p SU A ui f'J m Wê ft X A m fa m De Rubberboom van Veenplas door K. Lantermans I. EEN MIJLPAAL BEREIKT Het was in de zestiger jaren der vorige eeuw. Jaar op jaar ging Jan Kwedelboom op voor de hoofdakte, en slaagde niet. Toen dat zoo'n jaar of vijf-zes het geval geweest was, kreeg hij een zekere routine in het gaan naar de examen-zaal en het terugkomen, met de kous op de kop, in het kelderwinkeltje bij zijn vader. Van ontmoediging geen sprake. Van een zekere schaamte over eigen domheid niets bij hem te bespeuren. Hij kwam dan heel gewoon, niet vlug en niet langzaam van de zaal aangewandeld, daalde de vijf treetjes van de winkel af, waar zijn vader hem van achter uit de donkerte al tegenkwam en zei: „Het is mis, vader." „Dat spijt me, m'n lieve jongen, maar de Heere heeft het beslist voor ons nog verkeerd geoordeeld. Nu maar weer flink doorgewerkt en gehoopt op het volgend jaar," was dan vaders antwoord ongeveer. En diezelfde avond zat de zoon weer op het opkamertje achter de winkel voor zijn boeken en arbeidde als gisteren en eergisteren. Dat ging zoo jaar op jaar. Tot hij, de dertig genaderd, den voorzatter, daar achter de groene tafel hoorde zeggen; „Nummer zeven, mijnheer Kwedelboom, u is geslaagd: we kunnen u de hoofdakte uitreiken." Toen richtte Jan Kwedelboom zijn bonkig, lachend gelaat op, koek over heel de commissie heen, lichtte zijn slingerarmen wat op en zong: „Ik dank u, heeren!" In de handen klapte hij een keer, en lachte maar. Dc commissieleden keken elkaar wat bedremmeld aan en lachten wat witjes, tot Jan Kwedelboom nog eens in de handen klapte, als een kind van tien jaar, waarop de heele commissie in eens in een schaterlach uitbarstte. Zoo blij waren ze met Jan Kwedelboom, meende hij. Maar toen even daarna de schaterlach weer op klonk, moest Jan Kwerlelboom toch even naar den een en den ander kijken. Lachten ze om hem? En niet mr.t hem? Waren ze dan niet blij, heel binj, dat ze hem de akte konden geven? Waren ze niet blij, als hij? Hij pakte het heele bundeltje papieren bij elkaar, groette en huppelde naar de deur, zoo licht als zijn logge lichaam dat toeliet. Nauwelijks had- hij üe zaaldeur achter zich dicht, of er klonk een scha terlach in de zaal, als Jan het daareven niet ge hoord had. Toen wiet hij, dat dc heeren hem uit lachten, hem bespotten. Op een sukkeldraf je liep hij door de stad, kwam in het bekende straatje, zakte de treetjes af naar <le winkel. Het oude manneke had daar al uur aan uur tusschen de potten en pannen geschar reld, als al zooveel jaren die onaangename dag. Hij had de tijd slechts gedood. Telkens was hij opgeschrikt, nadat de klok vijf had geslagen, tel kens, als hij buiten een voetstap hoorde. Lieve vader, ük ben geslaagd; hier is het dingP zong hij van dc deur af zijn vader tegen, een papier in de hoogte houdend. 't Oude baaske trippelpaste van achter uit het rwinkeltje op zijn zoon af, lachend, met open mond van het zenuwachtig lachen, de beide handen steeds voor zich uitgestoken, tot hij de twee groote handen van zijn jongen aanvatte. „Maar mijn lieve jongen, mijn beste zoon! De Naam des Heeren zij geloofd!" Ze stonden zoo een poosje voor elkaar, de kleine en de groote Kwedelboom, dat is: de oude en jonge. Ze keken elkaar maar aan. En lachten, lachten tegen elkaar en tegen zichzelf. En aldoor schud den ze vier handen. „Maar mijn beste jongen, wat een zegen! Dat moest moeder beleefd hebbenDe zegen is haast te groot. Kom, laten we den Heere er dade lijk voor danken. De oude gooit zijn pet op de toonbank, de hoed van den jonge kwam er naast te liggen, beiden legden ze de gevouwen handen naast elkaar, op