MODE RN TOURISME
m
'Genua ligt aan zijn Golf, gebouwd tegen de hel
lingen van de bergen, die hier in wijden boog het
water afsluiten. Het is ongetwijfeld een belang
rijke stad, die als haven in ons vaderland een
bekenden naam heeft, vooral onder hen, die naar
de Oost reisden, of liier, bij hun repatrieering, den
oceaanstoomer verlieten, om de voordeelen van het
vermijden van de beruchte Golf van Biscaye met
die van een verkorte thuisreis te verbinden.
Het was echter reeds vergevorderde avond, e?r de
inschepingsformaliteiten waren vervuld, zoodat wij
van de vaderstad van Columbus niet anders ge
waar werden, dan wat zich in een overvloed van
lichtjes, vooruit, rechts en links, van de waterlijn
tot hoog tegen den donkeren bergrug, aan ons
vertoonde.
Het was een gewemel, geblink en geglans, dat zicK
maar beneden tot zeer levendig lichtgewriemel sa-
menspon, en naar omhoog zich verijlde tot de af
gelegen oorden, waar een enkel stil gepinkel nog
menschenbedrij f verraadde.
Genua, als men het bij vallenden nacht verlaat,
is een verbijsterend lichtfeest, alsof de 6terren
van het firmament naar ééne zijde van den hemel
(zijn bijeengezakt, om als een feeërieke, natuurlijke
illuminatie de heele heerlijkheid van aarde en
hemel samen te vatten.
Lang duurde het eer het statige touristenschip,
op welks dekken meer dan duizend passagiers
van eenzelfden aanblik genoten, zonder nochtans*
daartoe elkander te verdringen, zich merkbaar
losmaakte van don wal. Toen er eenmaal beweging
in was, en een ruimte, waarin het water donker
zwalpte, zich tusschen reeling en kaden oevond,
onderging menigeen, die bij kennissen staande het
schouwspel van dit havenafscheid had genoten,
een eerste, bevreemde gewaarwording. Niet alleen
streek de wind bijzonder frisch over de verschan
sing, doch de steven, naar de Ligurische zee ge
wend, daalde en rees op zulk een lustige manier,
dat men op de meest onverwachte wijze dreigde
van de voet te geraken, telkens als men het avon
tuur van een kleine wandeling ondernam. Behalve
dit „stampen", dat zeer duidelijk zich liet gevoe
len, was er nog een dwarsbeweging, die door
„rollen" wordt aangegeven, een tendenz, die de
menschen van bak- naar stuurboord zendt.
Menigeen, die zich voorgesteld had nog eens
„lekker uit te waaien", alvorens naar kooi te gaan,
verdween zoo weinig opvallend mogelijk in de
richting van zijn bed, terwijl zijn beenen onbe
trouwbaar zwabberden en stappen ondernamen,
die heel andere uitvielen dan zij waren beraamd.
Van die stille verdwijners heeft zeker een bedui
dend percentage zichzelf de vraag voorgehouden:
hen ik onderweg zeeziek te worden?
Wie hutten hadden aan de buitenzijde van het
schip hoorden dien nacht 'het watergeweld met
slag op slag tegen den metalen scheepswand
breken, en vernamen daar tusschendoor ook wel
een gegier, alsof de wind met uithalen door het
wand liep. Zou dit nog enkel een frissche bries
zijn? zoo werd bij het wenden en keeren op de
onwennig smalle brits van alle zijden overwogen.
Ongetwijfeld waren er ook ontelbaren, die een
but deelden met slaapgezelschap dat „sonoor"
sliep want het is niet te gelooven hoeveel lieden,
die met een onschuldig gelaat over anderen kla
gen, zich heerlijk onbewust zeiven aan „zagen"
WIJ VAREN VAN GENUA NAAR PALERMO
'den H. Johannes, mei
Moorsche koepels.
overgeven. De Duitscher, die zijn goeden nacht aan
de buren links en rechts als „Gut' Holz, meine
Herrsohaften" formuleerde, was dan ook niet ont
bloot van een gepaste mate van humor.
