Buirenlaiidscli Overzichi Prins Benno .Verleden week schreef ik in de Kinderkrant, dat er nog wel eens gelegenheid zou komen om over Prins Bernhard wat te vertellen. Ik las daarna al zoveeel aardige bijzon derheden uit 't leven van onzen nieuwen Prins, dat 'k die belofte maar gelijk zal inlossen. Het geslacht, waaruit hij is voortgekomen, is al heel oud. De heren Von Lippe moeten reeds Karei den Grooten met de wapenen gediend heb ben. En in 1216 werd Otto van der Lippe, die domproost van Utrecht was, daar tot bisschop gekozen. In de middel eeuwen bestonden dus reeds betrekkingen tus sen Lippe en ons land. In 1591 kwam weer een 4 Lippisch h.eer naar ons land; graaf SimQn VI, die in opdracht van keizer Rudolf II moest trach ten vrede te 6tichten tussen koning Philips II van Spanje en de in opstand gekomen Nederlanden. En toen, weer eeuwen later, onze Prins Willem V een beroep deed op de Duitse vorsten om do Fransen uit ons land te verdrijven, besloot graaf Simon Heinrich van Lippe met een regiment rui ters de Nederlanden te hulp te komen. Het geslacht LippeDetmold heeft bijna drie eeuwen geregeerd. De laatste regerende vorst stierf in 1S95. Daarna kwam het geslacht Lippe- Biesterfeld aan de regering. Prins Leopold, een oom van onzen prins Bern hard, werd in 1905 vorst van Lippe en regeerde lot 1918. De revolutie, d'ie in dat jaar een einde maakte aan 't Duitse keizerrijk en aan alle vor stendommen, maakte ook aan zijn bestuur een einde. De vader van onzen prins, die ook Bernhard heette, is officier geweest bij de huzaren. Hij was ten eenvoudig man, die door het Lippische volk zeer werd bemind. Hij maakte de vreselijke wereld oorlog geheel mede en in de grote verliezen, die de revolutie vooral ook over de vroegere vorsten huizen bracht, had hij ruimschoots deel. Hij stierf in 1934. Zij;, gemalin, Prinses Armgard, bleef met twee zonen achter: Bernhard, goboren in 1911, en Asch- fwin, geboren in 1914. Prins Bernhard zijn vrienden noemden hem al tijd Benno en met die naam hoort men hem in ons land steeds meer noemen; wij zullen 't daarom ook maar doen studeerde eerst aan 't gymna sium en daarna aan de universiteit te Berlijn. Toer ging hij een poosje naar Engeland, en ook maakte hij een rci6 naar Marokko, waar hij met ieen troepje Engelse jagers de wildernis introk en jacht maakte op wilde zwijnen. Toen hij van deze vacanticreis terugkwam, moest •hij aan de arbeid. Hij kwam op 't kantoor bij het Parijse filiaal van oen grote chemische onderne ming. Daar moest hij hard werken, maar cie jonge prins deed 't wat graag. De chef van dat grote kantoor vertelde dezer da gen, dat de Prins de eenvoud in persoon was. „Van de eerste dag af aan dat de Prins hier bij ons is gekomen, nu ruim een jaar geleden, heeft hij ge wild, dat ieder hem heel eenvoudig „monsieur de Lippe" zou noemen. Er werd niet het minste on derscheid gemaaktHier in het bureau hier naast heeft hij voor de schrijfmachine gezeten en leren typen. Toen hij merkte, dat het nuttig was om ook te leren stenograferen, is hij onmiddellijk begonnen hierin les te nemen en is nu die kunst volkomen meester. In 't begin had hij wel enige moeilijkheid met het Fran6, maar na een paar maanden sprak hij het vlot; ook is hij de Engelse en Spaanse taal meester". I-Ieel Nederland weet nu, dat Prins Benno zijn aanstaande bruid in een Fordje naar 't paleis aan 't Noordeinde bracht (in ons vorige Zondagsblad stond een foto van deze „blijde incomste"). Lachend zei zijn vroegeren chef: „Ja, ik ken zijn Fordje. Daarmee reed hij zo maar jn één dag van Parijs naar Biarritz, de volgende dag van daar nuar Marseille, dan over de bergen naar Frankfort. Afstandjes van een zeshonderd kilometers per dag en dat dag aan dag maakten hem in 't minst niet bang. In één trek van daar naar het landgoed van zijn moeder; aan de