de ingekerfde toonbank en vader Kwedelboom dankte den Heere voo- de genoten zegen hardop. De winkeldeur stond nog open. De clandisie was heel klein. Vader sprak met korte zinnetjes in het gebed, met lieve kinderwoordjes. Hij dankte voor het groote geluk. Zijn gebed was kort. Het „amen" was nog niet over zijn lippen gesuisd, of zijn zoon nam het dankgobed over. Hij sprak uit de volheid van zijn gemoed. Ook met die lieve kinderwoordjes van zijn vader, maar hij was er rijker in, had veel ruimer woordenkeus en hoefde niet in herhaling te vallen. „Amen," zong de jonge Kwedel3x>om ten laatste. „Amen, ja amen," herhaalde de oude Kwedelboom nog eens, alsof hij er eenige spijt over voelde, dat het gebed nu wezenlijk uit was. Maar was dat nu allemaal eerlijk gemeend? Of waren dat misschien schijnheilige femelaars? Daarover waren de buren het in die dagen nog niet eens met elkaar, hoewel ze die menschen toch al zooveel jaren kenden. Het was torih geen wonder, dat Jan Kwedelboom vanaf zijn slagen voor de hoofdakte feitelijk niet goed wist, wat hij met zijn tijd in dc lange avou- den beginnen moest. Zes lange jaren had hij noo- dig gehad om voor de onderwijzens-akte te slagen, en daarna zeven voor de hoofdakte-studie. Dat wil dus zeggen, dat alle tijd, die hij de laatste jaren niet beslist voor zijn school noodig had, gebruikt werd aan de studie .En daar had hij nu in eens niets meer te studeeren. Die twee sucossen in zijn loven had hij enkel aan zijn voorboeldelooze vlijt en zijn onverstoorbaar doorzettingsvermogen te danken gehad. En wat nu te doen? „Het is feitelijk een groot geluk geweest, vader, dat mijn 6tudie zoo lang geduurd heeft. Maar nu ga ik alle tijd aan mijn schoolwerk geven. 0, i.k kan nog zooveel voor de school doen, al heb ik vroeger mijn plicht aan de school niet verwaar loosd." Nu zat hij de heele avond met de schoolschriften voor zich. En als hij de stapels afgewerkt had, draaide hij zoo'n hoopje om, en begon van voren af aan na te kijken: hij kon de eerste keer wel eens wat overgeslagen hebben. Voor vereenigingsleven had hij nooit tijd gehad. Hij moest studeeren. Echter met deze uitzondering dar toch, dat hij elke week één halve avond aan de Jongelingsvereeniging gegeven had, en van jongen van veertien jaar af. Zondagsschool ge houden, zonder ook, in al die jaren, maar één keer over te slaan. Zijn schoolwerk, altijd heel goed in orde, was na het examen in de puntjes. Met zijn lachende ge dicht sprak hij zijn lieve woordjes tot de kinderen, zag nooit verkeerde bedoelingen, of deed, of hij die leelijke dingen niet merkte en bdheerschte een klas van tachtig kinderen evengoed als een van veertig. Een nieuwe leerling, of ook wel eens een heel nieuwe klas, keek de eerste dagen een beetje vreemd naar dien kindcraohtigen lummel, maar dat hield al heel gauw op. Hij had eens zoo'n bengel van een jongen, die hem 's wilde probeeren. Na vier uur zegt meester Kwedelboom; „Willem, die sommen zijn nog niet af. Dan zal ik hij je blijven, tot je klaar bent." „Dat kan morgen toch wel," snauwde de brutale jongen tegen hem, „Nee, Willem. Er staat geschreven: Stel niet uit tot morgen, wat gij heden doen kunt. Kom, laten we samen gauw beginnen." De jongen weigerde en liep de school uit. Do meester liet hem gaan, maar stond een half uur later bij hem aan huis. De moeder, ook niet op haar mondje gevallen, gaf den meester van katoen, waar de jongen bij stond. De meester is een half uur later aan de winkel, waar de vader werkte. Ook die was niet toeschietelijk. Meester Kwedel boom nu naar den bovenmeester en vertelt het geval. Met hun beiden naar de ouders. Lang