Het is overigens een opmerkelijk verschijnsel, zulk
een boot vol touristen. Vroeg in den morgen ver
schijnen zij reeds aan dek, bereid om een geheelcn
dag te verluieren, en nadat de sportieven onder
hen hun dagelijksch rantsoen aan lichaamsbewe
ging hebben verwerkt, een bordje op het pro
menadedek geeft aan dat vijfmaal de rondte van
dit dek gelijk is aan één kilometer etaieeren
zij zich, voor uren aanéén, in hun luierstoelen,
een lading levend scheepsgoed, die van haven tot
haven droog en goed geconditionneerd verscheept
wordt. De voornaamste, zoo niet eenige zorg van
deze lieden is zoo hardgrondig mogelijk te ver-
bruinen.
Anderen verschijnen reeds aan het ontbijt met den
kijker en kodak om, als waren deze optische in
strumenten hun tweede natuur geworden, en het
is bijna ontstellend te constateeren, hoe heel de
reeling als in één oogwenk vol van deze gerichte
lenzen wordt, als een batterij, zoodra zich langs
zee ol einder het een of ander opmerkelijks aan
kondigt.
Aanvankelijk trok deze Middellandsclie zee, on
danks kouden wind en schuimkpppen, die tot zoo
ver het oog kan reiken opschubben, zelve nog
zeer de aandacht door het prachtig diepe blauw,
waarmee zij haar golven laat aanzwellen, en het
zeer merkwaardig zuivere groen, als hoedanig het
huiswater bruisend zijwaarts uiteenbreekt. Zee
schuim, zegt de stereotype aanduiding, die wellicht
nergens dan juist hier in de Oude Wereldzee
bpter op haar plaats is, daar het groen terug
vloeiende water, wit beloopen, inderdaad merk
waardig aan den arbeid in de badkuip herinnert.
Vreemde psychische verschuivingen leggen tallooze
rondflaneerende schepelingen aan den dag. De
ontelbare roomscb-katholieke geestelijken wandelen
als in een de dagen doordurende maskerade, met
blauwe Belgische schippersclaques op, wit-gekalkte
zeilschoenen*en andere toilet-ingrediënten, die zoo
veel doenlijk het begrip priester verdoezelen, als
hebben zij bijna kinderlijk plezier om even déze
kleedingvrijheid. Slechts de ronde witte boord zon
der sluiting aan de voorzijde blijft, om welke
reden? onverbiddelijk gehandhaafd.
Beschaafde heertjes op leeftijd verfx*ommelen hur£
colbertje door met de vuisten diep in de zakken
verdoken de winderige hoeken rond te zwoegen,
en de vastgesjorde „jockey"-petten geven hun iets
vaag inbrekerachtigs.
'Anderen, soms met zeer erentfe6te figuren, die
bedenkelijk in de richting van het embonpoint
wijzen, vertoonen zich in optimistische platte witte
hoofddeksels en gesteven kraakwitte jasjes, ais
kwamen zij met vacantie uit de ijsco-branohe.
Tenslotte wandelt hier en daar een jeugdige dandy
in een zóó onberispelijk crême-getint complet, dat
hoe het type zich durft neer te vlijen in een dok-
stoel en behaaglijk te zijn, zonder deze vlinder-»
achtige volmaaktheid van teere kleur en lijnen
compleet te verwoesten, een pijnlijk probleem
wordt.
Maar de dames, de jonge en de verjongde en de
tusschen twee leeftijden aarzelende, hoevelen wa
ren er onder haar die als langs den rand wan
delden van het ridicule, in haar huzaar-blauwe
pyama-broeken, waarvan de pijpen overdadig naar
het voetdeel uitzwierden; in haar matrozen-pakken,
wit met vierkant uitwapperende kraagjes; met
haar gegolfde stroohoeden van een halven meter
dwarssnede; met haar in den rug puntig gesneden
piccolo-buisjes of met zóó scherpe spaarzaamheid
om arme/i en schouders toegerichte toiletten, als
werd de eigen huid het billijkste garnituur geacht.
Tusschen de bezadigden en rustig-gemiddelden in
houding en kleeding flaneerde hier heel de ver-»
dwaasde aanstellerij van onzen tijd, die zich aan
getrokken gevoelt tot uitersten, die in de natuur
precies tegenovergesteld gemarkeerd zijn, zoodat
veelvuldig het typisch mannelijke met het vrou-i
we'.ijke stuivertje schijnen te hebben gewisseld.
De Steenenbrug te Roermond.
414
Een der massieve voorgebergten, die op zoo
onvriendelijke manier in zee steken
Enkele eilanden werden gepasseerd, wonderlijke
rotsklompen gelijkend, als van de zee afgekeerd
en van vegetatie of bewoning slechts de meest
schaarsche sporen toonend, alsof het leven daar
op zich jaloersch naar de binnenzijde had gewend.
