Grootsche Oranjehulde te Rotterdam
te De demonstratie was te pakkender, om-
blf dat elke voorbereiding er feitelijk aan had
ontbroken, had moeten ontbreken,
gei Gistermorgen begon het met een bericht
.ogï uit „Zuid", dat de samenwerkende oranje-
vereenigingen gezamenlijk naar de Beurs
ee; wilden optrekken.
VRIJDAG SEPTEMBER 1936
DERDE BLAD PAG. 9
Vijf a zesduizend zangers
Veel méér nog er buiten
de Beurs -
Toespraken, spreekkoren,
a capella- en samenzang
Vier geslaagde optochten
ming en hef gejuich was niet van de
lucht.
B.E.N.N.O.... Benno! riep men in
spreekkoor en de tweede helft volgde
natuurlijk op den voet. Leve de Prins
en de Prinses werd er geroepen en
we begrepen, dat de tijd voorbij was, dat er
tusschen volk en vorst een groote afstand
bestond, toen de vorst vaak niet meer was
dan een symbool.
We hebben nu geleerd hoe ook de dragers
van de kroon menschen zijn met een meo-
schelijk hart, met menschelijke aandoenin
gen. Ilc ben er van overtuigd, dat vooral de
Ilollandsche woorden van Prins Bernhard
diepen indruk hebben gemaakt. Laat ons nu
allen met elkaar dankbaar zijn voor de band
die is gesloten en de Prinses toewenscheen
het groote geluk, dat haar toeekomt.
Ik ben er van overtuigd, aldus spr., dat
de nieuwe band die is gelegd dien ouden
een uitstervende Oranje-stam, maar nu weten
we. dat die dreiging is aan het overgaan. (Ge-
Dat heeft ons de Koningin zelf verteld in
onze huiskamers en spr. vraagt: kon het
eenvoudiger, kon het huiselijker? (Neen!
Neen!)
Als een moeder heeft onize Koningin het
ons verteld en daarna de Prinses zelf en spr.
zegt, dat menigeen wel wat onwennig zou
zijn geweest, als hij zoo iets op zoo'n wijze
zoomaar in het pubiiek had moeten zeggen.
Als we tot nu toe lazen, dat de Prinses
alweer naar het buitenland was, hebben we
ons wel eens afgevraagd, of nu niet ergens
een kwiek en jongeman haar levenspad zou
kruisen. (Vroolijkheid.) En dat is gebeurd!
(Toejuichingen.)
Daarvan heeft onze Koningin verteld op
een wijze, die iets warms achter je ooven
doet branden. Als onze Koningin zoo spreekt
dan weten we het, dat Oranje een kracht is
en niet alleen een naam. (Geroep: Leve de
Koningin on daverende toejuichingen.)
een: lang leve Juliana, lang leve Bern
hard, lang lev® onze innig geliefde
Koningin!
Hierop barstte weer een langdurig gejuich
los, dat !en slotte overging in een daverend
..Lang zullen ze leven" dat de Beurs op
zijn grondvesten deed dreunen.
En dan was het weer de massa-zang, die
allen verbond.
„Blijf een! Blijf een! mijn vaderland"
klonk het krachtig en teer was de zang
van Bo le's Mannenkoor daarop volgend in
het „Wilt heden nu treden".
Pakkende toespraak van
rector Drost
Hierna hield rector Drost, de bekende
en begaafde spreker een toespraaik.
Met één slag is de blijdschap over ons volk
gekomen en wordt ons volk gestuwd en ge
dreven in een grootsch enthousiasme.
Er waren eens twee koningskinderen en ze
Wij willen allen zingen,
Uit 't diepste van ons hart,
Nu God ons groote dingen
Wil geven na de smart
Het is een toepasselijk lied op de wijs van
„Wij willen Holland houen". dat er schitte
rend in gaat en zelfs gebisseerd wordt
Als het Mannenkoor dan nog het plech
tige „Domine Salvam Fac" heeft aan gehe
ven, staat alles stram want nu volgt ten
besluite het oude Wilhelmus dat gedirigeerd
word! door Bernard Diamant, die het zich
niet laat nemen het geliefde volkslied
nog eens gestalte te geven.
Een enkele „hou-zee"-schreeuwer, die met
een luid „foei! foei!" wordt bestraft kan de
stemming niet wegnemen, want reeds go'ft
het „Mijn Schilt ende betrouwen" door de
zaal en dan is het binnen al weer uit.
op het Beursplein en
op de Bierhaven
Rotterdam heeft gisteravond even de
noodklep opengezet!
