MODE RN TOURISME m 'Genua ligt aan zijn Golf, gebouwd tegen de hel lingen van de bergen, die hier in wijden boog het water afsluiten. Het is ongetwijfeld een belang rijke stad, die als haven in ons vaderland een bekenden naam heeft, vooral onder hen, die naar de Oost reisden, of liier, bij hun repatrieering, den oceaanstoomer verlieten, om de voordeelen van het vermijden van de beruchte Golf van Biscaye met die van een verkorte thuisreis te verbinden. Het was echter reeds vergevorderde avond, e?r de inschepingsformaliteiten waren vervuld, zoodat wij van de vaderstad van Columbus niet anders ge waar werden, dan wat zich in een overvloed van lichtjes, vooruit, rechts en links, van de waterlijn tot hoog tegen den donkeren bergrug, aan ons vertoonde. Het was een gewemel, geblink en geglans, dat zicK maar beneden tot zeer levendig lichtgewriemel sa- menspon, en naar omhoog zich verijlde tot de af gelegen oorden, waar een enkel stil gepinkel nog menschenbedrij f verraadde. Genua, als men het bij vallenden nacht verlaat, is een verbijsterend lichtfeest, alsof de 6terren van het firmament naar ééne zijde van den hemel (zijn bijeengezakt, om als een feeërieke, natuurlijke illuminatie de heele heerlijkheid van aarde en hemel samen te vatten. Lang duurde het eer het statige touristenschip, op welks dekken meer dan duizend passagiers van eenzelfden aanblik genoten, zonder nochtans* daartoe elkander te verdringen, zich merkbaar losmaakte van don wal. Toen er eenmaal beweging in was, en een ruimte, waarin het water donker zwalpte, zich tusschen reeling en kaden oevond, onderging menigeen, die bij kennissen staande het schouwspel van dit havenafscheid had genoten, een eerste, bevreemde gewaarwording. Niet alleen streek de wind bijzonder frisch over de verschan sing, doch de steven, naar de Ligurische zee ge wend, daalde en rees op zulk een lustige manier, dat men op de meest onverwachte wijze dreigde van de voet te geraken, telkens als men het avon tuur van een kleine wandeling ondernam. Behalve dit „stampen", dat zeer duidelijk zich liet gevoe len, was er nog een dwarsbeweging, die door „rollen" wordt aangegeven, een tendenz, die de menschen van bak- naar stuurboord zendt. Menigeen, die zich voorgesteld had nog eens „lekker uit te waaien", alvorens naar kooi te gaan, verdween zoo weinig opvallend mogelijk in de richting van zijn bed, terwijl zijn beenen onbe trouwbaar zwabberden en stappen ondernamen, die heel andere uitvielen dan zij waren beraamd. Van die stille verdwijners heeft zeker een bedui dend percentage zichzelf de vraag voorgehouden: hen ik onderweg zeeziek te worden? Wie hutten hadden aan de buitenzijde van het schip hoorden dien nacht 'het watergeweld met slag op slag tegen den metalen scheepswand breken, en vernamen daar tusschendoor ook wel een gegier, alsof de wind met uithalen door het wand liep. Zou dit nog enkel een frissche bries zijn? zoo werd bij het wenden en keeren op de onwennig smalle brits van alle zijden overwogen. Ongetwijfeld waren er ook ontelbaren, die een but deelden met slaapgezelschap dat „sonoor" sliep want het is niet te gelooven hoeveel lieden, die met een onschuldig gelaat over anderen kla gen, zich heerlijk onbewust zeiven aan „zagen" WIJ VAREN VAN GENUA NAAR PALERMO 'den H. Johannes, mei Moorsche koepels. overgeven. De Duitscher, die zijn goeden nacht aan de buren links en rechts als „Gut' Holz, meine Herrsohaften" formuleerde, was dan ook niet ont bloot van een gepaste mate van humor. Het is overigens een opmerkelijk verschijnsel, zulk een boot vol touristen. Vroeg in den morgen ver schijnen zij reeds aan dek, bereid om een geheelcn dag te verluieren, en nadat de sportieven onder hen hun dagelijksch rantsoen aan lichaamsbewe ging hebben verwerkt, een bordje