Zij trokken aller aandacht; de dicht bezette hail,
de enorme rooksalon en de leeszaaltjes stroomden
dan leeg, in één toeloop naar de reeling.
Maar buiten bleef het, op weinige gunstige plekjes
na, die beschutting kregen, ongezellig koud; het
schip rolde en stampte. Het kon gebeuren dat je
aan een tafeltje zat, en het leek dan ineens, zonder
eenige bespeurbare aanleiding, dat het was of één
poot daarvan, of van je stoel, begon te dreunen
als in een gemarkeerde pas-op-de-plaats. Menschen
met aanvangen van evenwichts- of maagstoringen
verlieten onmiddellijk zulk een plek, niet recht
streeks, maar zwaaiend voortgaande in onbepaal
bare bogen, als waren zij het spoor lichtelijk
bijster. Een zoodanige zwervende gang was ove
rigens niet schrikbarend ongewoon; plotseling
leek hij zeer velen eigen, doch anderen werden
daarop bleek in het gelaat en verwijderden zich
door de naaste uitgang.
Voor hen was de aanblik te veel geweest
Het schip intusschen vervolgde, dwars door wind
en water, zijn koers; de dagen kwamen en gingen,
en al bleken, aan de lange eettafels, waar ieder
de eigen plaats had, na de luid geblazen eetsigna-
len de rijen der gasten nu hier dan daar eenigs-
zins uitgedund, de reis vorderde, ondanks alles.
En tenslotte kwaim, vroeg op een ochtend, Sicilië
in zicht.
Op zee is alles anders! Wie had ooit gedroomd,
dat hij, van het voordek van een forschen oceaan
stoomer met den kijker turend, voor vele zou
houden wat slechts één eiland zou blijken te zijn?
Dcc.h wat weet een Nederlander, vreemd aan het
denkbeeld van bergen en van baaien, van deze
eilanden die met hun diep-inrondenüe „golven"
en naar voren geschoven rotsmassieven zóó geacci
denteerd zijn, dat men tegelijk drie, vier bergtop
pen uit zee kan ontwaren, zonder tevens de 'ager
gelegen landdeelen te ontdekken, die hen tot één
eiland verbinden?
Palermo lag daar als een wijd gespreide huizen-
zee aan den boezem van zijn Golf, ver achter de
wijd in zee uitloopende havenarmen, die onge
duld schijnen te verraden om het naderend Schip
te omvangen. Met de Italiaansche driekleur hoog
Het koninklijk paleis te Palermo
aan den voormast en de vroolijke vlaggelijnen
gespannen van- masttop naar masttop voeren wij
langzaam binnen, terwijl de loods van de brug
met de ervaring van een ingeborene de navigatie
leidde. Zoo kwamen wij in rustig water doch vrij
ver nog uit den wal, voor anker, en met de mo
torsloepen van het eigen schip, nadat deze door
de bemanning over boord waren gebalanceerd,
volgde voor de eerste maal een ontscheping.
Palermo, met zijn halven cirkel van mooie oer.gen
op den achtergrond, de hoofdstad en voornaamste
haven van Sicilië, is met zijn ruim 410.000 inwo
ners veel grooter en fraaier, dan men in Neder
land in het algemeen wel vermoeden zou. Het
heeft een eigen universiteit, is zetel van een
aartsbisdom en wordt in het zuiden en westen
begrensd door een zeer vruchtbare vlakte, die den
veezeggenden naam van Conca d'Oro, Gouden
Schaal draagt, vanwege het profijt dat men door
fruit- en andere teelt uit haar weet te trekken.
Geen wonder dat in deze fraaie omgeving, die
bovendien gezegend is met een heel mild klimaat,
de volken in den loop van de eeuwen als het
\vare elkander op zijde geschoven hebben, begce-
rtg om er zich comfortabel te vestigen. Zoo ver
schenen en verdwenen er achtereenvolgens Phoe-
niciërs, Romeinen, Oostgothen, Byzantynen, Ara
bieren, Noormannen; voerden er later Hohen-
staufen en leden van net huis van Anjou den
scepter; heerschten er tenslotte de Spaansche on
derkoningen, toen op 27 Mei 1860 Garibaldi er
zijn intocht hield, als heraut van het vereenigd
Italië.
