Grootsche Oranjehulde te Rotterdam te De demonstratie was te pakkender, om- blf dat elke voorbereiding er feitelijk aan had ontbroken, had moeten ontbreken, gei Gistermorgen begon het met een bericht .ogï uit „Zuid", dat de samenwerkende oranje- vereenigingen gezamenlijk naar de Beurs ee; wilden optrekken. VRIJDAG SEPTEMBER 1936 DERDE BLAD PAG. 9 Vijf a zesduizend zangers Veel méér nog er buiten de Beurs - Toespraken, spreekkoren, a capella- en samenzang Vier geslaagde optochten ming en hef gejuich was niet van de lucht. B.E.N.N.O.... Benno! riep men in spreekkoor en de tweede helft volgde natuurlijk op den voet. Leve de Prins en de Prinses werd er geroepen en we begrepen, dat de tijd voorbij was, dat er tusschen volk en vorst een groote afstand bestond, toen de vorst vaak niet meer was dan een symbool. We hebben nu geleerd hoe ook de dragers van de kroon menschen zijn met een meo- schelijk hart, met menschelijke aandoenin gen. Ilc ben er van overtuigd, dat vooral de Ilollandsche woorden van Prins Bernhard diepen indruk hebben gemaakt. Laat ons nu allen met elkaar dankbaar zijn voor de band die is gesloten en de Prinses toewenscheen het groote geluk, dat haar toeekomt. Ik ben er van overtuigd, aldus spr., dat de nieuwe band die is gelegd dien ouden een uitstervende Oranje-stam, maar nu weten we. dat die dreiging is aan het overgaan. (Ge- Dat heeft ons de Koningin zelf verteld in onze huiskamers en spr. vraagt: kon het eenvoudiger, kon het huiselijker? (Neen! Neen!) Als een moeder heeft onize Koningin het ons verteld en daarna de Prinses zelf en spr. zegt, dat menigeen wel wat onwennig zou zijn geweest, als hij zoo iets op zoo'n wijze zoomaar in het pubiiek had moeten zeggen. Als we tot nu toe lazen, dat de Prinses alweer naar het buitenland was, hebben we ons wel eens afgevraagd, of nu niet ergens een kwiek en jongeman haar levenspad zou kruisen. (Vroolijkheid.) En dat is gebeurd! (Toejuichingen.) Daarvan heeft onze Koningin verteld op een wijze, die iets warms achter je ooven doet branden. Als onze Koningin zoo spreekt dan weten we het, dat Oranje een kracht is en niet alleen een naam. (Geroep: Leve de Koningin on daverende toejuichingen.) een: lang leve Juliana, lang leve Bern hard, lang lev® onze innig geliefde Koningin! Hierop barstte weer een langdurig gejuich los, dat !en slotte overging in een daverend ..Lang zullen ze leven" dat de Beurs op zijn grondvesten deed dreunen. En dan was het weer de massa-zang, die allen verbond. „Blijf een! Blijf een! mijn vaderland" klonk het krachtig en teer was de zang van Bo le's Mannenkoor daarop volgend in het „Wilt heden nu treden". Pakkende toespraak van rector Drost Hierna hield rector Drost, de bekende en begaafde spreker een toespraaik. Met één slag is de blijdschap over ons volk gekomen en wordt ons volk gestuwd en ge dreven in een grootsch enthousiasme. Er waren eens twee koningskinderen en ze Wij willen allen zingen, Uit 't diepste van ons hart, Nu God ons groote dingen Wil geven na de smart Het is een toepasselijk lied op de wijs van „Wij willen Holland houen". dat er schitte rend in gaat en zelfs gebisseerd wordt Als het Mannenkoor dan nog het plech tige „Domine Salvam Fac" heeft aan gehe ven, staat alles stram want nu volgt ten besluite het oude Wilhelmus dat gedirigeerd word! door Bernard Diamant, die het zich niet laat nemen het geliefde volkslied nog eens gestalte te geven. Een enkele „hou-zee"-schreeuwer, die met een luid „foei! foei!" wordt bestraft kan de stemming niet wegnemen, want reeds go'ft het „Mijn Schilt ende betrouwen" door de zaal en dan is het binnen al weer uit. op het Beursplein en op de Bierhaven