ge praat Resultaat: de jongen gaat met meester en bovenmeester mee naar de school, maakt daar dc sommen af, was totaal ontwapend door de onv&c* 'Fragment van de toren der Ned. Hero. Kerk te Oud-B eijerland.. stoorbaro goedheid van dion Kwezel, die maar lachte, omdat nu de sommen af waren. Eerst daarna kwam hij in het potten- een pannen- winkeltje bij zijn vader aan. Had hij altijd al een goede naam gehad als schoolhouder, na zijn examen wist elk der col lega's in de stad een anecdote van hem te vertel len, wat zijn voorbeeldelootae ijver voor dc school betrof.. De griffels nam hij voor de kinderen mee naar huis om er mooie puntjes aan te slijpen. Al lachte men om ihem, men had groote waardeering. Op een avond doet hij voor zijn .bovenmeester" een boodschap bij een anderen bovenmeester. „Zoo, moester Kwedelboom, het doet me genoegen, dat ik je eens bij me heb. Nee, ga nu niet dadelijk heen. Laten we eens wat praten. Ik heb zooveel over je gehoord, vooral over je ijver voor de school. Kom, ga wat zitten.... En vertel me eens: heb je nu al eens gesolliciteerd voor hoofd ecner school?" „Nee, meester", zei de slungel, die met zijn lange armen en beenen geen raad wist, „dat zou ik niet durven doen. Ik weet niet, of dat de weg is." Daarbij zette hij een gezicht, dat duidelijk aangaf: hoe komt U tot zoo iets? Verwacht U dan zulk een onbeschaamdheid v^n me? blaar meester Kwedelboom, dat moet je doen, vent Jij moet bovenmeester worden, op een kleine plaats. Dauar ben jij de aangewezen man voor. Je groote ijver en je alleen leven voor de school maakt je tot zoo iets geschikt. Dp een klein plaatsje zou je ook voel voor de ouderen kunnen doen, voor de opgroeiende jeugd ook. En dan evangeli satie-arbeid. Kwedcl wreef zijn lange handen over elkaar, zoo dat de botjes kraakten, hief zijn haaiden nog wat hooger en zei: „Ik moet doen, wat de Heere zegt, meester. Dat alleen. Als ik hier uit de stad weg moet, zal de Heere mij wel wegsturen. Hij zal mij wel roepen, als dat noodig is. Jan Kwedelboom moet gehoor zaam blijven, meester. De I-Ieere regeert do we reld en de menschen". Het heele groote gezicht van den lobbes lachte «laarbij. Scherp keek de vreemde bovenmeester naar hem. „Maar jongen, misschien zegt de Heere nu juist tegen je door mijn woorden, die me daar zoo in eens inschoten, dat je daar eens over moet den ken". Hcl-op lachte de lobbes en zei: „Dat zou wel kun* nen wezen, moester." Dc vreemde meester meende tooh te merken, dat het denkbeeld den grootcn lummel niet onaange naam was. Daarom zei hij verder: „Maar als je er toe overgaat, dan raad ik je aan een vrouw te zooken. Ze hebben op een dorp niet graag een ongetrouwden bovenmeester. Heb je daar wel eens over gedacht?" „Zeker meester, heol dikwijle zelfs.1' De botjes knapten weer in zijn handen, die hij als schroeven door elkaar wroef. Zijn open gcaicht lachte den bovenmeester togen. „Dan moet jc eens rondkijken, kjjrcl! Zie eens om je heen: er zijn in de wereld meisjes genoeg". „Neen, meester! Dat kan ik niet doen. Dat mag ik' niet. Ik kan niet meer doen dan er om bidden." De bovenmeester streek 's met de volle hand ovcis zijn kale schedel. .