Vreemdelingen-exploitatie is gelijkelijk het ken
merk van elk touristenoord. Onmiddellijk van de
liaven waren het eerst de aapjeskoetsiers, die
vanaf de bokken van hun prehistorische open
vehikels in fragmenten van verschillende wereld
talen en met zweep-gebaren hun dringende aan
biedingen deden. Stapvoets, langs den trottoirrand,
reden zij zelfs een eindweegs met den iouristen-
stroom mede, als een onderling zeer verdeeld
spreekkoor, om triomfantelijk hun mager schar
minkel tot spoed aan te zetten, zoodra zij ér dan
tóch in waren geslaagd hun veerênde oude bak
van een rijtuig nog met twee of drie passagiers
te belasten.
Toen kwamen de wandelende straat kooplieden met
hun bloemruikertjes, hun ansichtkaarten, hun
vruchten, postzegels voor verzamelaars en curiosa.
Maar tusschen dezen door zwermden reeds, tien-
werl lastiger dan zij, de kleine havelooze straat
bengels, op bloote voeten de nieuw-aangekomen
vreemden omplapperend, dringend vragend met
donkere oogen, met rap pratende monden, met
uitgestoken bedelhanden, die naar den mond ge
bracht „eten" zeiden.
Zoo werd zelfs het voortgaan moeilijk, en het
ontgaan meer dan onzeker.
Doch de nieuwe zelftucht, waarin M-ussolitii het
Italiaansche volk schoolt, manifeesterde zich ge
lukkig óók, en wel zoo nu en dan in de persoon
van den een of anderen voorbijganger, die met
een enkel kort, heel beslist woord de als muskieten
zwermende bengels uiteenjoeg.
Vreemd is het, in een straat constant links te
moeten houden, omdat dit nu eenmaal landszede
is, en charmant is het, zoo vóórt te schrijden
onder een reeds in de vroegte heerlijk warme zon,
onder de rijen van breed uithangende palmen,
stuk voor stuk écht, en niet de zorgvuldig behoede
kweekproducten van een sub-tropische serre.
Dan waren er óók, langzaam rollende achter rus
tig trippelende ezel of stappende hit, de typische
Siciliaansche karren, welker zij- en achterschotten
met schilderwerk zoo primitief versierd zijn: heele
heiligenlegenden glijden u in bonte afbeeldingen-
reeks voorbij, zoo u maar vlug genoeg zijt, dit
op te merken. In dien lust tot bonten opsier dee-
len ook de trekdieren zelf, met hun extra rug- en
koptooi, die eenigszins bizar moge aandoón.
Andere typische trekken van het Palermeescne
straatbeeld; de kleine, aan de voorzijde ten deele
open kiosken, waarin de citroen- en oranjeappel-
takken hangen, met hun kostelijk geurende vruch
ten. Men tapt den dorstigen klant het sap in een
glas, als een populaire en heel billijke verkwikking.
Op ongerept schoeisel wordt hier merkbaar prijs
gesteld. Op plein en straathoek, overal waar
drukke passage is, staan de eenmaal deftige, nu
diep versjofelde gemakkelijke armstoelen, waar
boven meesttijds een bald&kijntje de felle zon af
schut. Neem daarop plaats, een levendig Italiaan-
tje, tenger en zeer rap ter tale, zal voor u neer
knielen, omringd door zijn borstels, flesschen,
doozen en lappen, en voor ge het beseft is hij
druk doende uw schoeisel aan de meest vakkundige
reiniging te onderwerpen, die het ooit heeft geno
ten. Al opblikkende en met u converseerende, en
zich met tusschenpoozen dan weer geheel aan zijn
taak overgevende, borstelt, smeert en wrijft hij,
tot als slot uw onderste extremiteiten u aanblin-
ken met een hevigen glans, als spiegelde de zon
zich enkel in schitterend vernis. Inmiddels waart
ge als een satraap ten troon gezeten temidden der
menigte, zonder dat één mensch, behalve gijizelf,
dit maar eenigszins buiten de gangbare orde van
zaken heeft gevonden.
Dan zijn er de bersaglieri, de bergsoldaten met
hun breedgerande, op het rechteroor getuimelde
hoeden, waarvan het zwartblauwe hanengevederte
hen tegen de gebronsde wang wuift, prachtige,
breedgeschouderde kerels, die trots htm uniform
dragen en merkelijk van éénzelfden regiments-
geesi doortrokken zijn. Bij hen vergeleken zijn de
carabinieri met hun vreemde, kantige hoofddeksels
en hun oud-modische, zwaar-gegalonneerde slip-
peniassen niet meer dan curiosa, de verdwijning
nabij, want de gemoderniseerde uniform, nuchter
bi] den tijd aangepast, is reeds bezig de wondere
ouderwetsche plunje van deze politiesoldaten te
verdringen.
