesteerd en zij doet
een ernstig beroep op den minister de nood
lottige maatregelen af te wenden.
Besprekingen over export
Naar wij vernemen vinden hedenochtend
i Den Haag besprekingen plaats over de
te nemen maatregelen in zake den eieren-
export
huishoudzeep van onbekende
herkomst te kopen? Sunlight is verlaagd
tot 1 0 cents voor de nieuwe twee-stuks ver
pakking en bovendien nog het gewicht aanmer
kelijk verhoogd! Nu is Neerlands beste zeep-
kwaliteit binnen het bereik van iedere hu
vrouw en.., 36% voordeliger! Sunlight
Zeep biedt U dus meer waarde da
ooit tevoren. En natuurlijk blijven de
velkome geschenkenbo
als steeds gehandhaafd!
S 12-092rt,
(Adv.)
Helder wasgoed,
en niet duur.
ZOWEL PER E.G. ALS PER STUK
Bovendien zeer voordelige abonnements
prijzen. Beleefd aanbevelend:
JAN SNEL
STOOMWASSERIJ „MEDERHORST"
NJS DERHORST DEN BERG
Adv.
GEMENGD NIEUWS
AAN DE GEVOLGEN OVERLEDEN
Het li^-jarig kind van den heer K. te
Wierden, die Vrijdag j.l. in een teil met
kokend water is gevallen, is thans aan de
bekomen brandwonden overleden.
RECHTZAKEN
Valsche aanklacht tegen notaris
Wegens het opzettelijk doen van een val
sche aanklacht tegen een notaris te Delft,
had zich voor de Haagsche rechtbank
te verantwoorden de graanhandelaar J. G.
V., uit Teraar.
r. mr. van Asch van Wijck, die het
openbaar ministerie waarnam, eischte ge
zien den lieftijd van verdachte drie maan
den gevangenisstraf,
Verdachte's raadsman mr. Ph. de Vries,
betoogde, dat zijn cliënt onder auto-sugges
tie heeft gehandeld en dat diens geheugen
hem daarbij ernstig parten moet hebben
gespeeld. Pleiter verzocht een voorwaarde
lijke straf.
Uitspraak 16 October.
Poging tot omkooping?
Wierdensche wethouder voor het Hof
Het Gerechtshof te Arnhem heeft be
handeld de zaak tegen den landbouwer
R. B., wethouder der gemeente Wier den,
die door de rechtbank te Almelo wegens
poging tot omkooping was veroordeeld tot
f 3000 boete. subs. 3 maanden hechtenis met
ontzegging van bevoegdheid om te kiezen
of gekozen te worden voor den tijd van 5
jaar.
De verdachte zou aan het lid van den
Raad van Wierden H. St. een bedrag van
f500 f600 hebben beloofd, indien er bin
nen twee jaar geen meerderheid in den
Wierdenschen Raad zou worden gevonden
om hem, St. tot wethouder te kiezen. Tot het
uitbetalen van het geld is het evenwel niet
gekomen, omdat het raadslid St. zich niet
aan de afspraak zou hebben gehouden om
op B. te stemmen.
De verdachte, die door den president Mr.
Baron de Vos van Steenwijk werd gehoord,
ontkende alle schuld.
De advocaat-generaal Mr. Visscher merkte
in zijn requisitoir op, dat de groote vraag
in deze zaak is, of het raadslid St.
mag worden geloofd. Spr. meent die vraag
bevestigend te moeten beantwoorden, Sprak
hij onwaarheid, dan was dit nog veel er
ger dan de handeling zelf. Er is alle reden
om het vonnis van de rechtbank te bevesti
gen en spr. eischte dan ook dezelfde straf.
Mr. E. M. G. Roolvink uit Almelo als
verdediger optredend, bepleitte vrijspraak.
Uitspraak op 15 October.
DE AVONTUREN VAN PIEPNEUS EN BIBBERSNOET
door G. TH, ROTMAN
1. Piep-piep, goeien dag, daar ben ik weer!
Jullie zult me nog wel niet vergeten zijn. Ik
heb jullie beloofd, dat ik terug zou komen,
als ik weer nieuwe avonturen beleefd bad.
Nu, hier zijn ze.
Het is winter. Ik ga, met mijn schaatsen
over mijn arm, naar het huis van mevrouw
Goudmuis, en ik hoop, dat Bibberenoet mee
mag.
2. „Bibbersnoet", zeg ik", „ga je mee? Mijn
tante is jarig en ik ga er op de schaats naar
toe. Dat levert vast voor ons allebei een
koekje op."
„Ik zal het even gaan vragen!" piept Bib
bersnoet, en ze verdwijnt door de voordeur
weer naar binnen. Twee minuten daarna
komt ze terug
(Wordt vervolgd)
ESCHIEDENIS VAN EEN «OLLANDSCH
AMEGIKAANSCHEN MILLIONAIR
DoouK. JONKHEID.
(21
XVII
Villem overnacht nog één keer op zijn wagen.
lij staat vroeg op, de zon is nog niet te zien, de morgen
emert.
lij wekt den vreemdeling en vraagt: „Wilt u mij op het
ird helpen?"
■Waar ga je heen?"
■Terug. Ik ben ziek".
■Vandaag weer ziek? En gister was het over!"
Villem antwoordt niet. De ander helpt hem in het zadel,
reiken elkaar de hand.
Villem verwijdert zich een paar honderd meter terzijde
de stoet en rijdt stapvoets terug. Draven durft hij niet.
zit te rekenen. Hoe lang is het geleden, dat we bij de
llianen waren? Tien of twaalf dagen. Misschien ben ik
nen een week in Pella. Een ruiter reist vlugger dan een
stoet vrachtwagens.