Poolse grenzen. Een echte stevige, door en door gerzonde boy." Ook vertelde de chef nog, dat men over het werk va nPrins Bernhard altijd zeer tevreden was. Stipt in alles, nooit te laat, altijd bereid zich geheel aan dc hem opgedragen taak te geven. Verleden week vertelde ik een en ander uit 't leven van Prinses Juliana. Nu weten we ook iets uit 't leven van Prins Benno. God, die elk mensenleven leidt, bracht d&ie twee koningskinderen samen. En we hebben hen door de radio horen zeggen, dat ze erg gelukkig zijn. Weldra zal in ons vorstelijk paleis 't bruilofts feest gevierd worden van deze twee jonge, blijde mensen. Moge het onder 's Heeren zegen oen lang en ge lukkig huwelijk worden, ons land en volk tot rijke zegen! Joops eerste baas 3)' door Jan van Batenburg 2. DE EERSTE DAG Maandagmorgen. „Moe, hebt u m'n boterham al ingepakt en hebt u een nieuwe veter voor me?" „Ja jongen, in 't laatje van de keukentafel. Ik ben met je boterham bezig. Je hebt nog tijd ge noeg." Joop is daar niet zo gerust op. Hij drinkt haastig van z'n thee, werkt het laatste haj)jo van z'n boterham naar binnen, en na het danken peutert hij de nieuwe veter in z'n schoen, wat lang niet vlug genoeg gaat naair z'n zin. Hij heeft slecht geslapen, uit angst dat-ie te Iaat zal komen. Telkens werd hij wakker en heeft hij liggen luisteren of moeder hem niet riep en of Kees nog niet op was. Eindelijk was hét tijd. Gelijk met z'n broer is hij naar bcnoden gegaan, waar moeder al bezig was voor alles te zorgen, 'n Vreemde ochtend vindt Joop liet. 't Is zo stil in huis, de anderen slapen nog. In dc kamer en ïn de keuken brandt licht en moeder loopt rond met een groot schort over haar naohtkleren en een lange vlecht op haar rug. Voor Kees is het een gewone ochtend. Hij is er aan gewend zo vroeg op te staan. Kalm en vlug maakt hij zich klaar om naar z'n werk te gaan. Veel praten doet hij er niet bij. 's Morgens vroeg is hij niet zo spraakzaam. Kees heeft natuurlijk dat rare gevoel ook niet dat Joop heeft. Net of er een steen op je hart ligt. Hoe zal het vandaag gaan, denkt hij tel kens. Als hij maar niet te laat komt! Om half zeven is hij de deur al uit, nog eerder dan Kees. „Veel te vroeg," vindt moeder, als ze een blik op de klok werpt, ,,'t is lang geen half uur lopen." „Och," meent Kees, „dat is maar voor de eerste dag, moet u denken. Hij zal er g§uw genoeg aan gewend zijn, en dan heeft hij zo'n haast niet meer." Joop is blij dat hij op gtraat staat. Hu, 't is koud op dit uur van de dag. Er waait een gure wind. Joop schuift langs de huizenrij, met het pakje brood en de spiksplinternieuwe kiel ondor z'n arm geklemd, de handen in ae zakken. Hij duikt zo diep mogelijk weg in de kraag van zijn dunne overjas. Als die baas nou maar een beetje meevalt. Joop is er niet helemaal gerust op. Maar aan hem zal 't niet ligg<en. Hij zal zijn best doen, vast. Hij heeft nog nooit zulke goede voornemens gehad als op deze ochtend. D r lopen niet veel mensen op straat, 'n Paar werklui, 'n krantenbezorger, die het ochtendblad rondbrengt, 'n politieagent. *n Kwartier te vroeg is Joop bij de zaak. Hij durft nog niet aan te bellen. Liever maar een jjoosje wachten. Alles is nog donker. Raar, ja krijg dan zo'n idee, alsof ze daar in dat huis er niets van weten, dat er een nieuwe jongen komt vandaag. Kom, hij moest maar in dat portiek gaan staan, vlak naast „De Globe". Dan heeft-ie geen last van de gure wind. Geleund tegen de zijmuur van het portiek, kijkt Joop mijmerend de stille weg af, waar de kale bomen op het middenpad als zwijgende wachters in het donker staan. Opeens valt een lichtschijn op straat. „Ah, mijn heer heeft het licht aangedraaid," denkt Joop, „vooruit, dan zal ik nu maar „Morre!" Joop schrikt op. Een donkere gedaante schuift het portiek binnen, 't Ie een jongen van een jaar of