op het pro menadedek geeft aan dat vijfmaal de rondte van dit dek gelijk is aan één kilometer etaieeren zij zich, voor uren aanéén, in hun luierstoelen, een lading levend scheepsgoed, die van haven tot haven droog en goed geconditionneerd verscheept wordt. De voornaamste, zoo niet eenige zorg van deze lieden is zoo hardgrondig mogelijk te ver- bruinen. Anderen verschijnen reeds aan het ontbijt met den kijker en kodak om, als waren deze optische in strumenten hun tweede natuur geworden, en het is bijna ontstellend te constateeren, hoe heel de reeling als in één oogwenk vol van deze gerichte lenzen wordt, als een batterij, zoodra zich langs zee ol einder het een of ander opmerkelijks aan kondigt. Aanvankelijk trok deze Middellandsclie zee, on danks kouden wind en schuimkpppen, die tot zoo ver het oog kan reiken opschubben, zelve nog zeer de aandacht door het prachtig diepe blauw, waarmee zij haar golven laat aanzwellen, en het zeer merkwaardig zuivere groen, als hoedanig het huiswater bruisend zijwaarts uiteenbreekt. Zee schuim, zegt de stereotype aanduiding, die wellicht nergens dan juist hier in de Oude Wereldzee bpter op haar plaats is, daar het groen terug vloeiende water, wit beloopen, inderdaad merk waardig aan den arbeid in de badkuip herinnert. Vreemde psychische verschuivingen leggen tallooze rondflaneerende schepelingen aan den dag. De ontelbare roomscb-katholieke geestelijken wandelen als in een de dagen doordurende maskerade, met blauwe Belgische schippersclaques op, wit-gekalkte zeilschoenen*en andere toilet-ingrediënten, die zoo veel doenlijk het begrip priester verdoezelen, als hebben zij bijna kinderlijk plezier om even déze kleedingvrijheid. Slechts de ronde witte boord zon der sluiting aan de voorzijde blijft, om welke reden? onverbiddelijk gehandhaafd. Beschaafde heertjes op leeftijd verfx*ommelen hur£ colbertje door met de vuisten diep in de zakken verdoken de winderige hoeken rond te zwoegen, en de vastgesjorde „jockey"-petten geven hun iets vaag inbrekerachtigs. 'Anderen, soms met zeer erentfe6te figuren, die bedenkelijk in de richting van het embonpoint wijzen, vertoonen zich in optimistische platte witte hoofddeksels en gesteven kraakwitte jasjes, ais kwamen zij met vacantie uit de ijsco-branohe. Tenslotte wandelt hier en daar een jeugdige dandy in een zóó onberispelijk crême-getint complet, dat hoe het type zich durft neer te vlijen in een dok- stoel en behaaglijk te zijn, zonder deze vlinder-» achtige volmaaktheid van teere kleur en lijnen compleet te verwoesten, een pijnlijk probleem wordt. Maar de dames, de jonge en de verjongde en de tusschen twee leeftijden aarzelende, hoevelen wa ren er onder haar die als langs den rand wan delden van het ridicule, in haar huzaar-blauwe pyama-broeken, waarvan de pijpen overdadig naar het voetdeel uitzwierden; in haar matrozen-pakken, wit met vierkant uitwapperende kraagjes; met haar gegolfde stroohoeden van een halven meter dwarssnede; met haar in den rug puntig gesneden piccolo-buisjes of met zóó scherpe spaarzaamheid om arme/i en schouders toegerichte toiletten, als werd de eigen huid het billijkste garnituur geacht. Tusschen de bezadigden en rustig-gemiddelden in houding en kleeding flaneerde hier heel de ver-» dwaasde aanstellerij van onzen tijd, die zich aan getrokken gevoelt tot uitersten, die in de natuur precies tegenovergesteld gemarkeerd zijn, zoodat veelvuldig het typisch mannelijke met het vrou-i we'.ijke stuivertje schijnen te hebben gewisseld. De Steenenbrug te Roermond. 