kinder krant ïftf Joops eerste baas door Jan van Batenburg Baas liasselman staat op de peis en schuift de onbedrukte vellen voor de cylinder. Meten houdt hij een oogje op Joop, of die zijn werl el goéd doet. Zo gaat het de hele morgen door, en eer Joop er erg in heeft, is het twaalf uur. De eentonig heid van het werk is hem nog niet opgevallen, omdat het nog nieuw voor hem is. Anderhalf uur is hij nu vrij. 't Spijt hem niets dat Hannes de andere kant uit moet. Nu san hij op een draf naar huis rennen. Op de vraag van z'n moeder hoe 't hem bevallen is, antwoordt hij dat 't wel gaan zal. Van zo'n eerste ochtend kan je niet veel zeggen. De hele middag brengt Joop weer achter de pers door. Er moet van die auto-reclame een grote op laag gedrukt worden. Twee, drie keer moet de Laas stoppen, omdat Joop niet vlug genoeg ge weest is. Als het de vierde maal gebeurt, Dijt de man hem nijdig toe: „Opletten, sulfert! Anders kan je beter koekebakker worden!" Opgeschrikt dooi die uitval, duikt de jongen weg achter de pers, om zijn rood geworden hoofd voor de baas te verbergen. Van spijt en teleurstelling moet hij een paar tranen terugdringen, 't Gaat niet goed. De baas is niet tevreden over hem. En hij doet toch zo z'n best! Als om zeven uur de eerste werkdag van Joop voorbij is, vindt hij, goed beschouw^ de school tijd nog zo'n slechte tijd niet! 3. JOOP HEEFT EEN AVONTUUR „Zet je haak maar op twintig en wacht dan maar even. Ik zal je dadelijk aan werk helpen." Baas Hasselman zegt het kort en nors. Hij heeft het druk. Dat kan je merken aan zijn driftige bewegingen. Als hij zich verplaatst, al is bet maar een klein eindje, doet hij het op «en drafje. Joop zet zijn zethaak op de vereiste regelbrèedte en wacht. Wachten heeft hij wel geleerd in de ine weken die hij nu bij „De Globe" is. Dikwijls, als de baas het druk heeft, is z'n leerjongen lucht voor hem. Joops gezicht staat donker. Hij is in een niet al te best humeur. D'r zijn allemaal akelige dingen. Daar begint je Maandag mee, moppert hij in zich zelf. Thuis narigheid, want Kees is Zaterdag zon der werk gekomen. En vader heeft ook al niet veel te doen. Er. hierNou, prettig is anders. Standjes kan je krijgen, ook voor de geringste fout die je maakt. Of je je best doet, geeft niks. Nooit zal de Daas zeggen dat je iets goed gedaan hebt. Joops sombere gedachteiigang wordt gestoord, daar de baas er even tijd voor neemt om hem aan de gang te helpen. „Hier heb je de copy, 't Is duidelijk geschreven. Een kind kan 't lezen, 't Hoeft niet vlug te gaan, maar 't moet goed zijn. Zonder fouten, dan heb ik er wat an." Joop stapt op z'n bankje, daar anders de bok te hoog voor hem is, vouwt de beschreven velletjes dubbel en legt ze rechts bovenaan op de letterkast. Ziezo, hij kan beginnen. 't Is zijn eerste zetwerk. De baas verwacht na tuurlijk dat het in orde komt. Als hij het netjes aflevert, zonder fouten, vindt die man dat de ge woonste zaak van de wereld. Hij moest maar net worden als Hannes, zo onverschillig. Die trok z'n eigen nergens wat van an, had overal maling aan. Zo moest hij ook maar zijn, dat was heel wat gemakkelijker, dan je overal voor in te span nen. Hannes krijgt er wel dikwijls van langs om z'n slordigheid, maar nou ja, een klein standje een groot gemak. In z'n boze bui krijgt Joop een dwaze inval. De letters hebben een inkeping. Deze moeten naar voren gekeerd worden, anders staat de letter op z'n kop. De baas heeft daar niets van gezegd. Toop heeft lang genoeg z'n ogen de kost kunnen geven om het te weten. Maar gezegd is 't hem niet. D'r komt een boosaardig plan in hem op. Hij zal de letters maar net zo neer zetten als 't valt. Op z'n kop of goed, wat kan 't hem schelen! Dan moet de baas 't er maar bij zeggen. Waarom moet hij alles uit z'n eigen begrijpen? 