vijftien, zestien, fors en broed, de pet een beetje schuin op 't hoofd, de kraag van z'n jas hoog op; een puntje vuur komt er uit naar voren: hij rookt een sigaret. Joop begrijpt dat die jongen ook bij „De Globe" werkt „Goeiemorgen," zegt hij zo vriendelijk mogelijk en een beetje onderdanig. De andere jongen knoopt z'n jas los, haalt z'n sigaret uit de mond, blaast een grote rookwolk uit, spuwt eens op de grond, en zegt dan: „Alweer Maandag." „Ja," antwoordt Joop, die niet goed' weet wat hij daarop andei's zoggen moet. Het valt hem op dat zijn stem hoog en ijl klinkt vergeleken bij de zware stem van de ander. „Hoe heet jij?" „Joop. En jij?" „Ik heet Hannes. Kom je hier werken?" „Ja," antwoordt Joop, die de vraag vrij onnozel vindt, „mijnheer Hasselman heeft me Zaterdag aangenomen." Met een sierlijke boog smijt Hannes het eindje sigaret op het midden van do straat. Dan zegt hij met een spottend lachje: „Uit de brand ben je!" De steen op Joops hart neemt toe in gewicht, Maar hij wil niet verder vragen. Zal 't wel on dervinden. Hij gaat nu eenmaal bij baas IlasseN man werken, daar is niets aan te doen. Een kerkklok begint te spelen, 't Is op slag van Onder de vele tienduizenden, die Dinsdag naar Ben Haag zijn geweest, 'waren zeker ook heel wat jongens en meisjes, die geregeld onze Kinderkrant lezen. Die gelukkigen hebben dan misschien wel Prinses Juliana en Prins Benno zó gezien als. op deze Joto, Joop doet een stap naar buiten, draalt dan even» als de grote jongen niet dadelijk meegaat. Maar deze wenkt hom met het hoofd terug. „Jö, blijft hier. Het heeft nog niet geslagen. Llc kom altijd een paar minuten over tijd. Je moet niet zo bang wezen." Joop keert weer in het portiek terug. Maar 't is niet met z'n zin. Liefst ging hij nu maar naar binnen. Hij begrijpt niet wat je daar nu aan hebt, om in dat donkere portiek te blijven staan. Zeven zware slagen. Hannes blijft rustig op z'n" plaats. Joop staat te popelen. Drie minuten die Joop wel een halfuur schijnen gaan voorbij. DONDERDAGAVOND De nationaal-socialistische partijdag te Neuren berg is ten einde Dit feit heeft niet slechts dag bladlezers, die van uitvoerige welsprekendheid een afkoer hebben, een gevoel van opluchting be zorgd; ook in andere meer officieele kringen is men daarover voldaan. De massale bijeenkomsten, die dictatuurstaten weten te beleggen, geven den uuchteren toeschouwer, die ziet hoe een bepaalde psychose allengs tot stand komt, steeds een ge waarwording van onbehaaglijkheid. Het heeft er .van, of zulk een onmetelijk-groot auditorium zich niet enkel door het woord van een orator laat meesleepen, doch dat deze somtijds zelf door den druk van een algemeen enthousiasme zich voelt opstuwen tot uitingen, welke het redelijk over wegend verstand wellicht achterwege zou hebben gelaten. Neurenberg heeft ook ditmaal weder een impo sant beeld van massaregie te zien gegeven; het heeft daarbij tevens aan den dag gelegd, dat on danks allerlei gefluisterd gerucht Hitiers greep op het volk in al zijn lagen nog zeer vast is, en dat er in breede kringen de overtuiging hcersoht, dat men op marsch is naar een betere toekomst, al moeten cr op den weg daarheen somtijds nog vervaarlijke hindernissen worden genomen. Het is in het bijzonder het communistische ge vaar, dat Europa en de wereld bedreigt, hetwelk tot hoofd-thema voor deze massa-meetings ge maakt is. Verontrustend was het daarbij te moe ten opmerken, op welk een agressieven toon het requisitoir over Moskou gelezen werd. Niet slechts werden tusschen Duitschland en Sovjet-Rusland parulollen getrokken, welke zeer in het nadeel voor laatstgenoemde uitvielen, doch tevens werd openlijk geconstateerd: „Zoo wij, Duitschers, ge bieden als de Oekraine, den Oeral, of Siberië onder onze zeggenschap hadden, wat zouden w ij daarmede gewoekerd hebben!" De