Er was reeds dagenlang een opbrui
sende Oranje-vreugde, die tevergeefs
zocht zich baan te breken en zelfs de
aankondiging, dat er Zaterdag a.s. voor
het Stadhuis een massale demonstratie
zou worden gehouden, was niet instaat
om de Rotterdamsche Oranjeklanten tot
langer wachten te bewegen.
Ze moesten uit hun huizen naar
buiten, naar het hart van de stad, om
te laten zien, hoezeer ook Rotterdam
mee juicht en jubelt in het geluk van
onze Prinses.
Een enkele aankondiging in ons blad
on van Woensdagavond, een berichtje voor
de de radio, het was voldoende om duizen-
vai den te doen samenstroomen op vier
ve#- pleinen van de stad, om in optocht
t fj naar het Beursgebouw te trekken en
B; andere duizenden gingen op eigen ge-
ngi legenheid.
di De Beurs was spoedig tot barstens toe
M gevuld en een groote menschenmenigte
die niet meer toegelaten kon worden
»t I bleef buiten wachten en uitte op het
Beursplein en de naaste omgeving de
x. nationale vreugde, door het aanheffen
van het nationale lied.
In de Beurs heeft een enthousiaste
menigte van 5 a 6000 man met gejuich,
6 met spreekkoren, met gezang haarvreug-
l>f de geuit en aan het slot vereenigden
zich die binnen waren en die buiten
1 waren in het onstuimig zingen van het
[sJ „Wilhelmus".
■j Hoe het groeide.
va Alsof men daarop gewacht had meldde
Au tien de Oranjegarde uit het Westen, in
Noord werd ijlings een Oranje-comité uit
den grond gestampt, dat toestemming voor
een optocht verzocht; in Oost was de Oran-
jevereeniging Rotterdam-Oost direct bereid
leiding aan de zaak te geven.
In een paar uur tijds was alles voor el
kaar en nu ging het er om, of de menschen
ook zouden komen.
En ze kwamen!
Reeds vóór zeven stond een groote club
enthousiasten voor de poorten van 't Beurs
gebouw en spoedig moest de bereden poli
tie er aan te pas komen om hen, die naar
binnen wilden in een file op te stellen. Het
stroomde toe en reeds lang voor acht zou
de Beurs mudvol zijn geweest, indien voor
de deelnemers aan de optochten, die hun
komst telefonisch hadden aangekondigd,
geen plaatsen waren gereserveerd.
Daar kwamen ze: zingend en juichend:
eerst het Oosten, dan het Noorden. Het
Zuiden trok ook op en wel met niet minder
dan 1200 man met vlaggen en banieren.
Haastig had men zich op het Afrikaander-
plein verzameld en nu ging het op de stad
aan. Maar er kwam pech: juist ging de
Korunginnebrug open en tamelijk laat kwam
men dan ook met deze indrukwekkende
stoet doorzetten.
Een pracht-gezicht: de tamboers en pij
pers van de Oranjegarde voorop; daarach
ter een groot spandoek van de Chr. H.B.S.
en voorts een heele rij van vereenigingen
met haar vlaggen.
Intusschen werd ook het Westen aange
kondigd: een respectabele optocht, welke
werd vooraf gegaan door de altijd fleurige
en kwieke Oranjegarde, Vendel I, onder
leiding van den heer Westraten.
Stampvol was de Beurs eigenlijk al
toen de Oranjegarde met hevig tromge
roffel binnenkwam marcheeren. Storm
achtige ovaties waren hun deel, want
er heerschte al een opperbeste stem-
De Familie Van Lippebiesterfeld. ben opname van de uitgebreide amiliewaar
Bernhard, links daarvan^zijn broer, zittend in het midden zijn oom en tante vorst
uit Prins Bernhard is ontsproten. Tweede van links staande, de vader vart Prins
en vqrstin Van Lippe, met kinderen. Geheel rechts zittend Prins Bernhard.
gr' -
nieuw gejuich zwol op als weer nieuwe
vereenigingen met hun spandoeken
binnenkwamen.
Die buiten waren bleven buiten, want de
Beurs, die officieel 3000 bezoekers mag be
vatten, had reeds bijna de dubbele capa
citeit bereikt en de volte werd bijna angst
wekkend.