Rotterdam heeft gisteravond even de noodklep opengezet! Er was reeds dagenlang een opbrui sende Oranje-vreugde, die tevergeefs zocht zich baan te breken en zelfs de aankondiging, dat er Zaterdag a.s. voor het Stadhuis een massale demonstratie zou worden gehouden, was niet instaat om de Rotterdamsche Oranjeklanten tot langer wachten te bewegen. Ze moesten uit hun huizen naar buiten, naar het hart van de stad, om te laten zien, hoezeer ook Rotterdam mee juicht en jubelt in het geluk van onze Prinses. Een enkele aankondiging in ons blad on van Woensdagavond, een berichtje voor de de radio, het was voldoende om duizen- vai den te doen samenstroomen op vier ve#- pleinen van de stad, om in optocht t fj naar het Beursgebouw te trekken en B; andere duizenden gingen op eigen ge- ngi legenheid. di De Beurs was spoedig tot barstens toe M gevuld en een groote menschenmenigte die niet meer toegelaten kon worden »t I bleef buiten wachten en uitte op het Beursplein en de naaste omgeving de x. nationale vreugde, door het aanheffen van het nationale lied. In de Beurs heeft een enthousiaste menigte van 5 a 6000 man met gejuich, 6 met spreekkoren, met gezang haarvreug- l>f de geuit en aan het slot vereenigden zich die binnen waren en die buiten 1 waren in het onstuimig zingen van het [sJ „Wilhelmus". ■j Hoe het groeide. va Alsof men daarop gewacht had meldde Au tien de Oranjegarde uit het Westen, in Noord werd ijlings een Oranje-comité uit den grond gestampt, dat toestemming voor een optocht verzocht; in Oost was de Oran- jevereeniging Rotterdam-Oost direct bereid leiding aan de zaak te geven. In een paar uur tijds was alles voor el kaar en nu ging het er om, of de menschen ook zouden komen. En ze kwamen! Reeds vóór zeven stond een groote club enthousiasten voor de poorten van 't Beurs gebouw en spoedig moest de bereden poli tie er aan te pas komen om hen, die naar binnen wilden in een file op te stellen. Het stroomde toe en reeds lang voor acht zou de Beurs mudvol zijn geweest, indien voor de deelnemers aan de optochten, die hun komst telefonisch hadden aangekondigd, geen plaatsen waren gereserveerd. Daar kwamen ze: zingend en juichend: eerst het Oosten, dan het Noorden. Het Zuiden trok ook op en wel met niet minder dan 1200 man met vlaggen en banieren. Haastig had men zich op het Afrikaander- plein verzameld en nu ging het op de stad aan. Maar er kwam pech: juist ging de Korunginnebrug open en tamelijk laat kwam men dan ook met deze indrukwekkende stoet doorzetten. Een pracht-gezicht: de tamboers en pij pers van de Oranjegarde voorop; daarach ter een groot spandoek van de Chr. H.B.S. en voorts een heele rij van vereenigingen met haar vlaggen. Intusschen werd ook het Westen aange kondigd: een respectabele optocht, welke werd vooraf gegaan door de altijd fleurige en kwieke Oranjegarde, Vendel I, onder leiding van den heer Westraten. Stampvol was de Beurs eigenlijk al toen de Oranjegarde met hevig tromge roffel binnenkwam marcheeren. Storm achtige ovaties waren hun deel, want er heerschte al een opperbeste stem- De Familie Van Lippebiesterfeld. ben opname van de uitgebreide amiliewaar Bernhard, links daarvan^zijn broer, zittend in het midden zijn oom en tante vorst uit Prins Bernhard is ontsproten. Tweede van links staande, de vader vart Prins en vqrstin Van Lippe, met kinderen. Geheel rechts zittend Prins Bernhard. gr' - nieuw gejuich zwol op als weer nieuwe vereenigingen met hun spandoeken binnenkwamen. Die buiten waren bleven buiten, want de Beurs, die officieel 3000 bezoekers mag be vatten, had reeds bijna de dubbele capa citeit bereikt en de volte werd bijna angst wekkend. En