Palermo heeft een beroemden Dom, die reeds in
1185 werd gewijd en uit dien grauwen voortijd
de duidelijke karaktertrekken van de Moorsche
moskee heeft behouden, die hij eenmaal was, al
heeft men zijn voorplein door een balustrade met
heiligenbeelden omgeven en aan het geheel een
toren toegevoegd, die er kwalijk bij past.
Gaat men een bekoorlijk palmenparkje door,
waarin, als overal elders ter wereld, de oude
mannen op de banken hun eindelooze praat-con
cilies houden, dan komt men bij het ongenaakbare,
aan de kazerne-stijl herinnerende Palazzo Reale,
een hooggelegen, groot en forscih bouwwerk, dat
de heugenis bewaart aan tijden, toen in Palermo
nog een koning van Sicilië zetelde.
De hofkapel in dit koningsslot, de zoogenaamde
Cappella Palatina, is een klein en heel bijzonder
juweel. Binnen zijn muren bewaart het ie ver
donkerde, zeer kostbare Moorsche mozaïeken,
welker precieuse samengesteldheid zelfs in de
meest uitvoerige beschrijving nog zou verbleeken.
Het wat zijn afmetingen betreft bescheiden inte
rieur, met zijn allerfijnst gesierde wanden, bogen
en verwulven, zijn zuilen en de lichtpracht van
zijn in kaarsenglans pralende hoofdaltaar ia een
Zoo men weet maakte onze Buitenlandsch
Overzicht-schrijver in dit voorjaar een reis
naar Egypte, Syrië en Palestina. Ilij zal
daarover in ons Zondagsblad eenige artike
len schrijven.
Dit is het tweede, artikel; het eerste werd
opgenomen in 't nummer van 5 September.
plaats van aanbidding, welke men nimmer vergeet.
Palermo heeft nog een derde, zeer vermaard
heiligdom, de Chiesa San Giovanni degli Eremiti,
dat de karakteristieke halfronde koepels van een
Moorsch gebedshuis vertoont en gel»gen is in tui
nen, wier sinaasaapels grape fruit, vijgen en
mandarijnen dezen' indruk, dat men reeds in do
nabijheid van het oosten vertoeft, nog aecon-
tuecren.
Ook de zeer poovere volkswijken, die men op weg
hierheen doorwandelt, hebben de morsigheid en
de onverhulde armoede van een zuidelijker ras.
De éénkamerwoning, een hol en donker verblijf,
naar de straat- of steegzijóe open, wellicht
sluit men ze des nachts met een rolluik of eor-
dijn, toont in simpele onibevangeniheid haar als
te koop staande tweepersoons-ledikant en laat
tevens zien het bijna geheel afwezig-zijn vaa welk
ander meubilair dan ook.
De menschen, die door de gang-achtige verbin
dingsweggetjes rondloopen zijii grootcndeels bloots
voets, en hun kleinere lotgenooten hebben zelfs
vrij wat méér bloot dan de voetjes alleen. Het
Het beroemde plein der Quatlro Canti (vier zijden)
leven is hier, al is de hemel blauw, kaal en som
ber; de blikken waarmede men de vreemden
taxeert, zijn eer norsch dan welwillend.
Tenslotte heeft ook Palermo de prachtige wan
delwegen en villawijken van elke welgelegen,
welvarende stad, en toont het, geïsoleerd als zijn
eiland moge zijn, vlak voor de „laare" van liet
uitgestrekte Italiaansche schiereiland, een fas
cisme, hetwelk voor dat der meer centrale steden
niet in ostentatief salueeren en marcheeren on
derdoet. De zeer prille jeugd loopt reeds in rij en
gelid, onder straf commando, en blijkbaar vindt
zij het plezierig. Ook zij houdt immers van het
leven op straat, en zooals men in Palermo in het
openbaar biecht, de priester gezeten in den biecht
stoel, de biechteling, publiekelijk geknield op nen
kerkvloer er vóór; zooals men over het trottoir
gaande, al pratende even een kruis slaat voor
de een of andere devote voorstelling, met Kaarsen
verlicht en aangebracht aan een huishoek; zoo
belijdt men ook openlijk, en met trots, in net zelf
bewustzijn van zijn nieuwe uniformen, het ge-
geloof in den Duce en het nieuwe Italië.