414 Een der massieve voorgebergten, die op zoo onvriendelijke manier in zee steken Enkele eilanden werden gepasseerd, wonderlijke rotsklompen gelijkend, als van de zee afgekeerd en van vegetatie of bewoning slechts de meest schaarsche sporen toonend, alsof het leven daar op zich jaloersch naar de binnenzijde had gewend. Zij trokken aller aandacht; de dicht bezette hail, de enorme rooksalon en de leeszaaltjes stroomden dan leeg, in één toeloop naar de reeling. Maar buiten bleef het, op weinige gunstige plekjes na, die beschutting kregen, ongezellig koud; het schip rolde en stampte. Het kon gebeuren dat je aan een tafeltje zat, en het leek dan ineens, zonder eenige bespeurbare aanleiding, dat het was of één poot daarvan, of van je stoel, begon te dreunen als in een gemarkeerde pas-op-de-plaats. Menschen met aanvangen van evenwichts- of maagstoringen verlieten onmiddellijk zulk een plek, niet recht streeks, maar zwaaiend voortgaande in onbepaal bare bogen, als waren zij het spoor lichtelijk bijster. Een zoodanige zwervende gang was ove rigens niet schrikbarend ongewoon; plotseling leek hij zeer velen eigen, doch anderen werden daarop bleek in het gelaat en verwijderden zich door de naaste uitgang. Voor hen was de aanblik te veel geweest Het schip intusschen vervolgde, dwars door wind en water, zijn koers; de dagen kwamen en gingen, en al bleken, aan de lange eettafels, waar ieder de eigen plaats had, na de luid geblazen eetsigna- len de rijen der gasten nu hier dan daar eenigs- zins uitgedund, de reis vorderde, ondanks alles. En tenslotte kwaim, vroeg op een ochtend, Sicilië in zicht. Op zee is alles anders! Wie had ooit gedroomd, dat hij, van het voordek van een forschen oceaan stoomer met den kijker turend, voor vele zou houden wat slechts één eiland zou blijken te zijn? Dcc.h wat weet een Nederlander, vreemd aan het denkbeeld van bergen en van baaien, van deze eilanden die met hun diep-inrondenüe „golven" en naar voren geschoven rotsmassieven zóó geacci denteerd zijn, dat men tegelijk drie, vier bergtop pen uit zee kan ontwaren, zonder tevens de 'ager gelegen landdeelen te ontdekken, die hen tot één eiland verbinden? Palermo lag daar als een wijd gespreide huizen- zee aan den boezem van zijn Golf, ver achter de wijd in zee uitloopende havenarmen, die onge duld schijnen te verraden om het naderend Schip te omvangen. Met de Italiaansche driekleur hoog Het koninklijk paleis te Palermo aan den voormast en de vroolijke vlaggelijnen gespannen van- masttop naar masttop voeren wij langzaam binnen, terwijl de loods van de brug met de ervaring van een ingeborene de navigatie leidde. Zoo kwamen wij in rustig water doch vrij ver nog uit den wal, voor anker, en met de mo torsloepen van het eigen schip, nadat deze door de bemanning over boord waren gebalanceerd, volgde voor de eerste maal een ontscheping. Palermo, met zijn halven cirkel van mooie oer.gen op den achtergrond, de hoofdstad en voornaamste haven van Sicilië, is met zijn ruim 410.000 inwo ners veel grooter en fraaier, dan men in Neder land in het algemeen wel vermoeden zou. Het heeft een eigen universiteit, is zetel van een aartsbisdom en wordt in het zuiden en westen begrensd door een zeer vruchtbare vlakte, die den veezeggenden naam van Conca d'Oro, Gouden Schaal draagt, vanwege het profijt dat men door fruit- en andere teelt uit haar weet te trekken. Geen wonder dat in deze fraaie omgeving, die bovendien gezegend is met een heel mild klimaat, de volken in den loop van de eeuwen als het \vare elkander op zijde geschoven hebben, begce- rtg om er zich comfortabel te vestigen. Zoo ver schenen en verdwenen er achtereenvolgens Phoe- niciërs, Romeinen, Oostgothen, Byzantynen, Ara bieren, Noormannen; voerden er later Hohen- staufen en leden van net huis van Anjou den scepter; heerschten er tenslotte de Spaansche on derkoningen, toen op 27 Mei 1860 Garibaldi er zijn intocht hield, als heraut van het vereenigd Italië. Vreemdelingen-exploitatie is gelijkelijk het ken merk van