maar steeds bleven nieuwe scharen kompn. Het was echter alles goed volk, héél goed volk en de politie, onder leiding van hoofd inspecteur Bontenbal, had er geen moeite mee. Ook al was er teleurstelling van het niet binnen kunnen, men bleef opgewekt en men deed buiten dunnetjes over, wat men binnen niet kon volgen: men zong en juichte, men spelde spreekkoren en hief hoera's aan en de vaderlandsche liederen waren niet van de De Burgemeester spreekt In de zaal kondigt de voorzitter van Rotte's mannenkoor, de heer Kornacker den burgemeester aan, die door de goedgeluimde en gaarne vergevensgezinde menigte met gejuich wordt begroet Mr. Droogleever Fortuyn izegt, als hij het spreekgestoelte heeft beklommen, dat het hem een buitengewoon groot genoe gen doet, dat zoovele duizenden hier en bui ten zijn gekomen. Er is ontroering geweest, aldus spr. toen we het bericht ontvingen, dat de Prinses ver loofd was, maar nog meer was dat het geval toen we de Koningin, de Prinses en ook den Prins 's middags voor de radio hebben ge hoord, vooral toen de laatste ons met een Hollandsche toespraak verraste. Toen hebben band, die er bestaat tusschen Nederland en Oranje zal verbreeden. Moge Gods zegen rusten op het jonge paar en móge de verbintenis ten zegen zijn voor Oranje en Nederland. Na dit woord van den burgemeester bar sten luide toejuichingen los. gevolgd door het „Lang zullen ze leven". Op indrukwekkende wijze voert Rotte's mannenkoor onder leiding van Bernard Dia mant drie coupletten van het „Wilhelmus" naar de zetting van Ant. B. Verhey uit en dan stapt voor het eerst mevr. Grimberg— Huyser het met oranje bekleede dirigeer- gestoelte op en ontroerend is de zang der geweldige menigte, die, begeleid door de Rotterdamsche Harmonie het „Lof zij den Heer, den almachtigen Koning der eere!" aanheft. Enthousiaste toespraak van Ds. de Kluis Een enthousiaste toespraak van Ds. A. T. W. de Kluis brengt vuur en gloed in duizenden oogen en doet de toejuichingen telkens opschallen. „Wat is er veranderd in Rotterdam en in Nederland, dat de strakke gezichten zich hebben ontspannen?" vraagt spr. De tijden zijn nog even moeilijk als verleden week. de donkere wolken van politieke spanningen rondom ons zijn nog even dreigend en toch is alles veranderd, omdat de Prinses is ver loofd. (Toejuichingen.) Wij Rotterdammers hadden er behoefte aan om onze blijdschap spontaan te demon- streeren. Vreugde waarom? Omdat ons volk niet los te maken is van zijn eeuwenoude geschiedenis, die aan het Oranjehuis is ver bonden. omdat we ons Nederland niet zonder Oranje kunnen indenken Toch is er lang de dreiging geweest van Toen Hare Majesteit na haar rede zeide: Nu spreekt Juliana, toen betee- kende dat voor ons: Dat is onze dochter de dochter van heel ons volk en we hoorden uit haar mond: Ik ben ge- I lukkig. En we kunnen dat begrijpen, want al we ten we nog niet veel van Prins Bernhard: drie dingen hebben ons direct nader tot ons gebracht: op zijn verlovingsdag verraste hij ons door. een toespraak in het Neder- landsch, de taal waarin wij spreken tot ónzen God en tot onze moeder en toen wisten we het: dit is geen vreemde meer, dit wordt een zoon van ons volk. Ten tweede weten we, dat het een wer ker is. Wat vind ik dat fijn, zegt spr., te weten, dat hij iemand is, die gewerkt heeft met zijn handen, die de nooden van het volk en zijn behoeften kent en die zichzelf een bestaan verschafte toen dat noodig was. Ten derde heeft Prins Bernhard aan het s'ot van zijn rede gezegd, uit te gaan van den band, die Nederland en Oranje bindt Toen heeft spr. gezegd: goed zoo! Want als dat zoo is, dan zal ook Prins Bernhard al zijn heil