Het eerste uur gaat alles goed. Het weer is mooi en hij
zit rustig. Maar geleidelijk worden zijn beenen stijf en ge
voelloos. Hij stapt af met groote moeite en gaat een eind
te voet. Als hij ziet, dat de karavaan gaat eten en rusten,
voegt hij zich bij hen. Ze kijken bevreemd, maar vragen
niets. Als hem iemand aanspreekt haalt hij de schouders op,
alsof hij de taal niet verstaat.
Na de rust wil hij opstijgen, maar dat gaat niet. Hij kan
zich niet in 't zadel werken. Hij is te stijf en te pijnlijk en
alles is hem te ongewoon.
Een der mannen schiet toe en wipt hem onder gelach der
anderen met een ruk in 't zadel.
Voor de nacht zoekt hij weer het gezelschap van de stoet
en 's morgens helpt men hem opstijgen. Zoo gaat het vier
dagen.
Op de vijfde dag ontmoet hem een klein karavaantje, dat
in andere richting trekt. Ze wuiven en wenken en roepen hem
woorden toe in verschillende talen. Hoort hij daar geen Hol-
landsch? Ja zeker, duidelijk verstaat hij de woorden: „Kom
broeder, kom, reis met ons mee".
„Hebt u mij geroepen?" vraagt Willem, als hij de stoet
genaderd is.
„Wees gegroet, broeder", antwoorden twee der mannen.
„Wij spreken uw taal en komen uit hetzelfde land. Wilt ook
gij de komende toorn ontvlieden?"
„Wie bent u?" vraagt Willem, „waar komt u vandaan?"
„Ik kom uit Leerdam en deze mijn broeder uit Gorinchem.
De oude wereld gaat te gronde. We leven in het einde der
dagen. De Heiland zal verschijnen. Als heiligen der laatste
dagen willen we Hem ontvangen in onze heilige stad, die ge
bouwd wordt. Wilt gij niet meereizen en meebouwen en bij
Ons wonen?
„Misschien later", antwoordt Willem. „Ik moet eerst naar
Pella, maar ik weet de weg niet".
„Zij hebben ons koren geleverd. Trek in vrede en breng
hun onze groeten en volg ons dan naar de heilige stad",
„Ben ik nog ver van Pella?"
„Nog twee dagen, als ge de goede richting neemt. Houd
het oog gevestigd op het punt, dat ik u wijs en ga daarheen
voorwaarts".
Willem dankt en groet en gaat verder. Dat zijn dus Mor
monen. Wat vreemde menschen!
De nieuwe koers verwijdert hem van de groote karavaan.
Hij zal de komende nachten alleen moeten doorbrengen.
Ook de Mormonen trekken verder. De twee Nederlanders
behoorden in Holland tot de secte der Zwijndrechtsche
Nieuwlichters en zijn door een Mormonenzendeling overreed,
naar het Zoutmeer te trekken, waar de heilige stad en tem
pel gebouwd worden.
Voor de middagrust durft Willem niet van zijn paard
stappen. Als ik er af ben, kom ik er niet meer op, overweegt
hij. Dus maar doorrijden en van avond wat vroeger de nacht
beginnen. Hij eet wat gedroogd vleesch en geroosterde kor
rels graan.
Hij tuurt over de vlakte, waar geen levend wezen te
zien is.
Ja toch, heel in de verte, recht voor hem, schijnt iets te
bewegen. Het komt nader en verplaatst zich sneller dan hij
zelf. Het is geen troep, het is maar een stip, die grooter
wordt. Onrustig kijkt hij toe, hij voelt zich eenzaam en
weerloos.
Het blijkt een gewone ruiter in gestadige draf, die recht
op hem afkomt,
Heeft hij dien jongen man niet meer gezien?
Beide partijen naderen en bekijken elkaar met gespannen
belangstelling.
Dan kan Willem een uitroep niet weerhouden. „Jan,
kerel, ben jij het?"
„Ja, ik ben het en ik zie, dat jij het ook bent", zegt Jan
droog. En opgewekt vervolgt hij: „Ik ga naar Californië".
„Weet je vader dat?"
„Ja, vader weet het. Hij heeft lang tegengesparteld. maar
ten slotte toegegeven. Ik heb een paard en wat geld en een
paar stevige knuisten. Maar hoe kom jij eigenlijk hier? Ik
dacht, dat je al lang aan 't goud graven was".
„Ik ben ziek zegt Willem, „wil je me van 't paard
helpen?"
Met een veerkrachtige sprong wipt Jan op de grond en
helpt Willem, die stijf en krakerig, half in Jans armen als
een blok neerploft.
„Je hebt vroeger zeker niet dikwijls op een paard gezeten?"
„Nooit".
„Ik heb er honger van", zegt Jan.
Rechts en links van zijn paard hangt een goed gevulde zak
en hij haalt het een en ander te voorschijn.
Ze strekken zich languit op de grond, leunen op een elle-f
boog en laten hun paarden rondsnuffelen.
„Eet ook wat", zegt Jan, „ik heb genoeg bij me".
„Nee, dat zul je zelf hard noodig hebben. Heb je ook ge-t
reedschappen en medicijnen?"
„Ik heb van alles. Waarom ben jij terug gekomen?"
„Ik voel me ellendig. Ik wil naar Pella om op te knappen
en dan te zien, wat ik verder doe".
„Dus we zullen weer moeten scheiden".
JWordt vervolgd).