't Is dom van Joop, wat hij doet, en kinderachtig nok. Maar in zijn kwaad humeur wil hij iets bal dadigs doen. Vooruit maar! Als „hij vijf of zes regels gezet heeft, laat hij zijn ogen eens over z'n werk gaan. Nou, 't ziet er mooi uit! Ongeveer de helft van de letters staan ondersteboven. Joop krijgt er een kleur van als hij zijn werk beschouwt. .Nee, dat is toch al te bar, denkt hij. Goed be schouwd, is het verre van flink. Hij moet het maar gauw veranderen, voor de baas het merkt. Iets verkeerd doen, als je 't goed kan bah! -Hoe kon hij op dat dwaaze denkbeeld komen. Op dit ogenblik komt Jet binnen, met drie koppen koffie. Jet is het meisje, dat opengedaan heeft, toen Joop zich kwam aanmelden. Joop kan goed met haar opschieten. Ze hebben al vaak samen gewerkt, want als er haast bij is, moet Jet wel eens helpen, met vouwwerk bijvoorbeeld. Joop mag haar graag. Ze behandelt hem helemaal niet als een onnozel leerjongetje, zoals Hannes vaak doet. „Wat is dat nou? Wat sta je daar te broddelen? Je ziet toch die inkeping in de lettere wel? Die moe ten naar voren gekeerd! Ezel! Koekebakker!" De baas die achter Joop omloopt, heeft met één oogopslag z'n werk gezien, juist toen Joop het verbeteren wilde. De uitval van de baas klinkt zó geringschattend, dat het bloed hem van schaamte naar het hoofd stijgt. Hannes, die met z'n rug naar Joop toe staat, lacht een kort, spottend lachje. Maar 't ergste xs, dat Jet er bij is! Wat zal ze wel niet van 'm denken! Joop heeft van z'n opzettelijke domheid spijt als Een berijmde paarden-historie I. I Een paard is 'n dier, Geweldig en fier. En, lopen dat 't kan, Je schrikt er soms van. 't Is nu wel aan de mensen gewend, Maar 't heeft betere dagen gekend, Toen hier geen mens nog bestond, En het alleen nog sprong in 't rond. Toen was het zo vrij, En dartelde blij. Kijk maar op 't plaatje, Waar 't kind danst naast maatje. Ze weten van halster noch toom En kennen geen disselboom. II. REBUS f C) <kfï^k-s Toen kwam 'n sterke Batavier, En ving het edele dier. 't Was uit met de pret, 't Werd voor de ploeg gezet D'r viel niet mee te gekken, 't Moest duchtig nu aan 't trekken. (Wordt vervolgd)# haren op z'n hoofd. Dat had !e d'r nou van! En hij is verplicht zich dom te houden. Hij kan toch niet zeggen, dat hij het expres gedaan heeft! „Schei d'r maar uit", vervolgt de baas, terwijl hij nijdig een stuk gereedschap op tafel smijt, „kleed je maar aan, dan kan je dat pak wegbrengen, dat daar staat." Joop stapt van z'n bankje. Hij schuift langs Jet heen, zonder haar aan te kijken. Gelukkig gaat ze weer weg, naar boven. Hij schaamt zich voor haar nog 't meest. Snel drinkt Joop z'n koffie uit. Dan maakt hij zich klaar voor de boodschap. Hij moet naar de Rozenstraat. Een heel eind uit de buurt en 't is een zwaar pak. Ook krijgt hij een kwitantie mee voor mijnheer De Vries, een heel andere kant uit. Even later sjouwt hij met het pak op straat. Hij kan het nauwelijks met z'n ene arm omspannen en moet het telkens met de linkerhand wat hoger sjorren, 'n Baan hoor, en dan zo ver! Joop is nog kwaad, maar hij is nou kwaad op zich zelf. Wat heeft hij het lelijk bedorven, van daag. En dat alleen omdat hij een kwaje bui hail Hij had zich verbeeld dat het iets bijzonders was, als je je werk goed deed. Hoe kon hij zo den ken! Wat je doet, doe dat goed, heeft z'n moeder 'm als raad meegegeven. Hij heeft er maar wat van gemaakt! Maar 't was nu uit. Zo gek deed-ie nooit meer. Ze moesten eens weten dat-ie 't expres gedaan heeft! „Dat heb je van die Christelijke jongens," zou de baas zeggen. Hè, wat is dat pak zwaar. Met moeite brengt Joop het naar z'n andere arm over. Hij loopt er helemaal scheef van. Straks zal hij maar even rusten. Plotseling ziet Joop twee heren aankomen, die met elkaar in druk gesprek zijn. In een van hen 442 Hoe