en kracht verwachten van dien God, zonder wien Oranje nooit kon leven; dan zal hij zijn leven opdragen aan dien God, die door de eeuwen heen Oranje en Nederland heeft gedragen. Spr. beslot zijn enthousiaste rede mot hadden elkaar zoo lief. Dat is een +afreel als een lentedroom:Prinses Juliana s v loofd. Ons land is geworden een paradijs van geluk in een wereld van ellende. In deze dagen worden we aangegrepen door de wer kelijkheid van het groote bezit: Ons Vor stenhuis. dat met ons land is samer ge groeid. En dan kunnen alle Sovjet-repu blieken en alle dictaturen ons gestolen blijven. De Koningin is de moeder van haar volk maar ook van Haar kind. En JuliaJia is kind van haar moeder, maar ook kind van ons volk. En daarorr. juichen we thans mee. Dat is een geheim dat alleen ons volk kent: het geheim van den band met Oranje. Hun leed is ons leed. hun smart is onze smart, maar ook hun vreugde is onze vreugde en hun geluk is ons geluk. Wij moeten ons overvol gemoed doen uit barsten nu we eindelijk weer eens geluk kunnen deelen met Oranje. Me/t Prinses Juliana staat of valt het Huis van Oranje en door het a.s. huwelijk blijft zoo God wil het Huis van Oranje en dat is hel overweldigende van de vreugde. En de fiere Hollandsche Leeuw zal blij ven zeggen; Ik zal handhaven. Wij zullen Oranje handhaven. Wij zullen als een sterke muur rondom dat huwelijksgeluk straks zijn. Onze liefde en trouw zullen een bloem zijn in het bruids boucpjet van de Prinses en wij willen trach ten het levensgeluk van de verloofden te verhoogen. Hier zweren wij thans opnieuw weer trouw aan Oranje. Nooit willen we de Oranjezon laten verduisteren, nooit de Oranje vaan laten varen. Want God heeft Nederland en Oranje saamverbonden. Als de luide toejuichingen zijn verstomd zingt het Aubadekoor het mooie ,Aan de Koningin", een cantate ook op Koninginne dag uitgevoerd en dan schalt de bekende „Zilvervloot" uit de. duizenden kelen. Op het Beursplein hefbibcn de duizenden, die niet binnen konden komen trouw ge wacht En niet alleen op het Beursplein, maar ook op de Bierhaven. Hier werd een spontane meeting gehoudc-n van al wat van den Linker Maasoever was gekomen en de poorten van de Beurs niet had kunnen bereiken. Even was er de groote teleurstelling ge weest: zoo'n mars oh te hebben gemaakt en dan nog te laat te zijn gekomen, znaar de begeleidende inspecteur van politie, de heer P. C. Versloot, nam zonder overwegen en delibereeren het initiatief en stelde zich, nu het Beursr plein vol was, aan het hoofd van een optocht van duizend man, die naar de Bierhaven trok. Hier weid vlug een spreekgestoelte ge ïmproviseerd; de vlaggendragers 6obaarden er zich omheen en onder leiding van den inspecteur werd op enthousiaste wijze feest gevierd. De voonzitter der samenwerkende zes Chr. Oranjevereenigingen, de heer C. Korsten, hield een enthousiaste toespraak en natuur lijk werd uit volle borst het Wilhelmus ge zongen. Maar ook de duizenden op het Beursplein hielden zich niet stil, maar gaven luida uiting aan him oranjeliefde. De liederen van binnen werden zooveel mogelijk meegezon gen en voorts stelde men een eigen pro gramma samen. Wat onregelmatig af en toe, maar regel-* recht uit het liart komend! Men danste en sprong, klom in lantaarn palen en op tramhuisjes en spelde luido J.U.L.I.A.N.A. Men wachtte ook op de dingen die komen zouden cn die ook kwamen. Eerst was het de reportage-auto van d« N.C.R.V., die er kwiek bij was en waarvan de omroeper tot dirigent werd „gebombar deerd"; dan was het wachten op de slot- accoorden, waaraan men zelf ook mee zou kunnen doen. Want de heeren Bolkesteyn en Goedendoro hadden het al