elk touristenoord. Onmiddellijk van de liaven waren het eerst de aapjeskoetsiers, die vanaf de bokken van hun prehistorische open vehikels in fragmenten van verschillende wereld talen en met zweep-gebaren hun dringende aan biedingen deden. Stapvoets, langs den trottoirrand, reden zij zelfs een eindweegs met den iouristen- stroom mede, als een onderling zeer verdeeld spreekkoor, om triomfantelijk hun mager schar minkel tot spoed aan te zetten, zoodra zij ér dan tóch in waren geslaagd hun veerênde oude bak van een rijtuig nog met twee of drie passagiers te belasten. Toen kwamen de wandelende straat kooplieden met hun bloemruikertjes, hun ansichtkaarten, hun vruchten, postzegels voor verzamelaars en curiosa. Maar tusschen dezen door zwermden reeds, tien- werl lastiger dan zij, de kleine havelooze straat bengels, op bloote voeten de nieuw-aangekomen vreemden omplapperend, dringend vragend met donkere oogen, met rap pratende monden, met uitgestoken bedelhanden, die naar den mond ge bracht „eten" zeiden. Zoo werd zelfs het voortgaan moeilijk, en het ontgaan meer dan onzeker. Doch de nieuwe zelftucht, waarin M-ussolitii het Italiaansche volk schoolt, manifeesterde zich ge lukkig óók, en wel zoo nu en dan in de persoon van den een of anderen voorbijganger, die met een enkel kort, heel beslist woord de als muskieten zwermende bengels uiteenjoeg. Vreemd is het, in een straat constant links te moeten houden, omdat dit nu eenmaal landszede is, en charmant is het, zoo vóórt te schrijden onder een reeds in de vroegte heerlijk warme zon, onder de rijen van breed uithangende palmen, stuk voor stuk écht, en niet de zorgvuldig behoede kweekproducten van een sub-tropische serre. Dan waren er óók, langzaam rollende achter rus tig trippelende ezel of stappende hit, de typische Siciliaansche karren, welker zij- en achterschotten met schilderwerk zoo primitief versierd zijn: heele heiligenlegenden glijden u in bonte afbeeldingen- reeks voorbij, zoo u maar vlug genoeg zijt, dit op te merken. In dien lust tot bonten opsier dee- len ook de trekdieren zelf, met hun extra rug- en koptooi, die eenigszins bizar moge aandoón. Andere typische trekken van het Palermeescne straatbeeld; de kleine, aan de voorzijde ten deele open kiosken, waarin de citroen- en oranjeappel- takken hangen, met hun kostelijk geurende vruch ten. Men tapt den dorstigen klant het sap in een glas, als een populaire en heel billijke verkwikking. Op ongerept schoeisel wordt hier merkbaar prijs gesteld. Op plein en straathoek, overal waar drukke passage is, staan de eenmaal deftige, nu diep versjofelde gemakkelijke armstoelen, waar boven meesttijds een bald&kijntje de felle zon af schut. Neem daarop plaats, een levendig Italiaan- tje, tenger en zeer rap ter tale, zal voor u neer knielen, omringd door zijn borstels, flesschen, doozen en lappen, en voor ge het beseft is hij druk doende uw schoeisel aan de meest vakkundige reiniging te onderwerpen, die het ooit heeft geno ten. Al opblikkende en met u converseerende, en zich met tusschenpoozen dan weer geheel aan zijn taak overgevende, borstelt, smeert en wrijft hij, tot als slot uw onderste extremiteiten u aanblin- ken met een hevigen glans, als spiegelde de zon zich enkel in schitterend vernis. Inmiddels waart ge als een satraap ten troon gezeten temidden der menigte, zonder dat één mensch, behalve gijizelf, dit maar eenigszins buiten de gangbare orde van zaken heeft gevonden. Dan zijn er de bersaglieri, de bergsoldaten met hun breedgerande, op het rechteroor getuimelde hoeden, waarvan het zwartblauwe hanengevederte hen tegen de gebronsde wang wuift, prachtige, breedgeschouderde kerels, die trots htm uniform dragen en merkelijk van éénzelfden regiments- geesi doortrokken zijn. Bij hen vergeleken