dieren vragen De onbaatzuchtige tusschenkomst van 'n gieter Het moet moeilijk zijn voor onze huisdieren, zich tegenover ons verstaanbaar uit te drukken. Dét zij het doen, daar is geen twijfel aan. Wij kunnen gerust zeggen, dat ze tegenover ons een taal spreken, wanneer wij tenminste onder „taal" en „spreken" iets ruimers dan alleen menschelijke idankteekenen verstaan. Wie zag niet vaak honden of katten iets vra gen? De hond gaat vlak vóór ons zitten, in een demonstratief wachtende houding, en kijkt ons onafgebroken aan. En wie dan het eigenlijke „vragen" in zijn oogen niet ziet, die moet wel geheel en al een vreemde in den omgang met honden zijn. Voeg daarbij het kwispelen met de staart en alle blijde teekenen van begrepen te zijn, wanneer wij hem inderdaad begrijpen en op zijn wensch ingaan, en niemand kan ontkennen, dat de hond zich in zoo'n geval niet duidelijk en in een voor menschen verstaanbare taal heeft uitgesproken. Met katten, hoewel deze meestal bij den hond ver in intelligentie ten achter staan, gaat het onge veer evenzóó. Wij zwijgen ervan, dat iedere kat, die wel eens wat afval van den slager krijgt, wéét, om welken tijd deze weldoener der katheid te verwachten is, en hem dan ostentatief zit op te wachten. Maar de kat heeft dorst, en wil dat meedeelen. Wat doet ze? Allereerst precies een der als de hond: ze gaat zitten, én kijkt ons aan, en gaat anders dan de hond haar lippen aflikken. Staan wij op, en gaan we naar de plaats, waar ze steeds haar melk krijgt, dan be vestigt ze ons vermoeden door nadrukkelijk vleiend langs ons heen te strijken en kopjes tegen De Mannheimsche dwerpits „vraagt". DE STERRENHEMEL IN OCTOBER Mercurius als morgenster De kaartjes stellen elk het halve hemelgewelf voor, boven den noordelijken en den zuidelijken horizon in den stand van 15 O c to be r 's avonds tc negen u u r. Een loodlijn uit de Poolster neergelaten, wijst het noordpunt van den horizon aan. De eircumpolaire sterrenbeelden, op het noord kaartje binnen de gebogen lijn, staan op onze breedte altijd boven den horizon. De pijlen op de kaartjes geven de richting van de hemeldraaiing aan. Oogen, die spreken kunnen. onze beenen te geven, waarbij wij gevaar loopen, over haar te struikelen. Soms houdt ze met deze verzoeken nog niet op, als we de melk op haar schoteltje gieten. Ze geeft krachtig kopjes tegen onze schenkende hand, en een deel der melk komt naast het schoteltje op den vloer terecht. Misschien hebben wij hier meer met dankbaar heidsbetuigingen te maken en met net als bij den hond klaarblijkelijke blijdschap vanwege het feit, dat haar vraag volkomen verstaan is. Een andere wijze van kattelijk melk-vragen be staat daarin, dat ze stil bij haar leege schoteltje gaat zitten, en ons vandaar met blikken uit haar vraag-oogen onder vuur neemt. Een kat kan zóó 6til en geduldig iets vragen, dat het ons juist öódrdoor opvalt! Onder het eten geven de katten ons tikken op den arm, om ons aan hun tegenwoordigheid te herinneren, en op de omstandigheid, dat zij óók vleesch lusten. Precies eender tikken wij men schen elkaar wel eens op den schouder, of trek ken elkaar aan de mouw. Zonder haaknagels dan. Voor óns staat het vast, dat elke huiskat gelooft, dat etende menschen énkel vleesch op hun bord hebben, en daar alleen een weinig groente nevens, om haar (de om vleesch vragen de kat) daarmee af te schrikken. Een geel-witte kater, welken wij de eer hebben, te kennen, geeft ons tegenwoordig, wanneer hij met ons in den tuin vei'toeft, al op zeer opmerke lijke wijze zijn dorst te kennen. Hij loopt naar den gieter, welk voorwerp zich in zijn onder bewustzijn (vreemd is het niet!) ten innigste met het begrip „vocht" verbindt, en gaat dezen gieter hardnekkig kopjes geven. Hij heeft er succes mee, want na korten tijd wordt er dan steeds