(Wordt vervolgd)* Wit: (10): Kh3, Da5, Tel, Tfl, Lc6, Lf4, Pc8, Pg2, pi. d2, g5. Zwart (12): Kf5, Da7, Td5, Th7, Lc5, Lg6, Pf8, pi. c2, dG, f7, g3, h4. binnen acht Invulraadsel De bedoeling is om de onderstaande rijen mot letters in te vullen, .zoodiat er woorden ontstaan, waarvan de middelste lettere van boven naar be neden gelezen een bekend spreekwoord vormen. De beteekenis der woorden volgt hieronder: achting, hulde, krachtig, vlaktemaat. iets waarin men dingen draagt, gravure. riviertje in Limburg, echtgenoote. stengel, handvat, bezittelijk voornaamwoord, mannelijk rund. meisjesnaam, orgaan, abeel. kei kroes, mannelijke bij. kerkgebruik. bevel om halt te houden, woretelplek, kampplaats, latijrsch: ik doe. kortechri ft. Vereenigde Staten, vrijbuiter, nat, koud. Wat Israël in de woestijn at. SCHAAKRUBRIEK Redacteur: W. J. H. CARON. Jacob Marisstraat «2, Amsterdam-West. Men wordt verzoebt correspon dentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 509 Van: E. LAZDINS 1 i tü i JPfS pPf 41 lü m - ff Wit begint en geeft in twee zetten mat. Wit (9): Kgó, Df5, Te2, Td8, La7, Lg8, Pg4, pi. 1)2, d3. Zwart (7): Kd4, Dc5, La8, LdG, Pb3 Pl>4, pi. c7. Probleem no. 510 Van: M. WROBEL De oplossingen der vorige problemen hopen wij, in verband met de rectificatie van no. 507, in de volgende rubriek te publiceeren. CORRESPONDENTIE G. G. d. H. Dank voor inlichtingen en uitknipsel. Zal het retournceren. B. P. en F. I. v. B. Zal Uw probleem naaien. J. V. Na 1. Lf5 PX1>5 kan geen mat volgen. Slaan of schaak bieden bij den sleutelzet behoort tot de uitzonderingen. TSJECHISCH Gespeeld te Nottingham, 1936. Wit: Capablanca Zwart: Dr. Euwe 1. d2d4 d7d5 2. c2c4 c7c6 3. Pglf3 Pg8—f6 4. Pblc3 d5Xc4 De Alapin-voortzcting, die den laatsten tijd in hel brandpunt der belangstelling staat. De urgentie van het gambietvraagstuk is hier direct aanwezig in de dreiging b7—b5. Na 5 e2—e3 geschiedt dit reecis dadelijk, waarna bovendien b5b4 en Lc8— a6 kan volgen. 5. a2a4 Lc8f5 Nu Zwarts plan verijdeld is, brengt hij zijn dame looper buiten den keten d.w.z. voordat e7e6 ge speeld wordt. 6. o2e3 Hier kan ook 6. Pe5 gespeeld worden, gelijk oa. Aljechin beproefd heeft tegen Euwe in de match, maar zonder succes. Ook Vidmar kon hiermee te Nottingham tegen Euwe geen bevredigend spel verkrijgen en verloor. 6e7e6 7. LflXc4 Lf8b4 Met deze variant kreeg Flohr gevoelig klop van Ragosin (Moskou 1936) Sindsdien hickl men deze voortzetting voor weerlegd. Maar Euwe heeft de zaak opnieuw onderzocht. 8. 0—0 0—0 9. Pf3e5 Ragosin speelde hier 9. Ddle2, hetgeen wel ster ker schijnt, zooals spoedig te zien is. Het is voor de theorie eenigszins jammer, dat Capablanca deze voortzetting, waarmee Ragosin zulk fraai spel ver kreeg, niet gekozen heeft 9c6c5 10. Pc3a2 De -zet, die gebruik wil maken van de geringe speelruimte van den loaper en waaraan men Rago- sin's overwinning toeschrijft. 1 0Lb-ia5 11 d4Xc5 Dd8Xdl Oogenschijnlijk slecht, daar wit de open d-lijn met' een toren gaat bezetten. In werkelijkheid speelt dit geen rol en krijgt zwart het beste spel. 12. Tfl X dl Lf5c2 Indien in plaats van 9. Pe5 door wit 9. De2 ge speeld was, zon de tekstzet niet mogelijk geweest rijn. Nu wordt de toren opgejaagd. 13. Tdl—«14 La5c7 Het blijkt duidelijk, dat 9. Pe5 niet goed geweest is. 14. Pe5—f3 Pb8cö 15. Td4d2 Lc2g6 Zwart staat prachtig ontwikkeld in tegenstelling met wit: men lette op Lel en Tal. Onjuist zou LX ai geweest zijn wegens Pc3! Stand na 15. Lc2—gG 1 i U i m i i i Hï i Jjj BS Si 1 HÜP PP JVit begint en geeft in twee zetten, mat. 16. b2bi Te Moskou bleek dit een zeer krachtige zet, maar onder gewijzigde omstandigheden! 16. a7a51 Oin pion c5 te ondermijnen. 17. bib5 Het ver opspelen der pionnen is lang niet altijd ontplooiing van kracht. Ook «leze stelling toont eu Iks. 1 7Pc6e5 18. Pf3Xe5 C«?