zijn de carabinieri met hun vreemde, kantige hoofddeksels en hun oud-modische, zwaar-gegalonneerde slip- peniassen niet meer dan curiosa, de verdwijning nabij, want de gemoderniseerde uniform, nuchter bi] den tijd aangepast, is reeds bezig de wondere ouderwetsche plunje van deze politiesoldaten te verdringen. Palermo heeft een beroemden Dom, die reeds in 1185 werd gewijd en uit dien grauwen voortijd de duidelijke karaktertrekken van de Moorsche moskee heeft behouden, die hij eenmaal was, al heeft men zijn voorplein door een balustrade met heiligenbeelden omgeven en aan het geheel een toren toegevoegd, die er kwalijk bij past. Gaat men een bekoorlijk palmenparkje door, waarin, als overal elders ter wereld, de oude mannen op de banken hun eindelooze praat-con cilies houden, dan komt men bij het ongenaakbare, aan de kazerne-stijl herinnerende Palazzo Reale, een hooggelegen, groot en forscih bouwwerk, dat de heugenis bewaart aan tijden, toen in Palermo nog een koning van Sicilië zetelde. De hofkapel in dit koningsslot, de zoogenaamde Cappella Palatina, is een klein en heel bijzonder juweel. Binnen zijn muren bewaart het ie ver donkerde, zeer kostbare Moorsche mozaïeken, welker precieuse samengesteldheid zelfs in de meest uitvoerige beschrijving nog zou verbleeken. Het wat zijn afmetingen betreft bescheiden inte rieur, met zijn allerfijnst gesierde wanden, bogen en verwulven, zijn zuilen en de lichtpracht van zijn in kaarsenglans pralende hoofdaltaar ia een Zoo men weet maakte onze Buitenlandsch Overzicht-schrijver in dit voorjaar een reis naar Egypte, Syrië en Palestina. Ilij zal daarover in ons Zondagsblad eenige artike len schrijven. Dit is het tweede, artikel; het eerste werd opgenomen in 't nummer van 5 September. plaats van aanbidding, welke men nimmer vergeet. Palermo heeft nog een derde, zeer vermaard heiligdom, de Chiesa San Giovanni degli Eremiti, dat de karakteristieke halfronde koepels van een Moorsch gebedshuis vertoont en gel»gen is in tui nen, wier sinaasaapels grape fruit, vijgen en mandarijnen dezen' indruk, dat men reeds in do nabijheid van het oosten vertoeft, nog aecon- tuecren. Ook de zeer poovere volkswijken, die men op weg hierheen doorwandelt, hebben de morsigheid en de onverhulde armoede van een zuidelijker ras. De éénkamerwoning, een hol en donker verblijf, naar de straat- of steegzijóe open, wellicht sluit men ze des nachts met een rolluik of eor- dijn, toont in simpele onibevangeniheid haar als te koop staande tweepersoons-ledikant en laat tevens zien het bijna geheel afwezig-zijn vaa welk ander meubilair dan ook. De menschen, die door de gang-achtige verbin dingsweggetjes rondloopen zijii grootcndeels bloots voets, en hun kleinere lotgenooten hebben zelfs vrij wat méér bloot dan de voetjes alleen. Het Het beroemde plein der Quatlro Canti (vier zijden) leven is hier, al is de hemel blauw, kaal en som ber; de blikken waarmede men de vreemden taxeert, zijn eer norsch dan welwillend. Tenslotte heeft ook Palermo de prachtige wan delwegen en villawijken van elke welgelegen, welvarende stad, en toont het, geïsoleerd als zijn eiland moge zijn, vlak voor de „laare" van liet uitgestrekte Italiaansche schiereiland, een fas cisme, hetwelk voor dat der meer centrale steden niet in ostentatief salueeren en marcheeren on derdoet. De zeer prille jeugd loopt reeds in rij en gelid, onder straf commando, en blijkbaar vindt zij het plezierig. Ook zij houdt immers van het leven op straat, en zooals men in Palermo in het openbaar biecht, de priester gezeten in den biecht stoel, de biechteling, publiekelijk geknield op nen kerkvloer er vóór; zooals men over het trottoir gaande, al pratende even een kruis slaat voor de een of andere devote voorstelling, met Kaarsen verlicht en aangebracht