een schoteltje met melk voor hem neergezet! Voor hem is de gieter eigenlijk een onbaatzuchtig tusschenpersoon, een onbeëedigd melkmakelaar, die niet het geringste voor zichzelf rekent! P. v. R. De sterrenbeelden Laag boven den noordelijken horizon staat de Groote Beer. In het westen gaan Slangendrager, Hercules en Kroon onder, terwijl in het oosten de schitterende sterrenbeelden als Stier, Tweelingen en Orion opkomen. In den Melkweg, die van het N.O. naar het Z.W. loopt, staan Wagenman, Perseus, Cassiopea, Zwaan en Arend. Hoog in het zuiden staan Pegasus en Andromeda. De planeet Saturnus in den Waterman is ongeveer van ge lijke helderheid als Fomalhaut, alfa van den Zuidelijken Visch. In den Walvisch staat Mira, de „Wonderlijke", een veranderlijke ster mef sterke helderheids wisseling. Mira, in hapx minimum voor het bloote oog onzichtbaar en die in haar maximum, dat waarschijnlijk in October of November valt, van de tweede grootte kan worden, zal misschien In den loop van October zichtbaar worden. Algolminima zijn waarneembaar: 1 Oct, 8 uur; 16 Oct, 4 uur (v.m.j; 19 Oct 1 uur (v.m.); 21 Oct. 9.40. De binnenplaneten De binnenplaneten, Mercurius en Venus, zijn de planeten wier banen binnen oie der aarde zijn gelegen. De gemiddelde zons-afstand van Mercurius is 58 millioen k.m.) (aarde 150 mill, k.m.), de middellijn der planeet bedraagt 4700 k.m. (aarde 12700 k.m.). De gemiddeloe zonsafstand van Venus bedraagt 108 mill, k.m.; de diameter der planeet is 12300 k.m. en verschilt dus niet zooveel met die der aarde. De omloopstijden bedragen respect. 88 en 225 da gen (aarde 365 dagen). De figuur geeft een schematische voorstelling van de positie MercuriusVenusZonaarae op 15 October. De heliocentrische lengte van Mer curius bedraagt dan 90°, die van Venus 270°. De pijlen geven de richting van de planeten- beweging aan, het pijltje bij de aarde, de richting der aswenteling. Uit de teekening blijkt duidelijk dat Mercurius, van de aarde uit gezien, rechts dus westelijk van de zon staat en dus morgenster is, d.w.z. even vóór de zon opkomt. Venus staat links dus oostelijk van de zon, zal na zonsondergang zicht baar. zijn en is dus avondster. De binnenplaneten kunnen, zooals duidelijk is, nimmer in tegenstand niet de zon komen en aan den nachtelijken hemel staan. Voor de waarneming moeten de elongaties (groot ste zonsafstanden) worden benut. In de tweede helft van October zal Mere, onder gunstige omstandigheden als morgenster zijn te zien. Mercurius is 16 Oct. in grootste westelijke elon- gatie, komt dan ongeveer 1 uur vóór de zon op en is dan helderder dan de sterren der eerste grootte (behalve Sirius). Tot ongeveer 26 Oct. duurt.de geschikte tijd voor waarneming. Venus, wier helderheid en zonsafstand (aan de sfeer) nog toenemen, bereikt eerst aan het einde des jaars haar grootsten luister als avondster. De zon, de maan en de planeten De zon treedt 23 Oct in het teeken Schorpioen, maar staat dan nog in het sterrenbeeld Maagd r. kl. 13 uur 51 min., deel. 11°. Het eerste kwartier der maan van 23 October staat in den Steenbok, de volle maan van 30 Oct. in den Ram. Van de planeten is Mercurius 16 Oct. in grootste westelijke elongatie (zie boven). Venus wordt avondster, maar gaat in October nog kort (ongeveer een uur) na de zon onder. Mars, recht loopend in den Leeuw, neemt iets toe in helderheid en komt tusschen 2 en 3 uur v.m. op. Jupiter rechtloopend in den Schorpioen gaat aan het begin der maand te ruim 8 uur, aan het einde reeos voor zeven onder. Saturnus, in den Waterman, verandert weinig van plaats en gaat midden October te 3 uur v.m. onder. De tijdsopgaven zijn in gewonen Amsterdam- schen tijd. Voor zomertijd die 4 October eindigt moet een uur worden bijgeteld. 435

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 11