En maar steeds bleven nieuwe scharen
kompn.
Het was echter alles goed volk, héél goed
volk en de politie, onder leiding van hoofd
inspecteur Bontenbal, had er geen moeite
mee.
Ook al was er teleurstelling van het niet
binnen kunnen, men bleef opgewekt en men
deed buiten dunnetjes over, wat men binnen
niet kon volgen: men zong en juichte, men
spelde spreekkoren en hief hoera's aan en de
vaderlandsche liederen waren niet van de
De Burgemeester spreekt
In de zaal kondigt de voorzitter van Rotte's
mannenkoor, de heer Kornacker den
burgemeester aan, die door de goedgeluimde
en gaarne vergevensgezinde menigte met
gejuich wordt begroet
Mr. Droogleever Fortuyn izegt,
als hij het spreekgestoelte heeft beklommen,
dat het hem een buitengewoon groot genoe
gen doet, dat zoovele duizenden hier en bui
ten zijn gekomen.
Er is ontroering geweest, aldus spr. toen
we het bericht ontvingen, dat de Prinses ver
loofd was, maar nog meer was dat het geval
toen we de Koningin, de Prinses en ook den
Prins 's middags voor de radio hebben ge
hoord, vooral toen de laatste ons met een
Hollandsche toespraak verraste. Toen hebben
band, die er bestaat tusschen Nederland en
Oranje zal verbreeden.
Moge Gods zegen rusten op het jonge paar
en móge de verbintenis ten zegen zijn voor
Oranje en Nederland.
Na dit woord van den burgemeester bar
sten luide toejuichingen los. gevolgd door
het „Lang zullen ze leven".
Op indrukwekkende wijze voert Rotte's
mannenkoor onder leiding van Bernard Dia
mant drie coupletten van het „Wilhelmus"
naar de zetting van Ant. B. Verhey uit en
dan stapt voor het eerst mevr. Grimberg—
Huyser het met oranje bekleede dirigeer-
gestoelte op en ontroerend is de zang der
geweldige menigte, die, begeleid door de
Rotterdamsche Harmonie het „Lof zij den
Heer, den almachtigen Koning der eere!"
aanheft.
Enthousiaste toespraak
van Ds. de Kluis
Een enthousiaste toespraak van Ds. A. T.
W. de Kluis brengt vuur en gloed in
duizenden oogen en doet de toejuichingen
telkens opschallen.
„Wat is er veranderd in Rotterdam en in
Nederland, dat de strakke gezichten zich
hebben ontspannen?" vraagt spr. De tijden
zijn nog even moeilijk als verleden week. de
donkere wolken van politieke spanningen
rondom ons zijn nog even dreigend en toch
is alles veranderd, omdat de Prinses is ver
loofd. (Toejuichingen.)
Wij Rotterdammers hadden er behoefte
aan om onze blijdschap spontaan te demon-
streeren. Vreugde waarom? Omdat ons volk
niet los te maken is van zijn eeuwenoude
geschiedenis, die aan het Oranjehuis is ver
bonden. omdat we ons Nederland niet zonder
Oranje kunnen indenken
Toch is er lang de dreiging geweest van
Toen Hare Majesteit na haar rede
zeide: Nu spreekt Juliana, toen betee-
kende dat voor ons: Dat is onze dochter
de dochter van heel ons volk en we
hoorden uit haar mond: Ik ben ge-
I lukkig.
En we kunnen dat begrijpen, want al we
ten we nog niet veel van Prins Bernhard:
drie dingen hebben ons direct nader tot ons
gebracht: op zijn verlovingsdag verraste
hij ons door. een toespraak in het Neder-
landsch, de taal waarin wij spreken tot
ónzen God en tot onze moeder en toen wisten
we het: dit is geen vreemde meer, dit wordt
een zoon van ons volk.
Ten tweede weten we, dat het een wer
ker is.
Wat vind ik dat fijn, zegt spr., te
weten, dat hij iemand is, die gewerkt
heeft met zijn handen, die de nooden
van het volk en zijn behoeften kent
en die zichzelf een bestaan verschafte
toen dat noodig was.
Ten derde heeft Prins Bernhard aan
het s'ot van zijn rede gezegd, uit te
gaan van den band, die Nederland en
Oranje bindt
Toen heeft spr. gezegd: goed zoo!