stelling moge men wellicht beamen, in overeenstemming met tot dusver gehuldigde internationale hoffelijkheid was ze niet, en het is dan ook niet in te denken, dat in normale tijden op zulko uitlatingen tegen over een land, waarmede men diplomatieke be trekkingen onderhoudt, niet ernstige protesten van de zijde van het betrokken land, of zelfs een breuk ware gevolgd. Dat stappen van dien aard van Russische zijde tot nog toe uitbleven is reeds voldoende aanduiding ervan, in welk een tijd van wonderlijke spanningen en zeden wij leven. Groot-Brittannië heeft intusschen zijn best gedaan, het bijoenkomen der voormalige Locarno-mogond- licden te Londen eenigzins te bespoedigen. Het schijnt van meening te zijn, dat de overgangstoe stand, ingeluid door de Duitsche herbezetting van het Rijnland en Hitiers aanbod van een West- Europeesch pact, dat den vrede zou moeten be stendigen, thans reeds lang genoeg geduurd heeft. Had de Abcssijnsche affaire niet voortdurend als belommerende factor gewerkt, deze consolidatie- besprekingen zouden voorzeker reeds sedert lang begonnen, en lot het een of ander einde gebracht zijn. Londen verlangt er thans naar, weder vasten grond onder de voeten te krijgen. Het wil een exposé van den toestand, zoodat het eindelijk tot een confrontatie met de nieuwe werkelijkheid kan geraken, die door het échec van den Volkenbond bezig is te ontstaan. De Londensche besprekingen worden echter door den wensch van Hitler en Mussolini, deze onzeker heid nog wat te bestendigen, nog steeds op de lange baan gehouden, terwijl de toekomst dezer conferentie, zijn de kopstukken eenmaal aan de groene tafel bijeen, ook verder zeer dubieus is. Do deelnemers kunnen reeds aanstonds tegen over, instèdo van naast elkander plaats nemen, omdat de vraag, over welke gebieden het „nieuwe Locarno" zich zal moeten uitstrekken, hen prin cipieel scheidt. Hitier wenscht geen consolidatie van de Sovjetmacht in het Oosten van Europa; wat hij begeert is veiligheid in den rug, zoo hij zich opnieuw dreigend met de vuist tegen Mos kou keert. Daartoe moet worden bereikt, dat de Locarno-machten zich-tot nieuwe afspraken tpn westen van den Rijn binden. Stemmen zij daarin toe, dan heeft liet Derde Rijk naar de Oostzijdo dien horizon vrij. Het Is duidelijk, dat deze verlangens niet strookert met Frankrijks traditioneele politiek van bond genootschappen juist in Balkan en Oost-Europa. Dc Fransche na-oorlogsche staatkunde is er van den aanvang op uit geweest, door deze vriend schappen met de nieuwe kleine staten van Oost zee cn Kleine Entente een systeem van contra gewichten te vormen, hetwelk den door Versailles in het leven geroepen status quo zuiver in het lood moet houden. Het Duitsche streven naar do vrije hand in Oost- en Zuid-Oost-Europa wordt dan ook door de evoluties der Franscho politiek der laatste weken doorkruist. De bezoeken die do generaals Gamelin en tiydz-Smigli gewisseld hebben, hebben tot nieuwe Fransch-Poolscho toe naderingen geleid, die vooral de gevechtswaarjio en de uitrusting van de Poolsche weermacht ten goede moeten komen. Ook de Kleine Entente, wier vertegenwoordigers te Bratislava bijeen kwamen, heeft haar positie op een overeenkomstige manier versterkt. Den laatsten tijd was er sprake van, dat deze driebond wat in los verband was ge raakt, omdat de onderlinge belangen elkander niet meer zoo goed verdroegen. Tsjecho-Slowakije, dat zich met Rusland had verbonden, ter neutra liseering van Duitsche en Poolsche bedreigingen, had juist daardoor Roemenië eenigszins van zich vervreemd, dat altijd bevreesd is zijn vrooger-Rus- sische gebiedsdeelen nog eens aan Moskou te moe ten afstaan. Zuid-Slavië, op zijn beurt, had meer dere toenadering tot Duitschland gevonden, dank zij de economische relaties, die tusschen beide landen gingen ontstaan. Deze