overal rond gezegd, dat straks de muziek ook buiten zou komen en men gelegenheid zou krijgen om nog eens flink het Wilhelmus te zingen. Ze kwamen, de Scherpschutters en mevr. Grimberg-Huyser dirigeerde met élan, eerst een paar marschen, die de politiepaarden deden trappelen, dan het Volkslied, dat zoowel binnen als buiten nu uit volle borst werd aangeheven, terwijl de politiemannen stram salueer den. Een aardige gedachte van mevr. Grim* berg was om de muziek nu maar de mu ziek te laten en de leidinglooze menigte met breeden armzwaai te dirigeeren. Toen was de koek voor dezen avond op« Dat wil zeggeno f f i c i e el Want de jeugd vormde dadelijk arm in arm groepen en dromde naar den Coolsiu- gel.-waar menige drie-minuten-speech werd afgestoken, waar de namen Benno en Ju liana niet van de lucht waren en telkens weer het volkslied werd aangeheven. Een mooie, een echt spontane avond, een klein voorproefje van wat Rotterdam Za terdag in vergroot formaat te wachten staat lag weer achter ons. Rotterdam had op ondubbelzinnige wijzo zijn Oranjeliefde getoond. UIT HET SOCIALE LEVEN Districtvergaderingen C.N.V. Uitgesteld tot 3 October Het dagelijksch bestuur van het Chr. Naf. Vakverbond deelt mede, dat in verband met den nationalen feestdag de op Zater» dag a.s. bepaalde district-vergaderingen met de besturenbonden in Amsterdam, Arnhem en 's-Gravenhage niet doorgaan en uitgesteld worden tot 3 October a.s. VAN EEN HOLIANDSOH- i AMERIKAANSCHEN MILLION AIR DOOR K JONKHEID (3 Een bonte rij ondernemende menschen trok er reeds heen met verschillende bedoelingen. Spaansche geweldenaars als Cortes en Pizarro, belust op de fabelachtige rijkdommen van Inca's en Azteken, schatkamers vol goud en onmetelijk bezit aan vruchtbaar land en prachtige steden als in oude sprook jes en onwaarschijnlijke verhalen van fantastische zeelui. Verhalen, die in dit geval werkelijkheid bleken en stroomen bloed hebben doen vloeien. Engelsche Pilgrimfathers volgen en Hollandsche Afgescheidenen, die God willen dienen naar hun geweten. Slaven van het Goud en dienaren van God. Nu verspreidt zich een nieuw gerucht en dringt in de lan den en steden van oud Europa. Aan de overzij van Amerika, aan een vreemde zee, de achterkant van de nieuwe wereld, is een nieuw vreemd goudland ontdekt, Californië. Daar ligt het goud voor 't scheppen. Daar hebben de oude volken, die door de Spanjaarden zijn uitgemoord, hun rijkdommen van daan gehaald. En welke schatten zal de bodem nog meer bevatten? De wereld is immers onuitputtelijk! En het goud groeit daar in de grond, zooals hier wortels en suikerbieten. Ieder die het hoort, kijkt op. Goud! Wat deed men niet voor goud? Stelen, moorden, oorlog voeren. De luiaards, deug nieten en doeniets kijken begeerig, maar het hapert hun aan energie. Al wat jong en sterk is, kijkt belangstellend, maar vader en moeder zijn er ook nog. Toch denkt iedereen er aan. Men hoort bekende namen. Die en die gaan naar Californië. Dan vliegt de belangstelling omhoog. Het gaat om goud, goud, het tooverwoord van alle eeuwen. De Joden zijn begonnen rond het Gouden Kalf te dansen en nog danst heel de wereld mee. Willem Waterman hoort er van, maar blijft kalmpjes thuis. Die reis is hem te ver. Als het wat dichter bij was! Het goud maar voor 't schep pen. Een beetje graven in de grond, of wat slik steken uit de bodem van een riviertje en dan op een zeef uitwasschen met water. Ja, hij weet er iets van. In vijf jaar uit en thuis en dan schatrijk terug. Hoe zal Aagje daarover denken? Aagje? Hij nam haar om de duiten. Maar wat heeft hij daar aan, zoo lang vader en moeder sterk zijn en oud worden? De kleine Hugo? Die