Want als dat zoo is, dan zal ook
Prins Bernhard al zijn heil en kracht
verwachten van dien God, zonder wien
Oranje nooit kon leven; dan zal hij
zijn leven opdragen aan dien God,
die door de eeuwen heen Oranje en
Nederland heeft gedragen.
Spr. beslot zijn enthousiaste rede mot
hadden elkaar zoo lief. Dat is een +afreel
als een lentedroom:Prinses Juliana s v
loofd. Ons land is geworden een paradijs van
geluk in een wereld van ellende. In deze
dagen worden we aangegrepen door de wer
kelijkheid van het groote bezit: Ons Vor
stenhuis. dat met ons land is samer ge
groeid. En dan kunnen alle Sovjet-repu
blieken en alle dictaturen ons gestolen
blijven.
De Koningin is de moeder van haar volk
maar ook van Haar kind. En JuliaJia is
kind van haar moeder, maar ook kind van
ons volk. En daarorr. juichen we thans mee.
Dat is een geheim dat alleen ons volk kent:
het geheim van den band met Oranje. Hun
leed is ons leed. hun smart is onze smart,
maar ook hun vreugde is onze vreugde en
hun geluk is ons geluk.
Wij moeten ons overvol gemoed doen uit
barsten nu we eindelijk weer eens geluk
kunnen deelen met Oranje. Me/t Prinses
Juliana staat of valt het Huis van Oranje
en door het a.s. huwelijk blijft zoo God
wil het Huis van Oranje en dat is hel
overweldigende van de vreugde.
En de fiere Hollandsche Leeuw zal blij
ven zeggen; Ik zal handhaven. Wij zullen
Oranje handhaven.
Wij zullen als een sterke muur rondom
dat huwelijksgeluk straks zijn. Onze liefde
en trouw zullen een bloem zijn in het bruids
boucpjet van de Prinses en wij willen trach
ten het levensgeluk van de verloofden te
verhoogen. Hier zweren wij thans opnieuw
weer trouw aan Oranje. Nooit willen we de
Oranjezon laten verduisteren, nooit de
Oranje vaan laten varen. Want God heeft
Nederland en Oranje saamverbonden.
Als de luide toejuichingen zijn verstomd
zingt het Aubadekoor het mooie ,Aan de
Koningin", een cantate ook op Koninginne
dag uitgevoerd en dan schalt de bekende
„Zilvervloot" uit de. duizenden kelen.
Op het Beursplein hefbibcn de duizenden,
die niet binnen konden komen trouw ge
wacht
En niet alleen op het Beursplein, maar
ook op de Bierhaven.
Hier werd een spontane meeting gehoudc-n
van al wat van den Linker Maasoever was
gekomen en de poorten van de Beurs niet
had kunnen bereiken.
Even was er de groote teleurstelling ge
weest: zoo'n mars oh te hebben gemaakt en
dan nog te laat te zijn gekomen,
znaar de begeleidende inspecteur van
politie, de heer P. C. Versloot, nam
zonder overwegen en delibereeren het
initiatief en stelde zich, nu het Beursr
plein vol was, aan het hoofd van een
optocht van duizend man, die naar de
Bierhaven trok.
Hier weid vlug een spreekgestoelte ge
ïmproviseerd; de vlaggendragers
6obaarden er zich omheen en onder
leiding van den inspecteur werd op
enthousiaste wijze feest gevierd.
De voonzitter der samenwerkende zes Chr.
Oranjevereenigingen, de heer C. Korsten,
hield een enthousiaste toespraak en natuur
lijk werd uit volle borst het Wilhelmus ge
zongen.
Maar ook de duizenden op het Beursplein
hielden zich niet stil, maar gaven luida
uiting aan him oranjeliefde. De liederen van
binnen werden zooveel mogelijk meegezon
gen en voorts stelde men een eigen pro
gramma samen.
Wat onregelmatig af en toe, maar regel-*
recht uit het liart komend!
Men danste en sprong, klom in lantaarn
palen en op tramhuisjes en spelde luido
J.U.L.I.A.N.A. Men wachtte ook op de dingen
die komen zouden cn die ook kwamen.
Eerst was het de reportage-auto van d«
N.C.R.V., die er kwiek bij was en waarvan
de omroeper tot dirigent werd „gebombar
deerd"; dan was het wachten op de slot-
accoorden, waaraan men zelf ook mee zou
kunnen doen. Want de heeren Bolkesteyn
en Goedendoro hadden het al overal rond
gezegd, dat straks de muziek ook buiten
zou komen en men gelegenheid zou krijgen
om nog eens flink het Wilhelmus te zingen.