aan een huishoek; zoo belijdt men ook openlijk, en met trots, in net zelf bewustzijn van zijn nieuwe uniformen, het ge- geloof in den Duce en het nieuwe Italië. „Parvou que ca doure!" (Mits dat maar stand houdt!) zou Napoleons moeder met nuchterheid opmerken, die ook blijkens haar accent minder van een Frangaise dan van een Italiaansche had. De Zondagsschool in Nederland Thans een eeuw oud De herdenking van het 100-jarig bestaan der Zon dagsschool in ons land volgt betrekkelijk spoe dig op die van het 150-jarig bestaan van deze rijk gezegende instelling als zoodanig. Velen zullen zich nog de groot e belangstelling herinneren, die dit onderwerp in 1930 had, toen do figuur van' den stichter, de Engelsohman Robert Raikes, uit het verleden naar voren trad, gelijk in 1880 de waardeering voor zijn werk was belichaamd in een standbeeld te Londen. En nog pas heeft de Zondagsschool de aandacht der wereld gehad, toen te Oslo de Wercldzondagsschoolconferentie gehouden werd en duidelijk bleek, tot welk een omvang deze kleine, als een mosterdzaad aange vangen arbeid is uitgegroeid. De levensvatbaar heid der Zondagsschool was trouwens ook reeds kort na Raikes' eerste pogingen bewezen, want ze ven jaren na 1780 waren er in Engeland al 250.000 kinderen, die de Zondagsschool bezochten. De verklaring van het feit, dat de Zondagsschool in ons land pas een halve eeuw later dan in En geland haar intrede deed, is niet ver te zoeken. Immers, hoe gansch anders dan aan de overzijde van het Kanaal, was hier de gesteldheid t.o.v. de .verzorging der jeugd. Dank zij den invloed dec Links: T. M. Looman, mede-oprichter der Nedcrl. Zondagsschoolvereeniging en haar eerste secretaris. Rechts: Dr Ph. J. Hoedemaker, eveneens mede oprichter en eerste buitenlandsche secretaris der N. Z.V. Hervorming, was in Nederland èn door de dag scholen èn door de catechisatie reeds een groot percentage in regelmatig contact met Godsdienst en Bijbel, zoodat de schreiende nood van „het kind uit de achterbuurt" in onze steden veel min der fel was dan in steden als Londen. Hier kwam nog bij, dat de Zondagsschool, nadat zij in Engeland naar het kerkelijk terrein was overgebracht, als een planting van het Metho- disrne was aan te merken (gelijk zij dan ook in ons land in eersten aanleg een vrucht van het Réveil was) en als zoodanig in Nederlandschen boaem niet aanstonds tierde. Toch is gebleken, dat de Zondagsschool ook in ons land, als onder deel van den Evangelisatie-arbeid, een zeer be langrijke en rijk gezegende taak had en heeft, hetgeen voldoende wordt aangetoond door de wijdvertakte organisaties, waartoe zij in ae Ned. Zondagsschool-Verecniging, Jachin, het Leger des Heils enz. is uitgegroeid. Hel 100-jarig bestaan van de Nedcrlaodsche Zon dagsschool valt samen met het 70-jarig bestaan van de oudste Vereeniging op dit gebied ,de zoo even genoemde Ned. Zondagsschool-Vereeniging. De lezer zal terecht opmerken, aat ook hier nog weer een 30-tal jaren ligt tusschen de eerste Zon dagsschool en de eerste organisatie. Ook dit is be grijpelijk. Toen Capadose met een 10-jarig knaapje cn zijn zusje een eerste poging (in het voetspoor van den Engelschen stichter) deed, om havelooze kinderen, die des Zondags doelloos en erger! op de straat rondzwierven, nuttig bezig te houden, volgcie wel spoedig in 1836 de eerste Zondagsschool te 's-Gravenhage, doch het heeft nog tot 1857 geduurd, eer er sprake kon zijn van Zon'dagsschoolwerk in onze groote steden. Men kan zeggen, dat het toen ingetreden bloei tijdperk in liooge mate beïnvloed is geweest door de komst van de L.O.-wet van 1857, die ons volk de school bracht, „waaraan de natie gehecht is", maar waarvan cie Bijbel was losgemaakt. Dit deed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 16