>dwongen; op 18. Le2 volgt Pfft—e-l! 1 8Lc7XeS 19. Lel—b2 PÏG-ci De Ruilbeurs - Boven-Hardinxveld Ten diens'e van de lezers der Ver. Chrht. Pers De vacanties zijn geëindigd. We hebben tochten gemaakt door ons land en veel genoten. In gedach ten zien we al de mooie plaatsen waar we geweest zijn. We willen graag een verzameling hebben, waarin niet alleen foto's maar ook een beschrijving van de streek die we doorkruisten, is opgenomen. Hoe daaraan te komen? Die gedachte is wellicht bij velen van ons opgekomen. Daarom hebben wij een Ruilbeurs geopend, die U daarbij helpen wil. Verschillende firma's geven albujns uit, die geheel aan Uw wenschen voldoen. De inhoud vau Uw koffers moet weer opgeborgen worden en ongetwij feld komen daaruit bons en plaatjes te voorschijn van de chocolade en andere lekkernijen, die bij een vacantia hooren. Zendt die aan ons op met de andere bonnen, die U nog thuis had, dan sturen wij U daarvoor de soort bonnen en plaatjes, die U noodig hebt om het album te vullen. Ons adres is: De Ruilbeurs te Boven-llardinxveld. Wilt U eerst een ruil formulier ontvangen, ter ver* eenvoudiging van Uw aanvraag, vul dan onder* staande bon in, die als drukwerk aan ons kdE' gezonden worden. Wil s.v.p. gratis ruil formulier zenden aai Naam: Adres; Woonplaats: - Datum: Onze Ruilbeurs heeft het volgende reglement: 1 Het is aan „De Ruilbeurs" de waartic der bons en plaatjes te bepalen. 2 Iedere aanvraag moet voldoende gefrankeerd zijn. 3 Bij iedere aanvraag moet 15 ct. worden ingeslo ten, bij meer dan 500 punten 20 cent (aan 4 Als het gevraagde niet in voorraad is, wordt Uw aanvraag genoteerd en deelen wij dit mede in ons Zondagsblad. 5 Uit voorgaand art. volgt: vul 6tce«ls duidelijk in van welk blad der V.C.P. (Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant, Nieuwe Utrochtsche Courant, Nieuwe Leidsolie Courant, Dordtsch Dagblad) U lezer is. 6 Stuurt U te veel punten, dan kunnen die ge* iboekt blijven tot een volgende zending. OPLOSSING Van het Kruiswoordraadsel in 't vorige Horizontaal: Costa Rica, Aaien, Eems, Mare, Band, Padi,. Uden, Sene, Debat, Geelzucht. Verticaal: Cherbourg, Sam, Tas, Rem, Ina, Abstinent, Eland, Reden, Ede, Nel, Sau, Etc. 20. Td2c2 Le5Xb2 21. Te2Xb2 PeiXc5 Hier gaf Euwe remise, hoewel hij het beste spel heeft. De partij is lang niet doodgeloopen en biedt nog kansen. Daar het Euwe doorgaans niet aan strijdlust ontbreekt, is zijn beslissing n-iet erg be grijpelijk. Onwillekeurig denkt men ook aan Euwe's partij tegen Lasker, die ongeveer gelijk 6tond en waarin Euwe tot zijn schade op winst ging spelen. Het is dan ook vrijwel zeker, dat Euwe in den eindstand een nog eervoller plaats eou ingenomen hebben overeenkomstig zijn stand! zoo hij een natuurlijke tactiek toegepast had: remise bij gelijke stelling; doorspelen, als er kansen zijn. Het salaris der Fransche afgevaardigden Frankrijk wa6 steeds zeer royaal tegenover zijn' vertegenwoordigers. Vanaf 1614 ontvingen de loden van de Staten-Generaal voor iedere zitting 30 lires (voor de gewone leden), 50 lires (voor de bisschop* pen en aartsbisschoppen) en 60 lires (de kardinaal en de twee maarschalken van Frankrijk). Na de groote revolutie bedroeg de vergoeding 36 frs. pee dag, benevens 70 frs. per maand voor porto en 330 frs. (per maand) voor reis- en verblijfkosten. Hot costuum werd door den Staat betaald. In 1797 vcr.« vielen al deze gratificaties en kreeg men een vasfi salaris van 10.000 frs. per jaar. Gedurende Lode* wijk XVIII werd dc salariccring van deze ambtcni afgeschaft en eerst in 1848 weer hersteld. Toon be* droeg het salaris der „députés" 12.500 frs., dat voois „senateurs" 30.000 fra. Onder dc derde republiek werd het gebracht op 15.000 frs. voor senatoren en' 9000 frs. voor députés, en tien jaar later werd het gelijk voor Wide categorieën (15.000 frs.) 393

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 14