Ze kwamen, de Scherpschutters en
mevr. Grimberg-Huyser dirigeerde met
élan, eerst een paar marschen, die de
politiepaarden deden trappelen, dan het
Volkslied, dat zoowel binnen als buiten
nu uit volle borst werd aangeheven,
terwijl de politiemannen stram salueer
den.
Een aardige gedachte van mevr. Grim*
berg was om de muziek nu maar de mu
ziek te laten en de leidinglooze menigte
met breeden armzwaai te dirigeeren.
Toen was de koek voor dezen avond op«
Dat wil zeggeno f f i c i e el
Want de jeugd vormde dadelijk arm in
arm groepen en dromde naar den Coolsiu-
gel.-waar menige drie-minuten-speech werd
afgestoken, waar de namen Benno en Ju
liana niet van de lucht waren en telkens
weer het volkslied werd aangeheven.
Een mooie, een echt spontane avond, een
klein voorproefje van wat Rotterdam Za
terdag in vergroot formaat te wachten staat
lag weer achter ons.
Rotterdam had op ondubbelzinnige wijzo
zijn Oranjeliefde getoond.
UIT HET SOCIALE LEVEN
Districtvergaderingen C.N.V.
Uitgesteld tot 3 October
Het dagelijksch bestuur van het Chr. Naf.
Vakverbond deelt mede, dat in verband
met den nationalen feestdag de op Zater»
dag a.s. bepaalde district-vergaderingen
met de besturenbonden in Amsterdam,
Arnhem en 's-Gravenhage niet doorgaan
en uitgesteld worden tot 3 October a.s.
VAN EEN HOLIANDSOH-
i AMERIKAANSCHEN MILLION AIR
DOOR K JONKHEID
(3
Een bonte rij ondernemende menschen trok er reeds heen
met verschillende bedoelingen. Spaansche geweldenaars als
Cortes en Pizarro, belust op de fabelachtige rijkdommen van
Inca's en Azteken, schatkamers vol goud en onmetelijk bezit
aan vruchtbaar land en prachtige steden als in oude sprook
jes en onwaarschijnlijke verhalen van fantastische zeelui.
Verhalen, die in dit geval werkelijkheid bleken en stroomen
bloed hebben doen vloeien. Engelsche Pilgrimfathers volgen
en Hollandsche Afgescheidenen, die God willen dienen naar
hun geweten. Slaven van het Goud en dienaren van God.
Nu verspreidt zich een nieuw gerucht en dringt in de lan
den en steden van oud Europa. Aan de overzij van Amerika,
aan een vreemde zee, de achterkant van de nieuwe wereld,
is een nieuw vreemd goudland ontdekt, Californië. Daar ligt
het goud voor 't scheppen. Daar hebben de oude volken, die
door de Spanjaarden zijn uitgemoord, hun rijkdommen van
daan gehaald. En welke schatten zal de bodem nog meer
bevatten? De wereld is immers onuitputtelijk! En het goud
groeit daar in de grond, zooals hier wortels en suikerbieten.
Ieder die het hoort, kijkt op. Goud! Wat deed men niet voor
goud? Stelen, moorden, oorlog voeren. De luiaards, deug
nieten en doeniets kijken begeerig, maar het hapert hun aan
energie. Al wat jong en sterk is, kijkt belangstellend, maar
vader en moeder zijn er ook nog. Toch denkt iedereen er
aan. Men hoort bekende namen. Die en die gaan naar
Californië. Dan vliegt de belangstelling omhoog. Het gaat
om goud, goud, het tooverwoord van alle eeuwen. De Joden
zijn begonnen rond het Gouden Kalf te dansen en nog danst
heel de wereld mee.
Willem Waterman hoort er van, maar blijft kalmpjes thuis.
Die reis is hem te ver.
Als het wat dichter bij was! Het goud maar voor 't schep
pen. Een beetje graven in de grond, of wat slik steken uit de
bodem van een riviertje en dan op een zeef uitwasschen met
water. Ja, hij weet er iets van. In vijf jaar uit en thuis en dan
schatrijk terug. Hoe zal Aagje daarover denken?