verschillen heeft men thans grootendeels overbrugd. Roemenië en Zuid-Slavië zullen door grondstoffenruil olie en koper elkander te paard helpen; strategische wegenaanleg moet de driebond ook miltiair hechter maken, terwijl ten slotte, met Fransohe hulp, de technische uitrus ting dezer verbondenen zal worden genormali seerd. Dat dit voor militaire samenwerking van zeer veel belang kan worden, springt in het oog. Zoo ziet het er naar uit, of tegenover de pogingen van een Duitsch-Poolsch-Oostenrijksch-Italiannsch blok de Fransche tendenzen van een neutraliteits- gorocl, welke Polen, Tsjecho-Slowakije, Zuid-Sla vië en Roemenië moet verbinden, aan waarde hebben gewonnen. De tijd lijkt inderdaad rijp voor een uiteindelijke kristallisatie van verhoudingen en krachten. <7 Inmiddels duurt in Spanje de burgeroorlog voort, ofschoon het er op gelijkt, dat de intensiviteit van het conflict vermindert, naar gelang het langer blijkt te moeten duren. Wapenfeiten van belang zijn uiterst zeldzaam. Steden als Huesca, Oviedo, Madrid en Malaga, om maar enkele beknelde po sities te noemen, blijven ondanks allerlei geruoht week in week uit in handen van wie ze bezet houden. Het schijnt uiterst moeilijk te zijn, in dozen oorlog iets vaji doorslaande beteekenis te verrichten. Daartoe zijn wellicht ook de fronten te grillig verbrokkeld cn wegen de krachten te veel tegen elkander op. Toch is men geneigd te ver onderstellen, dat de overweldiging van Irun en rif» kort daarop gevolgde capitulatie van San Sebastian voor de Madrileensehe regeering ont moedigende ervaringen moeten zijn. Zijn wij wel licht genaderd tot het tijdstip, waarop eindelijk de balans ten voordeele van een der beide com battanten langzaam maar zeker gaat doorzakken? Voorspellingen zijn ook thans nog zeer hachelijk. Zooveel schijnt echter wel zeker: stof voor uitbar stingen van internationalen aard schijnt de strijd op het Iberische schiereiland niet meer te zullen opleveren, al blijven Frankrijk, Italië en Duitsch land elkander met wantrouwen bezien, omdat het eerste land aan Madrid, de beide andere aan Bur gos ondersteuning zouden verleenen. Doch dezo critiek komt niet verder dan een ontstemd ge mompel. Geleidelijk nadert ondertusschen het tijdstip, waarop Gcnève de Volkenbondswerkzaamheden zal moeten hervatten. Moeilijke besprekingen zijn daar aan de orde, betreffende de reorganisatie van dit internationaal instituut, dat harde klappen heeft gehad en uit de catastrofe wel zeer ge havend is te voorschijn gekomen. Het gaat er nu om, de breuken van het gebouw te herstellen, doch omtrent de aan te wenden middelen zal men het voorshands wel niet zoo spoedig eens zijn. Ook hier immers spelen politieke factoren een doorslaggevende rol. De vraag die velen bezig houdt is: Zal ook de Abcssijnsche delegatie weder ten tooneele verschij nen? Wat den Negus betreft kan hierop met ja worden geantwoord; hij heeft de namen van zijn gedelegeerden reeds doen publiceeren. Doch er zijn andere factoren in het spel, die naar het zich laat aanzien van meer beteekenis zijn. Italië wei gert aan zittingen deel te nemen, waarop het Abessijnen zou moeten aantreffen. Wat hieraan te doen? Het gerucht neemt in kracht toe, on danks een aanvankelijke ontkenning, dat men do geloofsbrieven der Abessijnen niet goedkeuren zal. Men spreekt hierdoor niet uit, dat Abessinië als onafhankelijk land feitelijk niet meer bestaat, .doch geeft aan een juridisch foefje de voorkeur. Spoedig zullen we weten, of deze wonderlijke pro cedure inderdaad zal worden gevolgd! HET VERLOOFDE VORSTELIJK PAAR Een alleraardigste foto van Prinses Juliana met haar verloofde Prlna Bernhard. Samen bekijken ze een album met foto'a alt de Jeugdjaren van de Prinses, <Foto Schimmel peaalagh, Dm Hug.) 41JI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13