wordt vanzelf grooter en als zijn vader over vijf jaar terug komt met geld en goud of als groot-grond bezitter van goudvelden en landerijen, dan is de toekomst van Huigje Natuurlijk moet hij geld hebben voor de reis. Gespaard heeft hij nooit. Een flink bedrag is noodig. Hij wil geen armoe lijden en voldoende reserve hebben om, als de heele boel tegenloopt, zonder bezwaar weer thuis te komen. Of zal hij maar in de lijnbaan blijven? Na verloop van veertien dagen staat zijn animo op nul. Wie weet wat hem nog ten deel valt. Een erfenis komt vaak onverwacht. 't Loopt tegen den avond en 't werk is gedaan. De knech ten gaan naar huis en Willem kijkt toe. 't Is voorjaar en 't schemert nog tamelijk vroeg. Om de dag vol te maken is er een uur bij lantaarns gewerkt. Ze krijgen hun loon niet voor niemendal! Wat is dat daar nou nog voor een drukte? Wat staat die eene vent te schreeuwen en waarom gaan die anderen zoo ontsteld heen en weer hollen? Hij doet een paar passen in hun richting. De schreeuwer wenkt met zijn armen, wijst in de richting van de loodsen en roept: „Brand! D'r is brand!" Willem draaft naar de plaats van het onheil. De groote bergzolder staat vol rook, die door dak en vensters naar buiten komt. Een knecht staat op de ladder, neemt emmers water in ontvangst, door de anderen aangedragen en giet ze op goed geluk door het zoldergat. Dat baat natuurlijk niets. „Opzij!" schreeuwt Willem. Vlug klimt hij de ladder op, om de plaats van de brand te ontdekken. Te laat. De dikke rook is ondoordringbaar en hij hoort het knappen van bran dend hout. „Laat die bovenboel branden", gelast hij. „Jullie met je vieren brengen alles, wat hier beneden in 't magazijn ligt, naar buiten en de anderen gaan de loods hiernaast nat houden. En zorg, dat de brand niet verder gaat!" De vlammetjes kronkelen al door het dak. Alles is droog en brandbaar. De kerels, verrast door het kordate optreden van den jongen baas, haasten zich naar het opgedragen werk en slagen er in, de brand te beperken. Maar de groote loods is binnen een uur totaal afgebrand en de zoldervoorraad ver nietigd. Het is een schadepost van negenduizend gulden. ^ader Willemse krijgt bezoek van een heer, die hem ver telt, dat drie jaar geleden een maatschappij is opgericht tot verzekering tegen brandschade. Het kost heel wat moeite, duidelijk te maken, hoe dat zaakje in elkaar zit Willem begrijpt het wel en vindt het een prachtige uitvin ding, maar de oude heer wil er niets van weten. „Het heeft nu eenmaal een keer bij me gebrand, zoo iets komt een tweede maal niet voor", Willem denkt er anders over. Hij is onrustig. Ditmaal is de boel slechts gedeeltelijk verbrand. De gedupeerde moet de schade zelf dragen. De burgerij doet niets. Vroeger ge beurde dat wel. Jaren geleden is een blok burgerhuizen ver brand. Een inzameling bij de burgerij bracht voldoende op, om alle te herbouwen en een rijm, geschilderd in groote let* ters langs de daklijst, vermeldt: De trouw der burgerij Heeft hier, 't geen door 't geweld Der vlammen werd vernield, In beet're staat hersteld. Voor den rijken lijnslager doet men zoo iets natuurlijk niet. De schade is ditmaal nog te dragen. Maar als de heele boel verbrandt! Dan is Willemse straatarm. „Ik ga er uit", denkt Willem. „Ik wil mijn eigen weg vinden". Hij denkt weer aan Californië. Het goud voor 't scheppen. Misschien stroomt heel de wereld er al heen. De laatkomers zullen achter 't net visschen. Als het gebeuren zal, moet het gauw gebeuren. Maar het geld? Dat is de moeilijkheid. Dan toch maar wat anders. Dat is gemakkelijk gezegd. Hier is niets anders. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9