„Parvou que ca doure!" (Mits dat maar stand
houdt!) zou Napoleons moeder met nuchterheid
opmerken, die ook blijkens haar accent minder
van een Frangaise dan van een Italiaansche had.
De Zondagsschool
in Nederland
Thans een eeuw oud
De herdenking van het 100-jarig bestaan der Zon
dagsschool in ons land volgt betrekkelijk spoe
dig op die van het 150-jarig bestaan van deze rijk
gezegende instelling als zoodanig. Velen zullen
zich nog de groot e belangstelling herinneren, die
dit onderwerp in 1930 had, toen do figuur van'
den stichter, de Engelsohman Robert Raikes,
uit het verleden naar voren trad, gelijk in 1880
de waardeering voor zijn werk was belichaamd
in een standbeeld te Londen. En nog pas heeft de
Zondagsschool de aandacht der wereld gehad,
toen te Oslo de Wercldzondagsschoolconferentie
gehouden werd en duidelijk bleek, tot welk een
omvang deze kleine, als een mosterdzaad aange
vangen arbeid is uitgegroeid. De levensvatbaar
heid der Zondagsschool was trouwens ook reeds
kort na Raikes' eerste pogingen bewezen, want ze
ven jaren na 1780 waren er in Engeland al
250.000 kinderen, die de Zondagsschool bezochten.
De verklaring van het feit, dat de Zondagsschool
in ons land pas een halve eeuw later dan in En
geland haar intrede deed, is niet ver te zoeken.
Immers, hoe gansch anders dan aan de overzijde
van het Kanaal, was hier de gesteldheid t.o.v. de
.verzorging der jeugd. Dank zij den invloed dec
Links: T. M. Looman, mede-oprichter der Nedcrl.
Zondagsschoolvereeniging en haar eerste secretaris.
Rechts: Dr Ph. J. Hoedemaker, eveneens mede
oprichter en eerste buitenlandsche secretaris der
N. Z.V.
Hervorming, was in Nederland èn door de dag
scholen èn door de catechisatie reeds een groot
percentage in regelmatig contact met Godsdienst
en Bijbel, zoodat de schreiende nood van „het
kind uit de achterbuurt" in onze steden veel min
der fel was dan in steden als Londen.
Hier kwam nog bij, dat de Zondagsschool, nadat
zij in Engeland naar het kerkelijk terrein was
overgebracht, als een planting van het Metho-
disrne was aan te merken (gelijk zij dan ook in
ons land in eersten aanleg een vrucht van het
Réveil was) en als zoodanig in Nederlandschen
boaem niet aanstonds tierde. Toch is gebleken,
dat de Zondagsschool ook in ons land, als onder
deel van den Evangelisatie-arbeid, een zeer be
langrijke en rijk gezegende taak had en heeft,
hetgeen voldoende wordt aangetoond door de
wijdvertakte organisaties, waartoe zij in ae Ned.
Zondagsschool-Verecniging, Jachin, het Leger des
Heils enz. is uitgegroeid.
Hel 100-jarig bestaan van de Nedcrlaodsche Zon
dagsschool valt samen met het 70-jarig bestaan
van de oudste Vereeniging op dit gebied ,de zoo
even genoemde Ned. Zondagsschool-Vereeniging.
De lezer zal terecht opmerken, aat ook hier nog
weer een 30-tal jaren ligt tusschen de eerste Zon
dagsschool en de eerste organisatie. Ook dit is be
grijpelijk. Toen Capadose met een 10-jarig knaapje
cn zijn zusje een eerste poging (in het voetspoor
van den Engelschen stichter) deed, om havelooze
kinderen, die des Zondags doelloos en erger!
op de straat rondzwierven, nuttig bezig te
houden, volgcie wel spoedig in 1836 de eerste
Zondagsschool te 's-Gravenhage, doch het heeft
nog tot 1857 geduurd, eer er sprake kon zijn van
Zon'dagsschoolwerk in onze groote steden.
Men kan zeggen, dat het toen ingetreden bloei
tijdperk in liooge mate beïnvloed is geweest door
de komst van de L.O.-wet van 1857, die ons volk
de school bracht, „waaraan de natie gehecht is",
maar waarvan cie Bijbel was losgemaakt. Dit deed