Aagje? Hij nam haar om de duiten. Maar wat heeft hij
daar aan, zoo lang vader en moeder sterk zijn en oud worden?
De kleine Hugo? Die wordt vanzelf grooter en als zijn vader
over vijf jaar terug komt met geld en goud of als groot-grond
bezitter van goudvelden en landerijen, dan is de toekomst
van Huigje
Natuurlijk moet hij geld hebben voor de reis. Gespaard
heeft hij nooit. Een flink bedrag is noodig. Hij wil geen armoe
lijden en voldoende reserve hebben om, als de heele boel
tegenloopt, zonder bezwaar weer thuis te komen. Of zal hij
maar in de lijnbaan blijven?
Na verloop van veertien dagen staat zijn animo op nul.
Wie weet wat hem nog ten deel valt. Een erfenis komt vaak
onverwacht.
't Loopt tegen den avond en 't werk is gedaan. De knech
ten gaan naar huis en Willem kijkt toe. 't Is voorjaar en 't
schemert nog tamelijk vroeg. Om de dag vol te maken is er
een uur bij lantaarns gewerkt. Ze krijgen hun loon niet voor
niemendal!
Wat is dat daar nou nog voor een drukte? Wat staat die
eene vent te schreeuwen en waarom gaan die anderen zoo
ontsteld heen en weer hollen?
Hij doet een paar passen in hun richting. De schreeuwer
wenkt met zijn armen, wijst in de richting van de loodsen en
roept: „Brand! D'r is brand!"
Willem draaft naar de plaats van het onheil. De groote
bergzolder staat vol rook, die door dak en vensters naar
buiten komt. Een knecht staat op de ladder, neemt emmers
water in ontvangst, door de anderen aangedragen en giet ze
op goed geluk door het zoldergat. Dat baat natuurlijk niets.
„Opzij!" schreeuwt Willem. Vlug klimt hij de ladder op,
om de plaats van de brand te ontdekken. Te laat. De dikke
rook is ondoordringbaar en hij hoort het knappen van bran
dend hout.
„Laat die bovenboel branden", gelast hij. „Jullie met je
vieren brengen alles, wat hier beneden in 't magazijn ligt,
naar buiten en de anderen gaan de loods hiernaast nat
houden. En zorg, dat de brand niet verder gaat!"
De vlammetjes kronkelen al door het dak. Alles is droog
en brandbaar. De kerels, verrast door het kordate optreden
van den jongen baas, haasten zich naar het opgedragen werk
en slagen er in, de brand te beperken. Maar de groote loods
is binnen een uur totaal afgebrand en de zoldervoorraad ver
nietigd. Het is een schadepost van negenduizend gulden.
^ader Willemse krijgt bezoek van een heer, die hem ver
telt, dat drie jaar geleden een maatschappij is opgericht tot
verzekering tegen brandschade. Het kost heel wat moeite,
duidelijk te maken, hoe dat zaakje in elkaar zit
Willem begrijpt het wel en vindt het een prachtige uitvin
ding, maar de oude heer wil er niets van weten. „Het heeft
nu eenmaal een keer bij me gebrand, zoo iets komt een tweede
maal niet voor",
Willem denkt er anders over. Hij is onrustig. Ditmaal is
de boel slechts gedeeltelijk verbrand. De gedupeerde moet
de schade zelf dragen. De burgerij doet niets. Vroeger ge
beurde dat wel. Jaren geleden is een blok burgerhuizen ver
brand. Een inzameling bij de burgerij bracht voldoende op,
om alle te herbouwen en een rijm, geschilderd in groote let*
ters langs de daklijst, vermeldt:
De trouw der burgerij
Heeft hier, 't geen door 't geweld
Der vlammen werd vernield,
In beet're staat hersteld.
Voor den rijken lijnslager doet men zoo iets natuurlijk niet.
De schade is ditmaal nog te dragen. Maar als de heele boel
verbrandt! Dan is Willemse straatarm.
„Ik ga er uit", denkt Willem. „Ik wil mijn eigen weg
vinden".
Hij denkt weer aan Californië. Het goud voor 't scheppen.
Misschien stroomt heel de wereld er al heen. De laatkomers
zullen achter 't net visschen. Als het gebeuren zal, moet het
gauw gebeuren.
Maar het geld? Dat is de moeilijkheid. Dan toch maar wat
anders. Dat is gemakkelijk gezegd. Hier is niets anders.
(Wordt vervolgd)